N°. 169. 131e Jaargang. 1888.
Donderdag 19 Juli.
1 FEUILLETON.
BEKENDMAKINGEN.
Nationale Militie.
Oproeping van verlofgangers der
lichting 1885-
Middelburg 18 Juli.
Par£>ska.
bïtvïïbïïsbl
IKIDDELBURGSOHE COURANT.
De burgemeester van Middelburg,
gezien de circulaire van den commissaris des
konings in deze provincie van den 8 Mei 1888,
A no. 618/1, 3de afdeeling {Provinciaal blad no. 41);
roept bij deze op de in deze gemeente wonende
milicien-verlofgangers der lichting 1885, behooren-
de tot het corps pontonniers om op den tijd en de
plaats als in de aan hen uit te reiken order is
vermeld, tegenwoordig te zijn, voorzien van al de
voorwerpen van kleeding en uitrusting, door hen
bij hun vertrek met groot verlof medegenomen,
benevens van hun verlofpas, ten einde recht
streeks naar hun korps te vertrekken.
Zij moeten zich vooraf, en wel op Vrijdag den
27 Juli a., des voormiddags tusschen 10 en 11
uren, bij den burgemeester hunner woonplaats
aanmelden, voorzien van hun verlofpas, teneinde
de noodige biljetten, alsmede daggeld, indien
zij dit verlangen en daarop recht hebben, te
ontvangen.
De verlofgangers, die op het bepaalde uur niet
ter aflevering verschijnen, worden bij hun korps
gestraft.
Zij, die niet aan de oproeping voldoen, worden
als deserteurs behandeld, terwijl degenen,
die door ziekte verhinderd worden op den be
paalden dag onder de wapenen te komen, van
die omstandigheid, onder overlegging van eene
verklaring van den geneesheer, tijdig kennis be-
hooren te geven aan den burgemeester. Na hun
herstel vervoegen zij zich bij hun korps.
Middelburg, den 18 Juli 1888.
De burgemeester voornoemd,
SCHOB,ER.
De N. R. Ct en het Handelsblad behandelen
beide het ontwerp-voogdijwet. Beiden oofdeelen
minder gunstig over de wijze van samenstelling
van den raad van voogdij.
Vijf leden worden bij de wet zelve aangewezen,
en wel de bekleeders van eenige der hoogste
staatsbetrekkingen in hunne qualiteit, de aanstel
ling der vier anderen zal aan 's konings keuze
worden overgelaten. Waartoe deze onderscheiding?
Verkeerd schijnt het, in eenzelfde college, geroepen
om dezelfde belangen te behartigen, twee bestand-
deelen in te voeren.
Juist omdat de voogdij van een minderjarigen
koning, hoewel als voogdij vallende binnen het
burgerlijke recht, onvermijdelijk de hoogste belan
gen van den staat raakt, heeft, zegt de N. R. Ct,
de grondwet het gewone burgerlijke recht der
ouders voor deze zaak ter zijde gesteld en eene
bijzondere regeling voorgeschreven.
Maar inderdaad maakt de regeering deze onder-
NOVELLE.
Van mevrouw ALEXANDRA SHABELSKY.
Hoog en laag Malievka maakten deel uit van
de polk Izioume (polk, regiment. Klein-Rusland
was in polky's verdeeld. Catharina verdeelde
het in goubernia's, gouvernementen), waaraan
keizer Alexis het voorrecht toegekend had om
geen belasting te betalen, evenals aan de andere
polky's van Ukranië daarvoor was Klein-Rusland
echter gehouden om de grenzen van het rijk te
verdedigen tegen de invallen der Tartaren.
Intusschen zagen de Maliévtzys, die een zeer
gewichtige rol in de geschiedenis van hun land
gespeeld hadden, zich eensklaps van hun recht
beroofd door kleine ambtenaren, gretige bureau
craten, die zich bij hunne meerderen aangenaam
wilden maken om bevorderd te worden, en hen
daarom het vrije gebruik van hun land ontnamen,
door er stukken af te snijden en de boeren te
dwingen die terug te koopen, evenals dieven,
die door het manifest van 1861 bevrijd waren.
De rijke, bloeiende gemeente verarmde daardoor
zeer. Op het oogenblik, Waarop ons verhaal
begint, was zij bijna geheel tot verval gebracht.
Men zag om de boerenerven niet meer de hooi
schelven, die vroeger jaarlijks in aantal toenamen
de wieken van meer dan één molen stonden stil,
en ia het oagelukkige jaar 1880 kon de arme
scheiding niet; zij draagt den koning op, de keuze
der vier aangeduide leden te doen »den raad van
state gehoord," en verklaart voorts in de memorie
van toelicuting, dat de raad van voogdij
meer in het bijzonder zal hebben te letten o p
het publiek belang, bij deze voogdij be
trokken. terwijl in alle andere opzichten de zorg
het bést is opgedragen aan de moeder-voogdes.
De gevolgtrekking ligt voor de hand.
Of de grondwet het toelaat, de keuze van leden
van den raad van voogdij op eenè andere wijze
dan bij de wet te doen plaats hebben, is volgens
die bladen twijfelachtig. »De voogd" of »de voog
den" zegt art. 32, »worden benoemd bij eene wet
terwijl de vroegere grondwetten altijd van voog
den spraken. De laatste herziening, de benoeming
van een voogd mogelijk makende, heeft daarmede
hoofdzakelijk beoogd, éénheid en kracht te schenken
aan het optreden van den voogd en »het voorkomen
van tweedracht tusschen de voogden." Dus wanneer
nu, in de plaats van voogden, die allen bij de
wet zijn aan te stellen, slechts één voogd'wordt
benoemd, en daarnevens een raad van voogden,
dan is het nauwelijks denkbaar, dat de grondwet
gedoogt, deze toeziende voogden niet te laten
benoemen door het gezag, dat voor de aanstelling
van voogden is, aangewezen.
Het Hbld. schrijft: De nu gevolgde wijze van
benoeming heeft het voordeel, dat ingeval van
overlijden of andere reden van verhindering geen
nieuwe wet noodig is, zoolang de koning leeft.
Daar echter volgens art. 3, al. 2, in zulk een
geval, na het intreden der voogdij voorkomende,
toch een wet wordt vereischt, ware het wellicht
geraden, reeds van den aanvang af dien regel te
volgen.
Tot verdediging van het voorstel kan echter
worden aangevoerd, dat art. 32 der grondwet de
geheele regeling der voogdij van den minderja
rigen koning aan de wet overlaat, en op grond
dier algemeene woorden ook een eigenaardige
voorziening in de toeziende voogdij geoorloofd
kan worden geacht. Men moet dan in de vol
gende zinsnede»de voogd of voogden worden
benoemd bij een wet", het woord voogd in de
enge beteekenis opvatten, waardoor het begrip
van »toezienden voogd" wordt uitgesloten.
Yan deze uitlegging hangt ook de beantwoor
ding der vraag af, of de grondwet toelaat in den
raad van voogdij te roepen, niet met name aan
gewezen personen, maar bekleeders van een hoog
staatsambt, zooals thans wordt voorgesteld.
Het ontwerp wijst als zoodanig aanden
ondervoorzitter en het eerst benoemde lid van
den raad van state (hoe, als meer dan een op
denzelfden dag zijn benoemd de voorzitter der
algemeene rekenkamer en de voorzitter en de
procureur-generaal van den hoogen raad.
Deze keus zal de vraag uitlokkenwaarom
niet ook de voorzitters van de kamers der staten-
generaal? Het antwoord zal wellicht zijnomdat
de bekleeders der hooge betrekkingen telken jare
worden benoemd en daarom afwisseling mogelijk
is, welke bij het beheer eener voogdij niet ge-
wènscht kan wezen. Er ware anders wel reden,
ook hen die door het vertrouwen der verschil
lende kiescolleges tot hun ambt zijn gekomen,
mede eene plaats aan te wijzen in zulk een ge
wichtig lichaam, als den raad van voogdij over
het hoofd van den staat.
Bij kon. besluit is jhr mr P. J. van Swinderen,
kantonrechter te Groningen, met ingang van 1
Aug. a. s., benoemd tot commissaris des konings
in de prov. Drenthe.
Bij Zr Ms besluit zijn, ter zake van meer dan
65jarigen leeftijd, met ingang van 1 Juli jl., ten
laste van den staat toegekend de navolgende
pensioenen, als: lo aan den eervol ontslagen
ontvanger der loodsgelden te Brouwershaven, G.
J. Sevenhuysen, ten bedrage van f 863 's jaars
en 2o aan den eervol ontslagen commissaris der
loodsen, tévens ontvanger der loodsgelden te
Delfzijl, H. E. Eelsing, ten bedrage van 672
's jaars.
Zr Ms gezant te Londen, graaf van Bijlandt,
die Zaterdag jl. met de dagboot Duitschland der
stoomvaartmaatschappij Zeeland te Ylissingen
aankwam en per aansluitenden mailtrein zijne
reis naar Holland voortzette, maakte op zijn
terugreis ook weder gebruik van de route via
Ylissingen. Dinsdag avond hier aangekomen, ver
volgde Z. E. de reis naar Londen per stoomschip
Prinses Elisabeth, kommandant D. W. v. Boven.
Heden, Woensdag, morgen kwam met de Willem,
Prins van Oranje te Ylissingen H. K. H. prinses
Christiaan van Sleeswijk-Holstein met een klein
gevolg.
Met den gewonen sneltrein vertrok de hooge
reizigster door naar Duitschland.
Blijkens een telegram van den gouverneur-
generaal van Nederlandsch-Indië van 14 dezer,
wordt de gouvernements-koffieoogst op Java voor
dit jaar thans geraamd op 500,970 pikols.
Naar aanleiding van het feit dat 10 Juli te
's Gravenhage door den admiraal De Casembroot
met de overgebleven wapenbroeders van '63, in
intiemen kring de tocht van de Medusa herdacht
is, verzoekt de heer H. J. Vreeken, Haarlemmer
houttuinen 147a, 3 hoog, Amsterdam, alle nog in
leven zijnde minderen, door wie de tocht van 10
Juli 1868, door de straat van Simonoseki, aan
boord van de Medusa, werd medegemaakt, zich
schriftelijk of mondeling tot hem te wenden, ten
einde, indien overeenstemming kan worden ver
kregen, een dag vast te stellen, waarop het feit
ook door de minderen feestelijk kan worden her
dacht.
Tengevolge van den uitslag van het onlangs
gehouden vergelijkend examen der adspiranten
voor eene plaatsing als cadet aan de koninklijke
militaire academie, komen voor eene plaatsing
bij die inrichting tegen 1 September a. s. in
aanmerking
Infanterie hier te landeH. C. C. Clockener
Brousson, H. A. Seyffardt, H. M. Roukens, W. J.
C. Schuurman, H. van Hennekeler, H. A. van
Zwijndrecht, H. G. Thieme, C. A. ter Cock, H.
Dyserinck, C. Aronstein. C. A. van Fenema, J.
van Greuningen, H. P. van der Mieden van Opmeer,
H. van Aisma, W. J. M. Benschop, W. Petten
A. Dudok van Heel, J. S. Metz, A. A. Holle, B.
J. W. van der Meer, P. H. A. Loopuyt, H. C.
van Capelle, jhr F. A. G. Beelaerts van Blokland,
J. J. Blussé, P. Ten Bruggencate.
Cavalerie hier te lande. A. L. van Harpe Kuy-
per, E. H. Juckema van Burmania baron Rengers,
F. J. van Walchren, W. Lam, J. J. Neuman, A.
van Mens.
Artillerie hier te lande. W. M. Beijerinck, F.
H. Abbing, F. de Ridder, J. M. van den Bent,
W. H. C. A. Seyn, H. L. J. Haakman, W. H.
Hioolen, D. C. M. André de la Porte, D. Rijnders,
J. J. Hocke.
Genie hier te lande. O. Bueno de Mesquita,
A. Gobee,-R. P. van Rooijen.
Infanterie in Oost-Indië. H. W. Roebij, A. M.
Kerkkamp, G. H. de Wilde, A. C. van Altena,
J. D. H. Beckering, J. R.van der Mandele, J. E.
Romswinckel, J. van der Weyden, T. C. Mets,
C. M. J. van Hoogstraten, K. J. F. A. Goossens,
H. Schouten, W. H. Rozendaal, J. L. Doerrleben,
J. F. H. Schoemaker, H. Bakker, J. A. Jansen,
I. H. B. Lamberts, P. E. Spaan, K. G. R. Joosten,
W. F. Dinger, B. C. M. Smelt, F. H. A. A. Wagner,
K. Kooiman, J. R. D. Joncheere.
Cavalerie in Oost-Indië. J. J. Burger, J. F. E.
A. R. von Römer, K. W. Rauh, C. L. C. de Bruin.
Artillerie in Oost-Indië. B. de Greve, H. C. J.
Smeets.
Genie in Oost-Indië. A. Heyting, L. G. van
Aken, Y. Rensberg, J. Tirion.
Door een tweetal verveners is namens hun
vakgenooten aan den heer Domela Nieuwenhuis
een schrijven gezonden. Zij wenschen niet, zooals
de heer D. N. hun antwoordde, een mondelinge
herhaling van wat reeds schriftelijk door hem
was medegedeeld, maar het bewijs, dat de cijfers
van D. N. niet zijn verzonnen, doch aan de wer
kelijkheid zijn ontleend en dat er inderdaad ver
veners zijn, die met 60 man werkende, voor het
produceeren van korte turt, per roede of 1600
stuks, geene meerdere uitgaven hebben dan ƒ2.70
en die hoeveelheid voor f 3.52 verkoopen.
Op de vordering van D. N., om de onjuistheid
dier feiten te bewijzen, antwoorden zij, dat hij de
zaken omkeert en een last van zich afschuift,
die als ernstig man op hem rust. Zij herhalen
hun uitnoodiging, om in een met hen te Heeren
veen te houden bijeenkomst de juistheid van de
door hem gedane opgaaf omtrent de verdiensten
van met 60 man werkende veenbazen te staven.
gezondheid ontbraken en toen zij zelf niet even
mager waren als hun arm vee. Toen leefden zij
in overvloed en welstand; velen hielden bijen
en men hoorde nooit spreken van roof of dief
stal hangsloten en schuttingen waren onbekend,
zoowel onder boeren als bij de twee eigenaars,
die midden in het dorp woonden. Men sloot
alleen de paarden op en dat geschiedde natuur
lijk met het oog op de vreemdelingen. Het leven
was veel gezonder, men dronk nimmer en de
eenige herberg van het dorp behoorde niet aan
moujiks maar aan een pomestchik.
Het buitenleven is altijd eentonig en somberi
vooral wanneer men het uit de verte, in vogel
vlucht beschouwt. De bevolking vermenigvuldigt
zich, werkt, leeft voortte Malievka leidde men
thans een planteleven. »De wereld is veranderd"
zeiden degenen die niet ten ondergegaan waren,
door het onophoudelijke werken voor hun dage-
lijksch stukje brood.
Men beklaagde zich over den Starschina (den
dorpsschout)hij was een schurk, want zijn schoon
zoon was kroeghouder en dat was genoeg. En
de schoolHet lid der schoolcommissie voor
het lager onderwijs in het district, aan wien het
toezicht over die inrichting was opgedragen,
had zijne armen ten hemel geheven toen hij te
Malievka kwam en verklaard dat hij vele slechte
scholen gezien had, maar geen die zelfs in de
verte op deze geleek.
Die school bevond zich in het koudste gedeelte
van het gemeentehuis. Het gebeurde vaak dat
de schepenen, die daar vlak bjj vergaderden»
moujik te nauwernood eenige kopeken verdienen.
Alle mogelijke rampen schenen zich te Malievka
opeen te stapelen. Een zeer laat voorjaar noopte
den boer om zijn rieten dak te sloopen, teneinde
zijn vee te voeren. Dit verrotte stroo, of een
andere oorzaak deed de veepest uitbreken en
toen de tijd van ploegen kwam, moesten de
Maliévtzys zich vereenigen om elkaar bij te
staan in het bebouwen van hunne akkers. En
kelen vetrokken naar de oevers van den Don,
dat Oolchide van Klein-Rusland, waarheen alle
ongelukkigen en beroofden trekken en vanwaar zij
dikwijls nog ellendiger terugkomen dan zij er
heen gegaan zijn, omdat er veel meer handen
zijn dan werk. Tot overmaat van ramp kwamen
de sprinkhanen den oogst verwoesten. De oudste
lieden herinnerden zich niet sedert 1848 zulk een
armoede beleefd te hebben. Thans zou men in
geheel Malievka niet genoeg vinden voor het
huishouden van éen der adellijke heeren, die er
bezittingen hadden, doch er sedert jaren niet
meer kwamen. Vroeger behoefden zij slechts éen
woord te spreken en wat werd er niet al aan de
barina gebracht? Welk een heerlijk leven leidde
men daar, een waar feest Voor den pomestchiks I
(eigenaars). Wilde men de vruchten van een boom
gaard laten plukken voordat zij geheel rijp waren,
uit vrees voor de dieven, dan kwamen de boe
rinnen gretig aanloopen om ze in ruil te ont
vangen voor de eieren van hare kippen. En
hoeveel bracht de nalivka (brandewijn, die eenige
maanden getrokken is op kersen, pruimen en bessen)
niet opDe kersen kostten nietsmen schonk
er de gemeenste soort van brandewijn op en dat
mengsel werd na verloop van eenige maanden
met veel voordeel verkocht, zoodat de moujiks
aan hunne baba's (vrouwen) toestonden om de laatste
kip aan hun heer te brengen, in ruil voor die
ingemaakte vruchten. Wie zou toen voorzien
hebben, hoe arm dit ongelukkige dorp zou wor
den Een paar mislukte oogsten en zware be
lastingen waren voldoende geweest om dien on
dergang te weeg te brengen. In het jaar, waarvan
ik spreek, was er groote sterfte onder de kleine
kinderen geweest en de jongelieden werden op
hun beurt door een vreemde ziekte aangetast.
Wanneer men een splinter in de hand of in den
voet kreeg, begon die terstond te zweren en
wilde maar niet genezen, terwijl het vroeger ge
noeg was om een beetje natte aarde op de wond
te leggen om haar te heelen. Het was alsof de
moederaarde boos op hare kinderen was en, in
plaats van hen te verlichten, zooals weleer
er behagen in schepte om hen te doen lijden,
men riep den dokter uit een naburig district
hij kwam en op den stoep van het gemeentehuis
staande gelastte hij dat men hem het brood zou
brengen, waarmede de moujiks zich voedden.
Dit ziende schudde hij het hoofd en zei»Eet
maar beter brood, dan zullen uwe ziekten van
zelf genezenmedicjjnen zouden u niets baten."
Daarop keerde hij zich om en ging heen.
De Maliévtzys begrepen dat de dokter de
waarheid gesproken hadwant men kan niet
gezond zijn zonder goed brood en zij herinnerden
zich den tjjd toen hun noch het brood, noch de