N'. 166. 131® Jaargang. 1888. Maandag 16 Juli. Middelburg 14 Juli. Onze Jongens. Onderwijs, Verspreide berichten. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per~regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regelsƒ1.50; iedere regel meer ƒ0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Bij deze courant behooren vier BIJVOEGSELS. M1DDELRURGSCHE COURANT. Agenten te Ylissingen: P. G. de Vey Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: P. van dek Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooij en te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen; en nemen ook bet algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmak te Rotterdam, en de firma B. van Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor bet Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John P. Jones, opvol de* opvolger. i. Mijnheer Voorwaarts gevoelt zich bezwaard hij bevindt zich dan ook in een zeer moeilijk geval. Eenvoudig burger, niet van middelen ont bloot, maar toch verre van een „man van geld", is hij in 't bezit van een jongen, die het geluk heeft een gezond verstand te bezitten en een ferm karakter. Met deze vormen twee dochters het kroost van den heer Voorwaarts; die het zich een plicht rekent met zijn tijd mee te gaan en zijne kinderen goed te laten leeren. De meisjes verwierven akte middelbaar onderwijs, de jongen bezocht de hoogere burgerschool en wil nu met alle geweld by de marine. Was het voor den vader reeds eene teleur stelling dat door de wijzigingen, in de middelbare meisjesscholen gebracht, tengevolge van de houding der anti-liberalen in de Tweede kamer, zijne dochters zoo weinig aan haar akte hebben, ook met zijn jongen is hem een teleurstelling niet bespaard. Deze zakte voor Willemsoord. Geheel onverwacht was voor hem zulk een uitslag wel niet, want men had hem die voor speld. De hoogere burgerschool was geen geschikte voorbereidingsschool voor het examen voor Willemsoordde leerlingen daarvan komen er hoogst zelden door, Maar zijn zoon was zoo vlug, hij werd door alle leeraars geprezen wie weet, dacht hij, of het hem niet gelukken zou. De uitslag was ongunstigen van vele kanten wordt den heer Voorwaarts thans aangeraden zijn zoon voor een jaar te zenden naar een kostschool, een goede, waar de jongens worden klaargemaakt, „opgestoomd" voor het examen zouden wij zeggen met den heer Yiruly Verbrugge in de zitting der Tweede kamer van 22 Juni 1885. Nu heeft de heer Voorwaarts een vreeselij- ken afkeer van alle kostscholen hij kent ze uit eigen ervaring, de jongens leeren er veel slechts. Bovendien is dit niet slagen van zijn zoon eene misrekening voor hem wat de finan- tiën betreft; maar daarover zou hij heen stap pen en zichzelven vele opofferingen getroosten mits zijn jongen zijn zin slechts kreeg. Dit bezwaar weegt het minst. „Het is onverantwoord, schrijft hij ons dat de hoogere burgerscholen voor dat doel zoo slechte resultaten opleveren. Wordt daar aan dan niets gedaan vraagt hij. Op die vraag geven wij later uitvoeriger ant woord, en wij zullen daarbij aantoonen dat de kwestie reeds lang aan de orde is, en dat er van verschillende zijden wel wat en veel ook gedaan is om een beteren toestand te verkrijgen. Voorloopig merken wij op dat algemeen erkend wordt, hoe de groote fout schuilt in de toela tingsexamens, vooral voor Willemsoord, maar dat de leerlingen van hoogere burgerscholen, die het geluk hadden, zulk een examen met goed gevolg af te leggen, te Willemsoord veel beter leerlingen waren dan de z. g. „afgerichte" en bleken oneindig meer algemeene en degelijker kennis te bezitten, terwijl hij de andere vaak die kennis een vernis geleek, een gevolg van het africhten. Een tweede vraag, door hem gedaan, was voor ons niet zoo gemakkelijk te beantwoorden. „Naar welke school mijn zoon thans te zendeü?" schrijft hij. En die vraag had dubbele beteekenis bij den heer Voorwaarts, omdat hij juist dezer dagen kennis genomen had van het sensatie wekkend boekje van Tiszoo: Photographie of schilderij en hem de schrik bevangen had bij de gedachte tlat zijn zoon, met zijn degelijk karakter, eens mocht vallen in handen van een man als Warmer de hoofdfiguur van die karakterschets. Zoo iemand is een monster, geschikt om bij de jongens alle karakter te dooven en te ge vaarlijker omdat zijn renommée zoo hoogstaat dat elke jongen die daaraan te kort wil doen toch niet geloofd wordt. Als 't waar is, wat in dat boekje wordt gezegd omtrent de houding van dien man tegenover zijne secondanten; als 't waar i s dat hij op de jongens onmenschelijke straffen laat toepassen, dan is het dubbel te betreuren dat, door de tegenwoordige regeling, aan een dergelijk persoon het overwicht wordt geschonken boven onze inrichtingen voor middelbaar onderwijs en hij, met het oog op de door hem verkregen resultaten en den ongunstigen uitslag bij sommige examens van leerlingen der hoogere burgerscholen, kan zeggen wat Tiszoo hem in den mond legt: „Hoeveel jongelui mislukken van die inrich tingen Neen, vraeg liever, hoeveel er ge lukken, dan hebt ge minder te tellen. Zijn dat scholen Zijn dat inrichtingen, waer jongens alles moeten ontvangen, dat ze laeter eene plaats in de maetsehappij zal doen ver overen Neen dat zijn prulseholen, inrichtingen voor dandy's." Die stelling is zeer betwistbaar natuurlijk. De beantwoording van de hoofdvraag hangt geheel af van hetgeen men verwacht dat de jongens in de maatschappij zullen worden. En al mogen zij nu bij den heer Warmer ook klaar „gestoomd" worden, onder zijne leiding en in zijne omgeving zal er van de jongens toch veel verloren gaanin ieder geval zal hun karakter er niet bij winnen en daarbij heeft de maatschappij toch vooral wel degelijk groot belang. Tegen de hoogere burgerscho len wordt vaak als verwijt aangevoerd dat de leeraren zoo weinig zich bemoeien met de jongelui en niet, zooals op de kostscholen, zich aan hunne verdere vorming gelegen laten liggen. Aan menige kostschool, in den trant als die van den heer Warmerkennen wij echter geringe opvoedende kracht toe, en wij verkiezen boven haar onze burgerscholen, omdat die vallen onder het bereik van menschen zonder middelen en de jongelui onder het toezicht der ouders blijven. Voor de eer dier scholen en voor het belang onzer maatschappij is het goed dat er nu en dan eens een sluier worde opgelicht over der gelijke kostscholen. Als 'twaar is schreven wij Het door Tiszoo geschrevene draagt ech ter alle sporen van vertrouwbaarheid; het geen hij schrijft omhult met een zeer doorschij- nenden sluier een niet onbekend instituut; maar beter zou het daarom geweest zijn, wanneer openlijk geschreven ware, of dat thans allen, die in deze kunnen getuigen, met hun naam de waarheid of onjuistheid van Tiszoo's bewe ringen aantoonden. Dat zou een weldaad voor de maatschappij wezen en in 't belang van die inrichtingen, waar men de opvoedingstaak der jongelui ernstiger en beter opvat. Nu blijft het steeds gisssen en al kwam Tiszoo met zijn naam en dien der inrichting voor den dag wij ontveinzen ons de moeilijk heden, daaraan voor hem verbonden, niet hem zoa kunnen gebeuren wat Nico van Dijk, een der jongens uit zijn karakterschets, over kwam. Vol van verontwaardiging over het wedervaren van Louis Commaarts, die, door den heer Warmer in zijn salon genoodigd, door diens knecht met een zweep tegen de beenen werd geslagen, zoo dat hij gilde en schreeuwde van de pijn, schreef Nico dit aan zijn ouders; hij vertelde hun dat nog later in de vacantie; verzekerde ten stelligste dat het waar was en toch geloofden zij hem niet en dachten ze eenvoudig aan ruwe jongensoverdrijving. En al gaf Nico zijn woord van eer ook, het geloof kon hij zijn vader niet schenken. Op zijn verzoek om niet meer naar mijnheer Warmer te gaan werd geen acht geslagen; hij ging na de vacantie weer „naar het huis Warmers en Nico paste zeer slecht op en leerde niets en Nico werd een van de grootste belhamels en Nico nam 't maar zoo nauw niet meer mat de waarheid, want zijn eigen ouders geloofden hem toch niet, al sprak hij de waarheid en Nico's kans om officier te worden verminderde bij den dag en „Maar m'nheer Van Dijk had zijn zin; hij had zich niet door zoo'n kleinen bengel laten ringelooren Hoeveel te minder geloof zal het publiek slaan aan de verzekeringen van den onbeken den Tiszoo. Trouwens er zijn andere belangen in 't spelde jongens moeten klaargemaakt voor een examenen het instituut van Warmer heeft op dat punt een renommée en een macht, waarmee rekening dient gehouden te worden. Na gehouden overgangs-examens zijn aan de Rijks H. B. School alhier bevorderd Van le tot de 2e klasse I. H. E. Boasson e. v., J. Broeder, J. C. Broeder, J. C. Broeke, D. Buijze, E. W. A. Dhont, C. J. Esink, M. de Haas e. v., A. A. Horneman, C. H. Jeekel, J. C. Kerkmeijer e. v., J. J. Kerkmeijer, K. F. Douw van der Krap, A. J. B. Lambertz, A. Littooy e. v., F. E. L. Meuffels, C. Penny, W. Voorbeijtel en P. A. Wattez. Van de 2e naar de 3e klasseJ. J. N. van Baarle, C. G. Baert, J. M. Bekaar, J. M. Bruno Bok, P. J. Boogaert, A. L. Cense, e. v., C. H. Cochius, J. Crucq, C. M. Dhont, J. G. H. Dhont, W. H. Dikkenberg, D. A. Dronkers, L. A. v. d. Harst, D. J. v. Meerendonk, I. H. L. Meuffels, J- P- Oggel, A. v. Jd. Poll, J. A. van Puffelen, e.v., J. v. de nee, L. L. voorDeytei, J. w. v. d. Woe- stijne, e. v. en A. K. Zweede. Van de 3e naar de 4e klasse J. J. M. Baart, H. A. Brakman, J. H. Volkerts e.v., F. E. v. Hen- nekeler, M. Hertogs, M. Keulemans. A. J. de Koning, P. J. A. Kruijsse, N. Littooy, E. Smit Sibinga, A. Terwiel, J. L. A. Wijnne en P. de Wijs. Van de 4e naar de 5e klasseJ. C. Altorffer, A. J. Cense e. v., C. K. Elout, J. D. Noske, F. A. Troelstra en C. A. H. Westerburger. Heden namiddag te drie uren bad in bet raadhuis te Vlissingen de uitreiking der getuig schriften plaats aan de leerlingen der openbare scholen, die de 6e klasse doorloopen hebben en thans de school gaan verlaten. De voorzitter der plaatselijke schoolcommissie de heer A. J. v. Ockenburg hield daarbij eene toespraak. Hedenmiddag geraakte al spelende aan de Seis- brug een jongetje van drie jaar in 't water en werd, niet dan na eenige moeite, op het droge gehaald. Voor het pleiziertochtje morgen ochtend te vier uur naar Antwerpenper Middelburgsche stoomboot, zijn alle beschikbare plaatsen 360 genomen. De aanvraag was zoo groot dat meer dan honderd personen moesten worden afge wezen. Naar de directie ons verzocht te melden zijn de tarieven van ververschingen zeer billijk gesteld. Ook mogen de pleizierreizigers er rekening mede houden dat de tollinie gepasseerd wordt en dus invoer van drank door de passagiers is verboden. -—Na lang van zeer nabij door 't water te zijn bedreigd is de kuip van den Anna Frisopolder (N. B.) Donderdag jl. ingeloopen en staat de daarin groeiende oogst in 't zilte nat. Onmiddellijk na de voorvallen in de kamer heeft Floquet zijn getuigen naar Boulanger, die den premier een leugenaar had genoemd, gezonden. De getuigen van Floquet waren Clemencean en Perrin, die van Boulanger Lehérissé en Laisant. Gisteren morgen om 10 uur had het duel met de degen plaats. Zooals gisteren reeds gemeld werd, zijn beiden gewondFloquet licht aan horst, hand en voet, Boulanger ernstiger aan keel en arm. De genees- heeren achten complicaties mogeljjk. In de plaats van Boulanger zou de senator Naquet gister het Boulangisten-banket presideeren. Op dien feest maaltijd zou een schrjjven van Boulanger aan de kiezers van het departement Ardêche voorgelezen worden. Zoodra de uitslag van het duel bekend was, begaven zich alle republikeinsche leden van den senaat en de kamer, henevens vele andere personen naar het ministerie van binnenlandsche zaken om Floquet schriftelijk geluk te wenschen. Mevrouw Floquet ontving een bezoek van mevrouw Carnot. Boulanger bevindt zich ten huize van zjju vriend graaf Dillon, te Neuilly. De onthulling van het gedenkteeken van Gambetta had gisteren te Parijs volgens program ma plaats. President Carnot werd verwelkomd met den kreetLeve de republiek De komst van minister Floquet lokte onstuimige toe juichingen uit. Floquet hield de eerste rede. Hij bracht hulde aan Gambetta's verdiensten en riep allen aanwe zigen op hun krachten te wijden aan het volk, dat Gambetta gediend, de armee welke hij lief gehad, het vaderland dat hij verdedigd had. Aller wensch kon slechts gericht zijn op een republiek, die hervormingen wenschte, den vrede liefhad en tegelijk onwankelbaar sterk was. Behalve Floquet spraken Leroyer, de voorzitter van den senaat, Freycinet, Méline en Spuller. De Neue Fr. Pr. zegt naar aanleiding van het verslag der Duitsche geneesheeren over de ziekte van keizer Frederik: de wetenschap is kosmopolitisch, het bericht dezer professoren draagt echter alle hatelijke kenteekenen van nativisme, waanwijsheid en pedanterie. Te Weenen, evenals elders, heeft het rapport over 't algemeen een slechten indruk gemaakt. Keizer Wilhelm II heeft professor Von Bergmann de koninklijke huisorde van Hohen- zollern en prof. Gerhardt de orde van den Rooden adelaar verleend. Aan Parnell's wensch om een bijzondere com missie te benoemen tot onderzoek naar de echt heid der hem door den Times toegedichte brieven is de Engelsche regeering bereid ten deele te voiaoen. in net lagerhuis verklaarde de neer Smith, dat de regeering, haar bezwaren tegen het door Parnell verlangde comité handhavend, echter genegen is den Ierschen leden in deze zaak ter wille te zijn. Zij zal bij het lagerhuis een bill indienen tot benoeming van een commissie geheel of voor het grootste deel bestaande uit rechters, die volmacht zullen bezitten om de be schuldigingen, door den Times tegen Parnell in gebracht, grondig te onderzoeken. Algemeen geloott men, dat Parnell het aanbod der regeering zal aanvaarden, echter onder voor behoud uit welke elementen de commissie zal bestaan. Waarschijnlijk zou zij dan haar werk zaamheden in September beginnen. Over de wegvoering van den Servischen kroonprins wordt het volgende medegedeeld. Donderdag avond ontving koningin Nathalie bevel van de Duitsche politie, daar zij dreigde de goede betrekkingen tusschen Duitschland en Servië te verstoren, binnen vier en twintig uur het Duitsche grondgebied te verlaten. Verder werd haar mede gedeeld, dat haar zoon den volgenden morgen om 10 uren moest uitgeleverd worden aan generaal Protitch en dat hij twee uur later uit Wiesbaden naar Belgrado zou vertrekken. Inderdaad verscheen den volgenden morgen, Vrijdag, de inspecteur der politie met 20 agenten in de villa Clémentinedoor de koningin als gravin Takovo bewoond. Geen vreemdeling was ooggetuige van het afscheid tusschen moeder en zoon. Een paar minuten later verscheen de politie met den prins, een knaap van 12 jaar, vergezeld door een hofdame. In een gesloten rijtuig reed men naar het station. Hier werd hij in ontvangst genomen door generaal Protitch, met wien hij onmiddellijk vertrok. Bij het verlaten van de villa werd de arme knaap luide door de menigte toegejuicht. Van andere zijde wordt verzekerd dat een hart verscheurend tooneel tusschen moeder en zoon plaats vond. Toen de inspecteur den kroonprins opeischte, die weenend zijne moeder omvat hield, riep de konin gin: »Ik weiger", waarop de inspecteur antwoordde: »Dan moet ik geweld bezigen", en hij ging de politieagenten daartoe voorbereiden. Toen vielen - de zusters der koningin alsook prinses Mourouz de koningin te voet en smeekten haar de grie vende geweldpleging te vermijden. De koningin liet zich toen vermurven, waarop de kroonprins snikkend weggevoerd, in een rijtuig geplaatst, naar het station gebracht werd, en terstond per trein naar Belgrado vertrok, onder hoede van generaal Protitch. De troosteloos achtergebleven koningin werd in de villa gevangen gehouden en niemand bij haar toegelatenzelfs haar biechtvader werd afge wezen. Gisteren namiddag te vijf ure werd zij naar het station gebracht. De Duitsche politie

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1888 | | pagina 1