BUITENLAND. Ingezonden stukken. Handelsberichten. Algemeen Overzicht. Graanmarkten, enz. Prijzen van Effecten, te Enschedé en te Sas van Gent, provinciale hef fingen in Groningen en Zuid-Holland en tot ver zekering van de toepassing van bij heU wetboek van strafvordering toegelaten 'vrijheidsbeneming. Bij de suppletoire begrooting vo,or de nationale schuld verklaarde de minister v^n financiën dat waarschijnlijk vóór den aanvang van 1889 eene regeling getroffen zal zijn o fll geconsigneerde gel den rentegevend te make-fl. Ook is aangenomen net nieuwe contract met de maatschappij Zeelwtd, nadat de heeren T. Mackay en Kerdijk hun lk-edwezen hadden betuigd over de onvoldoende Verzekering van Zondagsrust aan het personeel dier maatschappij, waarop de mi nister van Waterstaat verklaarde vertrouwen te stellen in 'ie toezeggingen, hem door de directie dier ma.atschappij ten deze aanzien gedaan. De kamer is hierna op reces gescheiden. Uaden-Baden. De hertogin van Hamilton, prinses van Baden is overleden. Gedwongen Winkelnering. De heer F. Domela Nieuwenhnis heeft uitvoe rig geantwoord op het voorloopig verslag over zijn wetsontwerp en tegelijkertijd een gewijzigd voorstel ingediend tot het nemen van maatrege len tegen de gedwongen winkelnering. In zijne memorie van antwoord zegt hij o. a. zich volkomen bewust te zijn dat elke -poging zijnerzijds om door daden de misbruiken te be perken, waaronder de arbeidende klasse gebukt gaat, niet met welwillendheid zou worden begroet door eene kamer, die door de wijze van haar samenstelling belangen vertegenwoordigt, met die der arbeidende klasse ten eenemale in strijd. Hij beklaagt zich daarover geenszins, integendeel waar 99 paar vijandige oogen een voorstel bezien, daar wordt de mogelijkheid geopend om iets goeds tot stand te brengen, en al is het hier niet de vriend, »die mij mijn feilen toont", de ervaring heeft hem geleerd dat men meestal meer van zijne vijanden dan van zijne vrienden leert. Had hij dus niets dan afbrekende critiek ver wacht, zoo verklaart hij zich te verheugen dat zijn medeleden overtuigd zijn de veieischte »ken- nis en bekwaamheid" op wetgevend gebied in zeer hooge mate te bezitten. Prof. Opzoomer en prof. Buijs hebben er echter wel eens anders over geoordeelden waar toch de meeste zijner medeleden reeds sedert vele jaren deel hebben uitgemaakt van de wetgevende macht, daar had men mogen verwachten, dat hun wetgevend talent sinds lang een einde zou heb ben gemaakt aan den ontredderden toestand onzer financiën, aan den zwaren en vooral onge- lijkmatigen druk onzer belastingen, aan de rechts ongelijkheid der burgers, aan zoovele daden van rechtsverkrachting, waaraan het volk blootstaat en dat zij zouden hebben weten te voorkomen dat Nederland ook ten aanzien der arbeidswetge ving de treurige eer heeft, om met 'tnaburige België in de rij te staan der minst beschaafde volkeren. In al deze opzichten althans mocht het den voorsteller en velen met hem niet gelukken de »sporen te vinden van de kennis, die vopr wet- gevenden arbeid wordt vereischt", en zoo hier al van »bedachtzaambeid" mag worden gesproken dan schijnt er aan overmaat van bedachtzaamheid te moeten worden gedacht, die gelijk staat met werkeloosheid, die eiken stap voorwaarts tegen houdt en uit vrees voor onberaden stappen in 't geheel geen stappen doet nemen, wat merkwaar digerwijze uitsluitend ten goede komt aan hen, die belang hebben bij het behoud van den tegen- woordigen stand van zaken Zeker, de voorsteller had in zijne memorie van toelichting gemakkelijk den schijn van geleerdheid kunnen aannemen, door uitvoerig te vertellen wat er in het buitenland op dit gebied bestond, maar hij achtte het beter daarnaar slechts te verwijzen, terwijl uit zijn voorstel aan elk, die zich de moeite gaf om zelf te onderzoeken, zou blijken wat in die buitenlandsche wetgeving hem navolgingswaardig toescheen, en wat hem door niet-overneming verkeerd voorkwam. Wel erkent hij dat de regeeriag beter dan eenig lid der kamer in de gelegenheid is zich de noo- dige gegevens voor het samenstellen van een wetsontwerp te verschaffen, maar hij acht zich niet verantwoord in deze niet zelf handelend op te treden, waar de parlementaire geschiedenis der laatste tientallen jaren het bewijs kan leveren, dat de arbeidswetgeving niet met vertrouwen aan de regeerende klasse mag worden overgelaten. Hij wees er reeds op, dat op dit gebied in Ne derland nog zoo goed als niets is verricht en wenscht daaraan toe te voegen dat het eenige wat tot stand kwam het zoogenaamde wetje van den heer Van Houten, zeer gebrekkig van invloed en nog gebrekkiger in de toepassing, en de wetsontwerpen op den kinderarbeid die daarop zijn gevolgd eene lijdensgeschiedenis oplevert, zóó ergerlijk, zóó verbitterend, getuigende van zóó weinig liefde zelfs voor de hinderen der arbeidende klasse, dat de voorsteller zich wel zal wachten het weinige wat zijne zwakke krachten vermogen, nog over te laten aan anderen, die zoo weinig bewijs leverden zijn vertrouwen te verdienen. Bovendien meent de voorsteller, dat deze zaak spoedig voorziening eischt en dus eene noodwet alleszins gerechtvaardigd mag heeten, hierin ver schillende van die leden, die zich voorstanders noemden eener wettelijke regeling, maar geen reden zagen om bij de vele onderwerpen van aociaal-politieken aard, die regeling behoeven, juist deze aangelegenheid zoo bijzonder op den voorgrond te plaatsen. Hun zij opgemerkt, dat dit bezwaar zou worden opgeworpen bij elk onder werp, waarvan eene regeling zou worden voor gesteld. Ook gaat het niet aan, om zich achter de veelheid van onderwerpen te verschuilen om geen enkel te regelen, neen, er dient dan toch met een dezer vele onderwerpen een begin te worden gemaakt. Verder merkt hij op dat niet hij dit punt op den voorgrond heeft geplaatst, maar dat het zich als het ware zelf op den voor grond heeft gedrongen, bij gelegenheid van de jongste werkstakingen in de veenderijen, toen deze aangelegenheid bekend werd als een der oorzaken van den maatschappelijken strijd. Toen hebben de arbeiders het misbruik der gedwongen winkel nering onder de aandacht van het publiek ge bracht |en nu zou het zeer zeker niet verstandig zjjn, om door allerlei afleiding deze zaak van de baan te schuiven. Moet men het dan op nieuwe werkstakingen laten aankomen Men vergete niet dat zulke werkstakingen eigenaardige gevaren met zich meebrengen, die niet alleen bestaan in de verbeelding van den voorsteller maar waarvan de geschiedenis der laatste jaren zoo treurig rijk is. De minister van justitie zinspeelde in de zitting van 14 Mei j. 1. op weinig geruststellende wijze en onder luide toejuiching der kamer op de gewelddadige tusschenkomst der militaire macht bij volgende werkstakingen, zoogenaamd »ter handhaving van recht en orde," welke woorden maar al te dikwijls in de plaats worden gesteld van wet en gedwongen berusting. Maar de voorsteller vraagt of dit nu van regeeringswege de eenige oplossing is en moet blijven bij gerezen verschillen Hij herinnert aan het bekende woord van Talleyrand ^bajonetten zijn overal goed voor, behalve om er op te gaan zitten." Daarom kan en mag de bajonet niet het regeermiddel zijn, waarop men steunt en hoopt. Het wegnemen van rechtmatige grieven, het opheffen van misbruiken, zietdaar de middelen, die passen in de hand eener regee ring, wanneer zij er prijs op stelt om de uitdrukking te zijn van recht en billijkheid. Welnu, waar eene dergelijke toekomst den arbeiders in het vooruitzicht wordt gesteld, en in elk geval geducht kan worden, zoolang de oorzaak der ontevreden heid niet zooveel mogelijk wordt weggenomen, daar acht de voorsteller zich verplicht met klem te blijven aandringen op de aanneming van zijn wetsontwerp, desnoods technisch gewijzigd, en blijft hij zijne medeleden verantwoordelijk stellen voor de gevolgen, die uit bestendiging van een erkend onrecht kunnen voortvloeien. Wat eindelijk de vraag betreft, door sommige leden ontkennend beantwoord, of staatstusschen- komst in beginsel wenschelijk is, de voorsteller verklaart verbaasd te zijn geweest in dezen tijd dat er nog menschen worden gevonden, die de stelling wrakende staat is geroepen om tegen mis bruihen te waken. Als zulke elementaire waar heden worden ontkend, dan staat men ten slotte verlegen en twijfelt men aan de zoo hoog geroemde kennis en bedachtzaamheid. Men gelooft schier zijn eigen oogen niet alB men nog moet lezen, hoe er menschen worden gevonden, die een lans breken voor het beginsel van laissez-aller en dat wel met een beroep op »de vrijheid der werklieden om met de werk gevers te contracteeren zooals zij zeiven goed vinden Dezulken geven het bewijs van hun volslagen onkunde omtrent den feitelijken toestand, waarin de loonarbeider verkeert, die meer en meer nadert tot een staat van volslagen afhankelijkheid van den zoogenaamden werkgever, welke laatste verreweg de sterkste positie inneemt, omdat de arbeider met het spook des hongers voor oogen ten slotte verplicht is zich alle voorwaarden te laten welgevallen. De vrijheid der werklieden, waarvan bedoelde leden gewagen, is inderdaad niets dan eene fictie, geen arbeidersmaag kan haar acht dagen lang verdragenWaar zijn, ook onder de volwassen arbeiders, de personen die zeggen kunnen voor zich zeiven in staat te zijn te zorgen en die niet behooren tot de personae miserabiles, zoolang geen bijzondere maatregelen van bescherming door den wetgever worden be raamd Het is niet anders dan een algeheele onbekend heid met den feitelijken toestand, als men durft beweren dat de arbeiders vrij zijn, waar zij met handen en voeten gebonden worden om zich op genade en ongenade over te geven aan de wille- keurigste voorwaarden, die hun door de werkgevers kunnen worden opgelegd. Op papier zijn zulke voorstellingen en redenaties heel mooi, maar zij zijn slechts eene feitelijke miskenning der, be staande verhoudingen. Indien de arbeiders zulke redeneeringen lezen, dan zullen zij daarover lachen óf wel het zal hun grieven, vooral wanneer men in aanmerking neemt, dat aan de tusschenkomst van den staat, dien men ter bescherming van de arbeiders wraakt, de regeerende klasse zelve tal van voorrechten is verschuldigd. Wij wijzen zegt de heer Nieuwenhuis tot staving van dit ons beweren o. a. op de afkoopbaarheid van den militieplicht, op het monopolie van het notariaat, op het nog onlangs vernieuwde bankmonopolie, eindelijk op onze eigendomswetgeving en op de politieke macht aan het bezit verbonden, met het oog waarop men het recht heeft te beweren, dat de regeerende klasse eigenlijk geheel haar bestaan te danken heeft aan den staat, waarvan echter de arbeider alleen de lasten, de politie en de gevangenis schijnt te mogen kennen. Maar potsierlijk wordt het, als men zelfs zoover gaat om het voor testellen, alsof die winkelnering de arbeiders bevoordeelde, daar ze anders »de buiten sporige prijzen" moesten betalen, door rondgaande venters gevorderd! En nu zou men »dergelijke weldadige tusschenkomst van den werkgever onmogelijk" willen maken Zulke redenaties zijn niet anders waard dan bij wijze van «uriositeit te worden bewaard als staaltjes hoe men ten onzent in gezag hebbende kringen spreekt en denkt. De voorsteller kan in dit opzicht verwijzen naar het voor hen zeker leerzame werkje van W. Stanley Jevons Be staat in zijn verhouding tot den arbeid, dat onlangs vertaald is verschenen, een werkje dat in deze materie een leerzame lectuur kan zijn voor menigeen. Met algemeene droefheid onder het betere deel des volks is heden in Duitschland de geboortedag van keizer Frederik herdacht. Den 18 October gedenkdag van den slag van Leipzig 18S1 werd keizer Frederik geboren. Zij, die op den persoon en de regeering van den humanen keizer zoo groote verwachtingen hadden gebouwd, roepen hem heden nog eenmaal hun laatste vaarwel toe en herdenken met ontroering in woord en schrift het onherstelbare verlies, dat het Duitsche volk door keizer Frederiks dood leed. Een schril contrast met deze uitingen van diepen eerbied en oprecht gevoelde smart vormt de cy nische wijze, waarop de officieusen de laatste dagen over keizer Frederik en diens denkbeelden schrijven. Zij hebben nu het laatste mom van schijnheilige vereering voor den ongelukkigen vorst afgelegd en trappen op diens nagedachtenis met zulk wreedaardig genot, dat men vol walging van dit verachtelijk schouwspel den blik afwendt. Zou keizer Wilhelm II niet beter doen dan als een koortsachtig gejaagde de Europeesche hoven af te hollen, zich met de zaken tehuis eens te bemoeien en de zoo goed gedresseerde reptiliënpers met éen woord binnen haar grenzen terug te jagen, opdaé zij ophoudt zijn edelen vader te bespotten en te belasteren Waartoe deze voortdurende beleedigingen jegens de nagedachtenis van keizer Frederik Zoo vraagt de Franhf. Ztg. Waarom aan zijn regeering de gedachte aan reichsfeindliche voornemens verbonden Hierop blijft slechts éen antwoord Er zijn personen en kringen, wien de denkbeelden en het streven van keizer Frederik, wien de korte regeeringstijd van keizer Frederik niet gerust laat slapen, zij het dat zij dientengevolge door gewetenswroeging wegens het verledene gekweld worden, zij het dat hun daar door vrees voor de toekomst ingeboezemd wordt. De groote meerderheid van het volk gevoelt dit echter niet, daarom zal zij niet dulden, dat kaar het aandenken van keizer Frederik wordt ver duisterd zij weet, wat hij geweest is en zal de smartelijk verheffende gedachte, wat hij haar had kunnen worden, nimmer ten offer brengen, zelfs ook niet wanneer dit van koogerhand als uit den poel der offieieuse pers van haar gevorderd wordt" Over den indruk door keizer Wilhelm op het volk te Rome gemaakt, schrijft men het volgende aan den Temps »Ik zeg niet, dat de verschijning van Wilhelm in alle opzichten teleurstelling wekte. Zijn roode huzaren uniform, mét den rijk gepluimden kolbak, de losse mantel, die den stijven linkerarm be dekt, en de menigte ridderorden dit alles be antwoordde ten volle aan den opera-vorst, dien men verwachtte. Zijn gestalte vond men echter van middelmatige lengtehij steekt niet meer dan een paar millimeter boven koning Humbert uit, die een meter pluimen op zijn helm noodig heeft om hét ideaal van den souverein te ver wezenlijken. Bovendien heeft de automatische koelheid van zijn groet, waarbij hij nimmer zijn kolbak afneemt, ,de strakheid van lichaam en hoofd, veel meer een volk, dat aan levendige begroetingen en openhartelijkheid gewoon is, verbaasd dan met geestdrift vervuld. »Ackhoe anders en hoe veel indrukwekkender in haar eenvoud was de ontvangst in 1883 aan den vader van Wilhelm, aan Kroonprins Frederik bereidHet waren nog de wittebroodsweken der triple-alliantie. Men had minder onkosten gemaakt. Het onverwachte bezoek was als de blijde verras sing van een goede tijding. De prins lachtte, be woog zich, leefde. Yangansche harte had hij dit beminnelijke en artistieke volk lief, dezen koning, die onder een bijna tragisch uiterlijk een edele denkwijze en liefhebbend hart verbergt, deze lief tallige koningin die de Germaansche beschaving begrijpt. Zijn genegenheid sprak uit zijn oogen, zijn vriendelijken, goedhartigen lach. Zijn reuzen gestalte boog zich om de luide toejuichingen te beantwoorden. Men hield niet op hem aan te staren, zijn prachtigen baard, zijn majestueuse houding te bewonderen. »Toen ik mij gisteren te midden van de menigte op het plein voor het Quirinaal bevond, vermaakte ik mij met de opmerkingen der omstanders. Een vrouw uit de lagere burgerklasse riep uit, toen de keizer voor het venster van het Quirinaal verscheen»Dat is een keizer met mehaniek." Mdme Adam heeft met haar artikel over de neutraliteit en onafhankelijkheid van België in een toekomstigen Fransch-Duitschen oorlog wer kelijk in Fransch-Belgische kingen alarm geslagen. Reeds verzekert men het bericht ontspruit echter niet uit een zuivere bron VAgence lïbre dat een ministerieele crisis in België dreigt ten gevolge van de verschillende onthullingen betrekkelijk het geheime verbond tusschen koning Leopold en den Duitschen keizer. Drie leden slechts van het kabinetde minister-president Beernaert, de minister van buitenlandsche zaken prins Chimay en de minister van oorlog generaal Pontus zouden met het bestaan en de clausulen van het verdrag bekend zijn. De overige ministers, niet in het geheim betrokken, moeten van oor deel zijn, dat het kabinet verplicht is met het oog op de spanning, welke zich van de publieke opinie heeft meester gemaakt, een officieele ver klaring af te leggen, waarbij de regeering alle verantwoordelijkheid van zich afwerpt. brandklok. De autoriteiten, welke in zake van brand be voegdheid bezitten, schijnen er op uit te zijn, zoo min mogelijk ruehtbaarheid te doen geven aan het feit dat er brand in de gemeente is. De brandklok wordt niet in beweging gebrachtde tamboer of hoornblazer loopt niet signaal-gevend door de straten. Ik wijs er op dat een en ander niet in 't alge meen belang is. Velen toch die öf om hunne betrekking tot schutterij of brandweer öf wegens de hun opge legde verplichting om zich naar bureau, magazijn, of werkplaats te begeven bij het ontstaan van brand binnen de kom der gemeente, belang er bij hebben van het feit zoo spoedig mogelijk kennis te bekomen, zijn reeds meer dan eenmaal niet in de gelegenheid geweest hun verplichting te vervullen, omdat zij van den brand niets gemerkt hebben. Als voorbeeld kan ik aanhalen dat minstens drie ambtenaren der provinciale griffie heden nacht rustig hebben doorgeslapen zonder iets van den brand te bemerken. Zij konden daardoor niet aan hun verplichting voldoen om ter griffie te verschijnen. Dit feit is ongetwijfeld éen uit vele. M. i. is het tijd dat de autoriteiten ten deze een andere gedragslijn aannemen, en ruchtbaar heid doen geven aan het feit dat een uitslaande brand in de kom der gemeente is uitgebroken. M. 18 Oct. '88. mr E. F. Vlissingen, 18 Oct. Tengevolge van zwaren mist, gedurende den afgeloopen nacht, die ook den geheelen morgen en vóór den middag aan hield, kwam de Queenboro mailboot Prins Hendrik iets later dan gewoonlijk aan, doch was toch te 7 u. 20 m. op de haven. De boot van Harwich op Antwerpen, de Ipswicli passeerde eerst heden te vier uur, terwijl de uit gaande boot van die lijn, die gisteren avond had moeten afkomen, eerst heden te 1 uur voorbijvoer. Gepasseerd de Ned. schoener Vooruitgez. J. L. van Heukelem, van Leuven naar Bragaroe. Middelburg, 18 Oct. De aanvoer van jarige en nieuwe tarwe en witteboonen was redelijk van de overige peulvruchten, door den regen, nog gering. Jarige Walchersche tarwe 10 cent hooger, nieuwe dito voor zaaiing prijshoudend, mindere kwaliteit niet gewild. Zaairogge en baksoort 10 cent hooger. Wintergerst en zomer- gerst onveranderd. Nieuwe witteboonen 25 a 40 cent lager. Dito bruineboonen zeer begeerd, weinig aangeboden en 1.75 a 2 hooger ge kocht. Platte- of tuinboonen onveranderd. Groene kookerwten gewild en 50 cent hooger betaald. Winterkoolzaad niet getoond. Droog zomerzaad wordt eender genoteerd. Jarige Walchersche tarwe 8.40 a 8.50 nieuwe zaaidito 7.50 gewone kwaliteit 7 zaairogge 6.10 baksoort f 6 wintergerst 5.80 a 5.90 zomergerst 4.70 a 4.80, enkel 5nieuwe witteboonen 14 a f 14.25dito bruineboonen 15.75 a f 16 groene kookerwten 9.75 a ƒ10; platte-of tuin boonen 5.25 a f 5.50puik droog zomerzaad op 11.50 gehouden, mindere soort f 11; raap olie ƒ30; patentolie 32 per vat op 6/w, contant 1 korting. Boter ƒ0.95 a ƒ1.05 per kilo. Eieren ƒ4.80 per 100 stuks. Staatsleeningen Nederland. pCfc. Bedrag stukken. Amsterdam 17 18 Oct. Oct. Cert N. W. Sch. dito dito dito dito dito Obi. Kong. O. L. 1867 dito Goudl. Italië. Ins. '62/81 Oostenrik. Obl Mei-Nov. dito Jan.-Juli dito dito Goud 4 Polen. O. Sch. '44. 4 r?0rt. Ob. Bt. '53/84 8 dito dito 1888 4% Rusland. Obl, Hope 1798/1815 Cert. Ins. 5 S. '54 6 dito dito 6 S. '55 5 Obligation 1862 6 21/g 3 31/2 31/2 5 6 5 5 5 fl. 1000 1000 1000 1000 120-1200 r, 100 Lir. 100-100000 1000 1000 200-1000 500 100 20 767/g 901/8 1003/4 101 943/g 91 667/g 67% Z.R 923/4 763/4 903% 1003/4 1007/8 941/2 911/2 671/16 67% 853/4 623/4 923/4 Z.R. f Z.R. P.R. fr. fr. dito 1864 dito 1877 dito dito Oost. Ie S. dito dito 2e dito dito 3e dito '72 gec. dito dilo '73 gec. dito dito '84 gec. dito dito '60 2e 1. dito 41/3 dito '75 gec. dito 4% dito '80 gec. dito 4 Obl. 1. 1867/69 4 Cert. v. B. Asgn. 6 Spanje. O B. IVrp. 4 dito oin. Perpet. 4 Turkije. Geprivil. 5 Gecv. S. I). C. dito Gereg. 1869 Egypte. O. L. 1876 4 dito sp. dito 1876 5 Brazilië. Obl. Louden 1865. 5 dito Leen. 1875 5 dito 1863 4I/2 dito 1879 41/g Venezuela 1881 4 Indnstr. en flnanc. Nederland. pCt. N. Hund. Msch. Aaud. rescontre 5 N.-I. Hanb.aaud. dito Zeel. aaud. dito dito Pr. dito dito Obl. 1885 8 öu-tscklaud. Crt. Rijksb. Ad. Amst. Oostenri k. Aand O. H. B 1000 500 500 50-100 1000 20-100 Z.R. 100-1000 100-1000 100-1000 50-100 50-100 50-100 100 50-100 125-625 20-100 1000 Pes. 1000-24000 Pr. 500-25000 500-2500 20-1000 500-12500 20-100 20-100 10215% 1025/8 621/4 621/2 861/8 861/4, 101 1027/g IOOS/4 6OI/2 6OI/4 102 6OV1 597/g 97% 977/8 925,8 807/s 861/2 979/16 96 81 661/2 79 151/g 8IV2 1017/g 699/i8 791.g 1514 f 100 100 100 56/5 112.10 100-500 553/s IOU'4 543,. Onderaem. 1000 150 500 500 1000 1187/is 59 1181,4 591/8 R.M. 3000 fl. 600 1213/4 Spoorweg-leen inget Nederland. pCt. Mij. t. Expl. v. St.-Spw. Aand. 250 Ned. Ctr. apw. A. 250 dito Gest. Obl. 235 N.-I spw. aand. 250-1000 N. Rijnspw. Volgef. Aand 20-200 IN.-B. Boxt. Obl. gestemp. 1875/80 100 Sïongar je. Theis. Spw. aand. 5 fl 200 dito dito Obl. 5 200-1000 Italië. Victor Kul. spw. Obl3 Lir. 500 Zuid-Ital. Sp. O. 8 500-5000 Oostenrijk. E. O. Spw. Obl 3 fr. 600 Polen. W.-W. A. Z.R. 100 Rusland. Gr. Sp.- Miats. Aand. 5 125-625 dito Ob!il/j 500 dito dito dito 4 125 Balt. Spw. Aaud. 8 n 125-125Ï Ciiark.-Azow. O. 5 100 Jelez-Griasi dito. 5 Z.R. 125-50 lelez-Orel dito 5 1000 Kurk.-Ch.-Az. O. 5 100 Losowo.-Sew. 5 Morsch.-Sysr. A. Mosk.-Jar. Obi. 5 Mosk.-Kur.-k. do. 6 Mosk.-Smol. dito 5 Orel-Vitebsk A. 5 dito Old5 Poti Tiflis dito 5 ft.-Wiasma Aand. Zuid-West Sp. M. 5 Amerik.Ctr.P. O. 6 dit.Calil.Org, dit» 5 Chic. N.-W. Cert. Aand. 500-100 dito le hypt. Crt. 7 f 1000 dit. Mad. Ext.Ob. 7 Doll. 500-1000 Menominee dito 7 500-1000 N.-W. Union dito 7 n 600-1000 Win. St.-Peter do 7 500-1000 dito S.-W. Obl. 7 500-1000 Illinois Cert. v.A. a 500-1000 dito Leas L. St. Ct 4 500-1000 St-P. M.&M.Ob. 7 500-1000 Un.Pac.Hfdl.do. 6 1000 26% 26 791/2 137 603/4 60»/8 843/g 831/s 6U/2 607/s 61% 603/4 1031/2 1033/8 1177/i6 971,4 573/4 971/g 1171/2 -a» 58 971,8 9115/16 1000 90 Z.R. 125-1250 2815/1S 100 1023/4 1023/4 R.M. 100 1000 100 9915% Z.R. 125 93 923/4 100 93 98 1000 IOOI/2 Z.R. 125 287/8 29 100-1000 651/4 655/g Doll. 1000 f 1000 1041/a 133 1333/g 1333/g 113 Premie-Leeningen. 1323/4 133 961/g lïïl/4 Nederl. Stad Am. 3 Stad Rotterdam 3 België. Stad Antw. 1887. 21/2 dito Brussel 1887 2113 Hongar. Stl. 1870 Oostenr. Stl. 1854 4 dito 1860 5 dito 1864 Cred. Inst. 1858 Busl. Stl. 1864 5 dito 1866 5 Spanje. Stad Madr. 3 Turkije.Spoorwl. S n fl. ZJK». fr. 100 100 100 100 100 250 500 100 100 100 100 100 400 112 88% 881/2 89 887/g 1093'4 - 1153/8 - 1431/2 152 431/2 11% 433/4 "Va

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1888 | | pagina 3