JV. 168.
131e Jaargang.
1888.
Woensdag
18 J uli.
BEKENDMAKINGEN
Middelburg 17 Juli
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s,
met nitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per"regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regelsƒ1.50;
iedere regel meer ƒ0.20.
Groote letters worden ber ekend naar plaatsruimte.
OPENING JACHT OP WATERWILD.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vey Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peul, te Zierikzee: A. C. de Moou en te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen.
Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen; en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nugh van Ditmar te Botterdam, en de firma B. van de®
Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger.
De commissaris des konings in Zeeland,
gezien het besluit van gededuteerde staten van
13 Juli jongstleden, no 112;
gelet op art. 11 der wet van 13 Juni 1857
Staatsblad no 87);
maakt bekend dat de opening der jacht op
waterwild, zijndeeenden, duikers, waterhoenders,
watersnippen, schrieken, kemphanen, strandloo-
pers, wulpen en plevieren, in deze provincie door
gedeputeerde staten is bepaald op Zaterdag 28
Juli aanstaande.
Middelburg, 14 Juli 1888.
De commissaris des konings voornoemd.
DE BRAUW.
De rede, waarmee Maandag de minister Mackay
i n de vereenigde zitting van de beide kamers der
staten-generaal het ontwerp van wet tot regeling
der voogdij over H. K. H. prinses Wilhelmina
Helena Paulina Maria, prinses der Nederlanden,
aanbood, luidde in haar geheel als volgt
Mijne heeren De koning heeft aan mijn ambt
genoot en mij de vereerende taak opgedragen in
deze vereenigde vergadering der staten-generaal
in te brengen een ontwerp van wet tot regeling
der voogdij over de vermoedelijke troonopvolgster,
voor het geval van minderjarigheid bij hare komst
tot den troon.
Reads eenmaal, nu lang geleden, in 1850, werd
een soortgelijk wetsontwerp ingediend. Met dat
ontwerp kon de groote meerderheid van de toen
malige staten-generaal zich niet vereenigen.
Sedert is niet meer getracht uitvoering te geven
aan het voorschrift van art. 37 der grondwet van
1848. Wij mogen God danken dat hij het leven
van onzen geëerbiedigden koning gedurende dat
lange tijdsverloop van 38 jaren heeft gespaard,
zoodat het gemis van die wet zich gelukkig niet
heeft doen gevoelen. De reden, dat na 1850 geen
nieuw ontwerp van wet tot regeling der voogdij
meer is ingediend, zal wel in de eerste plaats
daarin gezocht moeten worden, dat, zoo lang de
bepalingen, deze voogdij betreffende, in de toen
malige grondwet van kracht bleven, niet wel kon
tegemoet gekomen worden aan de tegen dat ont
werp van 1850 ingebrachte bezwaren. Artikel
35 der grondwet bepaalde dat de voogdij zou
worden uitgeoefend door eenige leden van het
koninklijke huis en eenige aanzienlijke Nederlan
ders. In gemeld ontwerp werd voorgesteld dat
tot voogden zouden benoemd worden hare majes
teit de koningin en nog 10 andere personen,
waaronder twee koninklijke prinsen en 8 aanzien
lijke Nederlanders, met name in die wet genoemd,
en nu allen overleden. Voorzeker niet ten onrechte
verklaarde de meerderheid van de staten-generaal,
dat door de voorgestelde regeling der voogdij van
den minderjarigen troonopvolger, aan de koningin
niet zoodanig standpunt werd aangewezen, als
waarop zij uithoofde van hare verhevene waardig
heid, en vooral in hare hoedanigheid van moeder,
aanspraak kon maken. De staten-generaal waren
van oordeel, dat de bepalingen van het gemeene
recht, volgens welke de voogdij der minderjarige
kinderen van rechtswege aan den langstlevende
der ouders behoort, niet in die mate alleen voor
de hoogstgeplaatste vrouw in den lande krach
teloos mocht gemaakt worden, en zagen daarin
eene miskenning der moederlijke rechten, waaraan
zij hun zegel niet konden hechten.
Eerst door de onlangs tot stand gekomen wij
ziging der grondwet is het mogelijk geworden,
bij het regelen van deze voogdij, de beginselen
van ons burgerlijk recht te huldigen, dat er in
iedere voogdij slechte éen voogd zal zijn, en de
voogdij zal behooren aan den langstlevende der
ouders. De grondwet iaat thans in art. 32 aan
den wetgever vrijheid een of meer voogden te
benoemen. Eene beslissing dienaangaande viel der
regeering niet moeilijk. Waar Nederland het groote
voorrecht heeft eene vorstin te bezitten, die met
zooveel toewijding en moederlijke zorg waakt voor
de opvoeding van de jeugdige prinses, meent de
regeering zonder aarzelen te mogen voorstellen
de voogdij op te dragen aan de koningin-moeder
ten einde te voorzien in de toeziende voogdij,
tevens rekening te houden met de bevoegdheid
in elke gewone voogdij aan den vader toegekend,
om aan den langstlevenden ouder een bijzonderen
raadsman toe te voegen, wordt in het ontwerp
voorgesteld dat in deze bijzondere voogdij, de
voogdesse zal worden ter zijde gestaan door een
raad van voogdij, waarbij de heilige rechten van
den doorluchtigen vader het best wordt geëer
biedigd door aan zijne wijze keuze de benoeming
van 4 leden van den raad over te laten, terwijl
5 hooge staatsdienaren, die mogen geacht worden
aan hun ambt voldoenden waarborg te on tleenen
voor eene nauwgezette vervulling van de hun op
te dragen taak, mede zitting nemen in dien raad.
Overigens zijn met enkele noodzakelijke uitzon
deringen, de bepalingen van het burgerlijk wet
boek betrekkelijk de voogdij ook op deze voogdij
van toepassing verklaard.
Wij hopen, dat dit wetsontwerp de goedkeuring
der staten-generaal zal mogen erlangen, maar
voegen er aanstonds den wensch bij, dat dit
ontwerp, tot wet verheven, slechts in eene ver
wijderde toekomst, mocht het zijn nimmer, in
werking zal behoeven te treden.
Hiermede hebben wij de eer aan u, mijnheer
de voorzitter, over te leggen het wetsontwerp tot
regeling der voogdij van hare koninklijke hoogheid
Wilhelmina Helena, Paulina, Maria, prinses dei-
Nederlanden, voor het geval van minderjarigheid
bij hare komst tot den troon, met de daarbij
bekoorende memorie van toelichting.
Bij dit ontwerp-voogdjwet, waarvan wij giste
ren in 't kort onze geabonneerden in Zeeland op
de hoogte brachten, wordt voorgesteld tot voog
des der prinses te benoemen H. M. de koningin
der Nederlanden, geboren prinses van Waldeck
en Pyrmont.
Bij een volgend huwelijk der moeder-v oogdes
verliest zij de voogdij, tenzij voor de voltrekking
van het huwelijk zij daarin bevestigd worde door
eene wet. Haar echtgenoot wordt geen medevoogd.
De moeder-voogdes wordt ter zijde gestaan door
een raad van voogdij, waarvan tot leden worden
benoemdvier door Ons, den raad van state ge
hoord, aan te wijzen Nederlanders, de vice-president
en het eerstbenoemde lid van den raad van state,
de voorzitter van de algemeene rekenkamer, de
president van en de procureur-generaal bij den
hoogen raad der Nederlanden.
De door Z. M. aangewezen personen kunnen
door den koning worden ontslagen en vervangen
door anderen, den raad van state gehoord.
Bij deze regeling is in de eerste plaats rekening
gehouden met de bepalingen van het gemeene
recht omtrent de voogdij en afwijking daarvan
alleen aangenomen, waar, om de hooge roeping
van den vorst, het staatsbelang zulks vordert,
terwijl overigens de natuurlijkste, bij de burger
lijke wet erkende rechten van den langst levende
der ouders mogen en dan ook naar de overtuiging
der regeering behooren te worden geëerbiedigd.
In het geval dat de minderjarige vorst zich
in het onschatbare voorrecht zou mogen verheugen
tijdens zijne troonsbeklimming nog een zijner ouder*
te bezitten, slechts éen voogd te benoemen, ligt
derhalve geheel in de bedoeling van het voorschrift
der grondwet en ongetwijfeld zullen dan ook de
belangen van het aanstaande jeugdige hoofd van
den staat het best behartigd worden, wanneer de
vervulling van de gewichtige plichten aan de
hooge betrekking verbondeB, in overeenstemming
met die bedoeling, worde opgedragen aan H. M.
de koningin, de edele vorstin, die door hare uit
stekende hoedanigheden zich een eervolle plaats
heeft veroverd in het hart van ieder rechtgeaard
Nederlander.
Maar ook het staatsbelang is ten nauwste be
trokken bij de zorg voor den persoon van den
minderjarigen vorst.
Hij, wien de hooge roeping wacht om bij zijne
meerderjarigheid de regeering over het Neder-
landsche volk te aanvaarden, behoort eene Neder-
landsche opvoeding te genieten, en daartoe ge
durende zijne minderjarigheid zooveel mogelijk
te midden van zijne onderdanen te verblijven.
Een buitenlandsch verblijf kan derhalve alleen
door bijzondere omstandigheden gerechtvaardigd
en slechts onder goedkeuring van den raad van
voogdij toegestaan worden. Daarnevens zullen op
zijne geschiktheid om de gewichtige taak, die
hem wacht, naar eisch te vervullen, met name
de keuze van opvoeders en onderwijzers een over
wegenden invloed uitoefenen. Bij de beslissing
daaromtrent behoort derhalve de moeder-voogdes
te worden terzijde gestaan door een raad van
voogdij, die meer in het bijzonder zal hebben te
letten op het publiek belang, bij deze voogdij
betrokken, terwijl in alle andere opzichten de
uitsluitende zorg voor de persoon van de ver
moedelijke troonopvolgster het best is toever
trouwd aan hare moederhare majesteit de
koningin.
ï)e tussckenkomst van den kail tonrechter'wordt
in de bij dit ontwerp bedoelde voogdij niet voeg
zaam geacht. Zij is ook niet noodig, waar de
moeder voogdes een raad van voogdij, uit hoog
geplaatste personen bestaandeterzijde staat.
Aan dien raad worde derhalve de macht opge
dragen waarmede in een gewone voogdij de
rechter is bekleed, art. 13 al. 2.
Tevens is de regeering van oordeel, dat de
plichten bij het burg. wetb., aan den toezienden
voogd opgedragenop de meest doeltreffende
wijze worden behartigd door den raad van voogdij.
Bij verlies van hun ambt houden de hooge
staatsdienaren van zelf op lid van den raad van
voogdij te zijn, omdat het lidmaatschap verbon
den is aan het bekleeden van een der genoemde
ambten.
Zaterdag middag is te Wolvega de vergadering
gehouden van het comité der »Volkspartj" met
den heer R. K. Okma. Niemand werd daarbij
toegelaten, ook geen verslaggevers van dagbladen.
In het aangekondigde plan, dat de heer Okma
vóór zijne kiezers zou optreden, is dus blijkbaar
verandering gekomen. Hij heeft alleen zijne zaak
bepleit vóór het comité met den heer Johannes
van der Wijk, hoofd der school te Oldelamer,
aan het hoofd.
Luidens bericht van dat comité aan de Amst.
is, na een onderhoud met den heer Okma, dat
meer dan drie uren duurde, de volgende motie
aangenomen
>Het comité der volkspartij in het district
Wolvega, bijeengekomen den 14den Juli 1888
gehoord den heer R. K. Okma
met verwondering kennis nemende van de
tegiensprSak des heeren- Okma, wat betreft vele
der gereleveerde punten in de beslissingen van
Gedeputeerde Staten van Friesland en den raad
van state
is eenstemmig van oordeel, dat het geene
voldoende gegevens heeft ontvangen om een oor
deel uit te spreken in de netelige zaak-Okma
en geeft nogmaals den wensch te kennen, dat
de heer Okma in het publiek optrede."
Volgens mededeeling van den heer Okma
zeiven aan den verslaggever van het Handelsblad,
berust diens verdediging op het feit, dat de
burgemeester, aan hem als wethouder, een brief
geschreven had, waarin hij hem uitnoodigt over
de leverantie aan de gemeente met hem te spre
ken. Deze brief bewijst zijne onschuld, anders
had de burgemeester hem moeten vervolgen. In
allen geval gaat het niet aan hem lastig te
vallen over een feit, dat toen stilzwijgend was
voorbijgegaan, zoo pleit Okma.
De verkiezing voor een lid der provinciale
staten in het hoofdkiesdistrict Hulst, ter yoorzie-
ning in de vacature, ontstaan door het bedanken
van den heer H. A. A. baron Collot d'Escury,
is door Ged. staten van Zeeland bepaald op
Dinsdag 7 Aug. e. k. en eene eventueele her
stemming op Dinsdag 21 Aug.
Naar men ons meldt zal de heer A. A. Noest,
adsistent ten postkantore Vlissingen, morgen
(Woensdag) den dag herdenken waarop hij vóór
vijf en twintig jaren als geëmployeerde aan het
kantoor aldaar verbonden werd.
Dat deze dag voor den jverigen en bekwamen
adsistent niet ongemerkt voorbij zal gaan durft
onze berichtgever gerust veronderstellen.
ledige plaats achter bij velen. Als hoofd der ge
meente had hij steeds een open oog voor alles,
wat dienstig kon .zijn voor de belangen der bur;
gerijeen open oor voor billijke en gegronde
klachten. Als mensch, als medebu*ger was hij de
behulpzame in hooge mate. Nooit klopte men
bij bem te vergeefs aansteeds verleende bij ge
heel belangloos raad, waar die hem gevraagd
werd, en waar hij dien geven kon. In onderschei
dene betrekkingen, in kerk en staat, volvoerde
hij de opgenomen taak met eene nauwgezetheid,
die hem zeker vele bezigheden op den hals haalde,
doch ook de voldoening deed smaken, zijne moeite
veelal beloond te zien.
Op zeventigjarigen leeftijd werd hij na een
welbesteed leven aan de zijnen ontrukt, na een
lang en smartelijk, doch geduldig lijden.
Ontrukt op een tijd, waarop hij kon gadeslaan,
de vruchten van zijn werken, van zijn opofferin
gen jegens zijne kinderen, ontrukt aan de ge
meente, die hem nog zoo gaarne had zien blijven.
Zal zijne nagedachtenis blijven leven in de harten
zijner kinderen, niet minder zal zij in eere worden
gehouden door de gansche burgerij
De oudste zoon van den overledene dankte
voor de eer, zijn vader bewezen.
Zaterdag werd te Zonnemaire het stoffelijk
overschot van den heer K. Hocke Hoogenboom,
in leven burgemeester van Zonnemaire, op plech
tige wijze bjgezet.
De lijkkoets, waarin de kist met kransen en
bloemen bedekt grafwaarts werd gebracht, werd
gevolgd door het dageljksch bestuur, leden van
den raad, den dijkgraaf, leden van 't burgerlijk
armbestuur, den gemeente-ontvanger, onderwijzers,
kerkvoogden en notabelen, den president van de
rederijkerskamer en ook die van 't muziekgezel
schap.
In het dorp heerschte eene plechtige stilte en
de huizen, waarlangs de stoet zich bewoog, waren
gesloten.
De heer C. F. Zeeman, predikant aldaar, hield
eene toespraak;
We staan geschaard zoo ongeveer luidde
die volgens de Z. JS. aan de groeve van hem,
dien we ruim 15 jaren als hoofd der gemeente
mochten bezitten; die als geboren in ons dorp
door zijne werken getoond beeft ieders achting
waardig te zjn. Hij is heengegaan en laat eene
A
Men schrijft ons uit IJzendjke
In de Maandag gehouden gemeenteraadszitting
werden allereerst de notulen der vorige vergade
ring aangevuld met de bepaling dat de subsidie
van /'1250 aan het tram-comité alleen dan zal
worden verleend wanneer de gemeenteraad aan
te wijzen heeft de plaatsen in de kom der ge
meente, waar de rails en de wissels zullen worden
gelegd.
Het tweede punt der agenda betrof de reeds
meermalen besproken zaak der publieke aanbe
steding van de uitdieping van een waterput op
het gehucht s-het Molentje". Die aanbesteding
was door burg. en weth. geschied zonder goed
keuring van den raad, omdat de raad dien put
niet als het eigendom der gemeente beschouwde.
Van daar eene rechtsvordering van den bezitter
tegen de gemeente, die dezer dagen geëindigd is
met veroordeeling der gemeente tot schadever
goeding en betaling der kosten van het proces,
te zamen ettelijke honderdep uldens beloopende.
Bj een interlocutoir vonnis van Februari jl. was
eerst uitgemaakt dat de gemeente verantwoorde-
ljk is voor de daden, die burgemeester en wet
houders ex officio verrichten, ook al ontbreekt
de vereischte machtiging van den raad.
Burg. en weth., meenende door laatstgemeld
vonnis gedekt te zijn, wierpen alle aansprakeljk-
heid voor hunne handelingen van zich af en
stelden den raad voor in het vonnis te berusten,
derhalve »het gelag" te betalen. De raad echter
heeft, nadat door een lid der vergadering de zaak
nog eens besproken is, besloten de beslissing tot
een nader te bepalen vergadering aan te houden,
teneinde een rechtskundig advies hierover in te
winnen, geneigd als men is al de kosten op burg.
en weth. in privé te verhalen.
Vervolgens werd aan den heer M. Luciëer op
zijn verzoek eervol ontslag verleend als lid der
plaatselijke schoolcommissie. De onvruchtbare
arbeid van die commissie, tengevolge van gemis
aan medewerking van de zijde van het dagel jksch
bestuur, schijnt de reden van het verzoek te zijn
geweest.
Ten slotte werd het verzoek om verhooging
zijner jaarwedde ad 450, of toekenning eener
gratificatie, van den onderwijzer De Hullu ge
wezen van de hand, niettegenstaande de adressant
een vermakelijk budget bj zjne bede bad gevoegd.
Benoemd tot controleur der directe belastingen
te Amsterdam J. Alma, thans te Dordrechtte
Dordrecht W. F. J. Pastoors, thans te Maastricht;
te Maastricht H. J. Drielsma, thans te Leeuwarden.
Met ingang van 1 Aug. is bevorderd tot kapt.-
kwartierm. bj het korps mariniers de le luit.-
kwartierm. bj dat korps C. J. Hazenberg.
De 2e luit. F. W. J. Loudon, van het 8e reg.
inf. is voor den tjd van vjf jaren gedetacheerd
bj het wapen der inf. van het leger in N.-I.
Ook de ministers van financiën en waterstaat
verleenen Donderdag geen audiëntie.
Bij de onlangs te Utrecht gehouden examen»
voor apothekers-bediende hebben velen zich ver
baasd over den ongunstigen afloop daarvan. Er
waren dagen dat alle candidaten werden afge
wezen. In de Dinsdag te Arnhem gehouden
bijeenkomst van den geneeskundigen raad voor-
Gelderland en Utrecht deed prof. Wefers Bentink,
lid dier examen-commissie, daar eenige mede-
deelingen over den allerongunstigsten uitslag