N'. 284
131® Jaargang.
1888.
V rijdag
30 November.
Bit blad verschijnt d a g e 1 ij k s,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën; 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels/l.50;
iedere regel meer ƒ0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Middelburg 29 November,
Rechtszaken,
Onderwijs,
1IDDELBURGSGHE COURANT.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Viy Mestdagh Zoon, te Goes; A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl. te Zierikzee: A. G. de Moou en te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen.
Verder 'worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen- en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmar te Rotterdam, en de firma B. van de*
Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger
voor België A. Grosjean Co. te Brussel.
Het is bij de noodlottige zeeramp vóór Scheve-
ningen gebleken, in welk een droeven staat de
reddingsmiddelen aldaar verkeeren. Niettegen
staande men ze nu en dan probeert maar
meestal bij zeer kalm weer werden zij op het
oogenblik dat zij noodig waren onvoldoende be
vonden, en verloren voor het oog van honderden,
die dit moesten aanzien zonder hulp te kunnen
bieden, tientallen van wakkere mannen op vree-
selijke wijze het leven.
Dit is een gruwel en voor onze natie een
schande geweest.
Wat heeft men aan reddingsmiddelen die, als
zij moeten worden aangewend, onbruikbaar en
doelloos blijken
Scherp maar met grond zegt de briefschrijver
der Am. Crt. naar aanleiding hiervan«Zoo iets
maakt mijn bloed nog sterker aan het koken
dan al de moorden van Jack the Rapper''' en hij
schrijft verder: »Voor dat men een dei de poging
tot redding wagen kon, had men de hoofden dei-
schipbreukelingen met den mast, waaraan zij zicb
vastklemden, voor bet laatst onder de golven zien
gaan en niet weer boven komen. De nalatigheid
der menscken bad de door de zee aangevangen
ramp voltooidEn wanneer men nu 's zomers
op een mooien avond op bet terras van bet
Badhuis bijeen zit, dan ziet men eenige heeren
proeven met de vuurpijltoestellen doen. Dan
marcheert alles uitstekend, en worden er bandjes
gegeven en lachjes gewisseld en complimenten
gemaakt door en aan de autoriteitenen de
toeschouwers denken niet anders dan dat er op
onze kust toch uitstekend gezorgd wordt voor
de middelen tot redding van schipbreukelingen;
dat doet hun menschlievend hart goed. Het schijnt
met die toestellen te Scheveningen te gaan als
met de brandbluschmiddelen op een afgelegen
dorpals de brandspuit geprobeerd wordt, gaat
alles opperbest, maar bij wezenlijken brand is
niets op zijne plaats en bet bedienend personeel
den kop kwijt".
Door bet gebeurde is op dit oogenblik ons
reddingstelsel weer ter sprake gekomen en bet
zou zeer onbillijk wezen, wanneer wij, naar aan
leiding van bet te Scheveningen gebeurde, over
het hoofd zagen wat er voor goeds in deze is
verricht, hoe dikwijls wakkere mannen, metbreede
schouders, stevige vuisten en door weer en wind
gebruinde gezichten, hunne pogingen tot
redding, met levensgevaar aangewend, zagen be
kroond met gunstig resultaat.
•De Noord- en Zuid-Hollandsche Reddingsmaat
schappij heeft in deze toch ook veel goeds verricht.
Maar de vraag, die de Nieuwe Courant, een
orgaan dat te Alkmaar verschijnt, doet is zeker
niet te onpas«hebben de Noord- en Zuid-Hol
landsche reddingsmaatschappij en de brave stichters
van het fonds tot ondersteuning van de nablijven-
den dergenen, die hij een poging tot redding
omkomen, niet plichten op zich genomen die
eigenlijk op 't gouvernement rusten
«Nederland zoo schrijft dit blad is nog
altijd een natie, wier hoofdbedrijf handel en scheep
vaart is, en zou men daarom niet met billijkheid
mogen verwachten dat de staat alle mogelijke'
maatregelen neemt om 't inloopen van onze havens
zoo gevaarloos mogelijk te maken en door een
goed ingerichten dienst redding aan te brengen,
waar zulks mogelijk is
Zou van een vast aangestelde kustwacht niet
meer mogen geëischt worden dan van de vrij
willige instappers der reddingsboot?
Voorzeker verdienen de mannen, die bij nood
weer lijf en leven wagen, iets meer dan de schrale
belooning, waartoe de reddingsmaatschappij zich
met 't oog op de financiën moet beperken.
«Maar dat zal heel wat geld kostenzegt
wellicht deze of gene.
Welnu, dat zal 't ook, en toch is dit geld niet
weggeworpen.
«Dat zal heel wat geld kostenzeide men ook
te Amsterdam, toen de brandweer opnieuw werd
georganiseerd en ofschoon 't budget der hoofdstad
dit nog jaarlijks kan getuigen, niemand zou, om
eenige duizenden guldens uit te winnen, tot den
vroegeren toestand willen terugkeeren. Heeft
men meerdere uitgaven, de veiligheid is daardoor
verhoogd en kapitalen, die anders door brand
nutteloos zouden verloren gaan, blijven behouden.
Zoo zou 't ook in dit geval gaan.
Moet 't reddingswerk langer afhangen van de
goedwilligheid van vletterman of sjouwerman,
of moet de staat hier, als 't noodig is, kunnen
bevelen
Mag men van den instapper der reddingsboot
langer vergen, dat hij zijn leven en 't lot zijner
nablijvenden op 't spel zet voor een kleinigheid
Neen, de wachter op onze kusten, de redder van
schipbreukelingen, de man die in de gewone
omstandigheden hard moet i werken om 't brood
voor zijn gezin te verdienen, behoort een bezol
diging te genieten, eenigermate geëvenredigd aan
de gevaren, waaraan hij zich blootstelt, en de
staat beeft 't recht niet langer op zijne goedwil
ligheid te vertrouwen.
Meer dan een dier wakkere zeerobben gevoelt
een tweestrijd, wanneer bij wordt uitgenoodigd
in te stappen, bij 't denken aan de zijnen, aan
vrouw en kinderen, die hij wellicht door zijn
kloeken moed tot weduwe en weezen zalmaken.
Zulke gedachten mogen hem niet langer
drukken bij zijn reeds zoo moeitevolle taak.
»Maar men begint immers reeds voor hen te
zorgen, door 't stichten van dat reddingsfonds
merkt misschien deze of gene lezer aan.
Wij antwoorden daarop
Al zou 't kapitaal van dat fonds ook rente
genoeg afwerpen tot voldoende ondersteuning,
iets dat in de eerste jaren nog wel niet waar
schijnlijk is, de ondersteuning blijft in elk geval
een aalmoes, door de liefdadigheid verstrekt.
't Gouvernement schuift, door den tegenwoor-
digen toestand te bestendigen, zijne verplichtingen
op de schouders der philantropie.
'tIs meer dan tijddat er een bezol
digde kustwacht worde aangesteld,
en dat de Staat de verzorging van weduwen en
weezen op zicb neemt, als de menschenredder
den dood vindt in de uitoefening van zijn bedrijf,
alsmede wanneer hij daarbij ongeschikt tot
werken wordt.
De minister, die een vaste, bezoldigde kust
wacht tot stand brengt, zou zich daarmede een
eerezuil stichten en den dank van velen inoogsten."
Wij beamen ten volle deze woorden. Moge men,
liever dan zich te verdiepen in politieke harre-
warrerijen, aan dit belangrijk vraagstuk van zuiver
practischen aard, en voor onze zeevarende natie
van zooveel belang, spoedig zijne volle aandacht
eens schenken
Dan kan er uit het te Scheveningen gebeurde,
waarover wij ons te schamen hebben, nog iets
goeds voorkomen.
Onlangs is door onzen minister van hinnenl.
zaken eene beslissing genomen, die mij aldus
schrijft men ons wel wat vreemd voorkomt.
Door Z. E. is nl. uitgemaakt, dat burg. en weth.
het recht hebben aan openbare onderwijzers te
verbieden privaat-onderwijs te geven. Op grond
van welk wetsartikel mag men vragen.
Art. 35 der onderwijswet zegt»Het is den
(openbaren) onderwijzers op straffe van ontslag
verboden handel te drijven of eenige nering of
beroep, behalve het geven van onderwijs, uit te
oefenen." De beschikking van den min. druischt
dus rechtstreeks tegen de letter der wet in, doch
daar met »het geven van onderwijs" wel bedoeld
zal zijn «het geven van onderwjjs aan de school,
waarop de onderwijzer werkzaam is," zoo is deze
tegenstrijdigheid slechts schijnbaar. Doch er is
wat anders.
Moet het geven van privaat-onderwijs als een
beroep beschouwd worden Ik durf beweren dat
weinigen deze vraag bevestigend beantwoorden,
maar laat ons voor een oogenblik aannemen, dat
het wel een beroep is. Dan is volgens het aan
gehaalde art. het geven van privaatlessen voor
ieder openhaar onderwijzer eenvoudig verboden, en
burg. en weth. behoeven hier niet nader tusschen-
beide te treden. Niemand hunner mag dan
privaat-onderwijs geven, tenzij (wat ik betwijfel)
het 2e lid van art. 36 ook op art. 35 slaat, en
dan berust de ontheffing van het verbod alleen bij
Ged. St. Burg. en weth. hebben ook dan geen stem
in 't capittel.
En als nu het geven van privaatonderwijs geen
beroep is, mogen dan burg. en wetb. den onder
wijzer beperken in bet gebruik van zijn vrijen tijd,
anders dan krachtens de wet En is er een wet
of voorschrift, hetwelk hun rechtstreeks veroor
looft te instrueeren, dat de onderwijzer zich van
het geven van onderwijs huiten de school te
onthouden heeft?
Of is zulk een wet niet noodig Is het ge
meentebestuur hier zelf de wet Mag dan een
gemeentebestuur letterlijk alles verordenen, wat
niet in strijd is met de wetten of het algemeen
belang Mag een gemeentebestuur bjjv. zijn
ambtenaren verbieden buiten diensttijd hun tuin
te bewerken, of te gaan wandelen of hun kamer
te behangen
Als dat zoo is, ja, dan zijn wij uitgepraat, maar
dan kan men gerust zeggen, dat onze plaatselijke
besturen een waarlijk souvereine macht bekleeden.
Maar als dat niet zoo is, dan, dunkt mij, mag
zelfs de min. een beschikking, als waarvan hier
sprake is, niet bekrachtigen.
Yan algemeen belang gesproken, zou dit niet
betrokken zijn bij bet besluit van den Montfoort-
schen gemeenteraad, die aan twee onderwijzers
en een onderwijzeres ongevraagd ontslag gaf op
geen anderen grond, dan dat tegenwoordig goed-
kooper werkkrachten voor de schooi te trekkenzijn?
De min. meent van neen. Ik vrees, of liever
ik hoop, dat velen met Z. E. van gevoelen zul
len verschillen. Ik voor mij meen, dat zulk een
besluit, nu het van hooger hand gesanctioneerd
is, niet alleen tegen het algemeen belang van
de betrokken gemeente, maar zelfs tegen dat van
het gansche land strijdt. Of moet zulk een zwaard
van Damocles niet hoogst verlammend op de
veerkracht en den lust van alle openb. onder
wijzers werken Wie is nu nog zeker van zijne
betrekking Montfoort is voorgegaan, Smilde
is reeds gevolgdik weet zeker, dat hondei-dern
bij de bekende liefde van vele gemeente
besturen voor onderwijs in bet algemeen en open
baar onderwijs in bet bijzonder, in angst ver
keeren, dat morgen ook hen het doodelijk wapen
zal treffen. Wat of die mannen met lust zullen
werkzaam zijnEn waar blijft het geloof aan
de goede trouw van de gemeentebesturen, van
de wet en van alle gezag, waarop men tot nu toe
pleegde te bouwen als op een rots O, wonderbare
tegenstrijdigheid Aan de eene zijde wordt, den
kelijk ter zeer twijfelachtige behartiging van het
algemeen belang, den onderwijzer verboden buiten
de school nuttig te zijn, aan de andere zijde
wordt hij in de school met lamheid geslagen, als
of het algemeen belang daar geheel vreemd aan
ware Wat blijft er zoodoende over van de mo
raliteit van het gezag
Is bovendien het raadsbesluit ook niet in tegen
spraak met de wet Met de letter zeker niet,
maarmet den geest ongetwijfeld. Ik kan onmogelijk
aannemen, dat het de bedoeling des wetgevers
geweest is, het bestaan des onderwijzers op zoo
losse schroeven te zetten. En als dat zoo is, dan
zijn besluiten als van Montfoort en Smilde eene
trouwelooze gebruikmaking van en dsn is de
juncti van den minister eene partijdige beschik
king gegrond op een hiaat in de wet.
Bij kon. besl. is benoemd tot notaris binnen'
het arr. Utrecht, ter standplaats Maarsseveen,
J. de Klerck, thans notaris te Dinteloordtot
notaris binnen het arr. Zwolle, ter standplaats
te Stad-Yollenhoven, M. J. van Krieken, candi-
daat-notaris te Culenborg.
Verder is benoemd:
a tot raadsheer in het gerechtshof te Amsterdam,
mr S. M. S. de Ranitz, thans officier van justitie
bij de arr .-recht bank te Arnhem
b tot officier van justitie bij de arr.-rechtbank
te Arnhem, jhr mr G. A. Nahuys, thans subst.-of.
van justitie hij gemelde rechtbank.
Bij het kabinet des konings zijn benoemd
tot adjunct-commies D. J. Beek, thans eerste
klerktot eerste klerk A. H. Swijser, thans
tweede klerktot kamerbewaarder J. V. Engers,
met bepaling dat deze betrekking door bem te
zamen met die van concierge zal worden waar
genomen'
Het eenig gedicht door Jan van Beers, den
veelbetreurden Ylaamscben zanger nagelaten, zal
in bet December-nommer van De Gids verschijnen.
Het is getiteldDe idylle van Vader Matthijs.
De conclusie in zake de procedure tusschen den
beer J. F. de Booy te Breda, eiscber, en mr W.
Albarda te Ginneken, gedaagde, zjjnde eene aan
klacht wegens beleediging en benadeeling van
eer en goeden naam in een artikel in de Bredasche
courant, is, dat de vervaltermijn voor de burger
lijke rechtsvordering wegens beleediging reeds was
ingetreden, toen de eischer zijne aanklacht in
diende, en bij, hoewel hij dit ontkent, als
geabonneerde op de Bredasclie courant, door eigen
verklaring en op andere wijze heeft getoond
geacht te moeten worden het bewuste Btuk te
hebben gekend weshalve pioc. Tijdeman conclu
deert, dat het der rechtbank behage, alvorens
ten principale recht te doen, die feiten, voor-
zoover niet erkend, te verklaren ter zake dienende
en afdoende, en den gedaagde door alle middelen,
rechtens speciaal door getuigen, tot het bewjjs
daarvan toe te laten.
HET TOONEEL.
Van Buffelen en Zoon verraadt de hand van een
geroutineerden tooneelspeler, die juist weet hoe
het publiek bezig te houden, en welke tooneeltrucs
hij moet aanbrengen om het gewenschte effect te
verkrijgen.
Menig tooneelschrijver ziet zijn pennevrucht
afgewezen, omdat hij te weinig rekening hield
met de eischen, voor eene opvoering gesteld.
Anton Anno, de schrijver van Die beiden Reiche-
muller, kende als acteur het klappen van de zweep
en maakte een stuk vol allerdolste en aange
nomen eenmaal de waarschijnlijkheid dat een
logée zoo vrij kan zijn een wild vreemde jonge
dame met haar papa als ondergeschikten op te
nemen in een huis, waarin zij pas als onbekende
den voet zette verklaarbare vergissingen.
Het stuk leent zich niet voor bespreking. Wie
bet zou willen na vertellen, zou daarmee bij hen,
die bet niet zagen, geen succes hebbenen voor
ben, die de tweede abonnementsvoorstelling, door
bet gezelschap-Faassen Woensdag avond in den
Middelburgschen schouwburg gegeven, wèl bij
woonden, een overbodig werk doen.
Te midden van allerlei dwaasbeden klonk toch
nog een waar woord uit den mond van Liesbeth
De Boer, toen zij den ouden heer Van Buffelen
in 't bijzonder en den kooplui in 't algemeen ver
weet dat zij de harten der jongelui ook al be
schouwen als koopwaar, en daarmee handel drijven
als met gewone zaken.
Nu, die jonge dame, een meer bekende figuur
uit een tooneelstuk of een roman, ruw van bolster
maar goed van inhoud, d. w. z. van hart, liet zich
ook niet dwingen, en de afspraak van de heeren
Van Buffelen en De Boer om zoon en dochter te
laten trouwen, zonder dat deze elkander ooit zagen,
kwam verkeerd uit.
Dat het stuk succes had, bleek wel uit het
hartelijke gelach, dat herhaaldelijk weerklonk, en
de warme toejuichingen na het derde en het laatste
bedrijf.
Het eerste en tweede waren mat. Zij dienden
eigenlijk ook meer om ons bij de respectieve
families in te leiden. Wellicht heeft er bij
het eerste,dat ons al te beknopt toescheen
in vergelijking met de andere, eenige besnoeiing
plaats gehad, noodig met het oog op het gemis
aan orkest. Niet onmogelijk toch dat de bespie
geling van Bikker over steenen elders gezongen
werd. Zij leende zich daar zoo bij uitstek voor.
Over de opvoering hebben wij niets dan lof.
De locale tint, aan het geheel gegeven, gaf ge-
reede aanleiding om van De Boer en zijne dochter
uitstekende typen te maken van een rijken
Noord-Hollandschen kaaskooper en zijn verwend
kind. De heer YanjNieuwland leverde een figuur,
uit de werkelijkheid gegrepen en tot het laatste
toe volgehouden. Evenzoo mevrouw Yau Korlaar.
Niet minder lof verdient de heer Wagemans.
Trouwens deze zal met zijn Bikker wel overal
het leeuwendeel van het succes wegdragen. En
dat verdient hij, want met zijn figuurvoor die
rol als 't ware geknipt, maakte zijn spel een
uitstekend geheel.
De overige, meer kalme rollen werden zeer
goed vervuld; aan mej. v. d. Lugt mag echter
een afzonderlijk woord van waardeering voor
haar lief en zoo eenvoudig spel niet onthouden
worden.
De schouwburg was weêr, even als een vorig
maal, stampvol. Zelfs de plaats voor het orkest
was ingenomen.
Tot afwisseling, om alle partjjen te bevredigen,
zou het zeker niet slecht zijn, wanneer het ge
zelschap den 19en December eens tot ons kwam
met een tooneelspel van degelijker gehalte. Wij
weten dat daartoe wel het plan bestaat bij de
laatste voorstellingen maar na twee maal een
blijspel gehad te hebben, zal zeker wel een ander
stuk den geabonneerden en bet overige publiek
genoegen doen.
Naar men ons van andere zijde meldt is de heer
M. Lindhout niet benoemd tot waarn. hoofd der
school te Haamstede, maar tot tijdelijk onder
wijzer; waarnemend hoofd der school is de heer
H. W. Poldermans.
- De heer D. A. van Houte, benoemd onder
wijzer te Groede, verzoekt ons te melden dat hij
niet is waarnemend hoofd der school te St. Laurens<
Hjj is daar slechts tijdelijk onderwijzer.