Buitenland.
Uit keizer Prederiks leven.
heeren. Wij kennen elkander allen veel te goed
en ik wil mijnen edelen vader zaliger in be
scherming nemen tegen de beleedigende verden
king, als zou bij iets van betgeen wij bij de
worsteling van onzen grooten tijd verworven
hebben, weder hebben kunnen prijsgeven."
De werkstaking te Parijs kan als geëindigd
beschouwd worden. Bij gebrek aan geld de
ziel van alle zaken heeft het comité in een
talrijk bezochte bijeenkomst van werkstakers
meegedeeld dat het comité niet kan voortgaan met
het uitdeelen van geld onder zoo velen. De.
werkstakers hebben hierop tot het hervatten van
den arbeid besloten.
Antwerpen vierde Dinsdag den 25sten ge
denkdag van de opening der Schelde, die deze
stad tot een der eerste handelshavens van Europa's
vasteland gemaakt heeft. De tol, bij het verdrag
van 1839 ten gunste van Nederland gevestigd,
bracht in 1862 3.000.000 francs op. In 1863
werd dit recht Holland afgekocht voor 40.000.000
francs, waarvan België een derde betaalde. In
1851 bedroeg de tonneninhoud der schepen, die
de havens van Antwerpen binnenkwamen 236.000
en in 1887 niet minder dan 3.800.000. Er was
dus wel reden voor de feestviering.
Het feest is schitterend geweest en goed ge
slaagd. Den ganschen dag. verkeerde Antwerpen
in feestvreugde uit alle huizen letterlijk wap
perde de vlag.
Te Cannes waren twee jonge meisjes van
goeden huize verliefd op denzelfden jongen man.
Zij besloten om hem te duelleeren en voerden
dat plan eergisteren uit, 's morgens te 5 uren.
Het gekozen wapen was het pistool. De jongste
der meisjes, 18 jaren oud, kreeg een kogel in den
linkerarm de oudste, een 22-jarige, werd gevaar
lijk aan de borst gewond. Men kan zich de
sensatie voorstellen, die deze zaak heeft gemaakt.
Een wedvlucht tusschen bijen en postduiven.
Een zekere heer Ch. R. te Hamm, ijmker van
beroep en een groot liefhebber van postduiven,
ging de volgende weddenschap aandat de af
stand van Rheinern naar Hamm (nog geen uur)
bij goed weer in korter tijd zou afgelegd worden
dan door postduiven. Deze wedvlucht had de
vorige week plaats en werd door den heer Chr.
R. met glans gewonnen. Twaalf postduiven en
twaalf met meel bestoven bijen, waarvan vier
hommels en acht werkbijen waren, werden naar
Rheinern gebracht en daar tegelijkertijd losgela
ten, met dit gevolg, dat een der hommels vier
seconden eerder te Hamm terug was dan de eerste
duif. Tegelijk met de tweede duif kwamen ook
de andere hommels en met de overige duiven de
werkbijen aan.
Het blijkt, dat niet de nieuwe Duivelsbrug
doch de oude bij den St. Gothard, die meer ge
bruikt werd, is ingestort. Voor den goeden naam
der Zwitsersche ingenieurs en Italiaansche werk
lieden, die de brug gebouwd hebben, is deze
rectificatie zooveel te beter. Maar het is zeer
jammer dat de brug, waarop Suwaroff streed en
Turner schetste, waaraan historische herinneringen
verbonden zijn en die zulk een schilderachtig
schouwspel opleverde, vernield is.
In zijn laatste aflevering geeft Eigen Haard
eene afbeelding van de brug.
In plaats van den onlangs overleden generaal
Sheridan is nu generaal Schofield benoemd tot
opperbevelhebber van de landmacht der Vereenigde
Staten.
Deze werd in 1831 in den staat New-York ge
boren. Hij was tijdens den burgeroorlog een der
voortreffelijkste officieren van generaal Sherman.
Van 1868 tot 1869 is hij minister van oorlog
geweest.
Te Oilville in Penn-Sylvanie, rijk aan pe
trol eumbronnen, heeft Woensdag een ernstig
ongeluk plaats gehad. Onlangs vond men aldaar
op een onaanzienlijke diepte een tweede petro-
leumbron. Woensdag is men begonnen onderzoek
te doen naar de waarde en hoeveelheid der olie,
doch door onvoorzichtigheid van een der ingeni
eurs had een hevige ontploffing plaats. Een 30tal
huizen stortten in, terwijl het postkantoor en de
bank verbrandden. 40 personen zijn dood uit de
puinen opgegraven en er zijn minstens nog even
veel verwonden. De schade zal niet veel minder
dan een mill, dollars bedragen,
Aan de in de Preass. Jahrb. voorkomende mede-
deelingen van prof. Hans Delbrück omtrent de
grootsche heldenfiguur, die helaas te kort het
keizerlijk purper droeg, ontleenden wij reeds vroeger
het een en ander doch de schat is zoo rijk dat wij
vermeenen met gerustheid er nog eens uitte kunnen
putten, zonder dat de belangstelling onzer lezers
daarvoor verflauwt.
Prof. Delbriick, opvoeder van den" jongsten zoon
van den gestorven keizer, toen deze nog kroonprins
was, en dus in de gelegenheid om als oog en oor
getuige te spreken, zegt omtrent de politieke
meening van den keizer, »Het was hem,
keizer Frederik, volkomen duidelijk, dat hij
Bismarcks medewerking voor het rijk moest be
houden. Zoo hij in dit besluit werkelijk mocht
hebben gewankeld, dan moet bet al lang zijn
geleden geweest. Van de drie monarchen, die de I
rijkskanselier nu reeds heeft gediend, was zijn
verhouding tot keizer Frederik natuurlijk het
moeielijkst. Keizer Frederik had, toen hij den
troon besteeg, reeds een te belangrijk verleden,
dan dat zijne individualiteit zich niet zou laten
gelden. Met fijnen tact en na rijpe overweging
moesten cle plaats en de grenzen worden gevonden,
waar dat mogelijk was, zonder de even scherpe
individualiteit van Bismarck te kwetsen. Beiden
moesten en wilden het met elkander vinden.
Menigmaal heeft kroonprins Frederik Wilhelm
een zucht geloosd bij de gedachte, hoe moeilijk
eens zijne positie als opvolger van een zoo geluk
kigen en beminden monarch als zijn vader was,
moest zijn.
Wat de politieke richting van den keizer betreft,
hij was door en door nationaal, doch stond boven
de partijen. Liberaal was hij niet voor zoover
met dit woord een partijstandpunt wordt bedoeld.
»Men zou eer kunnen zeggen, dat hij van het
bestaande een vrijer opvatting had, dan de klas
sen, die een koning of prins gewoonlijk omringen.
Zijn grondopvatting was en bleef die van een
Pruisisch officier. Hij leed er onder dat de
als de uitdrukking niet te sterk is, maar er was
iets van aan monarchale ijverzucht van zijnen
vader hem na den oorlog eenigermate van het
leger verwijderd hield. Maar die opvatting mocht
hem, dit was zijn beginsel en daarin is hij meest
verkeerd begrepen, niet verhinderen met iederen
stand en met ieder braaf man met eene andere
meening vrij en openhartig om te gaan. Dit en
zijn Duitsch-nationaal gevoel heeft hem reeds als
jong man met de oud-Pruisisch-reactionaire partij
in strijd gebracht. Deze partij was niet natio
naal, maar particularistisch en zij verlangde, dat
een koning van Pruisen zich uitsluitend met per
sonen uit haar midden zou omringen. Daaraan
wilde de kroonprins, reeds voor dat hij kroonprins
was, zich niet houden. In het verkeer met Bun-
sen, Usedom, de beide Vincke's, later Twesten en
Hoverbeck, en in den tijd van zijn huwelijk,
onder den invloed van zijn schoonvader, ontstond
wat men zijn burgerlijk liberalisme pleegt te noe
men doch hetgeen niet goed wordt begrepen,
wanneer men het als eene partij-aanduiding op
vat. Het voornaamste daarin was verdraagzaam
heid jegens alle partijen en persoonlijk verkeer
zonder op partijen te letten."
De kroonprins was een historicus. Hij heeft
onder meer een uitvoerig plan ontworpen voor
een nieuwen dom te Berlijn, die een mausoleum
worden moest voor het koninklijk huis. Daarin
wilde hij de standbeelden der vorsten en koningen
een plaats geven, met een opschrift, dat aan hunne
daden herinnerde. Deze afschriften, die de kroon
prins zelf stelde, getuigen van ernstige studie.
In 1878 moest hij echter zijne historische stu
diën afbreken, tengevolge van het hem opgedra
gen regentschap en of hij later die weder opvatte
weet prof. Delbrück niet te zeggen.
Toen na den veldtocht van 1866 koning Wil
helm Saksen annexeeren wilde gaf dit aanleiding
tot een twist tusschen dezen en Von Bismarck;
de kroonprins trok de partij van den laatste.
»Gjj weet" - zoo verhaalde de kroonprins aan
Delbrück »dat de Bismarckerei in den conflicts-
tijd mij erg tegenstond; nu evenwel het heil van
het vaderland op het spel stond, ging ik naar
Bismarck en verzekerde hem, dat mijne onder
steuning hem niet zou ontbreken. Toen ik te
Nikolsburg den steilen slotberg opging, ontmoette
ik halfweg generaal v. Moltke, die mij zeide
»Gij zult boven alles in de war vinden, de koning
en Bismarck zien elkander niet meer. De keizer
van Oostenrijk heeft door bemiddeling van keizer
Napoleon den vrede aangeboden, maar de inte
griteit van Saksen als voorwaarde gesteld. Dat
wil de koning niet toestaan." Toen ik hoven
kwam, vond ik, dat het werkelijk zoo was. Bis
marck had zich opgesloten en geen van beiden
wilde tot den ander gaan. Ik was nu de bemid
delaar tusschen hen. Een krijgsraad werd belegd.
Toen wendde zich de koning het is de eenige
maal geweest, dat hij het heeft gedaan tot
mij en zeide »spreek gij in naam der toekomst."
Zijne laatste ontmoeting met keizer Frederik,
die op 3 Juni in het park van Frederikskroon
plaats vond, beschrijft prof. Delbrück als volgt
»De keizer zat in zijne kleine ponnywagen en
reed langzaam door de breede lanen, terwijl ik
naast hem ging. Soms hield hij stil om iets op
te schrijven hij heeft mij het blad als een aan
denken gegeven. Het is het veranderde, vaste,
een weinig stijve schrift van zijne gezonde dagen.
Eene anecdote, die ik hem vertelde, vervroolijkte
den keizer. Een kleine opdracht, die ik toen
ontving, berustte op de veronderstelling, dat de
keizer nog geruimen tijd zou leven. Zijn gelaats
kleur kwam mij zelfs beter voor dan den 27en
Maart, den sterfdag van prins Waldemar. Ein
delijk steeg de keizer met slechts weinig hulp
uit het wagentje en ging zonder eenige onder
steuning met zjjn gewonen stap de steenen trap
op, zoodat ik ook ditmaal volstrekt niet den
indruk kreeg van een man, dien reeds de schaduw
des doods omringde."
Ziedaar enkele van de belangrijke mededee-
lingen van prof. Delbrückde sympathieke wijze
waarop hij van keizer Frederik spreekt is een
bewijs te meer, hoe de te vroeg gestorven vorst
bij zijn volk, nevens hoogachting, genegenheid en
aanhankelijkheid wist te verwerven.
Gedrukt bij D. G. Kröber Jr., te Middelburg.