Gemeenteraad van Middelburg. Weerkundige Waarnemingen, Vergadering van heden, Woensdagnamiddag, te een uur. Voorzitter de heer jhr. mr. L. Schorer. Afwezig de heeren De Stoppelaar en Hoger- waard met en de heeren Tak en Van Berlekom zonder kennisgeving. De notulen van het verhandelde in de vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd. Vervolgens wordt mededeeling gedaan van eenige ingekomen stukken. Daaronder behoort een missive van den minister van binnenlandsche zaken, houdende bericht dat de benoeming van den heer Kielstra tot leeraar in de Hebreeuwsche taal aan het gymnasium wordt goedgekeurd; verder een schrijven, houdende bericht dat de heeren K. Baart, Ph. Boudewijnse en J. C. Frederiks zijn benoemd tot zetters voor de belastingen. Van den heer C. van Karssen is een schrijven ingekomen, waarbij hij gevoegd heeft een fluweel en banier van het vroeger hier bestaand muziekge zeischap Accelerandowelke hij aan de oudheid kundige verzameling ten raadhuize in bruikleen wil afstaan. Dit geschenk is in dank aanvaard en den schenker de dank van het gemeente bestuur betuigd. Van den heer J. A. Tak is een schrijven inge komen, waarbij hij kennis geeft dat hij wenscht neder te leggen de betrekking van commissaris uit den raad bij de brandweer en met 1 Nov. a. ontslag uit die betrekking verzoekt. De voorzitter zegt dat het college van burg. en weth. met leedwezen dezen brief ontvangen en in den raad gebracht heeft. Zij hebben de over tuiging, en de raad zal die deelen, dat de heer Tak in deze betrekking zijn plicht zoo nauwgezet mogelijk deed, en zijn heengaan een verlies is. Overeenkomstig het gedaan verzoek stelt de voor zitter voor het gevraagde ontslag eervol te yer- leenen onder dankbetuiging aan den heer Tak voor de in die betrekking aan de gemeente be wezen diensten. Nog is ingekomen een adres van den hoofd ingenieur van 's rijks waterstaat in dit district, houdende verzoek om in huur te bekomen het lokaal, tot dusver gebruikt voor den waarborg van gouden en zilveren werken, tegen een huur prijs van ƒ125 'sjaars. Dit verzoek is gesteld in handen van burg. en weth. om advies. Vervolgens worden burg. en weth. gemachtigd met den heer A. Lantsheer eene huurovereenkomst aan te gaan ten dienste der duinwaterleiding. Te voren zegt de neer E. P. Schorer geen be zwaar te hebben tegen het voorstel, maar toch een enkel woord in het midden te willen brengen over de opportuniteit ervan. Is het wel wensche lijk, vraagt hij, om nu reeds een contract te sluiten, zoolang men nog niet met zekerheid weet waar de buizen zullen gelegd worden, zoolang niet met andere contractanten accoord is getroffen en zoolang niet vaststaat of onteigening noodig zijn zal De voorzitter is van oordeel dat er ook geen bezwaar tegen ishij acht verder uitstel niet wenschelijk, te minder wijl de kosten thans luttel zijn en later wel hooger zouden kunnen worden. De heer Van Berlekom komt ter vergadering. Daarna komt in behandeling een voorstel van burg. en weth. tot wijziging van verordeningen op het lager onderwijs. Dit voorstel strekt om de artt. 4 van verorde ning I, 9 van verordening II, 15 en 21 van verorde ning V op het lager onderwijs te wijzigen als volgt Art. 4 (verordening I). Aan de school B zijn twee herhalings klassen verbonden, eene voor jongens en eene voor meisjes. Het onderwijs omvat hoofdzakelijk het lezen, het schrijven, het rekenen, de beginselen der Nëderlandsche taal, de nuttige handwerken voor meisjes en verder nog voor zooveel mogelijk de beginselen van de kennis der natuur, van de aardrijkskunde en van de Nederlandsche ge schiedenis. Art. 9 (van verordening II). Bij het onderwijs in de herhalingsklassen, verbonden aan de school B, wordt het hoofd dezer school bijgestaan door een onderwijzer en eene onderwijzeres, laatst genoemde voor de nuttige handwerken. Het hoofd en de onderwijzer genieten daarvoor, boven hunne gewone jaarwedden, ieder eene toelage van ƒ100 'sjaars, de onderwijzeres eene van ƒ50. Art. 15 (van verordening V) G te veranderen in B. Art. 21 (van verordening Y) te lezenTot de herhalingsklassen van school B worden enz. Conform dit voorstel wordt besloten. Ook wordt aan het college van dag. bestuur machtiging verleend tot verhuring van een stuk grasetting op het aangeplempte deel der voor malige haven aan A. Cense voor 18 'sjaars tot ultimo Dec. 1891 en tot af en overschrijving van enkele posten op de gemeentebegrooting voor 1888. Alvorens vraagt de heer Snijders of bij deze onderhandsche verhuring rekening gehouden is met den termijn, waarop de andere terreinen op nieuw in het openbaar zullen worden verhuurd, wat door den voorzitter toestemmend wordt be antwoord. Hierna komt ter tafel een voorstel van burg. en weth. tot af- en overschrijving op en tot be schikking van den post voor onvoorziene uitgaven op de begrooting voor 1888. Dit wordt goed gekeurd. De heer Tak komt ter vergadering. Yan den heer H. A. Boogaert, bestuurder van de Middelburgsche maatschappij van Stoomvaartis een adres ingekomen waarbij hij mededeelt zich bezwaard te gokten met een beslissing van burg. en weth., tengevolge waarvan hij verplicht zou zijn een deel kaaimuur voor rekening der maat schappij te doen herstellen. Hij verzoekt den raad te besluiten dat die herstelling ten koste der gemeente zal geschieden en bij dien muur een paar palen te plaatsen. Burg en weth. zeggen hieromtrent het volgende: De wijze, waarop de stoombooten Stad Middel burg 1 en II aanleggen, is bekend. Zij stoomen, binnen komende, tot op de helft van de raderkast door, tot op den hoek van de kaaimuur bij het machinegebouwtje van het droogdok, stoomen dan (nadat een tros aan den wal is vastgemaakt) om dien hoek, totdat de boot in de richting ligt van de Rouaansche kade. Bij "net komen nu in die richting stooten de booten met geweld tegen den kaaimuur en beschadigen zij dezen, omdat zij naar het schijnt niet, of niet op afdoende wijze, van kurkenzakken of dergelijke ter bevei liging van den muur gebruik kunnen maken. Het is hierom dat burg. en weth. hebben ge meend de beschadiging niet aan slijtage te moeten toeschrijven en de maatschappij hebben verzocht om de schade te herstellen; zij laten aan den raad over of zij al dan niet juist hebben geoordeeld. De kosten der herstelling zijn op 91 geraamd. Heeft de maatschappij de schade hersteld, dan zouden burg. en weth. geen bezwaar hebben den raad voor te stellen om twee palen te doen plaatsen, die door den directeur worden bedoeld; de kosten daarvan bedragen 80. Dej heer F. G. Sprenger, opmerkende dat de heer W. J. Sprenger, wethouder voor de fabricage en president-commissaris der Middelburgsche maat schappij van stoomvaart, de vergadering heeft ver laten, vraagt of ook hij, eveneens commissaris dier maatschappij, verplicht is heen te gaan. Hij meende, hoewel hij voornemens is zich van medestemmen in deze zaak te onthouden, £och gerechtigd te zijn in de vergadering te blijven. Hierover wordt gediscussieerd met den uitslag dat de meerderheid van de leden van oordeel is dat de heer Sprenger de discussiën kan bijwonen. Alsnu de beraadslagingen geopend zijnde over het adres vap den heer Boogaert, geeft de heer F. G. Sprenger eene inlichting waarom de be stuurders der maatschappij zich na de beslissing van burg. en weth. tot den raad hebben gewend. Dit is geschied omdat de heer W. J. Sprenger, wethouder dezer gemeente, het presidium der ver gadering van commissarissen bekleedt. De heer Snijders wijst er op dat de kwestie van beschadiging der kaaimuren van tijd tot tijd in deze vergadering ter tafel komt en vraagt of hier van slijting dan wel van het toebrengen van schade sprake is. Hij geeft daarom m overweging het adres met de inlichtingen van burg. en weth. om praeadvies te stellen in handen der commissie van fabricage. De heer Tak zegt dat burg. en weth., blijkens hun advies, te dezer zake teruggekomen schijnen te zijn van hunne primitieve meening. Eerst toch hebben zij de Middelburgsche maatschappij van stoomvaart aangeschreven tot betaling van de aan de kaaimuur toegebrachte schade en thans zijn zij daarvan ten deele teruggekeerd. In de stukken heeft spreker te vergeefs gezocht naar een rapport van den havenmeester of van de politie, waarop gebaseerd is de meening van burg. en weth. dat door de maatsthappij de schade is veroorzaakt en deze verplicht is die te vergoeden. Hij wijst er op dat van vergoeding voor schade door het gebruik der aanlegplaats wel geen sprake kan zijn, wijl men anders ook hen, die de straten gebruiken, voor beschadiging door dat gebruik zou kunnen aanspreken. Dat de commissie van fabricage ten deze in lichtingen zou kunnen geven betwijfelt »preker, wijl het hier meer eene rechtskwestie geldt, waarover het oordeel eener andere commissie meer licht kan verspreidon. De voorzitter zegt dat het moeilijk is uit te maken waar slijtage eindigt en het toebrengen van schade begint. Burg. en weth. zijn van oordeel dat hier wel degelijk van beschadiging sprake zijn kan, te meer wijl door de verande ring in den dienst het aanleggen en vertrekken der booten in veel korter tijd geschieden moet. De heer mr E. P. Schorer gaat zij het ook schoorvoetend mede met het idee van den heer Snijders. Hij erkent de moeilijkheid, die bestaat om uit te maken of de slijtage een ge volg is van gebruik of van misbruik maar toch wescht hij dat getracht worde hieromtrent meer licht te verspreiden. Nadat de voorzitter nog heeft medegedeeld dat uit de rapporten van havenmeester of politie niet van beschadiging blijkt, wordt het voorstel- Snijders in stemming gebracht en aangenomen met 10 tegen 3 stemmen. Tegen stemden de heeren Tak, Den Bouwmeester en Ermerins. De zaak is dus gesteld in handen van de com missie voor de fabricage. Alsnu komt in behandeling een adres van de commissie, belast met de liquidatie der Commer cie compagniehoudende verzoek om met 1 Janu ari 1889 de bestaande erfpachts overeenkomst tusschen de compagnie en de gemeente te doen eindigen en haar remissie te verleenen van .de nog verschuldigde termijnen van erfpachtsrecht. Dientengevolge zou de commissie ter beschik king stellen der gemeente het geheele terrein voor zooveel door haar gebruikt met de daarop staande loodsen het gebouw, door de Commercie compagnie zelve gebouwd, daarvan uitgezonderd en met de woonhuizen, waarvan de huur alleen reeds meer dan het erfpachtsrecht zou kunnen opbrengen, terwijl daarenboven de huurprijs van. het gedeelte, door de firma J. F. van Leeuwen tot 1894 in gebruik, mede ten behoeve der ge meente zou komen. De termijnen, wegens betaling der kosten van de Dokbrug insgelijks nog loopende over vijf ja ren, wenscht de commissie in eens af te doen. Burg. en weth. stellen voor dit verzoek in te willigen en vragen machtiging tot het aan gaan eener overeenkomst, hoofdzakelijk de vol gende bepalingen bevattende I. aan de contractante ter eenre (de gemeente) zal uiterlijk den 1 Januari 1889 door contrac tante ter andere zijde Commercie compagniewor den voldaan een bedrag van 5 maal 277.77 uitmakende eene som van 1388.871 II. contractante ter eenre treedt met ingang van den 1 Januari 1889 geheel in de rechten en verplichtingen van contractante ter andere zijde ten aanzien van de door deze met de firma Van Zeijlen en Dekker (later J. F. van Leeuwen) op den 30 Juli 1874 gesloten overeenkomst tothnur en verhuur van een gedeelte van het terrein dér, gemeente, tot nu toe in erfpacht bezeten door de Commercie compagnie. III. met ingang van den len Januari 1889 treedt overigens contractante ter eenre in den vollen en vrijen eigendom van alle door contrac tante ter andere zijde gebezigde terreinen der gemeente en wat daarop is gebouwd, met uitzon dering van het gebouw, door de Commercie compagnie zelve gesticht, welk gebouw vóór den len Maart 1889 door en ten koste van contrac tante ter andere zijde behoort te zijn weggeruimd. Is dat gebouw niet vóór den len Maart 1889 weg* geruimd dan vervalt het in eigendom aan con tractante ter eenre, die alsdan aan contractante ter andere binnen twee maanden hiervoor betaalt 1000. De financieele commissie vereenigt zich gaarne ten opzichte van het bepaalde bij de punten 1 en 2, maar ten aanzien van het bepaalde bij punt 3 zou zij het wenschelijker achten reeds nu te bepalen, dat het door de compagnie gestichte gebouw met 1 Januari 1889 door de gemeente voor afbraakwaarde werde overgenomen, daar het misschien nog voor de gemeente tot een of ander doel nuttig kan zijn. Door burg. en weth. wordt medegedeeld dat het denkbeeld der financieele commissie door hun college wordt gedeeld en zij dit in hun voorstel opnemen. Over het voorstel in zijn geheel wordt daarop discussie gevoerd. De heer J. A. v. Hoek vraagt daarbij of de taxatie van 1000 de waarde van het gebouw vertegenwoordigt en welk nut de gemeente latei- zou kunnen hebben van het gebouw. Hierop antwoordt de wethouder Sprenger dat de taxatie is gedaan door een van wege de ge meente aangestelden deskundige, terwijl de heer Liebert erop wijst dat, aangezien het bedoelde gebouw dicht bij de Loskaai ligt, het nut kan hebben als bergplaats, bijv. van koffie. Nadat de heer Van Hoek nog had opgemerkt dat z. i. de gemeente niet, zooals zij cloen zcu door aanneming van dit voorstel, mag speculeeren en de heer F. G. Sprenger nog gewezen had op de wenschelijkheid om geen werktuigen over te nemen, wordt het voorstel, op verzoek van den heer Yan Hoek, in stemming gebracht en aange nomen met algemeene stemmen behalve die van den heer Van Hoek. Daarna gaat de zitting over in eene met ge sloten deuren ter behandeling van ingekomen reclames in zake den aanslag in den hoofdelijken omslag. De zitting heropend zijnde komen ter tafel de bezwaarschriften van A. K. Kalkman verzoekende van de 7e zoo niet tot de derde dan tot de 5e kl. te worden terug gebracht. De aanslag in de 7e kl. is behouden. L. Gabrielse, verzoekende van de 7e naar eene lagere klas te worden overgebracht. De aanslag is behouden. A. Cornelisse, verzoekende van de 7e naar de tweede klasse te worden Overgebracht. De aan slag is tot de zesde klasse teruggebracht. Een adres van C. G. Simpelaar, aangeslagen in de le kl., om van het kohier te worden afgevoerd is te laat ingekomen en blijft dus huiten behan deling. Overgelegd wordt lo de begrooting voor de dd. schutterij voor 1889 in ontvang en uitgaaf ƒ3495 bedragende, 2o de begrooting van het burgerlijk armbestuur bedragende in ontvangst 30507 10 en in uitgaaf 29800.63, met een subsidie uit de gemeentekas van 21286.32 en 3o de begroo ting van de gasfabriek, die in het Bijvoegsel tot dit nommer is opgenomen. Op de laatste teekent de commissie voor de financiën het volgende aan Deze begrooting ontleent eene ouitengewone belangrijkheid aan het aangekondigde voorstel in de memorie van toelichting, tot aanzienlijke uitbreiding van de fabriek en ook aan de in die zelfde memorie besproken vermindering van den gasprijs, waaruit een voorstel in dien geest schijnt verwacht te kunnen worden. Bij de behandeling dier nog in te dienen voor stellen, wier aanneming voor den financieelen toestand der fabriek beduidende gevolgen zal hebben, zal een nauwkeurig onderzoek van die te verwachten gevolgen noodzakelijk zijn het is niet overbodig nu op te merken dat de thans ingediende begrooting bij dat onderzoek niet zal kunnen gebruikt worden, omdat er verschil be staat tusschen de cijfers dier begrooting en de mededeelingen in de memorie van toelichting die cijfers toch zijn gegrond op de resultaten van 1887, terwijl de memorie de mededeeling behelst dat in de eerste zes maanden van 1888 het gas- debiet met 14 pet. is toegenomenhet is duide lijk dat de te verwachten resultaten van 1889 veel zullen verschillen van die, welke de gascommissie thans heeft gemeend te moeten ramen. Verder wenscht de commissie van financiën nog de volgende opmerkingen te maken de steenkolen worden geraamd op den prijs van 0.64 per HL.hoewel dit niet wordt ge zegd, schijnt de gas-commissie uitsluitend Engel- sche kolen te willen aankoopen en een gebruik van Duitsche kolen niet raadzaam te achten De goedkoopere Duitsche kolen worden echter in vele gasfabrieken met goed gevolg gebruikt het fitte rsloon, 2a uitgaven, wordt ge raamd 500 hooger dan het vorige jaar ter zake van het toenemend gebruik dat de gasverbruikers van het personeel der fabriek maken. Gevolg hiervan is dat aan de gasverbruikers ook meer fittersloon in rekening gebracht worden zal en 2c der ontvangsten verhoogd had moeten wor den, dit is niet geschied de patentbelasting, voor 1888 geraamd op 158, wordt voor 1889 gesteld op 330, dus meer dan verdubbeld. Omtrent deze buitenge wone verhooging, waarvoor geen reden schijnt te bestaan, wordt door de gas-commissie niets ter toelichting medegedeeld toch moet deze zaak zeer de belangstelling wekken. De heer Tak stelt voor, op grond dat het rapport der commissie voor de financiën, niet voor de raadsleden ter visie heeft gelegen, de behandeling dezer begrooting aan te houden. De heeren E. P. Schorer en W. H. Snouck Hnrgronje vereenigen zich op denzelfden grond met dit voorstel. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt conform dit voorstel besloten. Alsnu komt ter tafel het in het Bijvoegsel tot dit nommer opgenomen voorstel van burg. en weth. tot verbouwing der bewaarschool en tot reorganisatie van het voorbereidend onderwijs. De algemeene beraadslaging hierover geopend zijnde, wordt door den heer Ermerins een breed gemotiveerd stuk voorgelezen, waarin bij verklaart wel te kunnen medegaan met het voorstel tot verbetering van het lokaal en het bijbouwen van een ander, maar zich niet te kunnen vereenigen met het voorstel tot reorganisatie, het laatste op gtondvan den financieelen toestand dezer gemeente. De heer Jeras zegt hoe het hem gebleken is dat de heer Ermerins van deze zaak eene ernstige studie gemaakt heeft en dat ook hij dit voorstel aandachtig heeft hekeken. Hij heeft zich de vraag gesteld Is de gemeente verplicht tot uitbreiding van het voorbereidend onderwijs en deze vraag beantwoordt hij ont kennend en wettelijk is de gemeente niet, zedelijl? misschien wel daartoe gehouden. Aangenomen dan wat spreker niet volkomen onderschrijft dat er eene zedelijke verplichting op de gemeente rust, rijst bij spreker de vraag: Is het bevorderlijk voor eene goede opleiding der min- en onvermogende jeugd een 350 tal kinderen in eene school te vereenigenen die vraag be antwoordt spreker eveneens ontkennend. Eindelijk vraagt sprekerzou het niet meer in het financieel belang der gemeente zijn, indien de gemeente zich te dezer zaak in contact stelde met de commissie voor de Atabewaarscholen Deze vraag beantwoordt spreker toestemmend. Ook wijst de heer Jeras erop dat hij de tegen woordige regeering geen zekerheid "bestaat dat bij voortduring de 30 subsidie zal worden be taald, in verhand waarmede hij ook tot voor zichtigheid aanmaant en aanneming van dit voorstel ontraadt. Ook de heer Yan Berlekom is niet onverdeeld voor het voorstel van burg. en weth. Na de ge schiedenis dezer zaak in het breede te hebben besproken verklaart hij op peadagogische en financieele gronden het voorstel, in der tijd ge daan door de commissie voor de Nuts-bewaar scholen, te blijven handhaven. Zijn wij, raadsleden vraagt spreker op de hoogte van het onderwijs, door de verdienste lijke juffrouw Hamakers gegeven? en hij aar zelt niet om hierop ontkennend te antwoorden. Ook op de scholen van het nut is het onder wijs niet naar de eischen van den tijd inge richt maar steeds wordt gestreefd en, niet zonder succes, naar verbetering. Spreker wenscht daarom te handhaven de plannen der commissie voor de bewaarscholen, die strekken tot voortdu rende verbetering van het onderwijs, tot ver meerdering van het onderwijzend personeel en behoud van de school van mej. Hamakers. De heer J. A. van Hoek is eene andere meening dan de vorige sprekers toegedaan. Hij acht den tijd gekomen om, nu er drie jaren over de zaak van het voorbereidend onderwijs gedacht is, de hand aan den ploeg te slaan. "Wij zijn begonnen in Middelburg het onderwijs van bovenaf te reorganiseeren en nu wij aan de lagere scholen komen, worden de financieele be zwaren veel sterker op den voorgrond gesteld dan vroeger. Naar aanleiding van hetgeen de heer Jeras gezegd heeft, wijst de heer Van Hoek erop dat wel is waar de wet de gemeente niet tot regeling van het voorbereidend onderwijs verplicht, maar dat eene zedelijke verplichting daartoe op den raad rust. De kinderen uit den lageren stand genieten veelal slechts tot hun 12e jaar onderwijs, daarom is het wenschelijk dat onderwijs zoo vruchtbaar mogelijk te doen zijn, waartoe de voorbereidings school veel kan bijdragen. Waarom wordt deze tak van onderwijs niet overgelaten met toekenning van subsidie aan het Nut is er gevraagd en die vraag is gedaan met het oog om goedkooper in de behoefte te voor zien. Maar, antwoordt spreker, hiertegen zijn peadagogische bezwaren. De Wate-bewaarscholen zijn meer bewaar- dan voorbereidingsscholen. Wat het gesteld getal kinderen aangaat, waar voor volgens het voorstel de voorbereidingsschool zou rnoet m worden ingericht, merkt de heer Van Hoek op dat dit gedaan is met het oog op de kosten. De heer Ermerins repliceert nog even naar aanleiding van hetgeen door den heer Van Hoek is gezegd en wijst erop dat elke leerling der lagere school de gemeente f 84 kost, terwijl elke leer ling der meisjesschool 135.69 eiacht. De heer Tak wenscht ook even te wijzen op de financieele gevolgen van dit voorstel. Herinnerende aan de te wachten uitgaven voor duinwaterleiding, voor de gasfabriek en andere zaken weet hij niet waar de kosten voor deze reorganisatie moeten gevonden worden. Spreker wil gaarne medewerken om het onder wijs voor den minder gegoeden stand zooveel mogelijk te verbeteren wanneer dit noodig is, maar hier rijst de vraag: is de voorgestelde reor ganisatie noodig Is het noodig dat kinderen voor hun 6e jaar onderwijs genieten, vraagt spreker en, in strjjd met de meening van vele anderen, acht hij dit niet noodig. Op de bestaande bewaarscholen worden de kinderen nuttig en aangenaam bezig gehouden en hebben zij meer geleerd dan op sommige voor bereidingsscholen het geval is. Wanneer men, zeide spreker, op een voorbe- reidingschool een matras ziet en, op de vraag waarvoor die dient, ten antwoord bekomt dat die dient om de kleinen zoo noodig te slapen te leggen, mag men toch werkelijk niet te veel nadruk er op leggen dat men kindeven van zoo- danigen leeftyd onderwijs wil geven. De lokalen zijn niet zoo ongeschiktmet eenig verbetering aan te brengen kan men volstaan Spreker verklaart zich alzoo tegen het voorstel. Ook de heer F. G. Sprenger is tegen het voor stel en vereenigt zich geheel met hetgeen dooi den heer Tak gezegd is. De heer De Ligny uit zich in denzelfden geest. Ook hij is van oordeel dat het ondoelmatig is kinderen van een leeftijd beneden de zes jaren met het opdoen van kennis te plagendoor de kinderen in een bewaarschool te doen bewaren en spelen, zooalg op de JVwtescholen en de school van mej. Hamakers geschiedt, meent spreker dat vol komen aan den eisch voldaan wordt. Naar aanleiding van het tot dusver gesprokene wordt, teneinde de discussie te bekorten, door den heer Van Berlekom de volgende motie voor gesteld »De gemeenteraad is van oordeel dat reorganisatie van het bewaarschool-wezen in deze gemeente wenschelijk is." De behandeling dezer motie bestrijdt de heer De Lignyhij wenscht in overweging te geven in de eerste plaats uit te maken of tot eene verbouwing van het bewuste lokaal zal worden overgegaan. Daarvoor zijn een aantal leden, die tegen reorganisatie van het onderwijs zijn. De voorzitter is ook de meening toegedaan dat die motie de zaak niet zuiver stelt, waarop de heer Van Berlekom zijn motie intrekt. (Plaatsgebrek dwingt ons het verslag hierbij af te breken, en onze lezers te verwijzen naar de Laatste berichten. Morgen geven wij het vervolg van het verslag.) 26 Sept., des morgens te 8 uren. Verwacht: wind. Thermometerstand te Middelburg. 2d Sept. 's morgeus S uren 52 gr. middags 12 uur 60 gr. 's avonds t uren 60 gr. F. S#e abonnementsprijs «ter Middel burgsche courant is slechts twee gulden per Kwartaal. Ilaarvnor vangt men, behalve op Zon- en feestdag-en, een nommer, vaak met een bijvoegsel. Met 1 October begint een nieuw kwartaal. IVieti we abonné's ontvangen de deze maand verschijnende nommers kos teloos. Uagelijks worden abonnementen aangenomen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1888 | | pagina 2