N\ 134.
131* Jaargang.
1888.
V rijdag
8 Juni.
Middelburg 7 Juni
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. fraiho v—
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën; 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50;
iedere regel meer ƒ0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
De maatschappij „De Schelde".
MIDDELBURGS» COURANT.
Agenten te Vlissingen: P. G. be Vey Mestdagh Zoon, te Goes; A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van deb. Peul, te Zierikzee; A. C. de Mooij en te Tliolen; W. A. van Nieuwenhui jzen
Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen; en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmab te Rotterdam, en de firma B. van de»
Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger.
Uit Oostkapelle werd de heer H. M. van Beem
nog verblijd met een postwissel van N. N. groot
5, ten behoeve van den heer Salomon Eckerling,
terwijl hem heden nog voor hetzelfde doel werden
ter hand gesteld van O. M. te A. 2.50 en
N. N. ƒ5. Samen dus 12.50, en met het
gisteren gemelde totaal uitmakende de som van
f 462.31.
De heer Eckerling heeft heden Middelburg
verlaten.
II.
(Slot.)
In de derde plaats bespreekt de heer Arie Smit
in zijn Open brief aan den heer W. H. Visser diens
spitsvondige redeneering over de koninklijke maat
schappij de Schelde.
»In de allereerste plaats blijkt mij, zoo schrijft
hij, dat veel ergernis bij u schijnt te wekken de
erfpachtswet betreffende die maatschappij. Die
wet is volgens u draconisch en geeft aan de
Schelde een ongehoorde macht en alleen on
bekendheid van de bestuurders met de ontzettende,
bij die wet verleende rechten, zoo meent gij
verder neutraliseert eenigszins de schadelijke
gevolgen. Laat ons eens kalm nagaan, wat daar
van is.
Vóór alles stond vast
le. dat een groote scheepsbouw-fabriek moest
worden opgericht
2e. dat de gemeente Vlissingen (misschien wel
om hare groote diensten aan het doorluchtig
Stamhuis van Oranje en het vaderland bewezen)
in droevige omstandigheden verkeerde
3e. dat geen vakwerklieden aldaar te vinden
waren en de allerprimitiefste hulpmiddelen ont
braken voor de behoefte van zulk een inrichting
4e. dat de Nederlandsche regeering alhier had
doen verwerken 25 millioen gulden aan spoor-
en havenwerken
5e. dat aldaar geene scheepvaart-beweging be
stond, onder meer wegens het gemis aan passende
spoorwegtarieven
6e. datmaar waar zou ik eindigen?...,
Is het wonder, dat, waar de ligging uwei-
fabriek zoo oneindig gunstiger was, gelegen als
zij is bij een groote scheepvaartbeweging, zoo
naar den Rijn als naar zee, waar het een publiek
geheim was, dat onder uwe aandeelhouders vele
hooggeplaatste en machtige personen waren, dat
dakr de erfpachter eenigen waarborg bedong voor
het geval eener eventuëele liquidatie? Is het
wonder, dat met de mogelijkheid rekening werd
gehouden, dat gij eenmaal het gansche Neder-
landsche volk aan uwe zijde zoudt kunnen hebben,
in uw streven om die opgerichte fabriek te ver
nietigen
Maar scherts ter zijde.
Wat heeft dat voordeel om te kunnen liquidee
rendat echter in het belang der Nederlandsche
nijverheid en van de Nederlandsche schatkist
(men denke slechts aan mindere opbrengst van
belastingen in Zeeland) nimmer moet plaats vinden,
wat heeft dat voordeel te beduiden, waar er sprake
is van eene vergelijking tusschen de omstandig
heden waaronder uw fabriek en die der Schelde
wordt geëxploiteerd En wat is nu geworden van
de ontzettende protectie aan de Schelde ten deel
gevallen Toen de Nederlandsche regeering (mis
schien wel door uw invloed, genoegzaam alle
orders aan uw fabriek en te Amsterdam onders
hands uitgaf, werd de erfpacht opgezegd; en het
besluit van de Tweede kamer te dezer zake, zoowel
als het aandeel hetwelk daarin speciaal ook dooi
de Rotterdamsche afgevaardigden is genomen, is
u bekend. Bij die gelegenheid is gebleken, dat
over het tijdvak 1876 tot 1885 'door'marine aan uw
maatsch. isjj toevertrouwd aan orders 5.410.851,
aan de Schelde slechts 1.364.433, en van af dat
tijdstip tot 1 Januari 1888 bedraagt het aandeel
aan uw fabriek opgedragen 802.607, aan de
Schelde 686.571.
Aan u die weet, (althans gij behoort het te
weten) wat de algemeene onkosten van een fa
briek jaarlijks bedragen, vraag ik in gemoede,
wat beteekent, in vergelijking met de u te beurt
gevallen protectie, het cijfer aan de Schelde toe
bedeeld
Neem daarbij in aanmerking dat volgens uwe
eigen verzekering uwe fabriek waarschijnlijk bo
venaan staat in geringheid van productie-kosten,
dan moet gij inzien dat uwe vrees voor de Schel de
sterk overdreven is, en gij de bevoorrechting,
welke deze zou genieten, hebt opgeblazen tot een
luchtballon, die bjj de eerste speldeprik ineen
zakt.
En mocht gjj na dit betoog mjj de vraag stel"
len: «»Maar hoe is het mogelijk dat de Schelde
niettegenstaande deze geringe protectie zich tot
haar tegenwoordig standpunt .heeft kunnen ont
wikkelen?1"1 dan antwoord ik: omdat zijdank
zij mijn persoonlijken invloed, heeft kunnen be
schikken over eene groote particuliere cliënteele,
die zij door tact en bekwaamheid steeds heeft
weten uit te breiden.
Waar gij nu de financieele voordeelen, volgens
u door de deelhebbers in de Schelde beoogd, zoo
hoog stelt, laat ons daar eens nagaan, welke
resultaten voor de aandeelhouders zijn geweest
gedurende het tijdvak 18761887 dat de Schelde
bestaat, in vergelijking met de door uwe maat
schappij behaalde voordeelen?
De aandeelhouders der Schelde ontvingen in 12
jaren te samen slechts 22 uitdeeling. De aan
deelhouders uwer fabriek ontvingen (dank uit
sluitend aan de door uwe maatschappij genoten
enorme protectie), over dat tijdvak ongeveer 75
Bij een dergelijk finantiëel pover resultaat zou
uw ongevraagd advies om een liquidatie-winst
van 15 a 20 reeds dadelijk te nemen, misschien
bij aandeelhouders der Schelde ingang kunnen
vinden, ware het niet, dat aan haar voortbestaan,
hoogere plichten en grootere belangen zijn ver
bonden.
En wanneer nu eens door onpartijdige deskun
digen, door mannen met een warm hart voor de
belangen van het vaderland, werd aangegeven,
wat voor de groote scheepsbouw wordt vereischt,
en aan deze eischen werd getoetst, wat door de
Nederlandsche stoomboot maatschappij en de konink
lijke maatschappij de Schelde is geprsesteerd, dan
houd ik mij overtuigd, dat hetzelfde gevoel van
vaderlandsliefde, dat u noopt brochures te schrij
ven ter ophitsing van het Nederlandsche volk
tegen de Scheldehen zou nopen te adviseeren tot
het voortbestaan der Schelde.
Het geval toch is niet ondenkbaar dat onze
groote stoomvaart-reederijen, zooals lang tot
schade en schande van de Nederlandsche nijver,
heid en tot nadeel van de schatkist heeft plaats
gehad, met hare bestellingen naar de Engelsche
fabrieken terug zouden gaan.
Zoo door de regeering eenige steun wordt ver
leend aan de maatschappij de Schelde, dan be
staat daartoe onder meer aanleiding hierindat
die maatschappij niet, zooals de uwe, omringd is
van eene groote scheepvaartbeweging dewijl de
kostbare havenwerken te Ylissingeu, om redenen
die ik thans niet nader zal uitwerken, nog niet
tot hun recht zijn gekomen.
Uwe bewering jdat zelfs de eenige stoomvaart
maatschappij die van Vlissingen vaart, waar het
zalcen van eenig aanbelang betreft, te Feijenoord
en niet te Vlissingen laat repareeren, is onjuist.
(Parlementaire stijl.)
In 1884 werd aan u ondershands opgedragen
eene reparatie van het stoomschip Prinses Marie.
In het daarop volgende jaar werd precies
gelijke reparatie aan de Schelde opgedragen van
het stoomschip Prinses Elisabeth.
In 1888 liet de maatschappij Zeeland inschrijven
naar de levering van nieuwe stoomketels en andere
werkzaamheden voor het voornoemde stoomschip
Prinses Marie. Dit werk kwam de Schelde, door
drukte van werkzaamheden op dat oogenblik,
zeer ongelegen, en zij schreef daarom in op een
cjjfer, waarvoor zij vooraf wist het werk niet te
zullen krijgen.
Gij daarentegen werd aannemer voor een cijfer
zóo laag, dat alleen de voldoening van te hebben
bot gevierd aan uw haat jegens de Schelde vergoeden
kan, wat misschien uwe aandeelhouders daarbij
kunnen verliezen.
Voor diezelfde boot waren ook nog benoodigd
groote machine-stukken en nieuwe patent-wielen,
welke bij de firma Elder zijn besteld en alhier
worden aangebracht, in stede van aan uwe in
stelling te zijn toevertrouwd.
Wat blijft er nu over van al uw marktge
schreeuw tegen het voortbestaan der Schelde
Zal niet ieder, geroepen te oordeelen over een
van uwen kant uitgelokt twistgeschrijf, ondanks
al uwe protestatiën van uw groote onpartijdigheid,
in uwen aanval tegen de Schelde onderkennen den
wrevel van den industriëel, die zoo gaarne van
een gevreesden mededinger ontslagen was, al
ware het ten koste van 's lands schatkist?
Ik vertrouw dat men bovendien in het oog zal
houden, dat ik niet ben een gesalarieerd directeur
maar slechts de niet-gesalariëërde president-
commissaris der Schelde, die uit plichtbesef zijn
'ijd en geld voor een nationale zaak opoffert
Mocht gij nu, misschien wel tot vermeerdering
van de welvaart uwer eigen fabriek, opgewekt
heid gevoelen de Schelde persoonlijk eens te komen
bezichtigen, (uw ambtsvoorganger de heer Wolf-
son bezocht haar meermalen) dan, ik verzeker
u bij voorbaat, zal de president-commissaris, of
schoon hij niet te roemen heeft over bijzondere
welwillendheid, ja zelfs wellevendheid uwerzijds,
toch bereid zijn persoonlijk met u kennis te maken
en de geheele directie zich ten taak stellen, u
rond te geleiden en u te wijzen (het kon uwe
opmerkzaamheid ontsnappen) op de moderne
inrichting der fabriek en op de verschillende
groote werktuigen, aangeschaft tot het zuinig,
spoedig en correct .voortbrengen van veel en
groot werk, met weinig werkvolk."
Aan het einde van zijn Open brief geeft de heer
Arie Smit een ongevraagd advies aan het adres
der Nederlandsche stoombootmaatschappij, waarin
hij verzekert dat de angst van den heer Visser
als zou de inrichting op Fijenoord kunnen vallen
onder sloopers handen, hem zeer overdreven voor
komt. Hij is zóo weinig overtuigd door den ge-
uiten angst van den directeur, dat hij zich met
anderen eventueel zou kunnen verbinden om de
zaak aan te koopen en voort te zetten met het
voor hem gegronde vooruitzicht op réussite.
»Toch heb ik, zoo schrijft de heer Smit, aan het
adres van bestuurders en aandeelhouders van die
maatschappij bij de denkbeelden van den direc
teur eenige oogenblikken stilgestaan en wensch
ik u als mijne opvatting mede te deelen, dat de
oorzaak uwer mindere bedrijvigheid niet gezocht
moet worden in het bestaan der maatschappij
de Schelde doch in verschillende andere omstan
digheden, waarvan u mjj wel vergunnen zult de
aeteekenis aan uw beter oordeel te onderwerpen".
Deze betreffen meer technische zaken, voor
onzen lezerskring van geen belang.
Ten slotte geeft de heer Smit de verzekering dat
het hem innig leed zou doen, indien de Neder
landsche Stoombootmaatschappij, na een 65jarig,
over het geheel eervol bestaan, moest opdoeken
met de gedachte, dat de Schelde haren dood had
veroorzaakt of verhaast.
Liever zag hij haar een reorganisatie ondergaan
en den strijd in het worstelperk der nijverheid
voortzetten, zelfs zóo verbeterd en verjongd, dat
zij, het freetraders-beginsel getrouw, eene openbare
mededinging niet behoefde te vreezen.
De Standaard, die den Atjeh oorlog bij voor
keur en voortdurend als wapen tegen de libera
len hanteert, is, wat licht valt te begrijpen, niet
bekeerd door het betoog van den heer Kielstra
in de Vragen des Tijds. Zelfs de getuigenis van
den heer Elout van Soeterwoude tracht het blad
haar kracht te ontnemen.
Erkennende dat Elout den eersten maatregel
van Fransen van de Putte goedkeurde, merkt het
blad op, dat eerst later alle stukken, die op
Atjeh betrekking hadden, aan de Tweede kamer
zijn meêgedeeld. Uit die stukken zou blijken,
dat de zenuwachtigheid van Loudon, onder den
indruk waarvan Nieuwenhuijzen den oorlog ver
klaarde, en het niet verloochenen van Nieuwen
huijzen door Den Haag, de Indische fout was, die
ons den Atjeh-oorlog op den hals haalde.
»Eerst later kwamen de stukken voor den dag",
zegt de Standaard. Maar, merkt de Zutph. Crt.
terecht op, den 21 Jan. 1886 kende de heer Elout ze
toch al en op dien datum sprak hij de door ons
aangehaalde redevoering uit. Onbekendheid van
den heer E. met de latere stukken, kan dus der
Stmdaard niet als verontschuldiging strekken
voor haar vasthoudendheid aan eigen meening.
Onze Terneuzensche correspondent schrijft ons
't Gaat niet erg voorspoedig met onze provin
ciale booten. De Wester-Sclielde vaart langzamer
dan ooit, en is gedurig defect, en heden (Woens
dag) avond ligt de Walcheren, de zoozeer geroemde
nieuwe boot, te Borssele voor anker, omdat er
wat aan mankeert. Komt er geen boot, dan
kunnen de Neuzenaren morgen niet in Vlissingen
komen dan langs Vlake, want de Zelandia ver
vult den dienst der spoorboot.
Te Noordgouwe is tot lid van den gemeente
raad, in plaats van wijlen D. Janse, gekozen de
heer P. van den Bout Az. met 32 van de 54 gel
dige stemmen.
Verder waren uitgebracht 12 stemmen op den
heer L. van Gastel, 6 op den heer H. van Gorsel,
2 op den heer W. van Oeffelen en 1 op de heeven
Jakob de Vlieger en P. Hagebos, terwijl 1 briefje
blanco was.
Van de 75 kiezers stemden er 55.
In de Dinsdagavond gehouden bestuursverga
dering der liberale kiesvereeniging te Bruinisse,
is, tengevolge der periodieke aftreding van den
heer Jan Elenbaas (niet herkiesbaar) tot voorzitter
der gemelde vereeniging en tot afgevaardigd lid
van het centraal bestuur in het hoofdkiesdistrict
Zierikzee gekozen de heer C. Bolier Cz.
Tevens is in die vergadering voorgesteld en
besloten om, ten aanzien van de niet-herkiesbaar-
heid der bestuursleden, eene wijziging van het
reglement aanhangig te maken, ten aanzien van
de aftreding van den secretaris, opdat die titu
laris dadelijk herkiesbaar zou kunnen worden
gesteld.
De StCt. bevat het jaarverslag van den archi
varis der provincie Zeeland, betreffende het oud
provinciaal archief in Zeeland.
De commies der posterijen van de 3e klasse K
Schraver is teruggebracht tot commies der poste
rijen van de 4e klasse.
Bij kon. besluit is met wijziging in zooverre
van het kon. besluit van 7 November 1887 no. 15,
tot instelling van eene commissie tot onderzoek
naar de wenschelijkheid eener wijziging van de
bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op
de rivieren, stroomen, kanalen, reeden, haven
monden en zeegaten des rjjks, in plaats van
wijlen den inspecteur van den waterstaat H. S.
J. Rose, met ingang van 1 Juni a. tot lid en
voorzitter der genoemde commissie benoemd den
bij koninklijk besluit van 28 April 1888 no. 10
tot inspecteur van den waterstaat benoemden
hoofdingenieur G. van Diesen.
Naar aanleiding van de opening der tentoon
stelling van kunstnijverheid te 's Hage schrijft de
Haagsche correspondent der Zaanl. Crt.
»Ik ben naar het terrein geweest, maar ik
wensch u geen getrouw verslag te geven van
deze ceremonie, waarbij 10 of 12tal deftige jon
gelui, van de eerste families, dienst deden om
het decorum te bewaren door hun zwarte rokken
en witte dassen, witte handschoenen en klaphoe-
den, maar waarbij 't overigens vrij ongegeneerd
toeging. Men liet de genoodigden althans op een
door het brandend zonlicht gloeiend terrein een
uur ongeveer staan, wel is waar om keurige
muziekstukken en schoone zangen aan te hooren,
maar, aangezien men daarvoor niet gekomen was,
en men deze goede gaven toch onder de minst
aangename voorwaarden moest genieten, hadden
velen ze het comité volgaarne cadeau gedaan in
ruil voor een stoel of bank bij de redevoeringen.
Het hoofdmoment van de plechtigheid was
immers de rede van den voorzitter van het uit
voerend comité, den heer dr Louis Mulder, die
het er blijkbaar op gezet had om op dezen dag,
nu hij zijn doel vrij wel als bereikt en de ten
toonstelling als een voldongen feit beschouwen
kon, aan zijn overkropt gemoed lucht te geven.
Hij slingerde ten minste aan rijks- en gemeente
lijke regeering eenige niet malsclie verwijten van
tegenwerking der nationale onderneming, ja zelfs
van pogingen om haar te doen mislukken, naar
het hoofd. Hij deed dit niet zonder instemming
te vinden bij de meesten zijner hoorders en hoor
deressen, die er over uit waren, dat deze man
nu ten minste nog eens de waarheid flink durft
zeggen. Doch er waren ook lieden in 't auditorium,
die het minstens »onaardig" vonden, dat de feest
redenaar zijn gasten op deze wijze tentoonstelde
als gekramde pullen. Ik voor mjj had er ik
ben een beetje van den ironischen kant nog
al schik in om baron Mackay, den minister van
binnenlandsche zaken, den eenige die als kamerlid
de aanvraag om de rijkssubsidie (waarvoor den
aanwezigen heer Heemskerk dank werd gezegd
in den vorm eener herinnering aan de tierceering)
bestreed, te hooren kapittelen wegens de aller
akeligste manier waarop s.Financiën" de zaak heeft
bemoeilijktik vond het ook vrij amusant om
den burgemeester, die van zijn minachting had
doen blijken door met een grijs overjasje, bruine
handschoenen en een parapluie in de hand op
't zonnig feestterrein te verschijnen, duchtig de
ooren te hooren wasschen door een van de man
nen van de eerbiedwaardige maatschappij van
njjverheid, die ons gemeentebestuur weigerde ter
gelegenheid van het aanstaand congres ten stad-
huize te ontvangen. Al vond ik 't echter dol
prettig ik zal niet ontkennen dat het niet
geheel in den haak was naar de regelen van de
étiquette; uit dit oogpunt had men de ceremonie-