131® Jaargang.
1888.
Vrijdag
23 November.
N'. 278:
Middelburg 22 November.
Polderbestuur van Walcheren.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien; 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.van 1-7 regels/l,50j
iedere regel meer ƒ0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Bij deze courant behooren twee BIJVOEGSELS.
MIDDELRURGSCHE COURANT.
Agenten te Vlissingen: P. Gr. de Vit Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van dee Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooij en te Tholen: W. A. van Nieuwenhhijzen.
Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen1 en nemen ook bet algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmak te Rotterdam, en de firma B. van dia
Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor bet Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger
voor België A. Geosjean Co. te Brussel.
Zondagsrust.
Meer dan eens, en nog niet lang geleden,
in ons nommer van 17 September 11. naar aanleiding
van een belangrijk geschrift van den beer S.
Ulfers, den bekenden predikant te Rotterdam,
opperden wij onze bedenkingen tegen de beweging
om Zondagsrust tot in de uiterste consequentie
te willen doorvoeren. Die beweging, zoo schreven
wij, ontaardde te veel in eene zuiver kerkelijke
bewegingen men liep daardoor gevaar op de
vrijheid van anderen inbreuk te maken.
Nu is dezer, dagen in bet licht verschenen eene
vertaling van een rede, eenige jaren geleden op
een congres te Genève gehouden door den heer
Ernest Naville, correspondent van het Institut de
France. Daarin wordt de Zondagsrust behandeld
uit een maatschappelijk en godsdienstig oogpunt;
en uit een voorrede van de beeren G. P. Ittmann Jr
en S. Ulfers blijkt ons dat zij de vertaling van
die rede vooral wenschelijk achtten om een ant
woord te geven op eenige vragen, o. a. ook door
ons gedaan.
Die vragen zijn»Ligt bet geheel buiten de
mogelijkheiddat particuliere hande
ling en wettelijke bepaling in dezen
samen werken Ligt bet geheel buiten bet ter
rein van den wetgever, zich te bemoeien met
eene ordelijke indeeling van arbeid, welke indee
ling van arbeidzooveel mogelijk tot
volkomenheid gebracht, logisch leiden
moet, om moreele, materieele en rationeele be
langen, tot geb odvan Zondagsrust?"
De beer Naville begint zijn rede met onder
scheid te maken tusscben de maatschappelijke
Zondagswet en de godsdienstige. Hij erkende zelf
dat die twee factoren langen tijd vereenigcl ble
ven. »De godsdienstige Zondagswet, door de kerk
geformuleerd, werd door den staat opgelegd en
door den sterken arm gehandhaafd. Die staat
van zaken, vroeger in christenlanden algemeen,
begint van lieverlede overal te verdwijnen. Zoudt
gij daaraan willen vasthouden of hem terugbren
gen vroeg de beer Naville zijn hoorders. »Met
goede bedoelingen ondernomen, zou uwe poging
ijdel blijken. Het voorstel eener Zondagswet
uitgevaardigd uit naam van den
godsdienst en bindende tot welken
godsdienstplicht ook, zou al de levende
krachten der moderne beschaving in bet harnas
jagen. Waarom, is licht te begrijpen.
>Met ieders vrijheid om zijne godsdienstige
meeningen te belgden, met de verklaring dat de
belijders der onderscheidene godsdiensten allen
dezelfde staatkundige rechten genieten en gelijke
aanspraak hebben op het bekleeden van waar
digheden, ambten en bedieningen zijn wettelijke
maatregelen op godsdienstig terrein onvereenig-
baar."
Die erkentenis past geheel in het kader van
onze meening.
In de toestanden der tegenwoordige maatschappij
kan dus geen sprake meer zijn van eene staatswet,
die de inachtneming van den Zondag beveelt uit
naam van den godsdienst of in den zin van
welken godsdienstplicht ge ook maar wilt.
Maar moet hieruit nu volgen dat er ook geene
staatswet behoort te zijn uit een zuiver maat
schappelijk oogpunt, door de wetgevende macht,
niet door de kerk, geformuleerd eene wet, die
er zich toe bepaalt de nijverheid, den landbouw,
den handel op den zevenden dag in hunne open
bare uitingen tegen te houden of'te beperken?
Zou ook zulk eene wet strijdig zijn met de vrij
heid der meeningen
Op die vraag antwoordt de heer NavilleIn
geenen deele. Hij protesteert tegen alles, wat de
vrijheid van geweten aan banden legt. Verplicht
men hem de godsdienstoefening of de mis te gaan
bijwonen, versteekt men hem van de godsdienst
oefening of van de mis zijner keus, daardoor wordt
de vrijheid van geweten aangerand. Maar wordt
hij genoopt zijn magazijn te sluiten of zijne werk
plaats, dit, zegt hij, kan hem wel hinderen maar,
aangenomen al dat zijne belangen er door worden
benadeeld, dat is van minder belang, want zijn
gevoelen kan er niet onder lijden.
Hij verkiest in deze vrije samenwerking boven
staatsmacht; en als hij spreekt van eene Zondags
wet bedoelt hjj niet alleen eene wet van den
staat, maar evenzeer eene wet der publieke mee
ning, eene wet in de zeden verwezenlijkt, zonder
in een wetboek te zijn geschreven, zonder onder
de bescherming der politie te zijn gestold.
"Wat kan men inbrengen tegen dergeljjke wet
Noch het denkbeeld van de vrijheid der meenin
gen, noch de gewetensvrijheidmaar wel het
denkbeeld der vrijheid in 't algemeen. De Zondags
wet is een dwang en de dwang der meening en
der zeden kan even hinderlijk zijn als de dwang
der wet. Doch ook in dit beweren schuilt eene
grove dwaling. Dit tracht de heer Naville aan-
te toonen en door een voorbeeld te bewijzen,
Volgens hem is de maatschappelijke Zondagswet
eene wet der vrijheid.
Als een landbouwer met zijn wagen dwas over
de straat wil gaan staan, dan wordt hem dit
belet krachtens de verordening. Is dit eene
dwangwet Voorzeker neen. Het komt er op
aan, voor het algeuieen de vrijheid van verkeer
te bewaren, die een enkel persoon niet het recht
heeft te verstoren. De politie-verordening is
eene vrijheidswet. En zoo staat het ook met de
Zonsdagswet; zij is een dwang voor enkelen, en
zij is de bevrijding der menigte.
Bij de Zondagsrust-kwestie dient men niet alleen
aan zijne eigene vrijheid maar ook aan die van
anderen te denken.
Wat gebeurt er, wanneer wij anderer vrijheid
vergeten Men wil dan de vrijheid alleen voor
zich, voor de zijnen, voor zijne meening, voor
zijne partij. Van dat oogenblik at wordt de
vrijheid van anderen lastig .en hinderlijk. De
vrijheid, die men alleen voor zich wil, leidt
noodwendig tot heersehzucht. En daarom zag men,
in naam der vrijheid, de gevangenissen bevolken
met onschuldigen en het schavot verrijzen in de
sombere dagen der menschheid.
Dit toegepast op het vraagstuk der Zondags
rust komt de heer Naville tot deze conclusie
Voor hen, die zich in eene onafhankelijke stelling
geplaatst zien, voor den rentenier die genoeg
heeft aan zijn inkomen, voor den meester die
beveelt zonder bevolen te worden, voor al wie
niet staat onder het gezag van anderen is de
Zondagswet een dwangwet. Als iemand iets wil
koopen en hij vindt de winkels gesloten dan is
dit hinderlijk. Als een ander een werk wil uit
voeren en de werklieden zijn uit wandelen, dan
is dit vervelend. Maar die enkelen, voor wie
dit een hindernis is, een dwang, vormen slechts
eene zeer kleine minderheid.
Hoe meer de beschaving zooals zij is toeneemt,
des te geringer het aantal onafhankelijke positiën,
des te grooter het getal van hen, die aan de
machtige raderen van den handel en de nijver
heid zijn vastgeklonken. Een voorbeeld slechts
let op de middelen van vervoer. Wordt' er ver
voerd door middel van rijtuigen, waarvan de
koetsiers voor het meerendeel eigenaars zijn, de
koetsier kan dan den zevenden dag rustenin
Engeland zijn er, die het doen. Maar geschiedt
het vervoer langs spoorwegen, dan verdwijnt elke
vrijheid der vervoerders. En zoo staat het op
menig gebied. De afhankelijkheid wordt grooter
naarmate het collectivisme in de werken onzer
beschaving grooter wordt. Zult gij aan tal van
werklieden, aan beambten bij de posterijen, hij
de telegrafen, bij de spoorwegen zeggen, dat zij
vrij zijn hunne Zondagsrust te nemen Maar
wat, indien hun chef, hun meester, hun patroon,
indien de administratie daarin niet bewilligt
Zij verliezen dan hun brood. Zijn zij huisvaders,
zij verliezen het brood hunner kinderen.
De. maatschappelijke Zondagswet moet derhalve
in haar wezen zijn de bevrijding van gedwongen
arbeid of de erkenning van het recht op rust.
Naleving van deze wet is eene maatschappelijke
weldaad van den eersten rang en het geldt hierbij
een waarlijk humanitair helans.
In het tweede deel zijner rede behandelde de
heer Naville de godsdienstige zijde van het vraag
stuk, en verklaarde dat de godsdienstige wet na
tuurlijk alleen van zedelijke strekking is. Wij
kunnen deze beschouwing hier laten rusten, als
niets afdoende voor of tegen ons betoog.
Wat wij uit het eerste deel der brochure aan
haalden namen wij over gedeeltelijk als bewijs
van instemming,hoofdzakelijk echter om onze lezers
op de hoogte te brengen van een duidelijk woord
in het belang eener goede zaak. Maar toch be
vredigde dit ons lang niet en loste het niet op
de bezwaren, door ons geopperd.
Waar de heer Naville meer het oog heeft op
onafhankelijken, aan wier vrijheid door een Zon
dagswet wordt te kort gedaan, daar sprak hij
met geen enkel woord over de afhankelijken
die, de gansche week druk werkzaam, Zondags
door zulk een wet gevaar loopen verhinderd te
worden in hunne vrijheid om zich eene gepaste
ontspanning te verschaffen. En die vormen waarlijk
geen minderheid.
Eene consequente toepassing der Zondagsrust
zou voor hen eene tyrannie worden, die niet te
verdedigen valt, zelfs niet door warme voorstan
ders van Zondagsrust als de heer Naville, wiens
betoog op dit punt alleszins in billijkheid tekort
schiet.
Een rentenier, een patroon heeft door de week
genoeg gelegenheid om zich te ontspannen, fa
milie elders te bezoeken, of inkoopen te doen
voor menig ondergeschikte bestaat die alleen
op Zondag.
Aan dit bezwaar dient men te denkenen dit
geschiedt bij het tegenwoordig streven naar de
bevordering van Zondagsrust nog te weinig. Dit
doet menigeen juist om langs dien weg tot Zon
dagsheiliging te geraken.
En wij zijn hiervoor bevreesd, omdat wij er dit
gevaar van duchten, dat wij tot vroegere toe
standen zullen terugkeerendoor den heer
Naville zelf aan het begin zijner rede aangehaald,
en een godsdienstige Zondagswet opnieuw door
den staat ons opgelegd en door den sterken arm
gehandhaafd zal worden.
Door Z. M. is het grootkruis van de Eikenkroon
geschonken aan den heer mr J. H. Geertsema Czn,
's konings commissaris in de provincie Overjjssel.
Volgens zijn antwoord op het voorloopig verslag
over zijne begrooting volhardt de minister van
binnenlandsche zaken bij zijn meening dat de
omstandigheden eenige inkrimping van uitgaven
voor rijkskweekscholen en normaallessen alles
zins toelaten. Beperking van de eischen in art.
24 der onderwijswet en betere regeling van de
rijksbijdragen ban de gemeenten, zijn punten, die
deel uitmaken van de gedeeltelijke herziening dei-
schoolwet, welke ook voorziening zal inhouden
omtrent den leeftijd, dien de kinderen moeten
bereikt hebben vóór zij op school worden toege
laten en van dien waarop zij de school moeten
verlaten.
De handelwijze van sommige gemeentebesturen
om te komen tot vermindering der onderwijsuit
gaven, zonder te letten op de belangen der kin
deren in de gemeente, die onderwijs behoeven,
verdient in 's ministers oog afkeuring. Het voor
stel tot afschaffing der beurzen voor nieuw toe
te laten kweekelingen beoogt geenszins den toe
vloed van onderwijzend personeel langzamerhand
te verminderen of de kweekscholen aan te tasten
en de normaallessen intact te laten, maar alleen
de aanzienlijke kosten der opleiding aan de
kweekscholen te verminderen en het gehalte der
kweekelingen te verbeteren. Plotselinge afschaf
fing van alle beurzen wil de minister niet. De
opheffing van een der kweekscholen vindt haar
grond in 't groot aantal onderwijzers, die nog geen
plaatsing hebben bekomen en de veelvoudige ge
legenheid die overblijft tót opleiding. De post
toelagen wordt verhoogd met 6000 om aan
elk der kweekscholen, die in stand blijven, 10
beurzen te geven. Bij opheffing van eenige nor
maallessen zal op de belangen van de kweeke
lingen en het onderwijs gelet worden.
In het vervolg van zijne gisteren in de kamer
gehouden redevoering, dat wij slechts een deel
onzer geabbonneerden konden meedeelen, ver
klaarde de minister van koloniën geen afzonderlijk
ontwerp tot regeling der financieele verhouding
tusschen Nederland en Indië te zullen indienen.
Bij de herziening der comptabiliteitswet zal zij
worden overwogen.
Hij ontkende dat de heer Sprenger van Eyck
den gouv.-generaal Van Rees zou hebben tegen
gewerkt. Eene regeling der landrente wordt
overwogen. Intrekking van de opiumpacht in
Atjeh is gewensoht in het belang der bestrijding
van het verzet der Atjehers.
Een overeenkomst tusschen de regeering en de
uitgevers der Javabode over het ontslag van den
heer Brunner bestaat niet, wel eene eenzijdige
verklaring der uitgevers aan de regeering dat
genoemde heer ontslagen was. Willen de uitge
vers daarop terugkomen, dan hebben zij zich tot
den gouverneur-generaal te wenden.
De minister verklaarde vast te houden aan
zijne godsdienstige overtuiging, waarvan hij heil
voor het volk verwacht. Hij wees er op dat de
heer Domela Nieuwenhuis zelf vroeger goddelijke
waarheden heeft beledenis daarmede nu te
rijmen diens aansporing tot opstand vroeg de
minister.
Zijne houding inzake de kwestie-Sol verdedigde
de minister als door de omstandigheden gedwongen
en niet nadeelig voor de rust in Indië. D»
minister hoopt alsnog op voor Nederland eervolle
wijze den Atjeh-oorlog te beëindigen.
Bij kon. besluit zijn benoemd; tot ontvanger
der directe -belastingen en accijnzen te Nieuwer-
sluis c. a. J. A. de Lussanet de la Sablonière,
ontvanger derzelfde middelen te Beilen c. a.
te Yreeswijk c. a. G. Wulfsen, thans te Schagen
c. a.tot ontvanger der directe belastingen, in
voerrechten en accijnzen te Beek (gemeente Ubber-
gen) J. F. van Nieuwkuijk, ontvanger der directe
belastingen en accijnzen te Leende c. a.tot
ontvanger der directe belastingen, invoerrechten
en accijnzen te Eijsden (station) c. a. J. H. Rochell,
ontvanger der directe belastingen en accijnzen
te Nieuw-Buinen (gemeente Borger), tot ontvanger
der invoerrechten en accijnzen te Nijmegen J. C.
E.' Sala, ontvanger der directe belastingen, invoer
rechten en accijnzen te Helmondtot ontvanger
der directe belastingen en accijnzen te Grootegast
c. a. J. H. H. Eelsingh, ontvanger der directe
belastingen, invoerrechten en accijnzen te Maas
sluis c. a.tot ontvanger der directe belastingen
en accijnzen te Maurik A. J. C. Maas Geesteranus,
ontvanger der directe belastingen, invoerrechten,
en accjjnzen te Gramsbergen.
Op het Woensdagavond door de zangvereeniging
van de afdeeling Goes der Maatschappij tot bevor
dering der toonkunst gegeven concert oogstte de heer
A. de Jong, van Middelburg, als violist grooten
bijval in door de uitvoering van het Viool concert
(3 deelen) van F. Mendelssohn, de Aria van J. S.
Bach, de Barcarole van L. Spohr en de Mazurka
van H. Wieniawsky. Den directeur, den heer
C. Samans, werd door de leden der zangvereeni
ging een lauwerkrans aangeboden, als blijk van
waardeering voor het componeeren van een tweetal
stukken, die ten gehoore gebracht en luide
toegejuicht werden. Dit waren Auferstehung voor
gemengd koor en Wanderer's Nachtliedsolokwartet
met viool, violoncel en harmonium. In het laatste
stuk verleende ook de heer De Jong zijne mede
werking.
In de Dinsdag te Westdorpe gehouden raads
vergadering werd aan den heer J. P. Kieboom
op verzoek, wegens gevorderden leeftijd, ontslag
verleend als secretaris der gemeente, onder dank
betuiging voor de trouwe ambtsvervulling en de
gedurende ruim 45 jaren der gemeente bewezen
diensten. De beer M. J. B. Kieboom, zoon van
den ontslagene, werd in dezelfde vergadering be*
noemd als secretaris.
Buitengewone algemeene vergadering heden, Donderdag
middag te half twee uur.
Voorzitter de heer D. A. Dronkers.
Tegenwoordig 18 leden.
De voorzitter stelt aan de orde het eenige punt
der agenda: een voorstel van het dag. bestuur,
houdende aanvraag om machtiging tot goedkeu
ring van de gehouden aanbesteding.
Het voorstel luidt
»In uwe vergadering van 29 September 11. werd
het dag. bestuur gemachtigd, zoo spoedig moge
lijk te doen uitvoeren de navolgende werken
a het uitbreiden van de steenglooiing en het ver
zwaren van de dijksprofiel tusschen de dijkpalen
3 en 6 op den Westkapelschen zeedijk, geraamd
op f 13335 b het verbeteren en uitbreiden van
de steenglooiing en de staketwerken tusschen de
dijkpalen 26 en 28 op voornoemden zeedijk, ge
raamd op 29370; c het hestorten van den
onderzeeschen oever tusschen de dijkpalen 18 en
21 aan de Noordwatering geraamd op 20544
d het bestorten van den onderzeeschen oever
tusschen de dijkpalen 34 en 37 aan de Znidwa-
tering, geraamd op 25000.
Bij onze aanbesteding, gehouden op 21 October 11.
bleek alleen het werk sub d onder de raming
ingeschreven te zijn, namelijk het laagst voor
ƒ24779, waarom wij besloten, dit werk aan den
minsten inschrijver te gunnen. De overige inschrij
vingen bleken de raming zoover te overtreffen,
dat eene herbesteding ons noodzakelijk voorkwam.
De laagste inschrijvingen toch bedroegen voor
het werk sub a 14500, voor dat sub ƒ32200
en voor dat sub c ƒ25960.
De werken sub a. b. en c. werden daarop door
ons herbesteed op 8 Nov. 11., met gevolg dat de
laagste inschrijvingen bedroegen voor het werk
sub a f 14200, voor het werk sub 6 32325 en
voor het werk sub c 25660.
Het verschil tusschen de sommen van aanbe*