m 237.
131® Jaargang.
18881
Zaterdag
6 October.
Middelburg 5 October.
Onderwijs.
Kerknieuws.
Rechtszaken,
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50;
iedere regel meer ƒ0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
MIDDELBllGSCHE
Agenten te Ylissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes; A. A. W. Bolland, te Kruiningen: P. van dee Peul, te Zierikzee: A. C. de Moou en te Tholen: W. A. van Nieitwenhttuzen.
Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmae te Rotterdam, en de firma B. van dm
K te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., J ohn P. J ones, opvolger;
voor België A. Geosjean Co. te Brussel.
Naar aanleiding van het schrijven van den
heer Burger over den groentijd te Leiden komt
A. in de Amst. Dv. N.) op tegen de voor
stelling, welke de heer Burger van de werkelijk
heid geeft. Deze schetst den groentijd te Leiden
zóo rooskleurig, zóo liefelijk en idyllisch, dat men
eigenlijk niet begrijpt, hoe er nog menschen zijn,
die een zoo benijdenswaardige instelling bestrij
den kunnen. Jammer maar, dat die schets meer
het product is eener sterke verbeeldingskracht
dan van een richtig waarnemingsvermogen, zegt
A. De lezer oordeele.
I. In de proclamatie van het collegium van
het Leidsch studentenkorps werd op de buiten
gewone ruwheid gewezen, waarmede dit jaar de
groenen zijn behandeld, werden de oudere leden
tot het houden van toezicht op het ontgri ienen
aangespoord, en allen herinnerd aan de straffen,
die bedreigd zijn tegen hen, welke de uiterlijke
eer van het studentenkorps schenden.
De redactie nu van het Leidsch Dagbladziende
die proclamatie aangeplakt aan de deur van de
stadsgehoorzaal, heeft gemeend er geen kwaad
meê te doen, ja veeleer zelfs gedacht het colle
gium een dienst te bewijzen, als zij die in haar
kolommen afdrukte. Maar o wee, wat moest zij
ondervinden, dat zij daarmede een onhandigheid
had begaan, die haar zoo euvel werd geduid,
dat zij zich haastte om den volgenden dag in
den vorm eener rectificatie zichzelven een slag in
't aangezicht te geven Die zelfkastijding was
welverdiend. Want hoe kon zij ook zoo dom
wezen van niet te begrijpen, dat dergelijke feiten
niet ter algemeene kennisse mogen komen, maar
zooveel doenlijk sub rosa moeten blijven.
II. Het collegium van het Leidsche studenten
korps heeft eenige studenten, die groenen gesla
gen, dus mishandeld hadden, voor zijn rechter
stoel gedaagd.
Uit deze twee officieele feiten blijkt, dat de
ontgroening in de sleutelstad niet van zoo on-
schuldigen aard was, als de heer Burger uit een
kwalijk begrepen esprit de corps beweert.
Afschaffing van het groenwezen is, zegt A., het
eenig middel een einde te maken aan de perio
diek terugkeerende ruwheid en uitspatting. Die
afschaffing ga uit van de studenten zelve, zoowel
in 't belang van de hoogeschool, waaraan zij stu-
deeren, als in dat van het korps, waartoe zij
behooren. Bestendiging van het bestaande, her
haling van het gebeurde zou den wetgever kunnen
nopen in de wet op het hooger onderwijs een
artikel in te lasschen, waarin het groenen aan
de hoogescholen verboden werd, en aan den aca-
demischen senaat de handhaving van die ver
bodsbepaling werd opgedragen.
In plaats van aan A. baron Schimmelpenninck
van der Oye van Nijenbeek, tot andere functiën
benoemd, is door Z. M. tot administrateur van
het kroondomein benoemd jhr. H. P. M. E. Sand-
berg tot Essenburg, Zr. Ms. kamerheer in bui
tengewonen dienst.
Met ingang van 16 Oct. zijn benoemd tot
comm. der posterijen van de 4e kl. H. Vogel en
S. de Witte Sz., en, met ingang van 15 Nov.,
J. Brouwer, allen thans surnumerairs der pos
tergen.
De Staats-courant van heden(Vrijdag) bevat een
staat van militaire nalatenschappen, afkomstig
van onderofficieren en verdere manschappen der
landmacht in Nederlandsch-Indië, onder het be
heer der weeskamers daar te lande gekomen, en
die zuiver, na aftrek van kosten en loonen, be
dragen 250 en minder, en opgevraagd en ont
vangen kunnen worden bij het ministerie van
koloniën in Nederland.
Namen van personen, in Zeeland geboren, ko
men daarop niet voor.
Wij herinneren onze lezers aan de collectie
moderne schilderijen, van 6 tot 12 October ten
toon gesteld in het kunstmuseum Schuttershof alhier.
Voor deze tentoonstelling werden door den heer
C. L. C. Voskuil, kunsthandelaar te Amsterdam,
nette uitnoodigingskaarten rondgezonden, die
uitsluitend den bezitters en den door hen geïntro-
duceerden toegang geven voor Zaterdag en Zondag,
maardeoverige dagen zijn de schilderijen voor ieder
ter bezichtiging. Onder de lijst van namen dei-
vertegenwoordigde schilders bevinden zich vele
goede bekenden, zoodat men zich zeker over een
bezoek aan het museum niet zal te beklagen
hebben. Bewonderaars en koopers zullen den
exposant hoogst welkom zijn.
De generaal-majoor J. H. Kromhout, inspecteur
van het wapen der genie, en de dirigeerende
officier van gezondheid le. klasse kolonel W.
Krol, vergezeld van hunne adjudanten, vertoeven
hier ter stede tot het houden hunner jaarlijksche
inspectiën over de militaire gebouwen.
De Duitsche keizer heeft den heer P. de Bruijne,
vroeger consul van het Duitsche rijk te Middelburg,
de kroonorde 4e klasse geschonken. Vad
De gisteren te Goes door de Vereeniging van
burgemeesters en secretarissen in Zuid- en A oord-
Beveland gehouden vergadering werd slechts door
16 leden bijgewoond en door den heer J. Vereeke,
burgemeester van Waarde, gepresideerd.
Na eenige huishoudelijke mededeelingen werden
enkele voorschriften uit een ontworpen algemeene
politieverordening besproken.
Vervolgens werden door den heer H. G. Hart
man Jzn de volgende vraagpunten ingeleid
a. Be akte van echtscheiding moet in de registers
ran den B. S. zijn ingeschreven, wil de echtscheiding
van kracht zijn.
b. Kan de aanslag van een gefailleerde in den hoofdei,
omslag tot eene bevoorrechte schuld gemaakt worden?
Ten opzichte van vraagpunt a was de inleider
van oordeel dat er nog geen echtscheiding is,
voordat aan de formaliteit der inschrijving in het
register van huwel. en echtscheidingen is voldaan,
waarin hij wordt versterkt door het arrest van
den H. R. van 26 Maart 1888, in overeenstem
ming met de conclusie van den advokaat-generaal
mr Gregory genomen, uit welk vonnis en con
clusie een gedeelte werd voorgelezen (zie Tijd
schrift ter beoefening van het adminisrtatief recht
blz. 238 e. v.)
Dit vraagpunt had de heer Hartman in behan
deling gebracht om zooveel mogelijk te voorko
men dat een ambtenaar van den burg. stand eene
vergissing bega door een vonnis eener echtschei
ding over te leggen in plaats van een uittreksel
uit het register van huw. en echtscheidingen.
Over dit vraagpunt had geen discussie plaats;
alleen werden eenige vragen gedaan, die door den
inleider werden beantwoord.
Vraagpunt b. werd door den inleider toestem
mend beantwoord, indien men in de verordening
tot heffing en invordering van den hoofd, omslag
een voorschrift dienaangaande opneemt, in ver
band met art. 1183 B. W. Wel is waar denkt
hij dat ged. staten eene soortgelijke bepaling ter
vernietiging zullen voordragen, tengevolge van
het arrest van den H. R. van 10 Februari 1871,
maar z. i. niet met een gunstig gevolg. Hij ver
wees verder naar het gevoelen van mr. Fokker e. a.
De heer V. d. Bilt La Motthe uitte de vrees
dat vernietiging zou volgen, daar bij ged. staten
op dit punt steeds bedenkingen zijn gerezen-
Overigens had er geen discussie plaats.
In de bus werden de volgende vragen gevonden:
lo Zou het niet goed zijn, het adres der com
missie uit Amsterdam aan den koning om w,j-
ziging der gemeentewet, in zake de gemeentelijke
directe belastingen, te ondersteunen?
2o a Gaat de onschendbaarheid van een raads
lid zoover, dat hij in publieke raadszitting een
onderwijzer beschuldigen mag, onder verklaring
die beschuldiging niet te kunnen bewijzen, dat
hij de neutraliteit schendt
b Zou een raadslid beschuldigingen mogen uiten,
onder gelijke reserve, in eene publieke zitting die
den bedrijver der feiten in aanraking brengen
kunnen met den strafrechter
3o Is de gemeente-ontvanger bevoegd om, we
gens achterstallige hoofd, omslag of hondenbe
lasting, personen te vervolgen, die gelden van de
gemeente te vorderen hebben voor gedane werk
zaamheden als anderszins over datzelfde dienst
jaar, wanneer dat nog niet verstreken is.
De heer Hartman deelde mede dat hij de steller
der eerste vraag is. Hij voor zich acht onder
steuning gewenscht, niet alleen op grond dei-
zienswijze, uitgedrukt in het adres, waarvan door
hem een gedeelte wordt voorgelezen en voorko
mende in het Handelsbladmaar ook op dien,
vermeld in het praeadvies van den heer V. d.
Bilt La Motthe, uitgebracht in de voorjaarsver
gadering, over een denkbeeld der Friesche ver
eeniging omtrent de wenschelijkheid om art. 245
der gemeentewet zoodanig te wjjzigen dat ook
zedelijke lichamen kunnen worden aangeslagen.
Hij stelde daarom voor het bestuur te machtigen,
om, wanneer het adres in zijn geheel in zijn
bezit is en adhaesie daaraan dit bestuur dan nog
wenschelijk voorkomt, dit adres te steunen. Dit
voorstel werd unaniem aangenomen.
Omtrent de tweede vraag was de heer Hartman
van oordeel, dat voor zoover de vragen daar
liggen, deze ontkennend moeten beantwoord, wor
den terwijl de heeren Van der Bilt la Motthe
en Dekker omtrent vraag 3 van gevoelen waren
dat elke schuld op zichzelf staat en de gemeente
ontvanger dus niet bevoegd is om H. omslag of
hondenbelasting af te houden van hetgeen de
schuldeischer van de gemeente te vorderen heeft.
Hij (de gem.-ontv.) moet, volgens hen, op tijd
vervolgen.
Tot rapporteurs over de staatsbegrooting zijn
door de Tweede kamer benoemd voor hoofdstuk
III (buitenlandsche zaken) de heeren Vos de
Wael, Patijn, W. Cremers, Huber en Smidt;
hoofdstuk IV (justitie) de heeren Van Berckel,
Brantsen, Walter, G. W. van Dedem en E. Cremers.
Op initiatief van den len onderwijzer A.
van Houte te Nieuw- en St Joosland, werd. op
1 October 1887 een schoolspaarbank opgericht,
waarin tot 1 Oct. 1888, dus gedurende een jaar,
door 97 kinderen het niet onbelangrijk bedrag
van f 357.25 is ingebracht, terwijl slechts 27.20
werd teruggehaald.
Op de voordracht voor onderwijzer aan een
school voor u. 1. o. in de Tuinders dwarsstraat
te Rotterdam staat o. a. de beer J. Risseeuw te
's Gravenzande.
De heer F. A. N. DikkeDberg, te Oud-Beier
land, is benoemd tot onderwijzer aan de school
der Ned. Herv. gemeente te Zeist.
Onder dagteekening van 25 September jl.
is door de deputaten van de voorloopige synode
van Utrecht, in zake van de vereeniging met de
christelijk gereformeerde kerken, aan de depu
taten van de synode te Assen bericht, dat ook,
waar bij ontstentenis vooralsnog van een ge-
meenschappelijken grondslag, de definitieve onder
handeling niet wel vlotten kan, zij niettemin
gaarne aanwijzing van dag' en plaats voor het
houden eener conferentie tegemoet zagen. (Stand.)
Arrondissements-rechtbank te Middelburg.
Behalve dat eenige hieronder vermelde von
nissen werden uitgesproken kwamen ook ver
schillende zaken in behandeling.
De eerste betrof eene scheldpartijop den 30 Juli
jl. in eene herberg te Hulst voorgevallen, waar
een Belgische koopman P. de B. te Clinge een
collega C. G. te Meerdonk had toegevoegd»gij
zijt een menschen bedrieger en opperhoofd der
zwarte bende." De ambtenaar van het openbaar
ministerie vroeg veroordeeling van den koopman,
die door scolere" over de hem benadeelende han
delingen van zijn collega tot die uiting was ver
leid, tot eene geldboete van f 8, subsidiair eene
hechtenis van zes dagen.
De tweede zaak gold landlooperij, waarvoor de
23-jarige timmermansknecht A. B, van Nieuwer
Amstel, thans alhier gedetineerd, terecht stond.
Met een kapitaal van 14 oent bevond hij zich den
10 Sept. jl. te Sluis en werd in de omstreken van
die plaats, na in eene herberg nog 5 cent van
zijn kapitaal verteerd te hebben, op den open
baren weg door de marechaussee gearresteerd in
het bezit van 6 cent.
Arm aan geld moge deze beklaagde geweest zijn
arm aan woorden is hij'niet, bij zijne verdediging
ontbrak het hem ten minste niet aan jftuz de louche.
wat echter niet wegnam dat de ambtenaar van
het openbaar ministerie, na het treurig verleden
van den bekl. te hebben geschetst, eene hechtenis
vroeg van 12 dagen en daarna opzending van
bekl. naar een rijks werkinrichting voor den tijd
van drie jaren.
Van meer belang was de derde zaak. Der 57-
jarige koopvrouw J. P. G., huivrouw van F. de
M., te Breskens, werd mishandeling ten laste ge
legd, omdat in den morgen van 20 Maart de
paarden van een wagen, waarop de werkman A.
B. gezeten was, door het schrikken voor de hon
denkar van bekl., op hol waren gegaan, A.
B. daaraf is gevallen en gekwetst werd.
Uit de afgelegde verklaring van A. B. bleek
dat bekl. niet, zooals het reglement op de wegen
voorschrijftbij het tegenkomen van den met
paarden bespannen wagen van haar voertuig is
afgestegen en zich voor haren hond heeft geplaatst.
Verder verklaarde A. B. door de gevolgen van
zijn val twaalf weken buiten verdienste te zijn
geweest en van de opgedane kneuzingen nog pijn
te hebben.
Bekl. oeweerde thans, en bleef daarbij gedurende
het gansche verhoor, den wagen niet gezien te
hebben, wat echter in tegenspraak was met hare
vroeger voor den rechter van instructie afgelegde
verklaring.
De mededeelingen van den eersten getuige, wat
zijne kneuzing betreft, werden bevestigd door den
getuige deskundige, den heer M. M. Lucieer,
geneeskundige te Groedeterwijl de andere
getuigen met zijne overige verklaringen accoord
gingen en van oordeel waren dat bekl. den aan
komenden wagen bepaald moet gezien hebben.
De ambtenaar van het openbaar ministerie was
van oordeel dat bekl., nalatig gebleven zijnde in
de opvolging van bestaande voorschriften, behoort
schuldig verklaard te worden aan overtreding
van art. 308 van het wetboek van strafrecht,
waarbij straf is bedreigd tegen hem aan wiens
schuld te wijten is dat een ander zwaar licha
melijk letsel bekomt of zoodanig lichamelijk
letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in
de uitoefening zijner ambts-of beroepsbezigheden
ontstaat. De ambtenaar vroeg veroordeeling van
bekl. tot 14 dagen hechtenis.
De heer mr. A. C. A. Jacobse Boudewijnse, die
als verdediger van bekl. optrad, achtte het ant
woord op de vraag of bekl. al of niet het voer
tuig van getuige B. had gezien, in deze procedure
ten eenenmale onverschillig wat de strafbaarheid
van bekl. betreft. Bekl. heeft zich schuldig ge
maakt aan overtreding van een artikel van het
reglement op de wegen en voetpaden in Zeeland,
dit geeft de verdediger gaarne toe, maar dat zij
onder de termen vallen zou van art. 308 van het
wetboek van strafrecht, dit bestrijdt hij ten
sterkste. Na een gemotiveerde uiteenzetting zijner
meening ten deze concludeerde de verdediger tot
vrijspraak van zijn cliente.
Na re- en dupliek, waarbij zoowel de ambtenaar
van het O. M. als de verdediger persisteerden bij
hun gevoelen, bepaalde de rechtbank in deze zaak,
evenals in de vorige, de uitspraak op heden over
8 dagen.
Nadat met deze zaken en eene onbeteekenende
onderlinge mishandeling van twee Belgische koop
lieden de morgenzitting was doorgebracht, kwamen
in de namiddagzitting in behandeling de zaken
tegen lo. C. R. 20 jaar, slachter, geboren en
vroeger wonende te Heinkenszand, thans milicien
bij de infanterie te Bergen op Zoom, ter zake
dat hij op den 20 April 1888 ter openbare
terechtzitting van het kantongerecht te Goes,
als getuige onder eede gehoord in de strafzaak
tegen Johannes Zuidweg, koopman te Heinkens
zand, opzettelijk eene valsche verklaring heeft
afgelegd, door, in strijd met de waarheid te ver
klaren »ik ben op 5 Maart 1888 des avonds
omstreeks 10 uren met den beklaagde op de
openbare straat te Heinkenszand geweest, nadat
deze uit de herberg van Van Dijke gekomen
was; beklaagde was toen niet dronken en heeft
toen niet geschreeuwd; wanneer dat het geval
was geweest had ik het moeten zien en hooren,
ik heb beklaagde niet ondersteund of vastge
houden, ik ben niet met hem in de herberg van
Van Dijke geweest"en ten 2e P. B., 19 jaar,
boerenknecht, geboren en vroeger wonende te
Henkenszand, thans milicien bij de veld-artil-
lerie te Bergen op Zoom, tezelfder zake met
dien verstande echter dat diens valsche ver
klaring luidde als volgt»ik ben op 5 Maart 11.,
des avonds ongeveer tien uren, met beklaagde
op de openbare straat te Heinkenszand geweest,
toen deze uit de herberg van Van Dijke kwam.
Beklaagde was toen niet dronken en heeft toen
niet geschreeuwdik heb hem niet behoeven te
ondersteunen en hem ook niet vastgehad, ik liep
vlak naast beklaagde en moest het dus gemerkt
hebben, als hij toen dronken was geweest of
gescheeuwd had."
In deze zaken waren vanwege het O. M. zes
getuigen gedagvaard terwijl de heer mr C. Lucasse
als verdediger voor beide beklaagden optrad.
Nadat door beide beklaagden op de vraag, of
zij den 20 April voor het kantongerecht de boven
omschreven verklaringen onder eede hadden afge
legd, toestemmend geantwoord was en zij verzekerd
hadden bij die verklaring te volharden, werd
overgegaan tot het hooren der getuigen.
De eerste, gemeente-veldwachter te Heinkens
zand, verklaarde dat J. Zuidweg op den 5 Maart
zich in kennelijken staat van dronkenschap be
vond, dat beide beklaagden Z. onder den arm
hadden en op verzoek van den veldwachter op
zich genomen hebben Z. thuis te brengen. I«