N\ 212.
131® Jaargang,
1888.
Vrijdag
7 September.
Middelburg 6 September,
88 F E U I L L E T O N,
BLZBNHOP.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.van 1-7 regels/1.50;
iedere regel meer ƒ0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
URGSC
r
OURAIXT.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: P. van dee Peijl, te Zierikzee: A. C. de Moou en te Tholen: W. A. van Nleuwenhtjuzen.
Verder -worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen en nemen ook bet algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmae te Rotterdam, en de firma B, van de*
Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor bet Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dahbe Cie., John P. Jones, opvolger;
voor België A. Geosjean Co. te Brussel.
De Financierwekelijksche beurseourant, onder
hoofdredactie van den heerJ. Pik, bespreekt in zijn
jongste nommer de zaakwaarnemerij op notarieel
terrein.
Het blad wijst erop dat, ofschoon de zaak
waarnemerij in het notariaat wel niet van de
laatste jaren dagteekent, zij toch in den laat-
sten tijd verheven werd tot een beroep, dat het
notariaat geheel dreigt terug te brengen binnen
de bedding zijner bestemming tot de werkzaam
heden, waarvoor een notaris gebruikt worden
moet. Het zjjn de werkzaamheden, door den
notaris als zoodanig verricht, welke men niet kan
ontberen.
Aan het slot van het artikel zegt de Financier
Geen wonder, dat den notarissen door de jong
ste groote uitbreiding van de zaakwaarnemerij
de angst om het hart is geslagen. Zij, die het
tarief bij het opmaken hunner rekeningen raad
plegen en zich houden aan de bij de wet vast
gestelde honoraria, hebben van de concurrentie
der zaakwaarnemerij weinig te duchten. Maar
allen, die zich schuldig maken aan ergerlijke
tariefsoverschrijding en ongaarne daarvan ook
voor het vervolg afstand zouden willen doen,
zien zich in hun geldwinning terecht bedreigd.
In arren moede hebben dan ook thans eenige
notarissen samenzweringen gehouden tot het
beramen van maatregelen, waarmede die gehate
zaakwaarnemerij de kop kan worden ingedrukt.
Niet geheel onmogelijk schijnen zij het te achten,
dat het gouvernement hun daarin zal ter hulpe
komen. Maar zoo het in de eerste plaats plicht
is van een gouvernement te waken voor de be
langen des volks en niet van enkele personen,
(van wier tusschenkomst het volk zich bedienen
moet) ook wanneer beider belangen met elkan
der in botsing zijn, zal men kwalijk kunnen
verwachten, dat van regeeringswege de notarissen
worden in bescherming genomen tegen de opge
stane, voor het publiek zoo héilzame concurrentie
der zaakwaarnemers. Tegenover den eisch der
notarissen om bescherming tegen de zaakwaar
nemerij, stellen wij den eischbescherming der
zaakwaarnemerij tegen de door de notarissen te
nemen maatregelen. Want oordeelkundige be
scherming der zaakwaarnemerij op notarieel ter
rein beteekent in den meest letterlijken zin
bescherming van het publiek.
Hoe over de aansporing tot het gebed voor den
heer Pijnacker Hordijk van rechtzinnige zijde ge
dacht wordt, blijkt uit de volgende vragen, in de
Wageninger voorkomende.
»Waarom heeft de heer Keuchenius bij zijn
optreden als minister voor zichzelven geen open
bare gebeden verlangd
ïWaarom richt de heer Keuchenius zich niet
Uit het Engelsch.
Van FLORENCE WARDEN.
HOOFDSTUK XVI.
Er zaten reeds vier dames in het rijtuig.
Mevrouw Mills met nog een andere dame, die ik
reeds als mevrouw Cunningham kende, op de
eene bank en een jonge dame met een scherp
gezicht, mevrouw Clowes, die zeer knap gevonden
werd, benevens een jong meisje, iets ouder dan
ik, op de andere. Ik kwam naast die twee
laatsten te zitten, maar wij hadden allen ruim
plaats. Wij reden eerst naar het Hooge Veld
terug, omdat mevrouw Mills het overige gezelschap
nog wilde aansporen om haast te maken, opdat
zij niet te laat zouden komen voor het middag
maal. In het groote rjjtuig zaten reeds een paar
dames op de heeren te wachten, die zich nog
vermaakten met de laatste voorwerpen bij opbod
te verkoopen, terwijl de palfreniers bezig waren
om de banken vol te pakken met de meest uit-
eenloopende voorwerpen, die door het gezelschap
gekocht waren. Er stond ook een dogcart te
wachten, waarop een heer zat te rooken en bij
het paard stond de lange heer, wiens gelaat ik
nu het best van allen kende. Zoodra wij stil
stonden kwam hij naar ons rijtuig toe en zei:
>Wat zit gij daar opeengedrongen, laat ik
Juffrouw Christie in mijn dogcart nemen."
tot de kerkgenootschappen en tot hunne ambts
dragers
»Waarom negeert Zijn Exc. die instellingen en
betreedt hij niet den legalen weg?
Waarom handelt Zijn Exc. alsof slechts de
staatsburgers die de Staatscourant leest, bestaat,
en geen andere kerkgenootschappelijke kwaliteiten
dan predikanten en geestelijken
»Waarom moeten zij wenken ontvangen in hunne
kwaliteit van staatsburger ten behoeve van hun
geestelijk dienstwerk
Als oplossing van die vragen maakt genoemd
blad de opmerking, dat de heer Keuchenius een
doleerend mensch is, die alleen vrome individuen
kent, vereenigd tot eene gemeente, die zich zelve
houdt voor de kerk. Daarom kan hij geen kerk
genootschappen erkennen. Bovendien is hij anti-
roomsch. Eerst noemde het blad onzen minister
van koloniën »een volbloed einspanner met gere
formeerde tendenzen en de doleantie toegedaan."
Tegenover de onrustwekkende geruchten, welke
omtrent den gezondheidstoestand van den koning
worden in omloop gebracht, kan het Dagblad ten
stelligste verzekeren, dat Z. M. geheel hersteld
is en zich zeer wel gevoelt.
Door het polderbestuur van Walcheren werden
heden namiddag in het polderhuis in de Abdij
uitgeloot de volgende obligatiën ten laste des
polders
Acht stuks, elk van j 1000, volgens art. 7 van
het conversieplan van 3 Maart 1856nommers
334, 656 a en 5, 436, 108, 737, 416, 329, 569.
Vijf stuks, elk van 1000, volgens art. 9 van
het plan der geldleening van ƒ300.000, van 28
Februari 1863; nommers 46, 49, 275, 190, 170.
Vier stuks, elk van 1000, volgens art. 9 van
het plan der geldleening van ƒ100.000, van 2
Maart 1876; nommers 7 en 40 der eerste serie,
90 en 74 der tweede serie.
En vjjf stuks, elk van ƒ1000, volgens art. 10
van het plan der geldleening van 165.000 van
22 September 1877 nommers 143, 41,13, 79 en 27.
Deze obligatiën zullen worden afgelost na 1
Januari 1889.
Bij koninklijk besluit is de met verlof hier te
lande aanwezige dirigeerend officier van gezond
heid der 1ste klasse van het leger in N.-I. H. J.
van der Weide, op zijn verzoek, eervol uit Z. M.
militairen dienst ontslagen, met toekenning van
pensioen.
Te Nieuwerkerk a/d IJsel is tot gemeente
geneesheer benoemd de heer J. Hocke Hoogen-
boom, arts te Zonnemaire, en te Oude Tonge de
heer S. J. van Nooten, arts te Pijnacker.
Uit het verslag van den inspecteur van den
geneeskundigen dienst der landmacht blijkt dat
het cijfer van de militairen, die zich aan de vac
cinatie en re vaccinatie wenschen te onttrekken,
»En wat doet gij dan met Kareltje Tom
ïDie kan achterop zitten."
»Karel zal zachtjes aan wel gewoon raken
om achterop gezet te worden", zei de oudste dame
lachend en zag mevrouw Clowes aan.
»De ware plaats voor een echtgenoot,
mevrouw Cunningham", zei de knappe heer.
Later merkte ik dat »Kareltje" kapitein
Clowes was.
»Nu komt gij, juffrouw Christie
»Neen, Tom, juffrouw Christie zit beter
hier."
»Zjj kon nergens beter zitten dan bij mij",
zei hij op ernstigen toon, waarop iedereen begon
te lachen.
>Neem het toch eens voor mij op, mevrouw
Clowes, val mij niet altemaal af. Kan juffrouw
Christie ergens veiliger zijn dan bij mij
Iedereen keek mevrouw Clowes aan en ik zag
een lichten blos op haar gelaat komen, terwijl zij
antwoordde»Niet als Karei achterop zit,"waarop
iedereen nog luider lachte.
Ik was echter heel blij dat mevrouw Mills mij
niet liet gaan, want ik was niet zeer gesteld op
mijnheer Tom, en Lorenzo hield ook niet van
hem. Wij hadden ongeveer zeven mijlen te rijden
naar Denham Court en ik vond den weg heel
mooi, al was hij vlak. Het groen was nog zoo
frisch en de ondergaande zon wierp op alles een
goudachtig licht. Ik luisterde naar het gesprek
der dames, maar zei zelf niet veel. De eene vond
dat ik zoo stil was en de andere dat Tom mij wel
voortdurend eene belangrijke vermeerdering on
dergaat. -i
In 1885 bedroeg het 164, in 1886 reeds 178 en
in 1887 klom het tot 449, waarvan echter 74 zich
lieten overreden en 375 bleven weigeren zich aan
de vaccinatie te onderwerpen.
De meeste weigeringen kwamen voor bij de
troepen in garnizoen te Gorinchem 88, Leiden
70, Bergen op Zoom 43, Dordrecht 34 en Helle-
voetslnis 31.
In de groote garnizoenssteden en in het Noor
den des lands was het aantal dergenen, die zich
aan de inenting onttrokken, gering.
Het bedroeg te Amsterdam slechts 12, te 's Gra-
venhage 20 en te Utrecht 9.
Vooral hadden op de weigering te Gorinchem
invloed de strooibiljetten van den zoogenaamden
Bond tegen vaccinedwang, waarbij den militairen
in herinnering werd gebracht, dat vaccinatie voor
den Nederlandschen soldaat niet verplichtendis.
Toch bedroeg het totaal-cijfer der vaccinatiën
nog 685 en dat der revaccinatiën 11768.
Van de vaccinatiën geschiedden er 562 direct
van het kalf, van de revaccinatiën 11091.
Nagenoeg 86 der vaccinatiën slaagden vol
komen zonder of mét onvolkomen gevolg werden
ruim 14 gevaccineerd.
Nagenoeg 27 der revaccinatiën slaagden
volkomen, een gelijk aantal onvolkomen, terwijl
bij bijna 46 de revaccinatie zonder gevolg bleef.
Onder de gevaccineerden waren 579 kinderen
van 15 jaren, 14 van 510 jaren en 6 van
1020 jaren en eene vrouw. De andere ingeënte
personen waren militairen van 1030 jaar oud
onder de gerevaccineerden waren er 11681 mili
tairen, 11 vrouwen en 76 kinderen.
Hieronder zijn niet begrepen zeker aantal mili
tairen te Harderwijk ingeënt, maar naar Indië
vertrokken vóór de uitkomsten der inenting be
kend waren.
De Javabode brengt de minder aangename tij
ding dat, en zelfs officieel, over geheel Banka
de beri-beri epidemisch woedt. Op last der re
geering is dr Eykman, directeur van het bacte
riologisch laboratorium te Weltevreden, met den
korporaal van den geneeskundigen dienst Franz
als assistent, naar Muntok vertrokken, teneinde
de noodige onderzoekingen te doen en rapport
uit te brengen. De expeditie zal circa zes weken
duren.
Hetzelfde blad schrijft in zijn Mail-overzicht
De hoofden van den opstand in de afdeeling
Anjer van de residentie Bantam zijn thans allen
door de troepen achterhaald en daar zij zich ge
wapend tegen hunne gevangenneming verzetten,
neergeschoten. Hoewel zij bij deze gelegenheid
een soort van doodsverachting hebben doen blij
ken, waarschijnlijk voortspruitende uit de zeker
heid, dat hun anders lange gevangenis en de galg
wachtten, kan men niet zeggen, dat zij den moed
en de vastberadenheid hebben getoond, die zulke
lieden moeten bezitten, willen zij kans van slagen
aan het praten zou krijgen maar hare gesprekken
waren zoo verschillend van hetgeen ik gewoon
was, dat ik er mij niet in had kunnen mengen
al had ik ze beter gekend. Enkele gezegden
zouden zelfs zeer leelijk geklonken hebben, indien
ze ernstig gemeend waren geweestmaar zij deden
niets dan schertsen en lachen over alles, vooral
over Sir Jonas, den echtgenoot van mevrouw
Mills en zij deed hem zelf na, hoe hij zich in de
handen zou wrijven en vragen of zij veel pleizier
hadden gehad, zeggende dat bazars malle dingen
waren, maar zij brachten de jongelieden bij
elkaar.
»En houden de ouden weg", zei mevrouw
Clowes op haar scherpsten toon, en men lachte
weer algemeen.
Denham Court was een mooie plaats tegen de
helling van een heuvel gelegen, waarlangs de
Doveney op eenigen afstand stroomde. Ik kreeg
een kamer, die op de broeikassen en den moestuin
uitzag, met een blik op de rivier, juist op een
punt waar zij breeder werd en een soort van
meer vormde. Tot nogtoe had ik niet veel tijd
gehad om over mijn twist met Lorenzo na te
denkenmaar ik was toch benieuwd of hij mij
schrijven zou en vragen om het bij te leggen en
voelde dat ik anders hier geen pleizier kon
hebben. Tk trok mijn neteldoeksch japonnetje
aan, bond het fluweelen lint met het schitterende
medaillon om mijn hals en stak de roos,
die Lorenzo weggeworpen had, voor, het zeer be
treurende dat hij injj niet zien kon, want ik zag
hebbende man die zich tot sultan opwierp, en
de hadji, die zich aan het hoofd van den gods
dienst stelde, vluchtten op het eerste schot en
het eerste hoorngeschal van een klein troepje
soldaten. Ook van organiseerend talent is tot
nogtoe geen spoor gevondende voorbereiding
was gebrekkig, het plan van aanval onzeker, en
toen onze troepen, hoe weinig in aantal ook, zich
te Tjilegon lieten zien, stoven de muiters uiteen
naar alle richtingen en bestond de grootste bende,
die bijeen bleef, uit een dertig mandoch ook
deze hield niet eens stand, maar trachtte in de
woeste streken van Zuid-Bantam eene schuilplaats
te vinden. Men bewijst dezen lagen moordenaars
te veel eer, wanneer men achter hunne gruwel
daden eene diepe beteekenis gaat zoekenhet
feit, dat hun aanvoerder den buit uit de woning
van den ads.-res., na daar twee meisjes van zes
en acht jaar op de laaghartigste wijze te hebben
laten vermoordennaar zijn eigen huis lielr
vervoeren, ontzegt hem alle aanspraak op poli
tieke of godsdienstige adspiratiën en stelt hem
gelijk met een gemeenen roover. Dat hij en
eenige andere schurken door de belofte van
den godsdienst hoog te zullen houden en de
belastingen te zullen afschaffen een troep rot
gezellen om zich wisten te vereenigen, mag men
ook niet te hoog aanslaande geschiedenis toch
leert.dat godsdienst en geld de laagsteen de edelste
hartstochten in beweging kunnen brengen
maar nietiemin moeten de Tjilegonsche onlusten
tot nadenken stemmen, opdat eene herhaling van
de afgrijselijke tooneelen, in Bantam voorgevallen,
noch daar noch elders plaats hebbe. Daarvoor te
waken is zeker niet gemakkelijk. Uitingen van
volkswoede zijn zelfs in Europa niet altijd, te
voorkomen, en ook wanneer werkelijk eenmaal
onze heerschappij een zegen zal zijn voor de in-
landsche bevolking, zullen er ontevredenen zijn,
die zich tot wandaden laten verleiden. Maar
zoolang het geloof aan dien zegen niet algemeen
is doorgedrongen, zal ons gezag den steun onzer
wapenen niet geheel kunnen missen, en is het
niet voldoende dat dezen in staat zjjn een opstand
te dempen, maar moeten zij door hunne onmid
dellijke nabijheid de uitbarsting daarvan beletten.
Het is mogelijk dat eene dadelijke bescherming
van de persoonlijke veiligheid onzer ambtenaren
onze militaire en financieele krachten te boven
gaat, maar toch hebben die ambtenaren op zulk
eene bescherming zeer zeker recht, en gaat het
niet aan hun eenvoudig eigen schuld te verwijten.
Zonder twijfel zal er bij sommige ambtenaren in
Bantam wel wat te berispen zijn, doch daargelaten
dat slechts zeer enkele lieden op de geheele wereld
hunne betrekking goed vervullen, moet men niet
vergeten, dat het besturen van eene residentie
op Java in een tijdperk van volkomen rust geen
heksenwerk is, maar dat er bijzondere hoedanig
heden noodig zijn, bij slechts weinigen te vinden,
zoodra er iets in den gewonen loop van zaken
hapert. De grondslag en de inrichting van ons
beheer leiden daartoe.
er beter uit dan ik ooit voor mogelijk gehouden had.
Toen ik mijn kamer uitkwam ontmoette ik in
de gang een man wiens aanblik mij deed ont
stellen, omdat hij sprekend geleek op den geheim-
zinnigen bezoeker, dien de heer Rayner >een
heer" genoemd had en dien ik twee avonden te
voren met Sara en Tom Parkes naar den stal had
zien gaan. Maar deze man ging met de grootste
onderdanigheid voor mij op zijde, niet als een
heer, maar als een knecht en ik snelde hem voorbij
geheel verbijsterd door die gelijkenis natuur
lijk een vriend van den heer Rayner kon nooit
knecht te Denham Court zijn al sprak hij
nog zoo gemeenzaam met Sara en Tom Parkes.
In de vestibule vond ik een dienstmaagd, die
mij het salon wees, dat geheel leeg wasik
begaf mij dus naar het raam en keek in den
wintertuin. De bloemen waren zoo fraai en
roken zoo bedwelmend, dat ik als betooverd van
de eene bloem naar de andere ging en juist
vlak bij een groote plant met witte bloesems
stond, toen ik tusschen de waaierachtige bladeren
door den blonden knevel en het lorgnet van
mijnheer Tom ontwaarde. Hij keek met alle
aandacht niet naar mij, maar naar mijn me
daillon; doch toen ik opkeek zag hij mij aan
en kwam naar mij toe.
»Het ziet er hier netjes uit, niet waar
Sir Jonas is trotsch op zijne bloemen."
»Ik heb ze nooit zoo gezien. Kijk deze
eensZijn dat lelies
»Ik geloof dat zij Encharitis Amazonia