MIDDELBURGSCHE COURANT BIJVOEGSEL Maandag 24 September 1888. N°. 226. Middelburg 22 September. Brieven uit de Hofstad. '"FEUILLETO NT~ ELZENHOF. VAN DE VAN 21 September 1888. Gegeven een stad, waar een driehonderd en vijftig officieren van het leger in actieven dienst wonen, benevens eenigehonderden gepensionneerde officieren van land- en zeemacht, nog gezwegen van die, behoorende bij het regiment schutterij in die stad valt een zaak voor tusschen een paar bekende hoofd-officieren en ieder kan zich voorstellen hoe veelvuldig die zaak wordt be sproken. Maar als nu daarbij ook nog een dei- hoogste staatsambtenaren betrokken is, zooals een minister, dan neemt de belangstelling natuurlijk nog aanmerkelijk toe, vooral als die stad de zetel der regeering is. En als dan die minister het hoofd is van het departement van koloniën, en die hoofdofficieren tot het Nederlandsch-Indische leger behoorden, dan krijgen de opmerkingen en oordeelvellingen in een stad, waar een zeer uit gebreide Indische kolonie is gevestigd, nog veel grooter afmetingen, om eindelijk, als die minister tevens een veel besproken en ietwat zonderling persoon is, die gewoon is telkens de natie dooi de eene of andere daad te verbazen, tot een loopend vuurtje aan te groeien, dat zich door de gansche stad en onder allerlei klassen en kringen verbreidt. Die minister is de heer Keuchenius, die stad is 's Gravenkage en die bekende hoofd officieren zijn de luitenant-kolonels Verstege en De Rochemont. Het tusschen hen voorgevallene is om al de genoemde redenen het onderwerp van aller gesprekken en geeft zelfs aanleiding tot manifestatie's tegenover de betrokken personen op straat en in en voor sociëteiten van de zijde van vroegere vrienden of kennissen. Vrij algemeen, ook zelfs door hen, die de door zijn tegenstander aan de groote klok gehangen handelingen van den overste De Rochemont als niet overdreven of verkeerd voorgesteld beschouwen en derhalve laken, wordt het afgekeurd, dat de heer Verstege nu een zaak oprakelt, die zestien jaren geleden is voorgevallen en dat wel naar aanleiding van eene benoeming van den daarbij betrokken hoofd officier in eene tijdelijke commissie van advies, die geenerlei macht kan oefenen en waarin htf derhalve om zoo te zeggen geen kwaad kan doen. En vreemd wordt het geoordeeld, dat de schrij ver van het veelbesproken vlugschrift dit in zoodanige termen heeft vervat, dat hij zelf naar aanleiding daarvan eene uitdaging verwachtte, zooals blijkt uit het vooraf beschikbaar stellen van zijn getuigen. Dat de heer De Rochemont niet tot een duel zijn toevlucht nam, maar den voor ieder openstaanden weg tot den officier van justitie insloeg, laat zich lichtelijk begrijpen, ook in een officier, als men weet dat de man gehuwd is en vader van een achttal kinderen. Dat hij door het achterwege laten van eene uitdaging onwaardig is geworden om de in den strijd met levensgevaar verdiende Willemsorde te blijven dragen, kan een, niet van top tot teen van mili taire begrippen van eer doortrokken mensch niet inzien. En toch is die on waardig verklaring een gevolg hiervanniet van de vroeger door den heer De Rochemont volgens zijn wapenbroeder Verstege gepleegde handelingen, want dan had de nu daartoe gehouden vergadering reeds jaren geleden moeten belegd zijn. Een leek in derge lijke zaken zou anders meenen, dat, als het ten laste gelegde waar is, daarin veel grooter reden gelegen is tot een besluit, gelijk de vergadering Uit het Engelsch. Van FLORENCE WARDEN. HOOFDSTUK XXI. »Ik zal nu" aldus vervolgde de heer Carruthers ;>aan mevrouw Cunningham zeg gen dat gij het aan niemand verteld hebt. De arme vrouw is geheel ontdaan en zond mij hier heen om uit te vorschen of gij er ook over ge sproken hadt in tegenwoordigheid van iemand, die misbruik van haar geheim had kunnen maken. Ik voor mij meende dat zij zich slechts verbeeldde het u verteld te hebben, maar was big een voorwendsel te hebben om hierheen te komen en ik bewijs haar meteen een dienst." Ik lette niet veel op het compliment, dat in die woorden opgesloten lag, daar ik te zeer vervuld was met den diefstal. Wordt niemand verdacht?" vroeg ik met trillende lippen. »Tot nogtoe weten wij niets en verdenken telkens iemand anders. De diefstal was zoo goed beraamd en met zooveel talent ten uitvoer ge bracht van alles is al het beste genomen dat men eerst de bedienden van medeplichtigheid verdacht. Maar Gordon, mijn knecht, die zeer schrander is, opperde het denkbeeld dat het niet meer dan billijk was dat al hun goed terstond onderzocht werd. Dit gebeurde en er werd niets van ridders nam, dan in de ongeneigdheid om te duelleeren. Of de overste "Verstege, zij het ook op een min gelukkig gekozen oogenblik en zonder genoegzame aanleiding na zooveel jaren stilzwijgen, waarheid geschreven heeft, zal hij nu voor den strafrechter moeten bewijzen. De uit spraak van dezen daarover en over de motiveering daardoor van de weinig vleiende qualificatiën, van het gedrag van De Rochemont gegeven, zal in elk geval aan het publiek grooter zekerheid verschaffen omtrent de vraag, of de heer Ver stege recht had zóo te schrijven als hij deed, dan de wisselvallige afloop van een tweegevecht ooit zou kunnen doen. Eerst wanneer alle andere middelen om voldoening te erlangen zijn uitge put, met name wanneer het inroepen van eene rechterlijke of scheidsrechterlijke beslissing niet baat of nadeelen zou veroorzaken, die grooter zijn dan het voordeel, dat men er van wacht, is een duel te rechtvaardigen, voor zoover zulks kan gezegd worden van een daad, die de straf wet tot misdrijf stempelt. Die verschooning bestaat zeker niet voor een duel, dat dezer dagen werkelijk tusschen twee jongelieden uit de residentie heeft plaats gehad. De aanleiding daartoe was van zóo kinderachti- gon aard, dat het al te dwaas is daaruit een tweegevecht te doen voortkomen. Kleine plage rijen en flauwe hatelijkheden, als het spottend toevoegen aan een der heeren van den naam smuizenvanger" enz., "'s nachts ongeveer te 3 uren op de Witte Sociëteit voorgevallen, lokten een kaakslag uit. De beleedigde was wijs genoeg niet tot eene uitdaging over te gaan, maar ongeluk kig is hij officier van de schutterij, en nu meende een der hoofd-officieren van dat korps het jonge- mensch te moeten wijzen op zijn plicht, die de uniform hem oplegt, om die beleediging niet op zich te laten zitten, maar voldoening te vorderen. Toen volgde de uitdaging. Maar nu was de andere partij zoo verstandig te kennen te geven, dat het gebeurde niet een duel wettigen kon. In plaats van zich bij die weigering neer te leg gen, dwong onze schutter-officier, geprikkeld door zijn meerdere, door den in het aangezicht ont vangen slag aan de tegenpartij terug te geven, dezen tot een uitdaging, waarvan toen een twee gevecht met de sabel het gevolg was. De zaak schijnt in handen der justitie te zijn, en de beide jongelui zullen waarschijnlijk een kleine afkoe ling van den strafrechter ontvangen in den vorm van een verblijf in de gevangenis gedurende eenige dagen of weken. Het is daarbij niet onmogelijk, dat ook de rid derlijke hoofd-officier van onze vreedzame schutterij zgn lesje in de eischen van militaire of liever schutterlijke eer met een gevangenisstraf je zal moeten boeten. Het strafwetboek stelt immers zoodanige straf op het aanzetten tot eene uitda ging en tot bet aannemen daarvan. Het muisje kon dus wel eens een staartje hebben, en niet alleen voor den muizenvanger" en zgn tegenpartij. Een derde officieren-zaak, die druk besproken, wordt en bijna iedereen, zelfs officieren van hoo. geren en lageren rang, met verontwaardiging vervult, is die van een huzaren-luitenant, die werd gestraft door zijn chef, omdat hij zich vermeten had aan zijn familie zijn hart te luchten over de schandelijke behandeling, die hij aan eenige stu denten op het Kurhaus van de zijde van het «uitsmijters-personeel" zag aandoen. Dit personeel schijnt nu eenmaal gewoon spoedig zijn handen uit te steken en geweld te gebruiken bij de ver wijdering van hinderlijke of aan de directie onaangename bezoekers. De bedoelde luitenant noemde dat slaan en over den grond slepen van de wat opgewonden jongelui, zonder dat tot der gelijke maatregelen noodzakelijkheid bestond, eenvoudig schandelijk. Dat hadden de ooren van den directeur van het Kurhaus gehoord, en deze eischte schriftelijk van den kommandant van het regiment dat de zich zoo misdragende officier zou worden gestraft. En alzoo geschiedde zonder dat verdere getuigen vooraf werden gehoord. De ge strafte beklaagde zich daarover en wacht nu gevonden. Dit bewijst echter nog niet dat zij den dieven geen inlichtingen gegeven hebben. In de laatste veertien dagen is er een heele ploeg polderwerkers aan den spoorweg aan het werk geweest en er is een hoed van een hunner in den tuin gevonden, maar de vrienden van den eigenaar schijnen te kunnen bewijzen dat hg dien nacht dronken in het dorp heeft doorge bracht. Dus weten wij totaal niets. Gordon zei mij dat hij niet gelooft dat de bedienden of de polderwerkers er iets mede te maken hebben en wees mij op de overeenkomst tusschen dezen diefstal en dien, die eenigen tijd geleden bij Lord Dalston plaats had, waar ik nog kort te voren gelogeerd had. Hij gelooft dat het het werk is van een geregelde dievenbende, die een ontslagen bediende in den arm neemt om inlichtingen te krijgen. Ik deed hem opmerken dat een bediende, die lang geleden weggezonden was, niet zoo precies kon weten, waar de juweelen der dames logées geborgen werden'; maar kon hem niet overtuigen. Het geval van mevrouw Cunningham is bepaald opmerkelijk waarschijnlijk heeft haar kamenier het gemerkt en aan wie weet wien verteld." »Wel mogelijk", zei ik werktuigelijk en trachtte overeen te brengen, wat ik gehoord had en wat ik reeds wist. De heer Carruthers stond op en zei »Nu ik u gezien heb, behoef ik mevrouw Rayner in het geheel niet te storen." »Mevrouw Rayner herhaalde ik, even werk tuigelijk, als ondoordacht. sedert het begin van Juli de uitspraak van den hoogsten militairen rechter af, al dien tijd ver plicht zijnde kamerarrest te houden. Met ge spannen verwachting wordt die uitspraak te gemoet gezien. Algemeen wordt de opgelegde straf onrechtvaardig geacht. Het zou dan ook wat heel kras zijn als een bezoeker van het Kur hausal is hij officier, niet zijn verontwaardiging mocht uiten over de ongepaste handelingen van de bedienden. Ware de officier in uniform geweest, of hadde hij zich van vloeken of scheldwoorden bediend, dan zou voor de straf nog iets te zeggen zijn geweest, maar geen van beide was hier het geval. Het is nu maar de vraag wat zwaarder zal worden geoordeeldhet bestendigen van een onrechtvaardige straf of het in het ongelijk stellen van een regiments-kommandant tegenover een luitenant. Inmiddels is deze laatste reeds nu, voor de beslissing zijner zaak uit Den Haag, waar hij eerst sedert kort in garnizoen was, overge plaatst naar Leiden. Dat heet in het militaire justitia De directie van het Kurhaus duldt blijkbaar geenerlei opmerkingen over de gedragingen van haar zelve of haar personeel. Dat ondervond dezer dagen ook een burgerlijk ambtenaar, die niet geloofd werd door de contro leurs in zijne bewering dat zijne hem vergezel kade kinderen nog niet den leeftijd hadden be reikt, waarop ook voor hen betaling wordt ge vorderd. In zijn misnoegen over dat wantrouwen, ter wijl zijne opgave volkomen overeenkomstig de waarheid was, liet hij zich iets ontvallen over een «ploertenboel" of iets dergelijks. Dat was genoeg om hem aan te zeggen, dat de abonne mentskaarten voor hem en zijne vrouw zouden worden ingetrokken wat dan ook werkelijk ge beurde. Nadat hij zich schriftelijk daarover be klaagd had, was de directie evenwel zoo »goe- dertierend" om de kaarten weer terug te geven, maar onder bijvoeging van den raad zich voortaan van dergelijke uitdrukkingen te onthouden. Men zou bang worden in het Kurhaus zijn mond open te doen! Het sein tot den aanval der regeering op het onderwijs is dan werkelijk geblazenYooral de kweekscholen zullen het moeten ontgelden. Aan verschillende van die inrichtingen is het dood vonnis reeds beteekend, onder voorbehoud van de approbatie door de wetgevende macht, of beter gezegd daarop vooruitloopende, te voltrekken op den 1 September 1889. Onder de ter doode ge doemde behoort ook de kweekschool voor bewaar school- onderwijzeressen te Leiden, die namens de regeering reeds op het verlies van rijks-subsidie is voorbereid. Opmerkelijk is dat het voorstel tot intrekking daarvan thans uitgaat van dezen minister van binnenlandsche zaken, denzelfden heer Mackay, die in de zitting der 2de kamer van 12 Maart 1885 door zijne stem, toen als voorzitter uitgebracht, het subsidie met eene meerderheid van 43 tegen 41 stemmen deed hand haven. Voor een amendement tot schrapping van den heer De Savornin Lohman c. s. waren 41 stemmen uitgebracht en 42 daartegen, toen de beurt eindelijk aan den voorzitter Mackay kwam. Deze had dus de stemmen kunnen doen staken en de beslissing doen verdagen door vóór het amendement te stemmen van zijne partij, toch verklaarde hij er zich tegen, waardoor het werd verworpen. En nu, drie jaren later, ver geet hij zijn toen uitgebrachte beslissende stem en handelt zooals de heer Lohman c. s. verlangde- Zou hij misschien als minister niet hebben kunnen weerstand bieden aan den aandrang van die zijde, dien hij als kamerlid weerstond? De Tijd is erg boos op den voorzitter der Tweede kamer over diens Donderdag gehouden redevoering bij de aanvaarding van zijn presidium. De heer Beelaerts heeft toen, zooals men weet, de leden der kamer op een college in de geschiedenis vergast. De Tijd herinnert er aan wat den 18en Sept. »Ja. Toen de meid zei dat gij uit waart zei zij dat mevrouw mij zou ontvangen. Ik wilde haar niet storen, daar ik weet dat zij ongesteld is; maar de meid drong er op aan." «Wacht even,'! zei ik, terwijl hij mij de hand gif, »weet gij zeker dat de diefstal dezen nacht heeft plaats gehad Eer ik de laatste woorden geuit had dwaalde zijn blik plotseling van mijn gehat af en bleef rusten op iets achter mij. Ik keerde mij om en daar stond mevrouw Rayner, bleeker en onverschilliger dan ooit, met Sara. Al de deuren op Elzenhof gingen open zonder eenig geluid te veroorzaken en zij hadden ons dus beluisterd. Toen ik Sara aanzag klopte mijn hart sneller van angst.en van de zekerheid dat ik op het rechte spoor was. HOOFDSTUK XXII. In zgn verbazing over die spookachtige ver schijning had de heer Carruthers niet op mijn vraag gelet en ik nam mij voor een gelegenheid te zoeken om haar te herhalen. Hij betuigde zijn leedwezen dat hij mevrouw gestoord had, daar zij blijkbaar ongesteld was, en zei dat hij naar juffrouw Christie gevraagd had om haar te vertellen van den diefstal op Kraaien horst. Alleen lichamelijk lijden kon de onver schilligheid verklaren, waarmede zij naar zgn verhaal luisterde. Alleen toen hij geëindigd had vroeg zij »Is er dus niemand gewond?" 1688 in ons land is gebeurd, en waarop de heer Beelaerts wees. Het blad vindt het ongeoorloofd om een feit te gedenken, waarna in Engeland de vervolgingen tegen de katholieken werden her nieuwd, de moordplakkaten tegen het lezen van een H. mis en het herbergen van 'een katholieken priester hersteld. Het katholieke Ierland werd daarna opnieuw meedoogenloos overgeleverd aan zijn beulen. «Dit alles zonder eenige reden of nood zakelijkheid, zonder schijn van aanleiding zelfs werd, zegt het katholieke blad, door den heer Beelaerts, als gold het gebeurtenissen, waarop het geheele Nederlandsche volk met blijdschap en trots ma£ terugzien, den leden der Tweede kamer nog eens op triomfantelijke wijze voor den geest geroepen. En dit in bijzijn van meer dan twintig katholieke leden, die hem een paar dagen te voren de eer hadden aangedaan, door hun stemmen hem de eerste plaats te bezorgen op de voordracht van het presidentschap, en ten aanhooren van het geheele katholieke Nederland, dat eenige maanden geleden alle krachten heeft ingespannen, om bij de verkiezingen aan den heer Beelaerts en zijn vrienden de zegepraal te bezorgen over hun tegenstanders. »Wij vinden de onbetamelijkheid of wil men liever de onhandigheid dezer rede zóo erg, dat wij geen andere verklaring kunnen vinden dan een bij een schranderen man gelijk de heer Beelaerts schier onbegrijpelijke onnadenkendheid en verstrooidheid. De rede zal waarschijnlijk met het oog op een zuiver protestantsch gehoor zijn opgesteld. De heer Beelaerts zal aan de Roomschen in de kamer en daarbuiten volstrekt niet ge dacht hebben. Maar ofschoon wij voor ditmaal deze verklaring willen aannemen, moeten wij toch opmerken, dat dergelijke onnadenkendheden en verstrooidheden voor een voorzitter der kamer gevaarlijk kunnen worden." De heer Beelaerts moet dus oppassen of een volgend maal kiezen de katholieken hem niet meer. Het lieve leven tusschen de bondgenooten begint dus reeds Er zullen nog wel meer dergelijke scènes plaats hebben. Het Handelsblad geeft de volgende samenvatting der millioenenrede, gisteren door den minister van financiën in de Tweede kamer gehouden, eene samenvatting die aangenamer is om te lezen dan de gebruikelijke vorm dier rede. Wij nemen haar dus over ter aanvulling van het in ons vorig nommer zeer beknopte bericht. Om de meening, Dinsdag in de openingsrede geuit, dat de toestand der rijksfinanciën «niet onbevredigend" is, toe te lichten gaat de minister de uitkomsten na van de reeds afgesloten dienst jaren 1885 en 1886, en de nog slechts bij raming bekende cijfers van 1887, 1888 en 1889. Tot en met 1884 is reeds alles geregeld. Uit zijne cijfers blijkt dan, dat het tijdperk der tekorten over al die jaren nog niet is afgesloten. Wel zijn de drie nu laatst vervlogen jaren meegevallen, zoodat er minder aan de middelen ontbreekt dan geraamd was. De minister geeft het volgende staatje der tekorten: 1885 6,119.546; 1886 849.765; 1887 (raming) 4,254.2561888 (id.), 5,212.34-2; en 1889 (id.) 4,954.423totaal 21,390.332. Een bedrag van ruim 21 millioen zou dus in het eind van 1889 ongedekt zijn. Er is echter van de leening, in 1884 aangegaan, nog ruim twee millioen beschikbaar, waardoor de gezamenlijke tekorten tot 19 millioen dalen. De minister raamt bovendien, dat nog 6 millioen ongeveer zullen worden gevorderd voor het Merwedekanaal en spoorwegaanleg. De slotsom is dus, dat een tekort van 25 millioen zal aanwezig zijn. In het vorig jaar werd het bedrag op 53 gesteld, wat reeds een aanzienlijke verbetering aantoont- De minister wijst er verder op, dat in verschil lende dienstjaren, alleen voor den aanleg van spoorwegen en van het Merwedekanaal, grootere sommen zijn besteed dan de tekorten bedragen, en dat daarvoor geleend zou kunnen worden. Hij gelooft echter, dat men tot leening niet de »Wel neen, er heeft geen gevecht plaats ge had De dieven zijn spoorloos verdwenen." »Het is jammer dat zij niet gevat zijn. Mijn man is sedert Dinsdag naar de stad en ik ben altijd zenuwachtig als hij van huis is," zei ze, alsof zij een les op zeide. Al dien tijd stond Sara naast haar met een reukfleschje in de hand, als voorzag zij dat haar meesteres flauw zou vallen ofschoon zij er in mijne oogen niet slechter uitzag dan gewoonlijk. Toen de heer Carruthers weg ging, liet ik hem uit, maar Sara, die eensklaps haar meesteres scheen te kunnen verlaten, volgde ons op den voet, zoodat jk geen woord meer over den diefstal zeggen kon en later bedacht ik mij dat het ook beter was dat ik niets tegen een betrekkelijk vreemden keer gezegd had dat een van de dienstboden in moeie- lijkheden kon brengen, voordat de heer Rayner terug was. Om mijn hart lucht te geven ging ik het heele verhaal aan Lorenzo schrijven maar met Sara om mij heen begreep ik voorzichtig te moeten zijn en bepaalde mij dus bij hetgeen de heer Carruthers verteld had, alleen aan het einde erbij voegende dat het misschien in verband stond met hetgeen hg gezien had, waar ik nog iets kou bijvoegen. Ik beloofde uitvoeriger te achrgven, zoodra ik gelegenheid had den brief zelf naar de post te brengen en schreef nog over allerlei onbeduidende dingen, die veel aangenamer waren. De postbode kwam 's avonds om zes uur de brieven halen en dus wachtte ik in de leerkamer tot dat hij in huis was en Sara hem den tasck gegeven had, liep toen naar

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1888 | | pagina 5