N\ 132. 131s Jaargang. 1888. Woensdag 6 Juni. Middelburg 5 Juni St. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentien: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regelsƒ1.50; iedere regel meer ƒ0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. MIDDELBIIRGSCHE COURANT. Agenten te Vlissingen: P. G. de Yey Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: P. tan den Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij en te Tkolen: W. A. van Nieuwenhhijzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentien aangenomen; en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditman te Rotterdam, en de firma B. van de» Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John P. Jones, opvolger. Het jongste nommer van de Nieuwe Gids bevat de gebruikelijke beschouwing van den beer P. L. Tak over de Nederlandsche poli tiek, ditmaal voor een groot deel gewijd aan de interpellatie van den heer Domela Nieu- wenhuis in de Tweede kamer naar aanleiding van de werkstakingen in de venen. Aan het slot daarvan komen eenige regelen voor die, in verband met het jongste optreden van genoemden volksvertegenwoordiger in Zee land, niet van belang ontbloot zijn voor onzen lezerskring. De heer Domela Nieuwenhuis is de man van den dag en niemand wordt zoozeer be sproken als hij. Dit heeft zijne gevaarlijke zijde voor hem zeiven. Wie ernaar streeft een coi&sman te zijn loopt gevaar te stranden op den klip der overdrijving, waartoe weder- keerige adoratie zoo licht vervoert. Het volk te verheerlijken door het te schet sen als het verdrukte, het miskende deel dei- natie, het schenkt gemakkelijk den triomf van wederkeerig als een volksvriend verheerlijkt te wordenen de hozanna's klinken des te luider naarmate men te harder op dat aanbeeld weet te slaan. Maar niets is wispelturiger dan de gunst van datzelfde volk, dat meestal door woorden zich laat meesleepen, maar toch ook spoedig onge duldig wordt, wanneer het geen practische ge volgen ziet en tastbare bewijzen ondervindt van dit streven tot bevordering van zijn geluk. Een volksman dient, wanneer hem waarlijk de zucht om het welzijn des volks te bevor deren drijft, ook uiterst voorzichtig en nauw lettend op zich zeiven te zijn. En in den laatsten tijd was de heer Domela Nieuwenhuis, zoo schrijft de heer Tak, niet gelukkig in zijn optreden. Zijne houding tegenover den heer Van Marken in de Almeloosche werkstaking zijn drijven om een som van 1600 voor sociaal-democratische propaganda te doen be stemmen de slechte moraal, door hem in verband daarmee In Recht voor Allen gepre dikt, en zijn antwoord aan den vervener, die hem zijn boek wilde laten zien „dat hij het te druk had", waren alles behalve gelukkige zetten. En al zonderen wij dit laatste ook uit, op grond van de tegenspraak van den heer Domela Nieuwenhuis Zaterdag avond, dan zijn de twee andere punten ernstig genoeg om recht te geven tot de volgende opmerking, waarmee de heer Tak zijn overzicht besluit „Het zou dwaasheid zijn den heer Nieuwen huis te ontzeggen dat hij met goede bedoelingen zijne taak heeft aanvaard. Zou hij reeds in zoover het lot der demagogen beginnen te ondergaan dat hij zich niet ontworstelen kan aan den invloed van de slecbtsten zijner partij „Raoul Frary, die geen vriend is van de democratie, maar toch heel verstandige dingen zegt, merkt in zijne satire Manuel du déma- gogue op: „„Nous sommes presque tous maitres de nos débutsplus nous avanconsplus notre volonté devient l'esclave des circonstances."" „De bijval van volksvergaderingen is niet altijd een getuigenis voor het karakter van den spreker. Dezelfde schrijver zegt met eene overdrijving, waarin eene onweersprekelijke waarheid is gehuld„Roep eene openbare vergadering bijeenhaal een duizend brave kerels bij elkaarkroegredenaars en arbeid zame werklieden, volijverige burgers en leeg- loopers, die niet weten wat met hun Zondag te doen. Leg hun eene kwestie voor, welke de geleerden niet kunnen oplossen en die de staatslieden verbijstert. Hebt ge meer dan een half uur noodig om het geschilpunt uit te leggen, uw gehoor te overtuigen dat het tot oordeelen bevoegd is, de zaak te bepleiten en te winnen, dan kent gij uw vak niet."" „Zulk een bijval is te wantrouwen. Zij is voor den ernstigen en eerlijken leider van eene partij in het volk eene reden om dubbel nauw keurig het gehalte zijner handelingen te onderzoeken." Geen wonder dat onder het lezen van die regelen wij met onze gedachten van zelf terug dwaalden tot de vergadering, de vorige week in het Schuttershof alhier gehouden; eene bij eenkomst, waarop het door den heer Nieuwen huis gesprokene weinig of niet zal verschillen met hetgeen te Vlissingen en te Terneuzen door hem is gezegd. En dat gesprokene was gansch en al erop berekend den bijval te verwerven, het meerendeel van de aanwezigen de overtuiging te schenken waarop Frary doelt. Zijne onmiskenbare gave als redenaar, dik wijls ons herinnerend aan zijn vroeger ambt van predikant, gebruikte hij op menig oogen- blik om effect te maken en, evenals dr Schaep- man, waar deze vermoeden kan dat zulk effect verkregen kan worden, een oogenblik stil houdt als 't ware om toejuiching uit te lokken, zoo deed ook de leider der rotspartij. En dikwijls met succes. Trouwens, gemakkelijk viel dit te behalen in een kring, waarvan een groot deel tot zijne vurige bewonderaars behoorde; en waar men met handgeklap en voetgetrappel, zooals meestal op dergelijke vergaderingen plaats heeft, het zeer ver kan brengen. De heer Domela Nieuwenhuis toonde dan ook ten slotte te gevoelen dat dergelijke teekenen van goed- of afkeuring niets bewijzen, en waar men zelfs niet kon nalaten een der sprekers, die waardig, kalm en met overtuiging zijne meening tegenover de zijne had gezet, „op te laten", zooals men dit in het dagelij ksche leven noemt, was het goed dat hij even wees op het ongeoorloofde en weinig afdoende van een dergelijke manier van goed- of afkeuren. Maar daarmee heeft hij zelf den staf ge broken over dergelijke meetings, waar het sprekers en hoorders aan de noodige kalmte en dikwijls ook aan kennis of goeden wil ontbreekt om onbevooroordeeld te zijn. Als bij de bewering dat de liberalen aan alles schuld hebben de toejuichingen sterker zijn dan het gesis, dan is nog geen bewijs geleverd van de waarheid dier bewering. Te minder voor ons, die de vaste overtuiging heb ben dat een groot deel der hoorders niet be voegd zijn tot oordeelen, maar slechts op de klank afgaan. Tegenover dezulken is zelfs een debat onvruchtbaar en onmogelijkhet ontaardt dan ten slotte, zooals Zaterdag ook het geval was, in een speculatie om aardig heden te zeggen ten koste van zijne tegenpartij, teneinde de lachers op zijn hand te krijgen. De afstand tusschen twee opvattingen is vaak ook te groot. Wie per sé wil volhouden dat al wat er in 40 jaar verzuimd is aan de liberalen is te wijten en dat zij niets tot stand brachten, zal in een openbare vergadering niet tot de erken tenis te brengen zijn dat bij overdrijften geen stap nader doen tot hem, die een tegen overgestelde meening is toegedaan. Of de heer Domela Nieuwenhuis dan Zatei'- dag ongelijk had? Wij zullen de laatsten zijn om daarop een bevestigend antwoord te geven. Integendeel. Veel van het door hem gezegde onderschrijven wij en wij hebben nooit nagelaten, zelden geschroomd ook de fouten van de liberale partij bloot te leggen. Maar de heer Domela Nieuwenhuis was te eenzijdighij overdreef, hij jaagde naar valsch effect. Wij zullen hem niet volgen in zijn gansche betoog om die bewering te staven. Enkele punten stippen wij slechts aan. Voor zijn standpunt in de onderwijskwestie gevoelen wij veelhet restitutiestelsel, op de wijze van Amerika, komt ook ons zoo verwer pelijk niet voor maar zal de uitvoering geen moeilijkheden opleveren? Zullen onze belastingen daardoor niet stijgen. Wie hij het hooger onderwijs alleen slechts let op de kosten, die het voor eiken student na zich sleept, ziet ove^ het hoofd de goede gevolgen, welke de gansche maatschappij zelve ondervindt van een goed bestudeerde jongelingschap, waarvan elk lid in zijn kring, hetzij als dokter of als jurist, hetzij als predikant of als leeraar, of in welke betrekking ook nut sticht. En al zou men nu ook gaarne dat onderwijs brengen onder het bereik van de minder gegoeden wat nu reeds door middel van beurzen ge schiedt daaraan zijn toch ook bezwaren verbonden, die niet met een enkel woord weg te cijferen zijn. De studie niet alleen, neen het verblijf in een academiestad brengt zijne financieele bezwaren mee. En weer zijn het de kosten die zullen verhoogd moeten worden; om regelingen in dien geest te maken. De financieele kwestie is hoofdzaak, be weerde de heer Domela Nieuwenhuis terecht maar is het gewenscht dergelijke ingrij pende maatregelen, die zulke niet te overziene geldelijke gevolgen kunnen hebben, te provo- ceeren voor een betere regeling van ons belastingstelsel tot stand is gekomen Hoe fraai een pleidooi voor zulk een regeling in het belang des volks ook moge klinken in theorie, de bezwaren die in de praktijk zonder twijfel zouden voorkomen doen ons op die vraag een bepaald ontkennend antwoord geven. En dat ons belastingstelsel verbetering be hoeft weten wij allen, erkennen de liberalen het eerst. Dat zooveel onveranderd bleef is voor een deel hun schuldmaar dat zij zon der vrucht ook in het belang des volks werk zaam waren gedurende de veertig jaren, dat zij het bewind in handen hadden, heeft in den verkiezingstrijd in Maart menig leider der partij wel anders geleerd. En tot weerlegging der bewering dat de lasten van het volk verhoogd zijn, bepalen wij ons tot de herinnering aan bet geen de beer Roëll te Utrecht heeft gezegd. Door de afschaffing van accijnzen op de eerste levensbehoeften was de prijs van het kilo tarwebrood, dat in 185023 cent kostte, in 1887: 121h cent. Het kilo roggebrood kostte in 1850 9 en in 1887 7 cent; het vleesch, dat voor den minvermogende het best bereik baar is, het varkensvleesch, in 1850 84 en in 1887 49 cent het kilo. Onze staatsschuld ook een stokpaard van den heer Nieuwenhuis om de liberalen te be strijden is in die jaren, ondanks de reus achtige openbare werken, die de bewondering van het nageslacht zullen wekken, in kapitaal verminderd met 150.000.000, terwijl de rentelast met 5.000.000 verminderde. Nog een punt om onze bewering van over drijving te staven; dit betreft den Atjeh- oorlog, door den heer Nieuwenhuis aangevoerd als ernstig verwijt tegen de liberalen. En het was alsof de beschouwing van den heer Kielstra, de meening van erkende politici, voor hem niet geschreven was. Wij wezen op eerstgenoemde eenige dagen geleden, maar meenen het niet ondienstig nog eens enkele regelen daaruit over te nemen; het zijn de volgende woorden, door den heer Elout van Soeterwoude in de zitting der Eerste kamer van 21 Januari 1886 uitgesproken. »De beginselen van dien oorlog zou ik niet durven afkeuren. Ik ben indertijd vereerd ge weest met eene mededeeling van de punten, vóór nog iets was begonnen. Ik beb bij een onderhoud, dat tot in den nacbt duurde, met den toenmali- gen minister van koloniën, tegenwoordig medelid, gezien met welke nauwgezetheid en met welk diep besef van verantwoordelijkheid de minister heeft gehandeld. Wij weten dat aanleiding is geweest de mededeeling van een geheim contract tusschen den consul te Singapore van de Ver- eenigde Staten en Atjeh, teneinde aan die Staten de souvereiniteit van Atjeh op te dragenpo gingen op Mahomedaansch gebied te Konstan- tinopel en te Parijs pogingen van Italië om een 20.000 van hunne bandieten te brengen in die streken. Welke gevolgen zou dit alles gehad hebben Maar toch werd door den toenmaligen minister van hier uit niets anders gezegd dan para helium, wij willen den vrede, doch zorg dat gij gereed zijt en dat gij niet voor een fait accompli g steld wordt. Zorg dat gij iets kunt beletten als het noodig is, maar eisch geen sou vereiniteit, voer geen oorlog. Hier te lande zoe ken wij de zaak op diplomatieke wijze te regelen. Men heeft later moeten handelen De roVispartij werd door den afgevaardigde van Schoterland het kind der liberale partij genoemd. Is het, zelfs uit politiek oogpunt, te verdedigen, zouden wij vragen, wanneer zij, die dat kind moeten leiden, de halve waar heid slechts verkondigen, ja zonder êen licht zijde te noemen, de fouten sterk en onjuist kleuren Wij meenen van niet en dat de belangen des volks daardoor niet gediend zijn. Overdrijving schaadt, en te meer wanneer bovendien naar valsch effect wordt gejaagd. Wat was dit anders de bewering dat „wij voorstanders van Algemeen kies- en stemrecht voor onze beginselen strijdend, zelfs kerker straf niet vreezen"? Geen enkel voorstander daarvan behoeft zulk een straf te duchten; en als zinspeling op het vroeger voorge vallene was die bewering, welke als oratorisch vuurwerk dienst moest doen, niet te verdedigen. De heer Domela Nieuwenhuis heeft reden, veel reden wellicht om verbitterd te zijn op de liberale partij op vele liberale vrienden van weleer. Wij willen dit gelooven. Deze strijder voor het volk, wiens hart nog steeds wij zijn ervan overtuigd warm klopt voor de nooden der maatschappij, wiens idealisme wel getemperd maar nog niet ver doofd is door de ondervonden teleurstellingen; wiens misslagen een gevolg zijn van die teleur stellingen, omdat men bitter wordt, wanneer men hij al het goede, dat men wil, vaak afstuit op kleingeestigheid en ongeoorloofde tegenwerking; deze man moest, dunkt ons, wil hij zijn doel bereiken en zijn prestige verhoogen, zich wachten voor eene dergelijke bestrijding, die op onwetenden den gewenschten indruk maakt, maar der zake kundigen weerhoudt met hem samen te werken. Enkele zwakke punten van zijn betoog wezen wij aan, om daardoor de oogen te openen van hen, die blindelings slechts volgen. Maar nu wij aan den vooravond staan van nieuw politiek levennu er verbetering te wachten is, komt ons het redeneeren over het verleden doelloos voor, vooral wanneer dit geschiedt zooals de heer Nieuwenhuis dit deed. Er is nog veel te doen voor het volk; en er zijn voor hen, die waarlijk ernstig daartoe willen meewerken, genoeg punten van aanraking. Die te zoeken zal practischer doel treffen dan het voortdurend elkaar overladen met verwijten. Maar mocht de heer Domela Nieuwenhuis den strijd op die wijze, speculeerende op den bijval van de groote massa, willen voortzetten, wij zijn vast overtuigd dat hij dan zijn doel voorbij streeft en niet bevorderd zullen wor den de belangen des volks, waarvan hetj beste deel ten slotte uit teleurstelling hem zal afvallen. »In eene bestaande behoefte voorziende" is de gewone aanbeveling van een nieuw boekwerk, een gestichte zaak, een opgerichte maatschappij, ja bijna van alles wat bij het publiek moet wor den ingeleid. Maar is die aanbeveling wel altijd verdiend Wij weten zeker van niet, maar even zeker weten wij ook dat dit wel het geval is met de algemeene verzekering-maatschappjj bij besmette lijke ziekten, De Philantroop, die te Bolsward gevestigd is, een maatschappelijk kapitaal bezit van f 100.000 en bij kon. besl. van 15 Juni 1886 werd goedgekeurd. Zij stelt zich ten doel de uitvoering van de wet tot voorziening tegen besmettelijke ziekten gemakkeljjk te maken en te waken voor de gel delijke belangen der ingezetenen van den staat. Daartoe sluit zij contracten van verzekeringen, tot vrijwaring van verlies of achteruitgang, welke tengevolge van a. Aziatische cholera, b. Tyhus en febris ty- phoïdea, c. Pokken (variolea en varioloïdes), d. Roodvonk, e. Dyphtheritis en Dysenterie aan de verzekerden en hunne gezinnen mocht worden

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1888 | | pagina 1