N'. 269 1888 I310 Jaargang. Dinsdag Li November. BEKENDMAKINGEN. Middelburg 12 November, Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advert entiën; 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50} iedere regel meer ƒ0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Veemarkt te Middelburg. Agenten te Ylissingen; P. Gr. de Vet Mestuagh Zoon, te Goes; A. A. W. Bolland, te Krniningen; P. van der Peul. te Zierikzee; A. C. de Moou en te Tholen; W. A. van Niettwenkuijzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmar te Rotterdam, en de firma B. van dek Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John P. Jones, opvolger; voor België A. Grosjean Co. te Brussel. Donderdag den 15 Nov. a. s., van des voormid dags 8 tot des namiddags 4 uren. Middelburg, 12 November 1888. De burgemeester en wethouders voornoemd, SCHORER. De secretaris, A. DE VULDER VAN NOORDEN. Marius, die in zijne militaire «Pennekrassen" in het Vaderland eenige grondbeginselen van legerorganisatie bespreekt, vestigt de aandacht op het gemis van het allereerste wat bij eene organisatie in aanmerking komteen opperbe velhebber. Onze koning, zegt hij, is niet meer op den leeftijd om zich aan het hoofd van een leger te stellen, wanneer dit vereischt mocht worden. En nie mand is in zijne plaats aangewezen, want de ministers van oorlog en marine zijn slechts admi nistrateurs van hun departement. Bovendien zou er dan geen eenheid in het beleid wezen. Marius zou verlangen, dat er een kapitein-generaal en ad miraal van het koninkrijk der Nederlanden bestond met een staf, samengesteld uit een chef, den legerkommandant bier te lande en den leger- kommandant in Indië, den kommandant der vloot en bet militair ministerie. In bet Handelsblad behandelt Mars hetzelfde vraagstuk. Hij toont aan dat het werkelijk niet ontijdig is, aan deze gewichtige regeling de aan dacht te wijden. Het is niet onmogelijk zoo schrijft hij dat eene dergelijke autoriteit ook reeds in vredes tijd trachten zal zijn invloed te doen gevoelen, datzelfde kon immers ook gevreesd worden voor het oogenblik aannemende dat er van vrees sprake kan wezen van de zijde van den chef van den generalen staf! Dit bezwaar mag naar zijn meening niet wegen. Het hoofdbezwaar blijft altijd de quaestie der anciënniteit, vooral ook bij eventueele samenwer king tusscben zee- en landmacht, daar het kan. voorkomen, dat de vlug-officieren der marine ouder zijn dan de algemeene bevelhebber. Geeft de rangverhouding aanleiding tot moeie- lijkheden bij deze regeling, dan is er nog een uitweg, nl. dat de minister van oorlog, ook in oorlogstijd, het rechtstreeksche hevel blij ve voeren, daar hij krachtens zijne waardigheid boven alle autoriteiten staat en de voorlichting kan genieten van alle specialiteiten op krijgskundig gebied. Bij ons betrekkelijk beperkt operatieveld schijnt deze oplossing niet volstrekt onuitvoerbaar. Mocht men eene andere autoriteit daartoe wenschen aan te wijzen, dan zou het wenschelijk zijn er naar te streven, dat de commandant in de Amsterdamsche stelling -- het reduit steeds de oudste opperofficier waredaar toch zal bij ernstige bedreiging van ons vaderland de strijd ten slotte beslist worden, en zullen dus alle autoriteiten ten slotte samenkomen. Ook is dit centrale punt bet meest geschikte om alle koorden der verdediging in handen te houden. Eindelijk mag als beweegreden gelden, dat deze autoriteit in vredestijd niet overkropt is met werkzaamheden en dus tijd kan vinden zich geheel voor die hoogst gewichtige taak voor te bereiden. provincie, in welke het grenskantoor ligt waar langs de invoer zal plaats hebben. Bij de behandeling der spoorwegbegrooting in de afdeelingen der Tweede kamer werd o. a. de vraag gedaan«Wat denkt de minister van den bouw van een definitief havenstation, te Ylissin gen, met daaraan verbonden hotelinrichting Prov. blad no 96 bevat een circulaire van den commissaris des konings aan de burgemeesters in Zeeland, waarin mededeeling gedaan wordt van eene beschikking van de ministers van bin- nenlandscbe zaken en financiën, waardoor de be palingen, medegedeeld bij het Prov. blad no 38 van dit jaar, zijn vervallen. Het bepaalde bij de circulaire van 24 Aug. 1888 (Prov. blad no 77) heeft de vraag doen rijzen, tot wien vreemdelingen zich moeten wenden om af wijking te verzoeken van het verbod van in- en doorvoer van versch en gezouten varkensvleesch, ongesmolten vet, klauwen mest en verderen af val van varkens. In geval van invoer moeten vreemdelingen zich wenden tot den commissaris des konings in die provincie, waarin de plaats van bestemming der in te voeren artikelen ligt, en ingeval van door- Voer, tot den commissaris des konings in die Naar uit goede bron aan De Tijd wordt ver zekerd, zou het rapport der staatscommissie be trekkelijk de defensie zoo goed als gereed zijn. In den boezem der oommissie heeft het gevoelen der voorstanders van den persoonlijken dienst plicht gezegevierdslechts drie stemmen zouden zich bij de laatste beslissende stemming daarteg en hebben verklaard. Men schrijft aan het Vaderland: Toen ik in uwe courant het bericht las, dat de acceptant en verdere houders van een acceptatie beboet waren, omdat het zegelrecht door twee zegels met twee handteekeningen voldaan was, heb ik mij tot den minister van financiën gewend om inlichtingen of een houder van een wissel of orderbrief ingeval van onregelmatig of te weinig voldaan recht opnieuw ten volle moet zegelen. Ik ontving daarop bet volgende antwoord «dat ingeval wissels ontoereikend ge zegeld zijn, opvolgende houders volstaan kunnen met de voldoening van bet te min betaalde r e e h t." Daar zelfs vakmannen het daarover niet altijd eens zijn, is het misschien van publiek belang, dit bericht onder uwe mededeelingen op te nemen. Uit Ylissingen schrijft men ons Heden morgen kwartier vóór 8 uur stoomde Zr. Ms. Torpedoboot Cerberus van de Tonnebrug naar de schutsluis, om hare bestemming naar Soerabaja op te volgen. Na geschut te zijn en den chronometer aan boord genomen te hebben, stoomde het vaartuig ten kwart voor 9 uur voorbij de stad en kort langs den Noordzeebou- evard, alwaar, zoowel als op het hoofd, zich een aanzienlijke menigte had verzameld om den moedigen zeelieden een laatsten groet te brengen. Bij het passeeren van Zr. Ms. stoomkannonneer- boot Vos werd door de bemanning een driewerf hoerah aangeheven als een afsoheidsvaarwel aan hunne makkers. Zooals men weet is deze torpedoboot met hare geheele inrichting en machineriën op de Kon. M* de Schelde gebouwd, terwijl deze Maatschappij met het departement van koloniën heeft gecon tracteerd om de boot naar Ned. Indië te doen brengen en aldaar af te leveren. Dit is de eerste torpedoboot, voor de Indische militaire marine gebouwd, die van hier zelf stoomend de reis ondernam. De bemanning der boot bestaat uit 14 koppen, waarvan G. Groen Jzn., koopvaardij-kapitein als gezagvoerder, H. Engelsman als stuurman, J. Ger ritsen en J. J. H. Hillebrandt, machinisten le en 2e klasse der marine, als gewone machinisten, onder goedkeuring van den minister van marine, de reis medemaken. Verder bevinden zich aan boord 5 stokers en 4 matrozen met een kok-hofmeester, die allen de reis naar Indië meermalen hebben gemaakt, ter wijl drie der matrozen als stuurlieden zijn ge ëxamineerd. Een cordate bemanning alzoo, en in lijnrechte tegenspraak met wat door kleine bladen maar klakkeloos was opgenomen dat een klein tor pedovaartuigje alhier op hare bemanning lag te wachten. Onder de opvarenden bevinden zich 4 personen uit Middelburg en Ylissingen. De reis werd tot heden uitgesteld, omdat men onder gunstige weersgesteldheid van hier wenschte te vertrekken en die verbetering in weder en wind eerst sedert gisteren was ingetreden. Yele hoofden hebben zich reeds over deze boot warm gemaakt en geen wonder dat dikwijls uit volslagen onwetendheid ondoordachte oordeelvellin gen werden geuit. Het staat echter vast dat deze soort torpedo-booten volkomen zeewaardig zijn, wat door de marine-autoriteiten bijzonder voor de Cerberus is geconstateerd. Het valt echter niet te loochenen dat der be manning, die op zich nam de reis met deze torpedoboot te maken, een zekere mate van moed niet kan worden ontzegd, en door haar de roem onzer natie als zeevarenden met eere wordt j opgehouden. i Eene voorspoedige en gelukkige reis zjj den 1 opvarenden dan ook harteljjk toegewenscht. j 1 Uit Goes schrijft men ons Geen onaangenamer menschen in de samenle ving dan ontevredenen en wijsneuzen. Dat er malcontenten zijn in Goes (en in Goes niet alleen is eenige maanden geleden in dit blad aangewezen, en blijkt dagelijks nog overtui gend. Ontevredenen zijn lastig, maar wijsneuzen zijn bovendien nog ondankbaar. «Mijn varken zullen ze er niet voor krijgen" zeide Vrijdag iemand, toen trichinen ondekt wa ren hij een dier langooren. «Mijn varken zullen ze niet onderzoeken." Voor zulk een wijsneus zou het gewenscht zijn als hij alleen in het genot gesteld werd van het geslachte varken met tri chinen en al. Ongelukkig zou hij de weldaad eener trichinose niet voor zich alleen houden, en daarom bemoeit zich de openbare macht met de zaak. Omdat varkensvleesch bijna hoofdzakelijk het dierlijk voedsel uitmaakt van den minderen stand, en de trichine zijne bijzondere voorliefde voor deze soort van huisdieren nog niet heeft afgelegd, ia het immers duidelijk dat het onderzoek naar trichinen niets anders is dan plagen van den minderen stand. Die redeneering is zoo helder als glas, altijd voor een wijsneus. Komt zoo iemand niet aan boord met de opmerking dat de verordening op de keuring van varkensvleesch niets anders ten doel heeft dan het welzijn dei- mindere standen. Met de gracieuse woorden »wat zou 't" houdt men zijn wijsneuzig beginsel vast. «Niettegenstaande de tijdsomstandigheden heb bende jongelui ƒ600 aan werkloon verdiend." Deze woorden uit het verslag van den voorzitter der ambachtsschool hebben weer andere wijsneuzen aan het redeneeren gebracht, maar ook hij dezen blijkt de gezichtskring beperkt tot de lengte van hun reukorgaan. Die f 600 zijn aan de knechts ontstolen, (ontstolen as .e blieft), de knechts moeten het vuile werk doen en de mooie kar weitjes gaan naar de ambachtsschool. Voor mijn part brandt de ambachtsschool af." Die wijsneuzen willen op de ambachtsschool een ander stelsel (altijd achter de bank). Waarom, zeggen zij, niet voor een paar honderd gulden hout gekocht, daarvan allerlei voorwerpen gé- maakt ramen, deuren, kastjes, droogrekken enz. en die vervolgens weer ten voordeele der school verkocht, al was het tegen zulk een prijs, dat het geld van het hout alleen terugkwam De jongens moeten den knechts geen dagloon afhandig maken. Mooie redeneering. Yolgens het tegenwoordige stelsel bestelt men bij een baas ramen, deuren enz en de jongens maken die dus geen werk voor de knechts. Naar hun verlangen zouden de jongens ramen, deuren enz. maken (en nog goedkooper omdat er geen werkloon gerekend wordt) en de bazen en particulieren kunnen die koopenwaar blijft dan het werk voor de knechts Wat is hun gezichtskring toch beperkt. Yerstandigen in Goes, en die vormen gelukkig, de meerderheid, zijn dankbaar voor de zeker heid die zij hebben, dat zij, dank zij de krachtige en onafgebroken zorg van het hoofd van het gemeentebestuur, zonder eenige ongerustheid voor trichinen, varkensvleesch kunnen nuttigen. Belanghebbenden bij de ambachtsschool, dat zijn zij wier blik reikt over het geheele toekoms tige leven der leerlingen van die inrichting, zijn van meening dat het bestuur is in de allerbeste handen, die, zonder zich aan wijsneuzige bedil zucht te storen, voortstreven naar hun doelde vorming van degelijke en practische ambachts lieden. Door de centrale anti-rev. kiesvereeniging in het district Schiedam, alsmede door de centrale R.-katholieke kiesvereeniging in dat district is tot candidaat voor de Tweede kamer gekozen de hr. mrA. P. R. C. baron van der Borch van Yerwolde. De gewone audiëntie van den minister van justitie zal, te beginnen met (morgen)^Dinsdag aanvangen te half twee uur. Bij ministerieel besluit zijn benoemd tot com miezen der 4e klasse bij de rijksbelastingen R. H. van Can, E. J. H. Parren, A. v. Houwelingen en S. Kerkhof. In het jongste nommer van de Spectator komt de volgende vraag voor van mej. M. B. van Berlekom. «In de Nouvelle Revue van 1 Augustus 1888 komen onder het opschriftLégendes Orientales, d'aprés le manuscrit arabe d'un auteur inconun, onderteekend door comte Henry M. d'Estrey, vei'- halen voor, die woordelijk gelijk zijn aan parabelen uit Multatuli's Minnebrieven. Is het mogelijk dat er Arabische manuscripten zouden bestaan, waaraan D. D. zijne «Geschiede nissen van Gezag" zou ontleend hebben, en die deze Eransche schrijver in denzelfden vorm zou gevonden hebben, of geeft M. Henry M. d'Estrey eene woordelijkever talingvan D. D. werken als zijn eigen werk uit?" De redactie, verlangend het antwoord op deze vraag uit een vertrouwbaren mond te vernemen, heeft zich gewend tot den hoogleeraar M. J. de Goeje, die zoo beleefd is geweest zijn gevoelen in deze uit te drukken als volgt Ik heb de vijf «légendes" van Meyners d'Estrey in de Nouv. Revue vergeleken met de correspon- deerende uit de Minnebrieven, en kan tot mijn genoegen verzekeren, dat de door mej. Berdenis v. Berlekom aarzelend uitgesproken meening, dat de eerste niets zijn dan eene vertaling der Mul- tatuli-gesohiedenissen, volkomen juist is. De overeenstemming tusscben beide is zoo groot, dat men bij de onderstelling van twee van elkaar onafhankelijk vertalingen uit hetzelfde origineel, eene herhaling zou moeten aannemen van het wonder, dat weleer bij de vertaling der LAX moet hebben plaats gehad. Doch ook de onder stelling van een Arabisch origineel is ongerijmd. De eenigej vertelling, die een- would-be Oostersch karakter heeft, is de negende geschiedenis van gezag (Le Commerce bij d'Estrey). Maar ook deze is gewis het werk van Multatuli, zooals zoowe de stijl als de fouten bewijzen. Zij laat notabene dadels in Damascus groeien. Geen Oosterling zou ooit zeggen »o gij, die aangenaam riekt als olijven noch tijdsbepalingen gebruiken als deze «Nog geen driemaal haddeKhalif al de bewoonsters van zijn harem laten ombrengen, nog had geen moeder den tijd gehad hare dochters behoorlijk gereed te maken voor de markt te Roem" enz* Het is, blijkens zijn antwoord op het voorloopig verslag, het voornemen van den- minister van koloniën eene herziening van de comptabili teitswet voor te dragen, die, aan 't Indisch bestuur eene ruimere vrijheid van handelen en eene grootere zelfstandigheid verleenende, bjj niet minder goede zorg voor 's lands financien evenwel eene betere en meer gereede voorziening in de belangen en behoeften van elk gewest en van de buitenbezittingen mogelijk maakt. Dan ook eerst zal eene nadere regeling kunnen worden getroffen omtrent de financieele verhouding tus- schen Indië en Nederland. Met genoegen vernam de minister den lof, toegevoegd aan het civiel- en militair gezag op Java bij gelegenheid van de Bantamberoeringen. Dat deze 't gevolg zouden zijn van eene alge meene ontevredenheid is nog niet voldoende ge bleken de directeur van binnen 1. bestuur noemde anatisme als hoofdoorzaak diens eindrapport is hier te lande nog niet bekendwaarschijnlijk hebben verschillende drijfveeren saam gewerkt. Eenige landschappen der Atjehsche onderhoorig- heaen zijn reeds voor allen in- en uitvoer gesloten; overwogen wordt om nog meer landschappen, bepaaldelijk der Noordkust, die het meest tot voortduring van het verzet bijdragen, te sluiten en tevens de scheepsmacht in de Atjeh-wateren te vermeerderen. Hulde brengende aan de voor lichting van prof. Pekelharing in zake de bestrijding der beri-beri acht de minister voortdurende studie en onafgebroken onderzoek noodzakelijk en dien tengevolge den arbeid van den off. v. gezondheid Fiebig van hooge beteekenis. De minister heeft den landvoogd voldoenden tijd gelaten tot intrekking van het uitzettings- besluib van de heeren Sol en De Sturler. Eerst toen 't hem duidelijk was, dat daarop geen kans bestond heeft hij zich verplicht gezien den koning een bevel tot intrekking te vragen. Uitstel der herroeping tot na aankomst van den nieuwen gonv.-gen. zou het onrecht slechts verlengd heb ben. Bovendien wenschte de minister den nieuwen gouv.-gen. van alle bemoeiing met deze zaak te verschoonen en zelf de volle verantwoordelijkheid voor zijne handelingen té dragen. Evenals in vroegere gevallen eischten de eer en de waardig heid der regeering dat ter bevrediging van het algemeen rechtsgevoel de intrekking van het besluit voor den heer Sol gepaard ging met een maatregel, die alle tegen hem gerezen verdenking ophief. Vandaar diens benoeming voor eene be trekking, waartoe de minister hem alleszins geschikt achtte door zijn algemeene kennis, zijne op velerlei gebied gemaakte studiën en zijne ervaring, opge daan als adjudant van den luit.-gen. Van der Heijden en de gouverneurs-generaal Van Lang-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1888 | | pagina 1