Briefwisseling. Buitenland, Ingezonden stukken. Onderwijs. Verspreide berichten. '3 FEUILLETONT" Trans en Mieke. De kloosters op den berg Atkos, Bezuinigen! ia het Engelsch hcogerhuis voor eenige dagen afgelegddat de Engelsche regeering overtuigd is, dat noch door den Transvaalschen staat noch door de Nieuwe Boerenrepubliek aan de opstan delingen heimelijke ondersteuning wordt verleend. De liberale bladen en ook het gemeentebe stuur van Brussel hebben zich van den beginne weinig ingenomen met de Brusselache tentoon stelling getoond, omdat zij niet de bevordering der industrie ten doel heeft, maar slechts eene speculatie is. De directeur, de heer Somzée, heeft onlangs, toen hij candidaat was voor de kamer, den Brusselschen kiezers vrijen toegang toege staan. De gemeenteraad heeft nu besloten de som, die zij als waarborgfonds had toegestaan, met 29,000 francs het entreegeld van de 29,000 Brusselsche kiezers te verminderen. InZuniland is het ieder jaar schrikkeljaar, zoo verhaalt Frank Cushing in de San Francisco Chro nicle. De vrouwen doen daar den eersten stap tot het huwelijk. De vrouw meldt zich bij de familie aan en zendt aan den uitverkorene een mand voedsel of perziken. Stemt hij toe, zoo zendt hij een geschenk bestaande uit een paar muiltjes van sneeuwwit hm-te vel. Dit beteekent, dat zij voorzien is van schoenen haar leven lang. De eenige plechtigheid bij het huwelijk is de for- meele aanneming van den jongen man na ont vangst van zijn geschenk. Hij is dan de stiefzoon van den vader van het meisje. De volgende anecdote van koningin Victoria is niet onaardig. Lange jaren geleden, het was in het begin van haar huwelijk, had zij een kleine twist met haar man, een van die kleine onaangenaamheden, welke zelfs tusschen de meest liefhebbende echtgenooten voorkomen. Boos en ontevreden ging de prins naar zijn kamer en sloot de deur. Een oogenblik zag de koningin het aan, maar na verloop van een uur klopte zij aan zijn deur en riep»Albert, kom eens hier". »Neen", riep de prins, »ik kom niet, ga weg en laat mij alleen". Dit maakte de koningin btfos. Zij herhaalde nog eens»Sir, kom dadelijk, de koningin, wier onderdaan gij zijt, beveelt het u", Nu gehoorzaamde hij dadelijk. In de kamer ge komen wees zij hem een stoel aan. Hij ging stil zitten en zweeg. Dit duurde zoo een geruimen tijd. De koningin verbrak het eerst het stilzwijgen en zeideAlbert, kom hier en geef mij een kus". »Beveelt de koningin", vroeg hij »Neen", antwoordde zij, haar armen om zijn hals slaande, »uw vrouw vraagt het". Voor eenigen tijd is er door verschillende bladen, vooral Oostenrijksche, heel wat geschreven over de kloosters op den berg Athos»een Russische vesting binnen het Tnrksche rijk". In Italië is onder den titel I Conventi di Monte Athoseen bro chure verschenen, waarschijnlijk uit een Oosten- rijksch gezinde pen gevloeid, welke vele bijzonder heden bevat over het groote aantal kloosters, 'dat men op dien berg vindt. Er zijn niet minder dan 20 mannenkloosters. Alle zijn zij bewoond door orthodoxe monniken, vijanden van den stoel van Petrus en van Oostenrijk en heftige tegenstanders van den sultan. Onder deze kloosters bevinden zich 16 Grieksche, een Boelgaarsch, een Servisch en een Russisch. Het laatste is wel het meest invloedrijke en in getalsterkte staat het bijna gelijk met de andere, want er zijn 3000 Russi sche monniken op den berg Athos terwijl de andere 19 kloosters in het geheel 4000 bewoners tellen. Voor het meerendeel zijn de Russische monniken oud-soldaten, die een streng godsdienstig leven leiden na in den laatsten RussischTurkschen oorlog gediend te hebben. Vader Minas, de invloedrijkste man uit de 20 kloosters, was vroeger kolonel in het Russische leger. Het Russische klooster is buitengewoon rijk het heeft zijn eigen gieterijen en smederijen, waar wapens gemaakt worden. Zijn kelders, met ijzeren deuren verzekerd, zijn van wapens en krijgsvoorraad ruim voorzien. Het heeft ook een eigen vloot, uit meer dan 20 zeilschepen bestaande, die de vlag van het klooster voeren. De kloostergemeente is volgens den schrijver een kleine onafhankelijke staat een imperium in imperio te midden van het Ottomaansche rijk. Hun superieuren hebben geregeld verkeer met Rusland, Boelgarije, Oost-Roemelië, Macedonië en de Russische ambassade in Konstantinopel. De Turksche Kaimakan, hoewel hij beweert de orde op den berg te handhaven door zijn eigen politie dienaren, dertig in getal, durft zich niet te mengen in de aangelegenheden der in facto autoriteit van de orthodoxe monniken. De schrijver verklaart dat de ware titel voor deze vereeniging van orthodoxe kloosters is het Panslavistisch centrale comité van het Balkan-schiereiland, en dat de monniken zich hier niet vereenigd hebben om alleen te bidden en psalmen te zingen maar om een mari tieme post voor Rusland te zijn tegen den tijd, dat het dit noodig heeft. Bij de Porte is van Oostenrijksche zijde aange drongen een scherp toezicht te houden op hetgeen op den berg Athos gebeurt. In vroegere tijden, zouden de oude bondgenooten: de Turk en de paus soldaten gezonden hebben om deze Oostersche monniken en Russische patriotten weg te jagen en hen vervangen hebben door Dominikaner en Franciskaner monniken. In onzen tijd hopen zij hen te verwijderen met de hulp der diplomaten en der journalisten. Dat wij niet vroeger protest aanteekenden tegen een gedeelte der beschouwing, voorkomende in het nommer van 2 Mei jl., omtrent de op 1 Mei uitgesproken troonrede, was een gevolg van om standigheden. In die beschouwing lezen wij dan»Wat dit kabinet kan doen tot bezuiniging, zal veel af hangen van de ministers van oorlog en marine en waarlijk op dat punt ging de bezuiniging tot vermindering der uitgaven steeds uit van de libe ralen en verwachten wij van de andere partpen niet veel." Het laatste gedeelte dezer aanhaling laten wij voor hetgeen zij is; echter met deze opmerking, dat in den laatsten tijd der liberale regeering leger en vloot nimmer iets te wachten had. Het goede voorgesteld werd steeds door de liberale partij van de hand gewezen, niet uit zucht om te bezuinigen, maar omdat men niet wilde. Het schrikbeeld, algemeene- of verplichte persoonlijke dienst, wordt, nu het te laat is, in het vaandel geschreven. Wat het eerste gedeelte betreft, ziet, wij ver klaren dit niet te begrijpen. Wij waren en zijn nog steeds van meening, dat wanneer men met recht zeggen kan, dat Nederland eene weerbare natie is, er heel nog wat geldelijke en persoon lijke offers van het volk van Nederland gevergd zullen moeten worden. Den volke voor te spiegelen, dat wij nog te veel geld aan leger en vloot uit geven, vinden wij gevaarlijk, te meer daar het misschien binnen een niet te lang tijdsverloop het tegendeel ondervinden zal. Wanneer men het goede wil, uitbreiding dei- levende strijdkrachten, verzekering van geoefend heid der reserve (thans onze niet geoefende dienst doende en rustende schutters) en nog meerdere zaken, dan zal in den zak moeten getast worden, en kan van bezuinigen geen sprake zijn. Gelooft ons echter niet zoo dwaas, dat wij geen rekening met de draagkracht der natie houdendit zou even verkeerd zijn, als door bezuinigen zich zeiven en anderen bedriegen. Toen onlangs het Noorden van Duitschland geteisterd werd door overstroomingeri, bracht men in dat land hulde aan de Nederlanders, die door doelmatige weermiddelen zich tegen het water wisten te verdedigen. Zouden wij ons ook niet ten koste van nog wat dubbeltjes tegen andere, ook minder gewenschte, overstroomingen kunnen beveiligen Nederland is sterk, wanneer de Nederlanders advocaat te Middelburg, concludeerde tot vrij spraak van bekl. op grond dat hetgeen in deze was geschied, slechts als een kastijding, maar niet als mishandeling moest worden aangemerkt. Uitspraak Zaterdag a. Te Breskens werd Vrijdag de 'nieuwe bewaar school door het bestuur dier school in tegenwoor digheid der plaatselijke schoolcommissie en eenige belangstellenden ingewijd. De heer J. Mulder, president der bewaarschool, sprak zijn dank uit voor de ondervonden belangstelling in het lot der inrichting en beval die voor het vervolg ook in de gunst der ingezetenen aan. Ruim 60 leerlingen bezoeken geregeld de school. Vrijdag was het 3 jaren geleden dat het rijks-museum geopend werd. Het aantal bezoe kers gedurende dit 3jarig tijdvak bedroeg 1.587.465. In de nabijheid van 't strand voor het Kur- haus te Scheveningen spoelden gisteren aan meerdere stukken wit geverfd hout, klossen van trapleuningen, gekurkte flesschen en een fleschje inhoudende een overschot van olie. Vermoedelijk is een en ander afkomstig van een onder de kust vergaan schip. Nog steeds worden op Tessel de werkzaam heden tot onderzoek naar petroleum op het erf van den amid S. voortgezet. Bij den aanvang dezer week bedroeg de diepte, tot welke de pijp geheid was, ruim 25 M. Het plan is het onder zoek niet te staken, maar naast den hestaanden put nieuwe proeven te nemen. Een werkman uit Amsterdam leidt de onderzoekingen. Onder Groesbeek heeft een grensschending plaats gehad. De Duitsche douanen meenden, dat zekere K van zijn schuur, die op Nederlandsch grondgebied staat, in zakken rogge had gesmok keld naar zijn huis, dat op Pruisischen bodem staat. De douanen, die al lang op den loer hadden gelegen, pakten hem nu op Hollandsch grondgebied aan en wilden hem medevoeren, waartegen K. zich verzette. Een van de douanen bedreigde hem met het geweer, en hief de kolf reeds omhoog, toen plotseling een Groesbeeker te voorschijn kwam, die hun dit belette. Eenige personen zijn door den burgemeester van Groesbeek gehoord, en van hun getuigenissen is proces-verbaal opgemaakt. Te Veendamjis een tienjarig meisje na het eten van een giftige waterplant zoo erg ongesteld geworden, dat ze na een kort doch hevig lijden is gestorven. Door de politie is te Groningen proces- verhaal opgemaakt tegen een drietal personen die de wreedheid hadden, vleermuizen met petro leum te begieten en ze in brand te steken, zoodat ze piepende van de vreeselijke pjjn rondfladderden, tot ze eindelijk door den dood uit hun lijden wer den verlost. Te Neumarkt, Gallicië, vonden acht jongens in de nabijheid van het terrein, waar de artillerie haar oefeningen houdt, een niet ontplofte bom. Toen zij het projectiel .wilden verplaatsen ont brandde hetvier knapen wei-den gedood, twee gevaarlijk gekwetst en verminkt en de heide andere eveneens ernstig gewond. De president van Transvaal heeft, volgens de Indépendance, een besluit genomen, waarhij het "gebruik der Hollandsche taal verplichtend gesteld wordt in alle openbare stukken en bij alle zaken van publiek belang. Met het oog op het snelle toenemen van het Engelsche element vooral in de gouddistricten, ziet het blad daarin een soort van provocatie en vreest daarvan slechte gevolgen, vooral als de Boeren voortgaan de Zoeloes te stijven in hun verzet tegen Engeland, zooals men algemeen aanneemt dat thans reeds geschiedt. Directe bewijzen daarvan zijn echter tot nogtoe niet geleverd. Naar aanleiding van die veronderstelling van het Belgische blad vestigen wij de aandacht op de uitdrukkelijke verklaring van lord Knutsford Novelel uit het Duitsch. Van BERTHA VON SÜTTNER. Ik richtte mij op. Behalve wat pijn in het hoofd, voelde ik mij gezond en slechts éen wensch bezielde mij om weg te komen. Daarom ver zocht ik Nani mij te helpen om terstond het slot te verlaten, en hij mijn beschermster, mevrouw Aglae, die in de nabijheid woonde, een toe vluchtsoord te zoeken. Daar mijn wensch geheel overeenstemde met de hevelen, welke zij van de gravin gekregen had, was zij bereid die te vervullen, te meer daar ik haar voorstelde het loon, dat zij mij moest uitbetalen, te behouden. Zij hielp mij mijn koffer pakken, liet een boerenwagen in spannen en het was nog vroeg in den morgen, toen ik daarop plaats nam, om het slot te ver laten, waar ik zooveel doorleefd had en waar ik den naam achterliet van een ondeugend nest te zijn dat had Nani gezegd. En toch bij iemand moest ik de overtuiging gewekt hebben dat ik het tegendeel van ondeugend was, dat ik eer en deugd hoogev schatte dan het leven en dat troostte my over de meening van anderen. Nu moest hij toch ingezien hebben dat ik Frans niet nageloopen was, dat ik geen lichtzinnige deern was, die een jonge edelman gerust mocht naloopen. En hij had mij toch zeker wel een weinig lief, als de schrik over mijn vermoedelijken vreeselijken dood hem bewusteloos ter aarde deed storten Het zal hem een troost geweest zijn, toen hij bijkwam te vernemen dat ik onge deerd gebleven was en de herinnering aan mij zou levenslang aandoenlijk voor hem blijven. »Na een paar uur had ik de plaats mijner bestemming bereikt. Aglae was juist opgestaan en ontving mij aan het ontbijt. Haar man was gelukkig afwezig, waarover ik mij zeer verheugde. Zij was de eenige op de wereld, aan wie ik alles kon toevertrouwen, al voorzag ik, dat zij mij zeer zou veroordeelen, want tegenover haar was ik eenigermate verplicht Frans te trouwen en daar van kon nu geen sprake meer zijn. »»Zijt gij daar waarlijk, Seraphine!" riep zij uit, »ik kon het nauwelijks gelooven, toen men u aandiende. Waar komt gij >b vroeg van daan? En wat ziet gij er ontdaan uit zijt gij niet wel Is er iets gebeurd »»Ach, Aglae, mijn hartsvriendin er is veel, zeer veel gebeurd En ik ben inderdaad niet wel »»Hebt gij misschien nog niet Ontbeten?'" »»In 't geheel niet aan gedacht."" - »s>Daar, neem een warm kopje thee, en nog een lepeltje rum er in dat zal u goed doen."" «»Ja dat doet goed."" »»En vertel nu Frans O, ik begrijp het al, arm kind, hij bemint een andere »»Eerder omgekeerd."" »»Een andere bemint hem?"" »»Ik meen dat ik maar dat is nu de kwestie niet. Frans is onmogelijk en ik ben daar in huis ook onmogelijk geworden. Gij moet mij verbergen, Aglae ik kan de gravin nooit meer onder de oogen komen."" »»In 's hemels naam, Seraphine is u een ongeluk overkomen Gij ziet zoo bleek ik vrees het ergste."" »»Ach, Aglae, hoe kon ik zoo iets dwaas beminnen »»Kind, spreek ronduit, ik ben immers uwe beste vriendin Hoe hebt gij dezen nacht doorgebracht »»Op meelzakken."" Aglae keek als een verbaasd vraagteeken. »»Ik was er 's avonds ingesprongen."" Waarin waart gij gesprongen?"" »»0als gij eens wist hoe schoon en ver leidelijk hij was »»Nu ja, het is een knappe jongen, voor zoover ik van onderop kon zien. Gij weet, ik heb hem alleen op een ladder zien staan maar zoo erg verleidelijk - s»Van wien spreekt gij »»Ja, van Frans. Van wien spreekt gij dan »»Graaf Paul."" »»Wat! Heeft die u op de meelzakken gelokt »»Niemand heeft mij gelokt. Ik hen er op gesprongen heel alleen."" »»Een zonderling vermaak,"" »»Ik haè geen anderen uitweg j Aglae. Gij zoudt hetzelfde gedaan hebben."" zich in staat maken om hun voorde verdediging zoo gunstig terrein te kunnen verdedigen. Dit kan het nu niet en zou door te bezuinigen het nooit kun nen. Een oeeicier. Het moeten zeker wel buitengewone omstan digheden geweest zijn die den schrijver noopten ruim twee maanden te wachten met een protest dat dan nog zoo weinig argumenten bevat. Het is goed dat men zich een nacht beraadt vóór men de pen opneemt, maar in acht weken heeft men toch ruimschoots tijd gehad om stof te garen, wanneer men anderer meening, die i n 't kort weergaf wat herhaaldelijk bij v e r- schillende gelegenheden in den breede was gezegd, wil weerleggen. Zooals de schrijver dit nu doet is napleiten, op zich zelf niet ver kwikkelijk, nog minder aangenaam. Hij zegt categorisch »Het goede voorgesteld werd steeds door de liberale party van de hand gewezen, niet uit zucht om te bezuinigen maar omdat men niet wilde." Hier had hij, dunkt ons, met bepaalde feiten zijne bewering moeten staven; en bewijzen dat èn de liberale partij in haar ge heel schuld had èn dat daarbij geen zucht tot bezuiniging in 't sqjel was. Wij kunnen ons zeer goed voorstellen dat een officier gaarne geld wil uitgeven om onze verde digingsmiddelen in volmaakte orde te krijgen maar hij ziet over het hoofd dat de groote grief altijd geweest is dat men ons klein land wilde laten wedijveren met groote rijken en aan de nieuwste uitvindingen op het gebied der verde digingsmiddelen wilde laten meedoen, middelen die een tijd later weêr moesten vervangen worden door andere nog nieuwer omdat zij niet bestand waren tegen nieuw uitgevonden verdelgings werktuigen. De verschillende inzichten van onderscheidene autoriteiten gaven bovendien ook een tijd lang aanleiding tot het houwen van forten, die veel geld kosten, en later weer niet deugden. Menigeen meent dat, hoe wij ook houwen en welke groote onkosten wij ook maken, wij daarom toch niet bestand zouden zijn tegen een aanval van buiten; maar dat wij onze grootste kracht moeten zoeken in de natuurlijke gesteldheid van ons land en in de weerbaarheid van ohs volk. Nu de nieuwe grondwet in deze ons een stap verder kan brengen, verbaast het ons dat een officier wil beweren dat het voor algemeenen of verplichten persoonlijken dienst thans te laat is. En hij weet zeer goed ten minste hij kan dit weten dat dit volstrekt geen be ginsel van een partij is, maar dat mannen van verschillende richting dien dienstplicht wen- schen ingevoerd te zien. Maar de discnssiën, nog wel gisteren, Vrijdag, in de kamer gevoerd, zullen kunnen leeren dat op dit punt aan liberale zijde toch meer dan bij de andere partijen voort varendheid valt waar te nemen om het vraagstuk der defensie tot eene oplossing te brengen. En de liberalen willen dit doen, zonder, zooals vroeger vaak gebeurde, doelloos en nutteloos, veel geld uit te geven. Zijn er, uitgaven noodig om, in de rich ting der volkswapening, de levende strijdkrachten uit te breiden en sterker te maken, zij zullen de gelden daarvoor zeker niet weigeren, maar daarbij, naar wij hopen, rekening houden jnetde draagkracht der natie. Dat de schrijver dit ook wil is een bewijs dat er tusschen ons ten minste op dat punt eenstem migheid bestaaten hij toch ook wel eenig idee heeft dat vroeger dit beginsel niet altijd in 't oog werd gehouden. (Red.) Aan X. te Yerseke. Eenige uitdrukkingen in uw stuk maken het voor opname ongeschikt. Dergelijke oordeelvellingen als gij u veroorlooft schrijft men niet onder het masker der anonymiteit. Wij merken u echter even op dat er voor Ged. staten zeker wel geen reden zal bestaan om een wettig genomen besluit, gelijk dit tot afschaffing der kermis toch is, te vernietigen. »Tot nog toe heb ik nooit een dergelijke aanvechting gevoeldmaar ik heb mij ook nooit in zulk een moeilijke positie bevonden, dat ik als eenig redmiddel naar meelzakken moest uitzien." »»Ik geloof, kind, dat gij mij een beetje voor den gek houdt."" Het duurde heel lang, eer het mij gelukte om mijn geschiedenis verstaanbaar voor te dragen. Eindelijk was alles opgehelderd en tot mijn groote geruststelling merkte ik dat Aglae het mij niet alleen niet kwalijk nam dat ik van Frans afzag, maar dat het haar zelfs een pak van het hart was. Zij troostte mij ook over dien kus van voor drie jaren dat had verder niets te beduiden. Erger was de thans gespeelde maskerade maar zij hoopte dat de zaak zich zou laten sussen en, kwam zij aan het licht, dan was mij niets slechters te verwijten dan een onschuldige grap met een tuinjongen en een insgelijks on- schuldigen nacht op een molenaarswagen. Evenals Aglae mij geholpen had om mijn avontuur op touw te zetten, hielp zij mij ook nu om ongezien den aftocht te blazen. Ik vertrok nog dienzelfden dag en daarna begaf zij zich naar mevrouw Lotz en vertelde dat Mieke Schulz hij haar was geweest, doch weer weggegaan wasj zonder te zeggen waarheen misschien was het arme kind in de rivier gesprongen. Niemand had iets van haar gehoord. ifordt vervolgd.) Gedrukt bij D. G. Kröber Jr., te Middelburg.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1888 | | pagina 6