N#; 261. 131® Jaargang. 1888. Zaterdag 3 November. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Adver^entiën; 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.van 1-7 regels ƒ1.50; iedere regel meer ƒ0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.' Middelburg 2 November. Onderwijs. Eerknïenws. Rechtszaken, MIDDELRURGSCHE COURANT. Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van dek Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooij en te Tholen: W. A. van Nieuwenhüijzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen' en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmah te Rotterdam, en de firma B. van dm Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Datjbe Cie., John F. Jones, opvolger; voor België A. Gkosjean Co. te Brussel. Blijkens het afdeelingsverslag der Tweede kamer over de Indische begrooting heerschte in de af- deelingen vrij algemeen teleurstelling over 's mi nisters stilzwijgen ten opzichte van hoofdpunten van zijn koloniaal beleid of omtrent de afwijking zijnerzijds van vroegere regeerings-verklaringen, meer bepaaldelijk betreffende den fmancieelen toestand, waaromtrent te rooskleurige verwach tingen werden voorgespiegeld. Ook verschillende benoemingen werden afge keurd, meer bepaaldelijk die van den heer Sol tot lid der rekenkamer, welke algemeen verbazing heeft gewekt, hoewel de intrekking van het bekend verbanningsbesluit algemeen goedgekeurd werd. Alle groote koloniale punten werden in het verslag besproken en omtrent het algemeen regeeringsbeleid nadere uiteenzetting van het programma gevraagd, ook omtrent de Atjeh-poli- tiek. zoo noodig in comité-generaal. Omtrent dit laatste punt werd de verwachting uitgesproken dat inmiddels het statu quo zal gehandhaafd wor den, terwijl de laatstelijk gevolgde Atjeh-politiek gunstige resultaten had. De voortvarendheid, waarmede de jongste on lusten zijn bedwongen, werd algemeen goedgekeurd en de oorzaken daarvan gezocht in de diepgaande ontevredenheid der Inlandsche bevolking. Op de laatste vergadering van de UnieEene school met den Bijhei werd meegedeeld dat jhr mr P. J. Elo.ut van Soeterwoude zijn eere-voorzitter- schap had neergelegd, wat door het bestuur dei- Unie betreurd, maar geëerbiedigd was. Zoover bekend, werd dit bedanken in geen enkel blad nadsr toegelicht. »Wat mag toch wel daarvan de oorzaak zijn vraagt de Wageninger. Ouderdom is voor dergelijke betrekkingen geen bezwaar. Is nu waarlijk de waardige Elout wat heeft de Standaard niet met hem gesold en tegenover de »afvallige vrienden" uitgespeeld zelf hetKuyperiaansch vaandel ontrouw geworden?" Eiken dag een goede gedachte wie zou het niet gaarne wenschen Bij gebreke van dien nemen wij onze toevlucht tot den scheurkalender, opdat althans iederen morgen een sprankje geest in ons gewekt worde. Wie dat met ons verlangt, raden wij voor het jaar 1889 den scheurkalender aan, bij den heer G. C. Visser te 's Gravenhage onder den veelbel ovenden titel les Glaneurs ver schenen. Het is een verzameling ideeën, saam gelezen uit de werken van Victor Hugo, Tolstoï, Sully Prudhomme, Alphonse Daudet, Alfred de Musset, Lamartine, Jean Aicard, Michelet, mdme de Pressensé, Voltaire, Thomas a Kempis en vele, vele andere denkers. De naam van la glaneuse, mw J. C. de Graaff-Holtrop, de begaafde ver taalster van een keur uitgelezen werken uit het Engelsch, Fransch, Zweedsch enz., schenkt vol doenden waarborg dat de bezitters van dezen scheurkalender het volgende jaar eiken dag een goede gedachte althans zullen lezen. De uitgever zorgde voor een fraai schild. Van de candidaten, die zich aan het examen voor tweede-luitenant onderwierpen, zijn o. a. geslaagd: bij de militaire administratie van het In dische leger, de sergeanten Fransilla en Brandon Bravo, benevens bij de infanterie de serg. Kanaar. Men verzekert ons dat de minister van oorlog tijdens eene audiëntie te kennen heeft gegeven, dat van hem geen pensioneeringen verwacht kunnen worden, die niet zeer noodzakelijk zijn. De post pensioenen zal dus wel iets gaan ver minderen. Dbld Het bestuur van den Algemeenen Nederlandschen Politiebond heeft een adres gericht tot de Tweede kamer, houdende het verzoek om betere en wet telijke regeling van het politiewezen in Nederland. De bond spreekt de verwachting uit, dat de leden der Tweede kamer zijn gevoelen zal deelen, dat de organisatie van het politiewezen in Nederland veel te wenschen overlaat, en het in het belang der inwoners van Nederland, die recht hebben op bescherming van personen en goederen, hoogst noodzakelijk is, dat eene wettelijke en daardoor betere regeling van het politiewezen eindelijk worde tot stand gebracht. Van zulk eene rege ling verwacht adressant ook verbetering van de maatschappelijke positie der politie-ambtenaren en beambten. Op een voordracht voor een onderwijzer le kl aan de openbare school te 's Gravenhage in het Kortenbosch komt o. a. voor de heer A. J. P. de Beste te Middelburg. Beroepen bij de Ned. Herv. gemeente te Biervliet de heer L. Smit, cand. te Noordwijk aan zee. Door het prov. kerkbestuur van Gelderland is tot de Evangelie-bediening toegelaten de heer A. Timmerman te Wolfaartsdijk, die tevens be roepen is bij de Ned. Herv. gemeente te Stavoren. Beroepen bij de Ned. Herv. kerk te Scherpe- nisse ds. A. Lagerweij, te Hoogeloon (N. Br.) Door de Ned. Ger. (doleerende) gemeente te Zaamslag is het navolgende drietal opgemaakt voor het beroepen van een predikantds G. J. Barger te Driebergen, K. Fernhout te Zwartsluis en S. Sleeswijk Visser te Rijsoord. Vermelding verdient wel dat laatstgenoemde, pas eenige dagen geleden, tot predikant bij de Ned. Herv. gemeente is beroepen. Arrondissements-rechtbanh te Middelburg. De eerste zaak, die de rechtbank heden behan delde, betrof den twee en twintigjarigen arbeider J. B., geboren en wonende te Ossenis.se, thans alhier gedetineerd, die zich had te verantwoor den over het bekende feit dat hij in den avond van 8 September jl., omstreeks 8 uren, in de herberg van P. Lauwers te Bosehkapelle hand gemeen is geweest met Jacobus de Moor, wien hij later met een mes opzettelijk een steek in den buik heeft toegebracht, waardoor te dier plaatse eene zoodanige wond is ontstaan, dat De Moor op 10 September daaraanvolgende is overleden. Aan den verdachte was ambtshalve als verde diger toegevoegd de heer mr F. N. van der Bilt. In deze zaak waren van wege het O. M. tien getuigen gedagvaard. Na voorlezing van verschillende stukken werd den beklaagde door den voorzitter gevraagd of hij bij zijne voor den rechter van instructie afgelegde bekentenis bleef volharden, wat hij toestemmend beantwoordde. Hierna werd aangevangen met het getuigen verhoor. De eerste getuige dr J. E. Callenfels, die tevens als deskundige werd gehoord, verklaarde in den laten avond van 8 September geroepen te zijn in de herberg van De Vijlder, waar hij J. dé Moor vond, wien in den buik eene wond was toege bracht, tengevolge waarvan de darmen ruim een meter buiten het lichaam waren getreden. Gedurende vier uren heeft de getuige den verwonde zijne zorgen gewijd, ofschoon hem reeds dadelijk bleels: dat de verwonding den dood moest ten gevolge hebben. Getuige verklaarde verder nog dat, indien zeer spoedig na de beleediging geneeskundige hulp had kunnen verleend worden en alles had mede gewerkt, de gewonde misschien in het leven had kunnen worden behouden. De gewonde heeft echter de tijdige hulp geweigerd. De heer Callenfels heeft den 10 September den dood geconstateerd en later de lijkschouwing verricht, waarbij hem gebleken is dat er geene afwijkingen bij den overledene bestonden en de oorzaak van den dood nergens anders aan te wijten is dan aan de toegebrachte verwonding. De getuige verklaarde nog dat de verwonding kon toegebracht zijn met een hem vertoond knipmes. De tweede getuige-deskundige was de genees heer Th. T. Martin, die op 10 September het lijk van De Moor geschouwd heeft. Zijne verklaring kwam ook hier op neer dat, wanneer tijdige ge neeskundige hulp verleend was, de doodelijke gevolgen misschien waren voorkomen. De wond was toegebracht 's avonds omstreeks 8 uren, terwijl eerst 's nachts te twee uren medische hulp ver leend was. De derde getuige was H. van Goethem. Deze was den 8 September op de kermis te Bosehkapelle en ontmoette daar om een uur of vijf J. de Moor en beklaagde. De Moor wilde toen B. aanvallen, waarom weet getuige niet, doch het gelukte hem de vechtenden te scheiden. Dit deed hij later ook nog in eene herberg en hoorde toen dat Bou- chaute zeide »als ik je van avond nog eens ont moet dan zal ik je een loer draaien." Getuige verklaarde verder nog dat de twistzoekerij van De Moor uitging. F. de Moor, de broeder van den verslagene, was de volgende getuige. Hij ontmoette zijn broeder en beklaagde in de herberg van Lauret. Hij heeft beiden zien vertrekken en is hun met eenige kameraden gevolgd. Getuige heeft gezien dat er twist ontstond tusschen zijn broeder en getuige, heeft opgemerkt dat zijn broeder van beklaagde een stomp of steek kreeg en hoorde hem zeggen >0 God, dat is raak." Hjj heeft daarop zjjn broeder, die viel, opgenomen en hem in de naastbijzijnde herberg gebracht, waar hem bleek dat hij zwaar gewond was. De beklaagde deed dezen getuige de vraag of hij niet kon verklaren dat zijn broeder hem, be klaagde, het eerst een slag had toegebracht. Ge tuige kon dit niethij kon zich niet herinneren dat er moeite tusschen zijn broeder en bekl aagde was geweest. De beklaagde voerde nog aan dat deze getuige hem had toegevoegd »alsjehetmet mijn broeder hebt, hebt ge het ook tegen mij". Dit ontkende getuige. Op eene vraag van den ambtenaar van het openbaar ministerie verklaarde getuige nog dat hij wel wist dat er kwestie tusschen zijn broeder en beklaagde bestond en ook dat er in de her berg van Lauret woorden tusschen beiden waren gevallen. De volgende getuige T. de Vlieger was op den avond van 8 September, in gezelschap van ken nissen onder wie ook J. de Moor en F. de Moor. Hij heeft in de herberg gezien dat J. de Moor beklaagde wilde aanvatten, wat echter verhinderd islater buiten de herberg was hij er getuige van dat De Moor en beklaagde handgemeen wer den. Hij kan niet verklaren, wie van beiden aanvaller was. Nadat de verwonding was toe gebracht, heeft getuige geroepen om De Moor naar de herberg te vervoerenwas erbij tegen woordig dat De Moor werd ontkleed en heeft gezien dat zijn kleedingstukken bebloed waren. Dc verklaring van den volgenden getuige P. Erpeling stemde overeen met die van den vorigen, hij hield echter bekl. voor den aanvaller. Noch van de eene zijde noch van de andere werd een woord gesproken de aanval geschiedde plotseling. De zevende getuige J. de Vijlder was op den avond van 8 September in gezelschap van Bou- chaute, heeft met dezen enkele herbergen bezocht en met hem op de kermis geloopen. Langs de kramen gaande werd Bouchaute door een viertal personen van zijne zijde afgerukt. De voorzitter wees dezen getuige op de onwaar schijnlijkheid dier verklaring, deze bleef er echter bij. Omtrent hetgeen verder gebeurd is weet getuige niets te zeggen. Hij is doorgeloopen, toen is Bouchaute hem achterop gekomen en ge zegd»ik heb. iemand een steek gegeven; het ging er lekker door." Getuige heeft, wat alleszins vreemd mag heeten, in die mededeeling geen aanleiding gevonden om te vragen wien hebt ge gestoken Op eene vraag van den verdediger verklaarde deze getuige nog dat Bouchaute tot hem gezegd had»laten wij naar huis gaan, anders komen er van avond nog prutsen." De verwonding is dan ook toegebracht, terwijl hij en beklaagde huis waarts keerden. De wachtmeester der marechaussee C. van Dungen deelde mede wat hem van deze zaak bekend ishij heeft de bebloede kleederen van De Moor in beslag genomen en het mes waarmede de wond is toegebracht; hij heeft den gewonde gezien en weet dat het lijk van De Moor aan de deskundigen ter schouwing is overgegeven. Op eene vraag van den verdediger of de plaats, waar de verwonding is toegebracht, ligt op den weg naar de woning van bekl., antwoordde ge tuige dat het plan om naar huis te gaan bij bekl. schijnt bestaan te hebben. De negende getuige, de brigadier der maré- chaussé A. J. van Hertum, verklaarde van den verwonde De Moor, die zeer kalm was, vernomen te hebben 'dat Bouchaute hem een steek had toe gebracht. Deze getuige heeft Bouchaute gear resteerd. Deze verkeerde in eenigszins benevelden staat en ontkende het feit gepleegd te hebben, wel zeide hij ruzie met De Moor gehad te hebben, maar hem niet te hebben gestoken. Later echter heeft hij die ontkentenis teruggenomen en toen verklaard als reden voor de daad dat De Moor hem slagen in zijn aangezicht had toegebracht. De gemeente-veldwachter van Bosehkapelle, J. J. Cabooter, verklaarde in de herberg van Lauwers bekl. en De Moor gezien te hebbenzij hadden woorden en werden handgemeen doch door de bezoekers der herberg' gescheiden. De aanleiding ging uit van De Moor. Toen B. de herberg uit ging uitte hij de bedreiging»als ik dien vent van avond nog zie steek ik hem het mes in zjjn donder." Dat gaf den veldwachter, die met zijn vrouw uit was, aanleiding om zijn surveil lance te hervatten. Bekl., die voor den rechter-commissaris erkende die woorden gebezigd te hebben, verklaarde thans zich daarvan niets te herinneren. Hij ontkende ook het plan gehad te hebben De Moor te steken. De ambtenaar van het openbaar ministerie, de heer mr J. A. van Hoek, begon zijn requisitoir met er op te wijzen dat alleen door hartstocht gedreven de bekl. den levensdraad afgesneden heeft van iemand op jeugdigen leeftijd, voor wien de wereld nog veel te hopen gaf. Ook bekl. is nog jeugdigsteeds zal hem de wroeging van zjjne daad bijblijven en ook na het ondergaan van de door de rechtbank op te leggen straf zal hem zijne daad voor den geest blijven. Het feit dat beklaagde De Moor heeft verwond is uit de getuigenverklaringen en de bekentenis van bekl. gebleken en het staat ook vast dat de dood het gevolg geweest is van de toegebrachte verwonding. Eveneens staat het vast dat de verwonde de geneeskundige hulp van den heer Callenfels weigerde, maar, al had de verslagene op dat oogenblik geneeskundige hulp toegelaten, dan zoo verklaren de geneeskundigen ware het toch voor redding van den verwonde te laat geweest. Waar het antwoord op de vraagis de dood het gevolg der toegebrachte mishandeling toe stemmend luidt, moet bekl. dien dood worden toegerekend. Verder toonde de ambtenaar aan dat de toe gebrachte mishandeling met opzet is gepleegd; dit blijkt uit zijn gezegde bij het verlaten der herberg. Met voorbedachten rade is bekl. uit de herberg vertrokkenmet het geopende mes in den zak de kermis rondgegaan en hij heeft, De Moor ont moetende, uitvoering gegeven aan zijn eenige minuten te voren geuit voornemen. Het feit wettig en overtuigend bewezen ach tende eischte de ambtenaar tegen beklaagde wegens zware mishandeling, gepleegd met voor bedachten rade, die den dood tengevolge heeft gehad, eene gevangenisstraf van vijf jaren en in de kosten van het geding. De heer mr F. N. v. d. Bilt trachtte aan te toonen dat de bekl. niet door hartstocht tot de daad is gedrevendat de dood niet het gevolg is geweest van den steek en dat hier geen sprake kan zijn van voorbedachten rade. Dat er bij bekl. geen hartstocht bestond, blijkt hieruit dat hij zich bij den twist in de herberg niet heeft verweerddat hij De Moor niet heeft opgezocht maar hem toevallig in het naar huis gaan ontmoetende dennoodlottigen steek toebracht. Ook bestreed pleiter den voorbedachten rade. De enkele woorden, door bekl. onder den invloed van drank bij het verlaten der herberg gesproken, mogen toch niet beschouwd worden als het gevolg van een kalm beraden plan om zware mishande ling te plegen. Daarna besprak de pleiter den dood van het slachtoffer. De dood zegt de ambtenaar van het openbaar ministerie is het gevolg geweest van den steek maar dat is naar pleiters meening niet juist. De gewonde heeft geneeskundige hulp geweigerd en nu moge de eerste getuige gezegd hebben dat, toen hij bij den gewonde kwam, het reeds te laat was om met goed gevolg op te treden, uit verschillende geneeskundige werken, die de heer mr Yan der Bilt citeert, blijkt het tegendeel. De verdediger wéés in verband hiermede op een geval, dat nog kort geleden voor deze rechtbank werd behandeld, waarin ook door iemand zeer zwaar lichamelijk letsel werd bekomen, maar waarbij, dank zij de spoedige en bekwame geneei- kundige hulp, de gewonde van den dood gered werd en de daders een betrekkelijk lichte straf bekwamen. Bekl. kan verantwoordelijk gesteld worden voor den steek, dien hij De Moor heeft toegebracht, maar niet voor diens dood hem moet dan ook niet het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ten laste gelegd worden maar eenvoudig gewone mishandeling. Op die gronden vroeg de verdediger dan ook voor zijn cliënt een veel lichtere straf dan door- het openbaar ministerie werd geëischt. De ambtenaar weerlegde de pleitrede van den verdediger en persisteerde bij de door hem ge nomen vordering, terwijl ook de heer mr Yan der Bilt bij zijne dupliek zijn ingenomen stand punt handhaafde. Het onderzoek werd daarna gesloten verklaard en de uitspraak op heden over 8 dagen bepaald. In de tweede plaats kwam in behandeling de zaak tegen E. de C., koopman te Maldeghem, be klaagd dat hij zich op 11 Juli jl. in den voormiddag heeft vervoegd aan de woning van JohannesVer- hage te Retranchement, om aldaar af te halen een door hem van Verhage op 4 Juli jl. gekocht kalf onder voorwaarde, dat hij daarvoor zou be talen éen honderd frank en een frank per dag voor onderhoud tot aan den dag der levering, zijnde alzoo éen honderd en zeven frankdat hij dat kalf toen zonder betaling door den zoon Pie- ter Verhage (zijnde de vader destijds niet te huis) heeft willen doen afgeven, voorgevende slechts een bankbiljet van duizend francs bij zich te hebben dat hij op de weigering om dat kalf zon der betaling af te geven is vertrokken en een paar uur daarna is teruggekeerd en toen, behalve éen honderd frank, aan vermelden Pieter Verhage heeft overhandigd een door hem, beklaagde, val- schelijk geschreven, en met den naam van Louis Du Pon geteekend briefje van den |volgenden inhoud »Mijnheer Jan Verhage gelieft zoo goed te zijn het kalf maar te leveren ik heb hem 100 fr. frans geld gegeven ik had er niet meer en ik zal om 2 uren uw 7 frank bestellen in uw huis zekerlijk Louis de Pon te Sluis," daarbij voorgevende, of schoon zulks in strijd met de waarheid was, dat Du Pon te Sluis hem dit briefje had gegeven om te dienen als bewijs dat hij Du Pon de nog te kort komende zeven frank zou betalen, tengevolge waarvan het kalf aan hem is afgeleverd. In deze zaak waren acht getuigen gedagvaard. De beklaagde was niet tegenwoordig waarom de rechtbank de zaak bij verstek behandelde. Het eerst werdengehoord de heeren J. van Sluijs en J. J. Nierse onderwijzers alhier, die als des kundigen verslag uitbrachten omtrent het in hunne handen gestelde valschestuk. Zij verklaarden dat

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1888 | | pagina 1