N'J 240: 131e Jaargang. 1888: W oensdag 10 October. Middelburg 9 October. Onderwijs. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën; 20 Cent per regel» Gebr die-, Trouw-, Doodberichten, enz.van 1-7 regels ƒ1.50; iedere regel meer ƒ0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. MIDDELBIIRGSC •Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij en te Tholen: W. A. van Nieuwenhtjijzen. Verder 'worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmar te Rotterdam, en de Irma B. van der Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. J ones, opvolger; voor België A. Grosjean Co. te Brussel. In de «Kroniek" van het October-nummer van de Stemmen voor Waarheid en Vrede schrijft dr Bronsveld o. a. het volgende «Wie tot regeeren geroepen wordt, leert de dingen met een geheel ander oog beschouwen dan hij die alleen heeft toe te zien. Strooibiljetten, bij verkiezingen ver spreid, vergeet men. Bovendien is dit ministerie, indien ons niet alles bedriegt, van uitersten af- keerig, en het zou tot groote gematigheid zijn te bewegen, ware het niet dat de twee doctoren, die wij niet behoeven te noemen, juist bij ver kiezingen zulk eene groote kracht ontwikkelen. En deze beide mannen zullen dit ministerie niet met rust laten. Ook al nemen wij aan, dat de heeren die thans onder onzen koning ons regeeren volstrekt niet dwepen met den gereformeerden" en met den ultramontaanschen doctor zij moe ten met deze twee demagogen op goeden voet blijven staan. En willen de ministers hen niet in alles en niet tot het uiterste volgen, zij moe ten toch met dit zonderling dubbelgesternte mee, verder dan hun eigenlijk wel lief is. Dit maakt onze houding tegenover dit ministerie zoo uiterst moeilijk en kiesch. Het zon ons leed doen, in dien wij zijne leden onrechtvaardig beschuldigden. Wij gelooven waarlijk, dat de meesten hunner geen persoonlijke sympathieën koesteren, hetzij voor den doctor uit Amsterdam, hetzij voor dien uit Rijsenburg maar het is toch ondenkbaar dat zij in het geheel niet letten op de wenken, welke van uit het bureau van De Standaard of uit een wel bekend Seminarie gegeven worden En dit vervult ons met ongerustheid en met wan trouwen." Wat de katholieke bladen over derede, waar mede de heer Beelaerts het voorzitterschap van de Tweede kamer heeft aanvaard, afkeurender- wijze gezegd hebben, geeft dr Bronsveld aanleiding tot een.ige opmerking. Geheel Europa (Frankrijk natuurlijk uitgenomen), den paus daaronder be grepen, keurde het goed, dat prins Willem III zijn schoonvader onttroonde. Hij heeft daardoor werkelijk voorkomendat de staatkundige en godsdienst-vrijheid in Europa ophield te bestaan. Het is volkomen waar, wat de heer Beelaerts in de Tweede kamer zeide»Daardoor ontkwamen de Geünieerde provinciën aan zeer dreigende ge varen, en werden de staatkundige en godsdien stige vrijheden van Engeland op hechter grond slagen gevestigd tot heil van gansch Europa". Eene gebeurtenis, die zelfs een paus goedvond, kan toch niet worden verfoeid door roomschen Maar wat is het geval Door Wiilem III is Europa niet alleen, behoed voor de Fransche over- heersching, maar ook voor den triomf der room- sche kerk. Daarom haten de Tijd en de Maasbode de herinnering aan den tocht van den prins naar Engeland. En ziet hier nu, zegt dr B., het ge vaar van met Rome te zijn verbonden. Dat bondgenootschap is gansch zeer gevaarlijk voor onze vrijheid. Het Doetinchems Weelcblad verblijdt er zich over, dat de redo van den heer Beelaerts (de vraag daargelaten of hij ze tot de Tweede kamer richten mocht) aanleiding geeft tot het bespreken van de vraagin hoever blijft iemand die stilzwijgend den steun der roomschen aan neemt bij verkiezingen een vrij man »En het is juist deze vraag, waarop", zegt dr B., «wij voor ons zeiven een antwoord hebben gegeven, welke ons niet gerust doet zijn omtrent de handelingen van ons ministerie. Wij betwij felen het, of het wel die vrijheid bezit, die een christenman, en vooral een christen staatsman bezitten moet. Al verblijdt ons dus het een en ander dat deze regeering, of een harer leden doet of zich voorneemt te doen, zoo volgt daaruit nog niet, dat wij ons in het optreden van dit ministerie zonder meer verheugen." DrB. is het eens met De Banier, die op eene cordate wijze antwoordt op de vraag, of anti-revolution- nairen zich niet hebben te schamen over hunne oppositie tegen de a.nti-revolutionnaire candidaten bij de jongste verkiezing van leden voor de Tweede kamer. Dat antwoord luidt«Neen Zoolang, zegt dr. B, de zoogenaamde anti- revolutionnairen niet een einde maken aan hun heulen met Rome, zoolang zij niet openlijk boete doen voor den steun, door hen aan den heer Domela Nieuwenhuis verleend, en zóólang zij blijven wat zij heden zijn, blijft ons niet anders over, dan hen beslist te wederstaan. In de Geneeskundige courant komt een artikel- voor over de burgerpraktijk der officieren van gezondheid. Bij de reorganisatie van den militairen genees kundigen dienst in 1881 door den minister van oorlog Reuther is aan het korps officieren van gezondheid dat zeer in verval geraakte behalve een prachtige promotie en andere voor- deelen en vrijheden, ook de burgerpraktijk onder luttele beperkingen toegestaan. Yan die ver gunning wordt, naar het oordeel van den schrijver, misbruik gemaakt. Er worden door gemeente besturen officieren van gezondheid benoemd tot gemeente genees- of heelkundigeer worden officieren van gezondheid benoemd tot assistenten en professoren, alles ter prejudice van hun burger- collega's, die ten minste in cle steden de praktijk tegenwoordig waarlijk maar niet voor het grijpen hebben. De schr. zet met eenige voorbeelden uiteen, dat de uitoefening dier burgerbetrekkingen niet ten voordeele komt van het rijk, en levert een schets van de organisatie van het korps, om aan te toonen, dat het onnoodig is de officieren van ge zondheid nog op soortgelijke wijze te bevorderen. Zij verkeeren in zeer gunstige omstandigheden, ontvangen dadelijk den rang van le luitenant op een traktement voor de eerste zes jaren van 1600, voor de beide volgende van 1800, om, na ver loop van acht jaren op den dag af bevorderd te worden tot le klasse (kapitein) op een trak tement, aanvankelijk van ƒ2200, na 4 jaren dienst van ƒ2400, na 8 jaren van ƒ2700 en na 12 van 3000. Bovendien worden zij voor alle extra diensten naar behooren betaald. De schrijver besluit zijn artikel aldus »De burger-arts moet zijn opleiding geheel uit eigen middelen bekostigen; de militaire student geniet die van het rijk. Wat wil men meer? Waarlijk, het toestaan der burgerpraktijk had gerust kunnen achterwege blijven. De candidaten voor de betrekking van off. v. gez. zouden toch wel niet zijn uitgebleven «Maar de burgerpraktijk is nu eenmaal aan de off. v. gez. toegestaan, en, zoolang dat kon. besluit niet wordt ingetrokken, valt daartegen niets te doen, dan »protesteeren." Maar «beperkt" kan zij wel worden,-en daartoe worde een beroep ge daan op het «billijkheidsgevoel" van Z. Exc. den heer minister van oorlog, en van den inspecteur van den geneesk. dienst der landmacht. Een tentoonstelling van schilderijen als dezer dagen in het kunstmuseum Schuttershof alhier wordt gehouden, is geene die ontwikkeling van den kunstzin of bevordering van den bloei der kunst op den voorgrond stelt. Het is een onzen kunstliefhebbers geboden gelegenheid om schil derijen te k o o p e n. Het hoofddoel dezer ten toonstelling sluit van zelve uit, dat wij in een uit voerige bespreking van de geëxposeerde, zeer talrijke doeken en aquarellen treden, maar het belet ons geenszins nog eenmaal onze lezers op te wekken aan de vriendelijke uitnoodiging van den heer Voskuil te voldoen en een bezoek te brengen aan de beide zalen in het kunstmuseum, aan hem voor korten tijd slechts ten gebruike afgestaan. Wie niet geheel vernarrt is in de moderne kunstrichting tot in haar uiterste grens, doch ook het goede in onze kunst van een twintig jaar geleden weet op te sporen of eenige onzer huidige voornaamste schilders in vroegere werken wil leeren kennen, vindt hiertoe nu een onge zochte gelegenheid. De Koekkoeks, Schenkel, Schelf bout, Springer zijn vertegenwoordigd, ook Mesdag met een don ker grijze zee, Apol met een winterlandschap, Semenowski met drie vrouwenkopjes, terwijl er van Mauve twee stukjes zijneen koe met kalf, ongetwijfeld uit zijn vroegsten tijd en een stal met paarden, blijkbaar een studie. Van de volle rijpheid van Mauve's kunst, van diens heerlijke kleurengamma, zooals wij nog onlangs op de Münchener kunsttentoonstelling in een paar zijner werken mochten genieten, kan hier wel geen sprake zijn, maar op het kleine stukje vin den wij reeds iets van zijn zilveren licht en zijn stralende luchten van latere stukken. Mauve's werken gingen tijdens zijn leven zeer spoedig, zoodra zij voltooid waren, in vaste handen over, weldra zullen zij unica's worden, zoodat ook zijn studiën en werken uit een vroegere periode reeds nu van groote waarde zijn en steeds in prijs stijgen. Onder de overige schilderijen noemen wij nog afzonderlijk: het stukje met een paar flinke figuren van De la Mar, een jongen een wortel etend van Huiberseen boeren- bi nenhnis van Paling, een fraaien kop van Van der Waay en een zeer mooi stads gezicht van Van de Sande Bakhuysen. Er zijn voorts onder do landschappen verscheidene verdienstelijke met en zonder koeien van Savry en Vester. Wie koopen wil, vindt zonder twijfel bij de verzameling van den heer Voskuil iets naar zijn smaak; voor wie niet koopen maar alleen zijn oog te kost wil laten gaan geldt dit evenzeer. Zoo even ontvangen wij het bericht, dat de schilderijen Vrijdag a. in publieke veiling komen, wat ons bovenstaand beweren bevestigt, dat deze tentoonstelling een volkomen mercantiel karak ter draagt. Wij ontvingen van de uitgevers Nijgh en van Ditmar te Rotterdam het eerste nommer van den tweeden jaargang van Neerlandsjeugd, tijdschrift voor jongens en meisjes, onder redactie van A. J. H. van der Sloot en A. 'Groeneveld. Dit wekelijks verschijnend geïllustreerde tijd schrift biedt zijnen jeugdigen lezers fraaie ver halen, versjes, tooneelstukjes, enz. aan en voegt daar ook bij kleine werkzaamheden voor dej win teravonden, voorbeelden ter nateekening, logo- grief en raadsels enz. Als gratis bijvoegsel geeft Neerlands Jeugd elke maandjeenvoudige zangstukjes met of zonder piano begeleiding, welke te zamen een alleraardigst liederenalbum vormen. Voorts heeft de redactie van Neerlands Jeugd tegen 1 November een wedstrijd in het schoon schrijven uitgeschreven. Alle nieuwe inteekenaren kunnen nog aan dien wedstrijd deelnemen en beproeven de fraaie prij zen te winnen, die uitgeloofd zijn, lo. voor kinderen van '6 en 7 jaar 2o. voor kinderen van 8, 9 en 10 jaar 3o. voor jongens en meisjes van 11 en 12 jaar of ouder. De tweede jaargang van Neerlands Jeugd vangt aan op 1 October en de abonnementsprijs is slechts 2 'sjaars. Aan den minister van waterstaat enz. is gezonden een adres van adhesie met het door het comité ter bevordering van den aanleg van een stoomtram weg van Schoondijke over IJzendijke naar de Belgische grens, richting Eecloo, ingediepde ter verkrijging van een rijkssubsidie. Op dat adres is geteekend doora de gemeen teraden vanIJzendijke, Biervliet, Waterland kerkje, Schoondijke en Hoofdplaat b De polderbesturenPrins Willem; Oranje (IJzendijke); MauritsKleine Jonkvrouw (benoor den); RetranchementGroote Jonkvrouw (benoor den); Nieuwe PassageuleClaraGroot en Klein ZuiddiepeGroote Jonkvrouw (bezuiden); Oranje (Biervliet); AmeliaSint PietersHelenaHoofd plaat; Zacharias, le deel; WilhelminaZacha- rias, 2e deelGoudenEiland- en Brandkreek. Ook aan de leden der kamers is door het co mité een verzoek om ondersteuning van zijn adres gericht. Door Z. M. zijn benoemd tot kantonrechter te Bergen op Zoom mr. H. C. F. Rits, thans kanton rechter te Waalwijk, en bij het wapen der kon. marechau»sée, en wel bij de divisie van Limburg, tot kapitein, de eerste-luit. F. F. E. Alard, van die divisie. Aan den gepensionneerden luit.-generaal der inf. A. Engelvaart, is op verzoek, eervol ontslag verleend als voorzitter der commissie, belast met de directie van de weduwen- en weezenkas voor de officieren van de landmacht, en in zijn plaats benoemd de kolonel der inf. A. Pompe, thans op non-act. te 's Gravenhage. Op de Maandag te Leeuwarden gehouden jaarlijksche vergadering van het Friesch genoot schap van geschied-, oudheid- en taalkunde is o. a. tot gewoon lid benoemd de heer T. Kielstra te Middelburg. De geneeskundige, op wien de minister van koloniën in zijn antwoord op de laatste interpel latie doelde, en die met verlof der regeering zijn studiën van de beri-beri in de Padangsche bo venlanden zal voortzetten, is, volgens het D. v. N., de officier van gezondheid der 2e klasse F. J. M. Fiebig, die reeds sedert 1882 speciaal voor dit doel een aantal hospitalen bezocht. De Indische begrooting voor 1889 heeft de volgen de eindcijfers Uitgaven in Nederland 22.540.079, idem in Indië 113.639.135, totaal ƒ136.179.214. Demiddelenzijngeraamdrin Nederland ƒ29.189.977, in Indië 98.602.227, totaal 127.792.204. Het tekortisdus ƒ8.387.010. De middelen zijn ƒ7.943.356 minder geraamd dan op de loopende begrooting, de uitgaven echter ook ƒ5.106.146 lager, zoodat het geraamde tekort voor 1889 met 2.837.210 dat vaD 1888 overschrijdt. Van de middelen zijn lager geraamd: de opbrengst van den verkoop van koffie in Nederland en Indië ƒ3.456.078, de landrente 2.318.000, het invoer recht 380.000, de inkomsten uit het opuimmo- nopolie ƒ711.000, uit de suikercultuur ƒ725.405, uit de exploitatie van de spoorwegen 300.000 en de ontvangsten der departementen van oorlog en marine ƒ135.000. Gerekend wordt opeen uit- keering van 1^ millioen uit het batige saldo van den dienst van 1886 in overeenstemming met het geraamde bedrag der uit het excedent van het hoofdgeld van heerendienstplichtigen in het belang van de inlandsche bevolking te bestrijden uitgaven. Verleden jaar werd voor dit doel 2 millioen ge raamd. Tot hooger bedrag zijn geraamd de verkoop van tin en kinabast, respectievelijk 377.357 en ƒ118.800 en de accijns op petroleum waarvoor ƒ325.000 meer is uitgetrokken. De lagere raming der uitgaven is voornamelijk veroorzaakt door een lagere raming van de uit gaven voor den inkoop van koffie, van de kosten van aanschaffing van opium, van de uitgaven in verband met de suikercultuur, van de kosten van aanleg van spoorwegen, van de uit het excedent van het hoofdgeld te bestrijden uitgaven, alsmede door de afvoering van het ten vorigen jare voor de aanschaffing van een telegraafkabel toegestaan bedrag. De tekorten tot en met 1887 (met reserve van 12 millioen administratief kapitaal) bedragen 18.719.614, dat over 1888 waarschijnlijk 9 millioen. Op ultimo 1888 dus te kort 27.719.614. Het aandeel in de geldleening van 1883 aan Indië toegekend was 45.157.365, zoodat daarvan nog overblijft 17.437.751, wat dus kan voor zien in het tekort voor 1889 geraamd. Het tractement van den gouverneur-generaal is van 160.000 op f 132.000 gebracht, terwijl het bedrag voor reiskosten van den landvoogd met 28.000 is verminderd. In verschillende bladen komt van de hand der heeren L. G. Diepenheim en G. de Wijs, beiden ridder der Militaire Willemsorde en volgens een courantenbericht de personen die de bekende ridderbijeenkomst hebben uitgelokt, een ingezon den stuk voor waarin zij herinneren aan de dooi den heer Huber in de kamerzitting van 3 Oct. ge sproken woorden: «Wanneer ik het oog vestig op die i rreguliere vergadering van ridders der Militaire Willemsorde, bijeengeroepen om te doen wat de taak van het kapittel der orde is, zoo het bestond, dan is het geloof ik, beter hieromtrent hier het stilzwijgen te bewaren." Naar aanleiding hiervan doen zij dat kamer lid de volgende vragen «Waart gij wel gerechtigd om, terwijl de kamer u alleen verlof had gegeven tot het richten van eene interpellatie aan den minister van koloniën betreffende de oneenigheden ont staan in de staats-com missie om trent de beri-beri, ook te spreken over eene «irreguliere vergadering" blijkens uwe woorden »met een zeer laakbaar doel bijeengeroepe n," waar u alle gegevens betreffende die bijeenkomst ontbraken, en die ver gadering met de oneenigheid in die staatscom missie niets te maken had De beide heeren onderschrijven gaarne de dooi den heer Huber gesproken, in de kamer toege juichte woorden «En ik ontken ten sterkste, dat in Nederland eenige stand, eenig beroep of eenige kaste zou bestaan, die zich boven de wet mag stellen," doch doen de vraag«Geldt voor u, als volksvertegenwoordiger, niet de onbeschreven wet die voorschrijft, dat men geen beschuldiging, geen beleediging, geen ongunstig oordeel over een persoon of zaak mag uitspreken, tenzij men over tuigd is van de juistheid van de gesproken woor den De beantwoording dier vragen laten zij aan den heer Huber en aan het publiek over. Voor de vacante betrekking van hoofd der school te Kapellebrug, op eene jaarwedde van 800, benevens vrije woning met tuin, hebben zich slechts drie sollicitanten aangemeld.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1888 | | pagina 1