N\ 236. 131® Jaargang. 1888: Vrijdag 5 October. Middelburg 4 October. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50; iedere regel meer ƒ0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Onze W est. ft MIDDELBURGSCHE COURANT. Agenten te Vlif isingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes; A. A. W. Bolland, te Kruiningen; F. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij en te Tholen: W. A. van Nleuwenhduzen. Verder worden door alle post!Kantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen- en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nugh van Ditmar te Rotterdam, en de firma B. van der Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger; voor België A. Grosjean Co. te Brussel. Bij den strijd om het bes taan, die in den tegen- woordigen tijd door velen te strijden valt, wordt, nu in onze Oost en in Amerika de emigrant zich niet meer behoeft aan ie melden om dadelijk werk en brood te vinden, veelal het oog gericht op de Transvaal, en zoeke'n ondernemende borsten daar wat het vaderland; hun weigert of niet geven kan. Zelden hoojrt men echter spreken van emigratie naar de kolonie Suriname of om een volksuitdrukking tip gebruiken »de West"'. En toch is daar, in (het aan natuur-schatten overrijke land, gebrek 'aan werkkrachten en voor bekwame ambachtsliedei n en arbeiders niet alleen dagelijksch brood te verdienen, maar ook nog wel een spaarpotje te make n. Vraagt men echter waaraan is het dan toch toe te schrijven dat niot meerderen trachten daar hunne positie te verbeberen dan zou bet ant woord hierop meestal moeten luidenhierbij is een volksvooroordeel in 't spel. Bij velen toch is de West »een ongezond gat wie erheen gaat komt niet levend terugalleen reeds aan de gele koorts gaan ze er dood als muizen." En niet alleen bij den minderen man, maar ook bij de hoogere standen bestaat dit vooroordeel, en wanneer oproepingen, gedaan worden ter vervul ling van aanzienlijke betrekkingen in de kolonie, op soms schitterende traktementen, gebeurt bet dat er zich weieens geen, en in den regel slechts zeer weinig candidaten aanmelden. Om dien slechten naam weg te nemen schreef de heer dr G. C. Steynis te Paramaribo in het laatste nommer van de Vragen des tijds een opstel, waarin hij met feiten en cijfers aantoont dat de gezondheidstoestand in Suriname voor het tegenwoordige zoo is dat iemand, die gezond, sterk en in de kracht des levens zich daar zou willen vestigen, zich geen oogenblik be hoeft te laten terughonden door de vrees, dat men eerder ziek worden en sterven zal dan overal elders. De heer Steynis kan met vrijmoedigheid in dezen zijne meening zeggen, omdat hij met de zijnen een ervaring heeft van ruim drie en een half jaar, waarin geen een van de vijf personen kleine ongesteldheden buiten rekening latende, door een ernstige ziekte werd aangetast. Ook wijst de schrijver erop dat in de laatste jaren in verschillende door den gouverneur uit gesproken redevoeringen en uitgegeven stukken herhaaldelijk gewaagd wordt van »het gezonde Suriname", eene uitdrukking die zeker niet zon gebezigd worden als het bestuur haar niet bij ervaring als juist hacl leeren kennen en, zoo noo- dig, voor verdediging vatbaar achtte. Dat het langdurig verblijf in een tropisch land ten slotte min of meer afmattend werkt op degenen, die uit koudere gewesten afkomstig zijn, ontkent de schrjjver niet. Vandaar de wijze maatregel dat ambtenaren, die ouder dan 30 jaar in Suri name aankomen, reeds na acht dienstjaren recht hebben op een verlof dat twee jaren duren kan. Er wonen op dit oogenblik in Nederland zeventig gepensioneerde ambtenaren, die hooger en lager geplaatst zijn geweest en dus van allerlei levens conditie, wier geboortejaren verschillen van 1806 tot 1840 en van wie verscheidene, na hun twin- tigjarigen diensttijd in Suriname te hebben vervuld, geschiktheid en lust genoeg hebben over gehouden om in Nederland opnieuw eene betrek king te aanvaarden. Of men het in het tropische land zal uithouden, hangt in de eerste plaats af van den toestand waarin men aankomt. Is men dan nog betrek kelijk jong, gezond en sterk, dan zal het best gaan. Doch is men in Holland reeds verliederlijkt en verdierlijkt misschien; komt een verloopen jong mensch als blank officier of soldaat aan zijn er soms mannen uitgekomen van meer dan vijftigjarigen leeftijd (oude hoornen moet men niet verplanten), bij wie in de West een kwaal zich openbaarde, waaraan zij zeiven verklaarden dat verscheidene hunner familieleden in Holland gesneuveld of nog lijdende waren arriveert men, na een veelbewogen leven in Nederland en met een geschokt zenuwgestel, of na in 't vaderland reeds jaren met tering onder de leden te hebben rondgeloopen, en al deze gevallen hebben zich voorgedaan dan is het volstrekt geen kunst pm, als dergelijke lieden in de West sterven of weldra moeten repatrieeren, te gaan schreeuwen over de ongezondheid van de Westte zeggen »alweêr een dood, alweer een dood 1" en het klimaat .verwoestend, moordend" te noemen. Maar dan is het veeleer te verwonderen dat sommigen van die lieden, die al heel of half verwoest waren vóór ze aan Suriname dachten, het daar nog vier, vijf, ja acht jaren hebben uitgehouden. Dat bewijst eer voor dan tegen het klimaat. En in de tweede plaats hangt veel af'van de wjjze waarop men in de koloniën leeft, vooral in het begin. Wie zich dan niet zooveel mogelijk wacht voor het loopen in de brandende zon, of, als hij erin loopen moet, eigenwijs zijn parasol onder zijn arm, in plaats van boven zijn boofd boudtwie zicb- spoedig waagt aan jachtpartijen en vermoeiende tochten in de bosschen, waarin dik wijls moerasdampen hangen; wie zich niet flink voedt, door de belachelijke vrees dat men ongeveer uit elk artikel de lepra zal oploopenwie niet hij het overigens volstrekt niet verboden, integen deel door bekwame medici aanbevolen, gebruik van wijn, bier, cognac, de matigheid in acht neemt of zich aan uitspattingen van anderen aard overgeeft, ja, dezulken kunnen spoedig een hersenziekte en moeraskoortsen krijgen, er weldra uitzien als een geraamte, beverig worden of tot delirium en allerlei andere akeligheden vervallen. Men moet zich wat voegen naar 't klimaat. Het sterftecijfer in de kolonie is niet zoo ver bazend veel hooger dan dat in Nederland en zeker lang zoo hoog niet als velen dat van sdie onge zonde West" denken. En wat dat cijfer dan nog hooger is, mag volstrekt niet alleen op rekening van het klimaat worden gesteld, doch moet uit allerlei samenwerkende oorzaken worden verklaard. Bovendien bedenke men dat men in het va derland te doen heeft met een vaste, meeren- deels daar gewonnen en geboren bevolking, terwijl in Suriname de populatie uit alle werelddeelen is samengebracht, moet worden geacclimatiseerd en het niet precies altijd het beste is wat uit den vreemde aan werkkrachten wordt afgestaan. In Paramaribo, de hoofdstad van Suriname, is het sterftecijfer iets hooger dan in steden van ongeveer gelijke bevolkingssterkte in Nederlandj maar men vergete niet, dat zich in het militaire hospitaal (grootendeels voor niet-militairen die nende) of in particuliere woningen, al wat in de goudvelden of op de plantages ernstig ziek wordt, laat opnemen. In 1887 werden in het hospitaal uit de districten opgenomen 614 zieken, waarvan in dat jaar 36 (in 1887 nog éen) overleden. Van 1 Januari tot 31 Mei 1888 werden nit de districten in het hospitaal overgebracht 309 personen, waar van 9 overleden. Al deze ziekte- en sterfgevallen komen natuurlijk niet op rekening van de stad. Bovendien herbergt Paramaribo, als de kolonie in het algemeen, een bevolking uit alle natiën en tongen samengebracht en waarvan velen allerlei kwalen en ziekten van elders meêbrengen. Eindelijk is in de stad van een behoorlijk riool stelsel, van een waterleiding, van een geregelden reinigingsdienst (de prachtige, breede, langs de stad kronkelende rivier, de Suriname, dient tot vuilnisbak voor al wat in hare nabijheid woont) nog geen sprake. Waren deze zoo belangrijke aangelegenheden op een Europeesche hoogte ge bracht, dan zou de gezondheidstoestand zeker nog gunstiger zijn dan nu, onder hoogst ongunstige omstandigheden, het geval is. Over de laatste elf jaren bedroeg het gemid delde sterftecijfer 4.06 het hoogste was in 1884 5.14- het laagste in 1887 3 Wanneer men nu nagaat dat in 1886 het sterftecijfer per duizend voor Paramaribo was 33.70 en weet dat het in hetzelfde tijdsverloop in Gouda 40.12 was, in Breda 32.99, in Delft 32.44, in 's Hertogenbosch 30.99, in Nijmegen 30.16, in Amersfoort 29.62 en in Schiedam 29.22, dan blijkt dat, behalve te Gouda, waar zij 6.42 per duizend meer bedroeg, de sterfte te Parama ribo in 1886 wel grooter was dan in eene dei- genoemde andere steden, maar niet groot genoeg om de ongunstige reputatie omtrent den gezond heidstoestand aldaar te rechtvaardigen. Daaren boven kunnen in Nederland verscheidene kleinere plaatsen genoemd worden, waar het sterftecijfer, ook over 1886, niet belangrijk minder, of zelfs hooger was dan dat te Paramaribo., Zoo bijv. Vlissingen met 34.59, Ylaardingen met 32.92 en Oosterbout met 30.86 per duizend, om nu maar vau plaatseu heneden de 10.000 inwoners te zwijgen, waar de sterfte soms 40.43, ja zelfs een. maal 47.23 gevallen per 1000 bedraagt. Over hetzelfde jaar 1886 bedroeg de sterfte per 1000- inwoners in Nederland 23.77, tegen 24.14 in 1884 en 22.93 in 1885. Een gemiddeld jaar dus. En in dat, zooals wij omtrent de stad zagen, voor Suriname niet eens gunstigste jaar, bedroeg de sterfte over de kolonie 25.87 per 1000een verschil dus van slechts 2.10 gevallen meer. Ook onder de troepen ën het garnizoen is het sterftecijfer gering. Op een sterkte van officieren en minderen van 200 tot 280 personen overleden in de jaren 1878—1887 eens 9, eens 7, eens 5, driemaal 3, eens 2, tweemaal 1 en eens geen personen. In de koloniale verslagen over de laatste tien jaren wordt in het algemeen omtrent den ge zondheidstoestand steeds opgemerkt, dat hij nu wat gunstiger, dan wat minder gunstig was. Slechts de volgende speciale vermeldingen komen er in voor»in Maart en April 1880 heerschten de mazelen, maar niet kwaadaardig"»in het laatste kwartaal van 1883 kwamen buikziek ten voor en kinkhoest tot April 1884, maar niet kwaadaardig"»in 1885 was de toestand zóo gunstig dat er 440 geboorten meer dan sterfgevallen waren". Yan het heerschen van allerlei besmettelijke ziekten, cholera, pokken, dysenterie, beri-beri, wordt in dit tropische land niets vernomen. Ook niet van de zoo beruchte gele koorts. Met betrekking tot die ziekte vermeldt het koloniaal verslag van 1886 dat een oogenblik vrees gekoesterd werd voor besmetting met gele koorts nl. toen den 27n Februari 1886 een mili tair, behoorende tot een detachement dat te Albina aan de Marowijne (tegenover hst Fransche strafetablissement St Laurent, waar verscheidene personen aan de gele koorts bezweken waren) gestationeerd was geweest en afgelost was ge worden, ziek ter reede van Paramaribo aankwam en reeds den volgenden dag op quarantaine-post, Leyden, overleed. De overige militairen bleven echter gezond, evenals de bemanning van bet vaartuig, waarmee bet detachement was overge bracht, zoodat op 20 Maart allen tot het vrije verkeer werden toegelaten. Vermoedelijk is die soldaat dus niet aan de gele koorts bezweken. Doch gesteld het ware zoo, dan kwamen we er toch uitmuntend af. De laatste gele koorts epidemie van beteekenis heerschte in 1851. In het hospitaal werden toen verpleegd 261 lijders, waarvan 219 herstelden, hoewel 106 zware ziekte gevallen waren. In 1854, '55 en '56 kwamen verspreide gevallen van die ziekte voor; in het laatstgenoemde jaar 46 gevallen met doodeljjken afloop, uitsluitend onder schepelingen en het garnizoen. In het verslag over 1866, toen de sterfte over de geheele kolonie meer dan 5 pet. bedroeg, wordt ook nog een epidemie van gele koorts genoemd, doch zonder nadere bijzonderheden. Van J866 tot 1886, en als die enkele bovengenoemde soldaat mei aan de gele koorts overleed, tot 11 Juli 1888, bleef de kolonie dus van die ziekte bevrijd. En het gevaar daarvoor, dat van Fransch Guyana soms dreigt, is zeker door de nieuwe quarantaine verordening van 1886 nog verminderd. In de eerste maanden van 1886 en van 1888 heerschte de gele koorts te Cayenne en te St Laurent, maar zelfs onze oever van de grensrivier bleef verschoond. Wanneer, zooals uit bovenstaande blijkt, de meening dat het in Suriname zoó schrikkelijk ongezond is op niet anders berust clan op een volksvooroordeel, verdient het ernstig overweging om de personen, clie er aan denken naar Trans vaal of de Vereenigde Staten te emigreeren, te wijzen op de kans, die zij hebben ook in eere kolonie onder Nederlandsck bestuur bunne positie te verbeteren en daar ten voordeel van zich zelf en ook ten nutte van de kolonie bezigheden te vinden. Naar aanleiding van onze opmerking over de benoeming van jhr mr M. A. de Sarvornin Lobman tot gouverneur van Suriname waagt het anti- revolutionnaire blad in onze provincie het een vergelijking te maken tusschen hem en den heer Keuchenius. Als dit blad zelf niet begrijpt, boe die beide mannen, haast zouden wij zeggen lijnrecht maar toch in ieder geval in vele opzichten, tegenover elkaar staan, dan kent het de kaart van zijn eigen partij niet. Wat de heer Lohman eens zeide van de libe ralen zou de beer Keuchenius nooit doen. De laatste moge soms onhandig wezen, in zijn ijver te ver gaan, hij bleef steeds binnen de per ken, die de heer Lohman overschreed. Het Handelsblad meent ook dat deze benoeming voor velen niet minder, ja nog in hoogere mate verrassend zal zijn dan die van den heer Pijnacker Hordijk tot gouverneur-generaal van Ned.-Indië. »Yoor zoover ons bekend is, zoo schrijft het, is de nieuwe gouverneur van Suriname tot dusver enkel bij de rechterlijke macht in Nederland werk zaam geweest en treedt hij derhalve nn op in een werkkring, die hem geheel vreemd was. Ook de vorige gouverneur was geen »specialiteit", maar toch als oud-kamerlid, oud-minister en lid van den raad van state niet geheel vreemdeling op koloniaal gebied. De vraag ligt voor de hand: indien de minister van koloniën uit zijn geest verwanten, waartoe ook de nieuwe gouverneur behoort, een keuze wilde doen, ware dan niet een benoeming mogelijk geweest, welke althans eenigen waarborg van bekendheid met de kolonie verschafte »De benoeming heeft ook daarom bijzondere beteekenis, omdat de bevolking der kolonie Suri name voor een aanzienlijk gedeelte bestaat uit een element, dat de heer Lohman nog niet lang geleden als vreemdelingen binnen onze poorten heeft voorgesteld Ook het Vaderland bevreemdt het dat juist de post van gouverneur van Suriname is toegedacht aan den heer De Savornin Lohman, wiens anti semitische uitingen veel kwaad bloed hebben gezet en bij de groote semitische bevolking van Suriname zeker geen aanbeveling voor hem zullen zijn. Te zonderlinger is deze benoeming, daar er opzettelijk mede gewacht is, totdat de afgetreden gouverneur mr Smidt den minister van advies heeft kunnen dienen. Het zou dit blad zeer ver wonderen, als hij den heer Lohman had aanbevolen. De geschiedenis der beri-beri-commissie heeft veel van een droom. Zij was er, zij deed nog niets en zij is er niet meer. Het is nu, volgens mededeeling gisteren in de Tweede kamer door den minister Keuchenius ge daan, gebleken dat de heer De Rochemont niet de geschikte persoon is om het secretariaat van zulk eene commissie waar te nemen. Hij miste de voor die betrekking zoo hoog noodige objectiviteit. De heer Huber gaf den minister de gelegenheid omtrent deze tragisch-comisohe geschiedenis volk en kamer in te lichten. De afgevaardigde voor Dokkum herinnerde aan de bekende feiten wees er op dat het duel bij onze wet verboden is, zoodat iemand, die het duel weigert, lof verdient en ontkende dat er in Nederland eenige kaste is, die zich boven de wet mag stellen, eene verklaring die luide toejuiching vond. Ten slotte deed hij deze vragen"Wat is der regeering bekend van de oneenigheid in de staats commissie Hebben 8 van de 13 leden hun ontslag gevraagd En welke zullen van de geschillen voor deze commissie het gevolg zijn? Op die vragen antwoordde de heer Keuchenius het volgende Hij verheugde zich over de instem ming die de instelling der commissie heeft ge vonden en betreurde daarom te meer te moeten verklaren, dat de geruchten over het ontslag van 8 of 9 leden juist zijn en dat zij niets anders dan een werkstaking der commissie hebben ten gevolge gehad. Sedert 's ministers optreden volgde hij de berich ten over de beri-beri' en bad hij gezocht naar middelen om een onderzoek te doen instellen. Yijf of zes weken na 's ministers optreden, kwam de luit.-kol. Verstege tot den heer Keuchenius, met het betoog dat de instelling eener commissie hier te lande wenschelijk en geraden was. Na eenige dagen werd met 's ministers goedkeuring een adres van den heer Verstege en anderen aan den koning aangeboden, nadat de minister hem had verzekerd, dat 'them geen aanleiding zou geven om geheele terugtrekking uit Atjeh voor te stellen. Het gevolg van het adres was de instelling der commissie. De heer Verstege gaf eenige namen op van geneeskundigen van zee- en landmacht en de minister heeft er anderen aan toegevoegddit voerde de heer Keuchenius aan, omdat het den indruk kon geven als zou de minister met den heer Verstege de geheele samenstelling der com missie hebben besproken, met verzwijging alleen van den naam van den luit.-kol. De Rochemont. De minister had den heer Verstege het lidmaat schap en secretariaat aangeboden, maar hij had er voor bedankt. Het is onjuist dat de heer Keuchenius uit be toon van grootmoedigheid den heer De Rochemont

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1888 | | pagina 1