N\ 209.
131e Jaargang.
1888.
Dinsdag
4 September.
BEKENDMAKINGEN.
Middelburg 3 September.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50;
iedere regel meer ƒ0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Veemarkt te Middelburg.
MIDDELBURGS» C0LIRAI\T.
Agenten te Vlissingen: PG. de Vey Mestdagh Zoon, te GoesA. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der, Peul, te Zierikzee: A. C. de Moou en te Tkolen: W. A. van Njteuwenhouzeh.
Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen' en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmar te Rotterdam, en de firma B. van der
Kame te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger;
voor België A. Grosjean Co. te Brussel.
Donderdag den 6 Sept. a. s., van des voormid
dags 8 tot des namiddags 4 uren.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
S C H O R E R.
De secretaris,
A. DE VULDER VAN NOORDEN.
Het eerste opstel in het Septembernommer van
de Vragen des Tijds waarin ook een beschou
wing voorkomt van de hand van mejuffrouw
Henriette van der Mey over De vromu en haar
recht is van den heer mr. J. D. Veegens, en
getiteldIn afwachting van daden.
De schrijver meent dat de eerste handelingen
der kamer van honderd blijkbaar zeer de aan
dacht hebben getrokken. Er is reden om te ver
moeden, dat de verslagen der parlementaire be
raadslagingen met meer dan gewone belangstelling
zijn gelezenen alle vergaderingen der nieuwe
vertegenwoordiging, ook die, aan meerendeels
zakelijke debatten over de regeling van het bank
wezen gewijd, zijn door een groot aantal toehoor
ders bijgewoond. Ongetwijfeld heeft de wensch
om getuigen te zjjn van hevige woordenwisselingen
en van uitoefening der presidiale macht, menig
een naar de tribunes gelokt. Er zijn echter voor
het publiek ook ernstiger beweegredenen te over,
om de werkzaamheden der tegenwoordige tweede
kamer met opmerkzaamheid te volgen.
Immers hetgeen weinige jaren geleden nog door
velen voor onmogelijk werd gehouden, is geschied.
Voor het eerst sedert 1857 is de meerderheid
samengesteld uit afgevaardigden, tegen de begin
selen der schoolwetgeving gekant. Tweeënvijftig
hunner zijn in dichte rijen gezeten ter rechterzijde
van den voorzitter, ofschoon elke helft der ver
gaderzaal slechts vijftig plaatsen bevat. Alleen de
vertegenwoordigers der aan elkander grenzende
districten Wolvega en Schotel-land, de heeren Okma
en Domela Nieuwenhuis, hebben aan de linkerzijde
plaats genomen.
Maar niet alleen wegens de beginselen of de
persoonlijkheid van de leden der meerderheid zijn
de oogen des volks op hen gevestigd. Bovenal
wordt met spanning op hunne daden gewacht.
De beteekenis der verkiezingen van dit jaar kan
worden samengevat in den wenschwij willen
daden zien.
Dat is het wachtwoord, waaronder eude en
nieuwe kiezers van verschillende richting een
drachtig ter stembus zijn getogen.
Na een blik op de liberale partij en hare fouten
geslagen te hebben, laat de heer Veegens het
licht op de nieuwe meerderheid vallen ter beant
woording van deze vragen: «Welk gebruik heeft
deze aanvankelijk van hare overwinning gemaakt
Wat heeft zij verricht ter voldoening aan de
beloften, van haretwege bij de verkiezingen
afgelegd In hoever is de drang naar daden,
die het volk bezielt, door haar bevredigd
Op die vragen geeft de heer Veegens antwoord.
»De regeering, naar parlementair gebruik uit
de meerderheid voortgekomen, is zoo schrijft
hij totdusver zeer gematigd opgetreden. Zij
heeft de zitting der staten-generaal geopend met
eene vrij uitvoerige rede, die over het geheel
weinig stof tot bedenkingen opleverde. Zij heeft
een te waardeeren streven naar onpartijdigheid
aan den dag gelegd. Bijzonder talrijk zijn de
maatregelen nog niet, die zij der kamer ter over
weging heeft aangeboden. Zij kon echter in
billijkheid aanspraak maken op den noodigen
tijd ter voorbereiding. Misschien had men van
haar, na het gezegde in hare openingsrede, nu
reeds een ontwerp tot verbetering en aanvulling
der wet op den kinderarbeid mogen verwachten,
waarbij van de uitkomsten der door de vorige
kamer begonnen enquête kon zijn gebruik gemaakt.
Intusschen moet erkend worden, dat zij hierin
eenigermate belemmerd is door het optreden van
den heer Domela Niewenhuis tegen het stelsel
van betaling van loon in winkelwaren. Die
afgevaardigde heeft de algemeene aandacht op
dit onderwerp weten te vestigen, maar is, naar
het algemeen gevoelen, in het uitdenken van
bruikbare middelen ter verbetering van bestaande
toestanden geheel tekortgeschoten."
In éen opzicht heeft het kabinet zich, vol
gens mr Veegenszwak betoond. Het heeft
weinig kracht ontwikkeld ten aanzien der ver
sterking van 1s lands weerbaarheid.
In plaats van eene spoedige indiening van
voorstellen betreffende 's lands verdediging, door
de gewijzigde grondwet gevorderd, ia een staats
commissie benoemd. Ook daartegen oppert de
heer Veegens de bekende bezwaren.
Verder wijst hij op het mislukte voorstel der
heeren De Savornin Lohman en Schaepman tot
wijziging van het reglement van orde der kamel
en het niet zeer gunstig cnthaal, dat dit in de
kamers zelve vondop de aanneming van het
wetsontwerp tot verlenging en wijziging van het
octrooi der Nederlandsche bank en hetgeen bij
de behandeling daarvan voorviel.
De conclusie, waartoe de heer Veegens naar
aanleiding van de behandeling van dit ontwerp
komt, is neergelegd in de volgende laatste rege
len van zijn opstel
«Niet door handelend optreden voor de recht
matige belangen van den staat gelijk voor een
deugdelijk bankwezen, slechts door onovertroffen
volgzaamheid jegens den minister van financiën
heeft de nieuwe meerderheid bjj deze beraadsla
gingen hare kracht getoond. Ook in volgzaam
heid, het moet erkend worden, kan wezenlijke
kracht zich bij parlementaire vergadering som
tijds uiten. Althans bij onderwerpen, die door
algemeene staatkundige beginselen beheerscht
worden. Allerminst echter bij eene regeling,
waarbij de staat, zij het tot zekere hoogte, partij
is tegenover eene vennootschap. Hier steunt
men de regeering het best, door met meer klem
dan zij nog voor het staatsbelang op te komen,
doch maakt men het zich een weinig al te ge
makkelijk door eene redeneering als die van den
heer De Savornin Lohman»De minister heeft
men veroorlove mij het familiaire woord -
het onderste uit de kan gehaaldhij heef't ge
haald wat er te halen waswij moeten ons nu
daarbij neerleggen Wanneer dus de minister-
zegt ik ben niet zeker van de aandeelhouders,
wanneer gij het wetsontwerp aldus wijzigt, dan
heeft hij daartoe het recht en de verplichting."
Thans, nu ook de Eerste kamer zich bij de voor
gestelde regeling heeft nedergelegd, zal de mi
nister ongetwijfeld van de aandeelhouders vol
komen zeker en vooreerst van verdere beslomme
ringen ten deze ontheven zijn. Het blijft evenwel
de vraag of de gewenschf.e bestendigheid in het
bankwezen zal blijken te zijn verkregen, wanneer
na eenigen tijd met cijfers kan worden aange
toond, welke schade door sommige bepalingen
dezer wet aan de schatkist is toegebracht.
De slotsom van dit overzicht kan beknopt zijn.
Hoe de meerderheid hare werkkracht verder
openbaren zal, moet worden afgewacht. Maar de
eerste «itkomsten van het nieuwe parlementaire
tijdvak zijn voor de kiezers, die bovenal daden
wilden zien, weinig opwekkend-"
Ook Be Tijd heeft tegen ae benoeming van
den heer Sol zeer ernstige bedenkingen. In een
land als Indië vooral moet het prestige van
het gezag steeds hoog worden gehouden. Wan
neer dus schier alle autoriteiten, met den gou
verneur-generaal aan het hoofd, na rijp beraad
een maatregel nemen, die blijkbaar ten doel heeft
de inlandsche bevolking volgens het voorschrift
van art 55 van het regeerings-reglement te be
schermen, dan moet men in Nederland, meent
De Tijd, uiterst voorzichtig zijn met het afkeuren
van zoo'n maatregel. Hoe men overigens ook
over de toestanden van het landgoed Tjiomas
moge denken, eene belooning had de heer Sol
zeker van de regeering niet verdiend. Mr Keu-
ckenius schijnt echter van eene andere meening
te zijn. Immers, ook al maakt men haar los
van de Tjiomas-zaak, is er zeker nooit iemand
op zoo'n buitengewone wijze lid van de reken
kamer in Indië geworden als de heer Sol. Steeds
werden tot dusver tot leden der algemeene reken
kamer lieden benoemd, die in den staatsdienst
reeds eene 'hooge betrekking bekleedden en hoven-
dien konden geacht worden, door den aard hun
ner vroegere betrekkingen met de comptabiliteits-
hepalingen bijzonder goed vertrouwd te zijn. Met
den heer Sol is noch het een, noch het ander-
het geval. Wel heeft hij den lande als le luit.
gediend, doch men kan niet zeggen, dat deze
betrekking een overgang vormt tot het lidmaat
schap der algemeene. rekenkamer, en evenmin
dat zij een waarborg oplevert voor bekendheid
met datgene wat in een lid der rekenkamer ver-
eischt wordt. Daarenboven is het, gelooft Be
Tijd, regel, dat het opperbestuur eene keuze doet
uit de voordracht van drie personen, door de
Indische regeering gedaan.
Kan De Tijd zich om al deze redenen niet
ingenomen toonen met de hier besproken regee-
ringsdaad van den minister, met nadruk wenscht
zij al dadelijk op te komen tegen het streven,
dat zij hier of daar meent opgemerkt te hebben,
om van de ontevredenheid van velen over deze
benoeming een stormram te maken tegen dezen
minister.
Dit laatste heeft veel van een pleister die de
redactie De Tijd wil leggen op de wonde, door
haar geslagen.
Dezer dagen bevatte de Koln. Zeitung eene schets
van Louis Brown over het leven van den
kolonialen soldaat in onze OoBt-Indië. Met de
zwarste kleuren werd daarin de toestand van ons
leger geschetst.
Naar aanleiding daarvan wordt aan de Zwol-
sche courant van bevoegde zijde de volgende op
merking gemaakt
In den regel vloeien die onheusche en leugen
achtige aanvallen hier en daar met eenigen
grond van waarheid uit de pen van die op
geblazen Duitschers, gedemitteerde officieren, ver-
loopen studenten e. a., die gelooven dat het niet
voor hen, maar voor ons een buitenkansje is,
wanneer zij zich als koloniaal soldaat komen
engageeren en verwachten dat hun in Indië
in den kortst mogelijken tijd als rechtmatige
hulde aan hun kennis en nationaliteit gebracht,
den officiersrang worde aangeboden. Dit laatste
nu valt hen bitter tegen. Van duizenden hunner
landslui wordt er nauwelijks éen officier, na
langdurigen dienst, hoogst oppassend gedrag en
een zeer moeilijk examen, en niet nadat hoven-
dien langs diplomatieken weg is gebleken, dat
hun verleden niet oneervol wasr- Ee>i. grooter
aantal brengt het tot korporaal of onderofficier,
maar het gros is en blijft soldaat en leidt dus 6
jaren lang in Indië bet leven van koloniaal sol
daat, dat bij ons zeker niet minder is dan overal
elders.
De teleurgestelden, dikwijls met een Hollandsch
pensioen in 't Duitsche vaderland teruggekeerd,
gaan schelden en schimpen op het land en het
leger, waarin zij een laatste schuilplaats vonden
en goed gevoed, betaald en behandeld werden.
Dat is echt Duitsch in de minder goede be
teekenis van 't woord.
Het feit dat tal van Duitschers, onderofficieren
en minderen, die reeds zes jaren in Indië dienden,
zich daar of wel na in Europa te zijn teruggekeerd
reëngageerden, bewijst toch voor de waarheid, dat
het in dat Holl. koloniale leger nog zóo kwaad
dienen niet is.
Men schrijft aan den Javabode nit Buitenzorg
dat, na een ernstig onderzoek in de zaak van den
eervol ontslagen kapitein Willink Ketjen, een
rapport is ingekomen, luidende«dat die officier-
hoogst onrechtvaardig is behandelddat hem
wettig toekomt en minstens moet worden toege
legd het volle kapiteinspensioen, met rapèl van
het aangehoudene." enz.
Niettegenstaande het minder gunstige resultaat,
in het vorig seizoen verkregen door de Vereeniging
ter bevordering van goede voorstellingen op kunstge
bied alhier, heeft zij toch besloten aan het kunst
lievende publiek in het a. tooneeljaar de gelegen
heid te geven een drietal goede voorstellingen bij
te wonen.
Zij sloot daartoe opnieuw een overeenkomst
met de heeren Le Gras en Haspeis te Rotterdam,
wiens gezelschap den 9en Jan., den 7en Febr. en
den 28 Maart van 1889 in den Middelburgschen
schouwburg zal optreden.
Zooals uit achterstaande advertentie blijkt
komt a. Zondag het gezelschap van de Nieuwe
Rotter dams che schouwburg-maatschappij in den
schouwburg alhier eene voorstelling geven.
Zij koos daartoe een oud maar lang nog niet
verouderd volksstuk De Koerier van Lyon, dat
zeker alle kans biedt voor eene goed gevulde
zaal.
Dezer dagen werd het o. a. te Rotterdam door
dezelfde maatschappij nog met succes voor het
voetlicht gebracht.
Onder de Ipassagiers, die Zondag morgen met
het stoomschip Prinses Elisabethkommandant
D. Wvan Boven, te Vlissingen aankwamen, be
vond zich ook prins Christiaan van Sleeswijk
Holstein met twee dochters en een zoon. Met den
aansluitenden mailtrein voor Duitschland vervolg
den zij hun reis.
Het stoomschip Prinses Elisabeth vertrok, onmid-
delijk na lossing der lading, naar Middelburg om
aldaar te dokken.
De heer J. J. Montijn, adsist ent-ingenieur bij de
afdeeling fractie en materieel en chef over het
atelier der staatsspoorwegen te Vlissingen, wordt
met 1 October a. s. overgeplaatst naar het hoofd
bureau der staatsspoorwegen te Utrecht, en zal
met genoemden datum in zijne functie worden
opgevolgd door den adsistent-ingenieur J.Gischler,
thans te Zwolle.
Aan de gemeente Burgh is ter behoorlijke in
richting van haar lager onderwijs behalve de ver
goeding van 30 een subsidie verleend van
1000.
Donderdag a. verleent de minister van oorlog
geen audiëntie.
Door de regeering wordt bij de Ned. spoor-
wegbesturen op de spoedige invoering van een
beperkten Zondagsdienst op de spoorwegen aan
gedrongen.
Men zegt dat de minister van oorlog op de
begrooting voor 1889 eene som van 2000 zal
brengen voor aanmoedigingsprijzen bij de fokkerij
van remontepaarden.
Volgens Recht voor Allen heeft de heer jhr mr
M. A. De Savornin Lohman, advocaat-generaal
bij den Hoogen raad, aangenomen, om te 's Gra-
venhage te spreken in de sociaal-democratische
vereeniging.
De zittingen van de staatscommissie voor het
verdere beri-heri-onderzoek zullen in de tweede
week van September een aanvang nemen.
Op de Zondag te Utrecht gehouden vergade
ring van notarissen is, na langdurige discussie,
met groote meerderheid van stemmen besloten,
zich tot de regeering te wenden met een adres,
waarin gewezen wordt op de gevaren, waarmede
het notariaat in Nederland wordt bedreigd dooi
de zaakwaari^emerij, en waarin de middelen wor
den uiteengezet, welke de regeering tot verbete
ring van den bestaanden toestand zou kunnen
nemen.
Zaterdagmiddag is op het kerkhof te Rozendaal,
nabij Arnhem, het lijk van den heer Hofdijk ter
aarde besteld.
Vijf prachtige kransen versierden de wit eiken
houten lijkkist, die door acht vrienden van den
overledene en twee zonen, beide officieren van
het Nederlandsche leger, gevolgd werd. Aan de
groeve sprak de heer W. A. Caspers, van Utrecht,
woorden van vriendschap en erkentelijkheid, die
op hoogst indrukwekkende wijze beantwoord
werden door den oudsten zoon.
Hofdijk's graf ligt naast dat van Bernard ter
Haar, iets verder dan dat van De Genestet.
De heeren Gehr. Van Lier te Amsterdam hebben
de geheele rondreis van Sara Bernhardt in ons
land op zich genomen. Deze eenige actrice zal
in October te Amsterdam twee voorstellingen
geven in het Grand Theatre van genoemde heeren.
Uit Atjeh wordt van 19 Juli aan de Penang
Herald geschreven
Men verneemt uit Atjeh, dat de «redoubtable"
Toekoe Oemar weer op het oorlogspad is. Het
schijnt, dat er niet meer dan 3000 Hollandsche
soldaten in staat zijn, in het veld te komen,
terwijl hij nu onder zijne bevelen meei- dan 7000
good fighting men telt. Wij vernemen uit de meest
vertrouwbare bron, dat binnenkort door den Toe
koe een besliste poging zal worden gedaan om
den verloren grond te herwinnen en de Hollanders
uit hun ingenomen stellingen te verdrijven. Hij
is in het bezit van een groote hoeveelheid wapenen
en ammunitie, die hij spottend verklaart uit
Singapore en Penang gekregen te hebben, ondanks
de ordonnantie, die den uitvoer er van verbiedt.
Onze berichtgever meldt ons dat enkele dagen
zullen beslissen en misschien veel zullen vernie
tigen, wat de Hollanders gesticht hebben.
Wij zijn nu bijna twee maanden verderen er
viel nog niets voor dat die berichtgever in het
gelijk stelt.
Wij merken echter op dat de Penang Herald
ook al geen zuivere bron is.
De Locomotief bevat het volgende oordeel van
den thans vermoorden assistent-resident van
Anjer, den heer Gubbels, over den toestand in
Bantam, door hem geuit bij een in het laatst van
1885 gevoerd gesprek.
De heer Gubbels beaamde dat de bevolking in
de laatste jaren verarmd was en verklaarde dan