BXJ-VOEOSEIXj MIDDELRURGSCHE COURANT BEKENDMAKINGEN. Schouwing van Voetpaden. F E U I LL E TO KLZBNHOF. Maandag 10 September 1888. N°. 214. Middelburg 8 September. Brieven uit de Hofstad. YAN DE VAN De burgemeester en wethouders van Middelburg maken bekend: dat na den 16 September 1888 eene algemeene schouwing zal plaats hebben op de voetpaden in die gemeente. Middelburg, den 7 September 1888. De burgemeester en wethouders voornoemd, SCHOEEE. De secretaris, A. DE VULDER VAN NOORDEN. 7 September 1888. lederen dag te moeten zorgen, dat de hem toe vertrouwde rubriek in de courant weer behoorlijk gevuld is, mag waarlijk geen lichte taak worden genoemd, en het is zeer wel te begrijpen, dat de journalist, die met de pen, niet met de schaar werkt, menigmaal teneinde raad is waar de noo- dige stof vandaan te halen. Hij schuift dan zeker ongeduldig op zijn schrijfstoel heen en weer, zoekt en snuffelt nu in dit werk, dan in dat stuk, peinst zich moede op een geschikt onder werp en vraagt herhaaldelijk aan een denkbeel dige zuster Anna of zij nog altijd niets ziet komen. Zulk een dagelijks terugkeerende kwelling moet wel moeilijk te verdragen zijn, al gewent men er ook aan, en menigeen zal medelijden gevoelen met haar slachtoffer. Gelukkig wordt hij genoemd, die slechts nu en dan voor een paar kolommen druks heeft te zorgen en bijv. om de veertien dagen een brief uit de Hofstad zendt zooals schrij ver dezes. Maar toch heeft ook die taak kaar schaduwzijde. De tijd gaat ras voorbij en de mensch leeft vooral tegenwoordig zeer snelde eene gebeurtenis verdringt spoedig de andere, en in een veertien dagen is reeds veel nieuws oud geworden. Er vallen telkens dingen voor, waar over een briefschrijver gaarne een woordje zou zeggen, maar als clan nog een kleine twee weken moeten vcrloopen voor hij aan dat plan uitvoe ring kan geven besluit hij ten laatste dikwijls het maar bij het vcornemen te laten; de zaak is dan inmiddels zoo van alle kanten bekeken en zoo veelvuldig besproken, dat zijn beschouwingen vrij wel achteraan zouden komen. Zoo ging het mij ook heden. Kort na mijn vorigen brief werd het reeds vroeger door mij als ophanden vermelde besluit tot intrekking van de verbanning der heeren Sol en De»Sturler bekend. Daarover is reeds veel geschreven. Toch zij mij nog een enkele opmerking en mededeeling ver gund. Ik gaf vroeger reeds met een enkel woord te kennen, hoe het gezag in Indië met een gevoe- ligen slag bedreigd werd als werkelijk de heer Yan Rees op hoog bevel een stap in die richting zou moeten doen, maar weinig kon ik vermoeden, dat aan dit gezag een nog erger stoot zou worden toegebracht door hem, die in de allereerste plaats geroepen is het hoog te houden. En dit is inderdaad geschied door de benoeming van een jeugdigen luitenant, later administrateur van een landgoed en in die hoedanigheid verbannen, tot lid der algemeene rekenkamer in Nederlandsch- Indië. De benoeming schijnt als pleister te moeten Uit het Engelsch. VAN FLORENCE WARDEN. HOOFDSTUK XVII. Den volgenden morgen stond ik dadelijk op, toen ik geroepen werd en was lang voor de anderen beneden daar was ik blij om, want ik wilde gaarne den tuin bezichtigen. Het was een warme, mooie, heldere morgen en dat verheugde mij zeer, want nu zou men te Geld- ham welgemeende oogstdankliederen zingen. Ik wandelde om de bloemperken heen, keek in de broeikassen, die gesloten waren, en stond eensklaps bij het omslaan van een hoek tegenover Tom Parkes, in zijne Zondagsche kleeren met een sleutel in de eene hand en een mand met eieren in de andere. Hij schrikte blijkbaar en trachtte mij te ontwijken maar ik sprak hem aan en zei «Tom Tom Parkes, kent gij mij niet ik ben juffrouw Christie.11 «Hé, juffrouw, zijt gij het waarlijk? Wie zou gedacht hebben u hier te zien", zei hjj, vrij links zijn hoed afnemende. «Gij hadt mij toch zeker wel herkend, Tom gij keekt alsof gij een spook gezien hadt." »0m u de waarheid te zeggen, juffrouw, wilde ik liever niet dat gij mij zaagt. Ik ben hier aangekomen als extra onder-tuinman en de dienen op de wond, door de verbanning geslagen, maar tevens brengt zij de inlandsche bevolking in den waan, dat »de groote heer" onrechtvaardig is geweest en nu gedwongen is dat onrecht te herstellen niet alleen, maar dat de koning ge meend heeft vergoeding te moeten schenken voor het geleden, onrecht. En anders kan de zaak ook moeilijk worden opgevat, want als de heer Sol niet verbannen ware geweest zou hij stellig nu niet tot zoo hooge betrekking zijn geroepen, waarop hij overigens niet de minste aanspraak kan doen gelden. Men moet maar goede vrinden zijn met een minister, die een persoonlijke veete heeft tegen hem, die den vriend onaangenaam was! Dan kan men wat gedaan krijgen! Wie zich ook verwonderde over de benoeming, waar door een vermeend onrecht heet hersteld te worden maar een nieuw onrecht jegens zoovelen is ge pleegd, niet de heer Sol zelf. Deze heeft reeds geruimen tijd geleden bjj zijn vriend en bescher mer Keuchenius aangedrongen op eene benoeming tot een Indisch staatsambt, in het bijzonder tot lid van de rekenkamer. Hij heeft, in strijd met de Indische traditie's, om die hooge betrekking gesolliciteerd, zij het niet in den vorm bij request, dan toch mondeling hij den minister. Daarover heeft hij zelf zich reeds maanden geleden uitge laten. Toen was het niet te gelooven, dat hij slagen zou, en toch is hij thans geslaagd. De bij de Indische comptabiliteitswet voorgeschreven aanbeveling van drie personen, welke de raad van Indië moet opmaken en met redenen omkleeden, schijnt dus eenvoudig te zijn ter zijde gelegd, want dat thans op drie wijze de heer Sol zou zijn aanbevolen door dienzelfden raad, in overeenstem ming met wiens uitgedrukt gevoelen hij betrek kelijk kort geleden in het belang der openbare rust en orde werd verbannen, is eenvoudig ondenkbaar. Een tweede gebeurtenis, die wij reeds eenigen tijd achter den rug hebben en die bijna weer is vergeten, is de verjaardag van ons kroonprinsesje. Had ik dezen brief kort daarna geschreven, ik zou er zeker meer van verteld Jiebben dan ik thans zal doen. Ik wil mij nu slechts bepalen tot een paar opmerkingen. Het glanspunt van de feestviering in de residentie was dien dag de optocht. Deze was werkelijk vrij aardig samen gesteld, maar toch heb ik er éen groot bezwaar tegen. Dit betreft het doen medemaken van dien optocht onder een der eerste nommers van het programma door eene deputatie vrouwelijke en mannelijke weezen. Het is al erg genoeg, dat die ongelukkige kinderen nog maar steeds blijven loopen in een kleeding, die hen van ieder ander kind doet herkennen. Zij behoeven niet op die wijze als de nagelaten kinderen van arme ouders te worden aangeduid. Dat zij wees zijn en zóo arm, dat de algemeene liefdadigheid zich hun lot moet aantrekken, is treurig genoegwaarom moeten zij zelf dit allerwege door hun kleeding verkondigen Maar dubbel afkeurenswaardig is die kleeding als zij wordt misbruikt tot opluiste ring van een feestelijken optocht. Schoon of bevallig is het Haagsche weezenpak niet, althans zeker niet dat van de jongens, maar al ware het anders, weeskinderen behoorden wel het laatst in aanmerking te komen om als poppen te dienen tot genoegen van anderen. Het schijnt mij onver antwoordelijk, dat hunne verzorgers hen daartoe leenden. Nu zegt men wel, dat zij in dien optocht de verpersoonlijking waren van de liefdadigheid van ons vorstelijk huis, maar om daaraan uit drukking te geven waren wel andere en betere middelen te vinden. Anderen konden wel eens meenen, dat de weezen, die onmiddellijk volgden op het detachement huzaren en een paar bereden politie-agenten, de nieuwerwetsche rustbewaarders en handhavers der openbare orde voorstelden, tot welke meening het indertijd op de publieke tribune der Tweede kamer met de weezen voorgevallene allicht aanleiding kon geven. Mijn tweede opmerking geldt onzen burgemees ter. Deze was eere-voorzitter van de feestcom missie, maar schijnt te meenen, dat die betrekking hem geenerlei plicht oplegde. Vreemd genoeg toch was de heer Roest den geheelen dag onzicht- tuinbaas houdt niet van de Londenaars, daarom mag hjj niet weten dat ik uit Londen kom. Wees dus zoo goed, juffrouw, en zeg niet dat gij mij vroeger gezien hebt". »Heel goed, Tom, ik zal u niet verraden", zei ik lachend. »Dank u, juffrouw", en zijn hoed afnemende, verwijderde hij zich met zijne eieren. Die ont moeting en het geheim dat ik moest bewaren vond ik heel grappig alsof men noodzakelijk moest begrijpen dat Tom uit Londen kwam, als ik zei dat ik hem wel eens op Elzenhof ge zien had Ik begaf mij nu weer naar binnen om te zien of er reeds ontbeten werd en hoorde, dicht bij het huis komende, twee heeren het volgende gesprek voeren »Bella wordt jaloersch, Tomde andere bromde iets en de eerste vervolgde «Is het niet hard voor het kleine ding Daarop hoorde ik de stem van mevrouw Mills en bjj de deur komende vond ik tien of twaalf menschen hijeen. Het dichtst bij de deur stond de heer Carruther met een anderen heer, Cole genaamd. Wie was die «Bella"? en wie was het «kleine ding Voor dat het ontbijt was afgeloopen begon de kerkklok te luiden en mevrouw Mills wilde weten wie ging. «Ik ga", zei mevrouw Clowes en keek naar den heer Carruther, die een groote portie mar melade nam. baarnoch bij de samenstelling, noch bij de ontbinding van den optocht was hij tegenwoordig en toch had men mogen verwachten, dat hij als eere-voorzitter bij een dier gelegenheden een gepast woord zou hebben gesproken, wat hij nu aan den voorzitter overliet. Ook bij de volksspelen werd hij den geheelen namiddag gemist. Een vreemde opvatting voorwaar van zijne taak Het gevolg van die steeds gevolgde gewoonte om zich aan allerlei feestelijkheden te onttrekken is dan ook, dat verreweg de meeste burgers van Den Haag hun burgemeester niet kennen; buiten de raadsvergaderingen bemerken zij in den regel niets van hem. De heer Roest bepaalt zich zoo eenigszins mogelijk tot het raadhuis, geen rekening houdende met den wensch der ingezetenen om hem ook daarbuiten eens te zien en niet lettende op de noodzakelijkheid, dat een burgemeester zijn oog ook eens laat gaan over hetgeen in zijne gemeente gebeurt en gedaan wordt huiten den kring der gemeente-ambtenaren. Naast de zaken op papier is er ook een praktijk, en behalve de stipte naleving van alle wetten en besluiten, waaraan mr Roest als jurist zijn bijzondere zorg wijdt, is ook de uitvoering van deze huiten het raadhuis van belang voor de gemeente. Ook hierop lette een burgemeester. Het is zeer ver dienstelijk om de huishouding geheel naar eisch en vorm te regelen in besluiten en voorschriften, maar de ingezetenen hebben ook andere belangen. Yoor hen is het h. v. van het hoogste gewicht dat zuinigheid voorzitte in de verschillende takken van bestuur en daarvoor is het noodig, dat het hoofd zooveel mogelijk op de hoogte zij van alle werken, die voor het geld der belastingschuldigen worden uitgevoerd, en naga of zijne ondergeschik ten en de wethouder van fabricage wel behoorlijk passen op de kleintjes, die te zamen immers zoo spoedig een groot geheel vormen. Tot zekere grens is het wel gemakkelijk de gemeentekas van de benoodigde dubbeltjes te voorzien, maar meer prijzenswaardig is het streven om den belasting druk buiten bepaalde noodzakelijkheid niet te verzwaren. Als de zuinigheid wat meer werd betracht en nuttelooze uitgaven, die nu zoo vaak door gebrek aan samenwerking tusschen de ver schillende takken van bestuur worden veroorzaakt, zorgvuldiger vermeden werden, zou die voort, durende stijging van heffingen niet noodig zijn en zouden de ingezetenen niet worden verrast nn eens met een hooger percentage voor den hoof- delijken omslag, dan eens met vermeerdering van de gemeentelijke opcenten op de personeele be lasting. Nu heeft het gemeentebestuur er weer wat nieuws op gevonden om geld te maken. Het heeft voor een deel der gemeente eene herschatting uitgelokt van de huurwaarde der perceelen en van de deuren en vensters en de haardsteden. Waarschijnlijk zal die herschatting in volgende jaren over andere wijken worden uit gestrekt. Daarvan zullen de ingezetenen de nadee- lige gevolgen voor hunne beurzen ondervinden, want, ondanks den achteruitgang in de prijzen der woningen gedurende deTaatste jaren, zijn bijna alle perceelen, die herschat zijn, op aanzienlijk hoogere huurwaarde gebracht. Sommige, die ver leden jaar nog op éen huurwaarde van vijftien honderd gulden waren geschat, zijn nu op twee en twintig honderd gebrachtvan andere is de geschatte huurwaarde in vier jaren tijds verdubbeld. In de eerste plaats komt die opdrijving aan het rijk ten goede, maar in de tweede en niet mindere mate ook de gemeente, dank zij het hier nog steeds voortbestaan van een hoofdelijken omslag, berekend naar de huurwaarde. De verhooging van deze treft de ingezetenen alzoo dubbel, nog gezwegen van de omstandigheid, dat ook de prijs van het d in water naar gelang van de huurwaarde wordt bepaald. In het algemeen hebben zij, die klaagden over den gang van zaken onder den vorigen burgemeester en de vroegere wethouders en onlangs eene omwen teling in het dagelijksch bestuur wisten te bewerken, nog weinig reden om tevreden te zijn over hun werk. Men zou zeggen, dat zij zelf gaan inzien dat al het nieuwe bloed in den gemeenteraad weinig verandering ten goede heeft gebracht; »Doet u best om talrijk te zijn", zei me vrouw Mills. »Na kerktijd moogt gij doen wat gij wilt, maar de dorpelingen zijn er zoo op gesteld. Wij geven toch al zooveel aanstoot in de buurt, omdat wij niet om tien uur naar bed gaan en andere buitensporigheden begaan en verleden week zijn er maar drie van de zeven tien naar de kerk gegaan." «Gaatgij, juffrouw Christie? Ja natuurlijk. Ik wil ook wel gaan, als gij alles voor mij wilt opzoeken" zei de heer Carruthers. Wij gingen met ons achten en hij zat naast mijhij koos het grootste kerkboek uit en legde het voor mij neer, fluisterendeZoek voor mij op als 't u blieft." Eerst deed ik alsof ik het niet hoorde, maar hij begon zoo hard in zijn boek te bladeren en met zooveel lawaai in die zijner buren te kijken, waardoor hij een paar hoeken op den grond wierp, dat ik wel genood zaakt was voor hem op te zoeken, alsof hij een klein kind was. Maar ik was boos en wilde bjj het uitgaan niet tegen hem spreken. Hij kwam echter toch naast mij loopen en zei ten slotte heel gedwee «Heb ik u beleedigd «Ja, ik vind u heel oneerbiedig." »Dat was mijn bedoeling nietmaar het is zoo vervelend om in de kerk te zitten en zoolang te moeten zoeken. Gij vindt alles altijd dadelijk." «Dan moest gij meer naar de kerk gaan, dan zoudt gij het evengoed leeren." »Ja, maar ik heb het TsZondags's morgens altijd zoo druk in de stad. Ik zal echter mijn althans juist door de oppositie tegen het oude régime wordt nu als aanstaand raadslid en metter tijd als wethouder genoemd de vroegere wethouder Du Tour van Bellinchave, de latere minister van justitie, die toch ook nog gelijk met den burge meester Patijn deel uitmaakte van het dagelijksch bestuur der residentie, waartegen al de bekende grieven over straatbelasting, Kürhaus enz. werden aangevoerd. Dat Kurhaus trekt in de laatste dagen bijzon dere aandacht, ook buiten Den Haag, niet om zijn aanbevelenswaardige eigenschappen maar juist om de onaangenaamheden, die een bezoek aan die inrichting dikwijls schijnt op te leveren. Yooral de zaak van Dr. Beta heeft nog al van zich doen spreken. Het is echter de vraag of de heer Betz thans niet wenscht dat hij zich maar niet openlijk in de dagbladen over de ondervonden behandeling hadde beklaagd. Het antwoord van den heer Ruijs werpt toch een geheel ander licht op de zaak, dat den heer B. minder fraai doet uitkomen. Wel is de verde diger van het AroAGras-personeel niet volkomen onzijdig, omdat hij deel uitmaakt van den raad van commissarissen, maar toch is moeilijk aan te nemen, dat het inderdaad waardig gestelde stuk bepaalde onwaarheden zou bevatten. Eerder kan men zich voorstellen, dat de zich veronge lijkt wanende persoon, vooral daar deze een driftig en opvliegend karakter bezit, zich niet meer geheel de juiste toedracht van het gebeurde herinnert. Dat deze misnoegd en geprikkeld was door het telkens en telkens vragen naar zijn abonnementskaart, al had hij die misschien ook reeds vijftig malen aan dezelfde contróleurs ver toond, is zeer begrijpelijk, maar de controleurs dragen niet de schuld van die voor het publiek vrij lastige wijze van handelen; zij is hun dooi de directie bepaald voorgeschreven, en lang niet geheel ten onrechte, want een deel van het publiek noodzaakt daartoe door allerlei bedriegerijen te beproeven, als het nitleenen van kaarten aan anderen, zelfs over de ballustrade heen en achter den rug der controleurs om. Zulke handelingen moesten ook door fatsoenlijke lieden niet gepleegd worden en toch is reeds menig persoon, waar onder hooggeplaatste militaire en civiele ambte naren, er op betraptzij hoeten ze natuurlijk met intrekking van hun kaart. Ook het driftig uitvaren, soms vloeken en schelden, tegen de directie zou men niet verwachten van beschaafde bezoekers, vooral niet ale zij ongelijk hebben. In dit geval verkeerde bijv. een heer, die onlangs tot zulke middelen van overtuiging zijn toevlucht nam, toen de opmerking werd gemaakt, dat de kaart van zijne vrouw, in strijd met het regle ment, niet van hare handteekening was voorzien. De woordenwisseling liep toen zóó hoog, dat de toegang aan dien heer en zijne familie voor goed werd ontzegd, en eene klacht tegen hem hij de justitie is ingediend. Had de man kalm gebruik gemaakt van het aanbod om alsnog de kaart in het bureau te doen teekenen, dan was er niets gebeurd. De beambten zijn, bij de groote drukte, misschien minder beleefd, doch velen van het publiek hebben ook schuld. Met den sneltrein uit Dnitschland kwamen Vrijdag avond te Ylissingen aan II. D. H. de hertog en hertogin van SaksenMeiningen met hun zoon prins Eriedrich. Met de nachtboot Prinses Elisabeth, komman- dant D. W. van Boven, zetten de hooge reizi gers hunne reis naar Londen voort. Volgens de Echo (mail-editie) denken noch de heer Van Doorn, de proc.-gen., noch de heer Schimmelpenninck, de directeur van financiën, er voor het oogenblik aan de kolonie Suriname te verlaten. Bij koninklijk besluit is benoemd bij het wapen der infanterie, tot eerste-luit en wel bij zijn tegen woordig korps, de tweede-luitenant J. H. Van der Hegge Zijnen, van het 4de regiment infanterie. De St. Crt. bevat de statuten van de rereeniging best doen om meer te gaan, het zal mij zeker goed doen." «Ik geloof niet dat het kerkgaan menschen zooals gij zijt, goed doet", zei ik ernstig, waarop de heer Carruthers iu lachen uitbarstte en zei dat het heel leelijk van mij was om hem zoo te ontmoedigen. Aan het tweede ontbijt zat ik tusschen hem en mevrouw Clowes', die de preek beschreef op een manier, welke iedereen deed lachen, en allerlei grappige, maar scherpe dingen zei. Eensklaps vroeg zij over mij heen heel zacht aan den heer Carruthers «Zal ik h deu sherry aangeven, of is het waar dat gij niets dan water en melk meer drinkt «Zeer waar," antwoordde hij, «en gij weet niet hoe lekker het is, lang niet zoo flauw als gij denkt, en een zeer aangename afwisseling na zooveel prikkelends Mag ik u wat druiven ge ven, juffrouw Christie En mevrouw CloveB wendde het hoofd af, alsof er iets in dit antwoord was dat haar hinderde. Men bracht den Zondag middag grootendeels door alsof het geen Zondag was, behalve dat men niet uit rijden ging. Maar er werd geroeid, lawn-tennis gespeeld en men las romans. Enke len, waartoe ook ik behoorde, zaten buiten in de schaduw champagne in ijs te drinken; het lekkerste dat ik ooit geproefd heb. Ik hoorde hoe de geheimzinnige knecht een bevel aan Tom Parkes gaf en zei«Zeg, tuinman, hoe heet je ook weer?", alsof hij hem nooit te voren gezien

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1888 | | pagina 5