N\ 129. 13F Jaargang. Zaterdag 2 J uin.' Middelburg 1 Juni, Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 2. Afzonüerlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50; iedere regel meer ƒ0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. LBURG COURANT. ■Jim. Agenten te Ylissingen: P. G-. de Vey Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van der Peijl, te Zierikzee: A. G. de Mooij en te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen; en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmar te Rotterdam, en de firma B. van der Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dauee Cie., John F. Jones, opvolger. in het Juni-nommer van de Vragen dts Tijds levert de heer mr S. van Houten een opstel onder den titel van De clericalen aan het werk. In den aanvang wijst hij er op dat, na de opzweeping tegen het ^veertigjarig ivanbestuur der liberalistenthans, nu een anti-liberaal kabinet aan het bewind is, ieder tevreden is en moet men omgekeerd haast vragen of alles wel zoo roos kleurig is, dat onze wetgevende macht feitelijk al vast het jaar 1888 vacantie nemen en zich tot het verlengen van het bankoctrooi bepalen mag. Het is inderdaad merkwaardig, zegt de heer Van Houten, hoe groote verandering in de op vattingen gekomen is door, althans na het optreden van een clericaal ministerie en de verkiezing van Domela Nieuwenhuis tot kamerlid. Dat de verant woordelijkheid, die aan het bezit der macht ver knocht is, de anti-liberale groepen zoo spoedig reeds zoo zwaar zou drukken, dat zij aan niets meer durven tornen, gaat veel verder, dan de wensch van een gewonen liberaal behoort te zijn. Er heerscht inderdaad onder onze tegenstanders eene zorgwekkende epidemie van bescheidenheid. Al dadelijk bij de nieuwe rolverdeeling merkt men ze op. Dr Schaepman wenscht noch minister, noch president der kamer te zijnmr Lohman is de eerste om te erkennen, dat hij geen plaats in het ministerie behoort in te nemen. De gauclie der anti-revolationnairen, met dr A. Kuyper aan het hoofd, trekt zich terug, om aan de uiterste droite het roer in handen te geven zij vergenoegt zich, althans voorloopig, met de portefeuille van koloni'n, het terrein, waarop mr Keuchenius steeds het meest bescheiden in zijne eischen was geweest. Een uitnemende geschiktheid om voor zitter der kamer te zijn wordt mede door dr Kuyper ontdekt bij den heer Beelaerts, omtrent wien na het veldwinnen der doleerende be weging, van welke hij een openlijk tegenstander is gegronde twijfel bestond, of hij nog wel tot de anti-revolutionnaire partij gerekend mocht worden. En het program van het nieuwe kabinet ook dat is eerst recht bescheiden. Dit toont de heer Van Houten nader aan, en hij vraagt verder Wie had voorts gedacht, dat dr Kuyper's wenschen zoo beseheiden waren, dat dit bescheiden program hem ten volle zou be vredigen Het is een waar genot, den Standaard in de nieuwe gedaante van ministerieel lofrede naar te leeren kennen. Als het opgezweept chistenvolk, dat verandering verwacht, opmerkt, dat bij dit program alles bij het oude blijft, wijst dr Kuyper veelbeteekenend er op, dat de trein van staat toch op een andere rail is gekomen dan te voren. Als zijn volk toch eenige vrucht van de overwinning verwacht, wordt het verge leken bij een uitgeteerden hongerlijder, dien met de uiterste behoedzaamheid eene kleine dosis voedsel gereikt moet worden, en die boven alles niet «schrokken" mag. Men moet uit dergelijke polemiek wel opmaken, dat er nog onbescheiden schrokkige christenen zijn, die niet begrijpen kunnen, dat met de verandering van ministerie nog niet al hunne grieven zijn weggenomen, maar tot nog toe mag men alleen veronderstellen, dat er zoodanigen bestaantot dusver blijven ook zij bescheiden genoeg, om het publiek niet tot deelgenoot van hunne begeerigheid te maken. In noord en zuid vindt men in rlle bladen nog volmaakt hetzelfde gevoel van welbehagen uit gedrukt. Is het wonder, dat de liberale partij ook be scheiden wordt en zich er meê verkneukelt, dat de openbare school het wel houden zal en er van invoering van beschermende rechten geen sprake is Wie hare steeds zoo bedenkelijke neiging kent, om hare eischen tot een minimum te be perken, kon na een nederlaag die stemming bij de liberale partij verwachten. Zelfs de heer Domela Nieuwenhuis is door de bescheidenheids-ziekte aangetast. Hij erkent het zelfherhaaldelijk noemt hij zijnen eisch, in dit zittingjaar toch eene noodwet te maken tegen gedwongen winkelnering, «zeer bescheiden." Maar hoe bescheiden hij is, komt hem zei ven toch niet eens tot volle bewustheid. Hij opent een debat, doch niet over onze geheele rechtsorde, maar over een enkele industrie in eene beperkte landstreek. Terwijl de kamer allen tijd had om eens over het geheele arbeidsstelsel te debatteeren, sluit de man, die slechts «als socialist" wenschte gekozen te worden, het socialisme van het door hem ge opende debat uit. Jaj hij gaat nog verderhij vraagt slechts een kleinën wetgevenden maatregel, voor welken alleen plaats is in een raeï-socialis- tischen staat. Hij erkent zelf, dat in de door hem geschetste gebrekkige toestanden »nooit verbete ring is aan te brengen zoolang het bestaande eigendomsrecht wordt gehandhaafd, volgens de nog altijd vigeerende wetten", en hij dispenseert zijnerzijds den wetgever dus reeds a priori van de taak om wetten betreffende het arbeidscontract te maken zonder verbetering der wetten betreffende den eigendom. Toch wordt de heer Domela Nieuwenhuis in bescheidenheid nog overtroffen door den minister van financiën, den heer Godin de Beaufort) in zijne toelichting van de bankwet. Yolgens den heer Yan Houten, heeft deze mi nister, die de voordracht onveranderd weder der kamer aanbiedt, en zich om verschillende redenen onthoudt van beantwoording van het voorloopig verslag der vorige kamer, goed geredeneerd voor een makelaar, die de partijen bijeen moet brengen, maar daarbij den leekenplicht om de waardig heid der staatsmacht, die hij vertegenwoordigt, te handhaven, wat al te zeer op den achtergrond doen treden. De conservatieve partij alleen was niet be scheiden. Er is volstrekt geen conservatieve stroo ming in het land en toch neemt de uiterste droite van de anti-liberale partijen voor zich de voor naamste ministerieele portefeuilles en het praesi- dium der beide kamersBewaarheid is weder het Duitsche kreupelrijm Boscheidenheit ist eine Zier, Doch weiter kommt man ohne ihr Of die «schrokkigheid" echter niet op eene indigestie zal uitloopen, en het laatste restje van conservatieve kracht zal opteren, is eene vraag waarop een schrijver over onze staatkunde niet mag nalaten de aandacht te vestigen. De twee doctors Kuyper en Schaepman hebben ons niet verwend ten opzichte hunner bescheiden heid. Bij de verdeeling van den buit krijgen zij voorshands niets, maar een politiek man let minder op titels en waardigheden, dan op de werkelijke macht, die hij uitoefenen kan. Nu verdient het wel de aandacht, dat deze beide staatslieden een staat van zaken in het leven geroepen hebben, waarin zij hun invloed tot zijn maximum opvoeren. Inzonderheid zij hierbij in het oog gehouden, dat de leiders der droite wel ministers hebben mogen worden, maar hunne zetels in de kamer niet hebben mogen behouden. Zoodra de vraag opkwam of de vier ministers, die leden der kamer waren, het zouden blijven, besliste de Standaarddat hunne herkiezing onraadzaam was op grond, zoo het heette, dat het noodig was, de grootst mogelijke kracht in 's lands raadzaal uit te oefenen, en dat vier nieuwe leden die kracht zouden verhoogen. Ik neem aan, dat het vooral te doen was, om in het parlementair debat partij te kunnen trekken van de gaven van Schreinermacher, van Wassenaer, van Löben Seis en J. E. N. Schimmelpenninck v. d. Oije, hoewel ik geloof hun geen onrecht tc doen, als ik die vergrooting van kracht voornamelijk zie op het mili tair gebied, waarop de rechterzijde reeds goed verte genwoordigd is. Hoe dit zij, aan dr, Kuyper valt,buiten de versterking der parlementaire kracht met vier nieuwe strijders, al vast eene niet onbelangrijke winste in den schoot. Immers zal hij, zelfs zonder hulp van dr Schaepman bij wijze van spreken, elk oogenblik de conservatieve elementen in het ministerie in zijne macht heb ben en tot aftreden kunnen dwingen. Misschien kan mr Ruys van Beerenbroek als eventueel het ministerie valt na korten tijd weder in de kamer terugkomen maar Mackay en Godin de Beaufort verdwijnen van het staatstooneel voor zoodanigen tijd als dr. Kuyper goed vindt. Elke organisatie van eene droite is nu onmogelijk, zij moet mee gaan of heengaan en verliest heengaande alle kracht om zich tot een gesloten geheel te ver eenigen. Stel dat eerlang verschil ontstaat tus- schen de genoemde conservatieve ministers en dr Kuyper dan zoude dit drietal, aan samenwer king gewend geraakt, en door de waarneming der verschillende functiën op den voorgrond ge treden, in de kamer de kern kunnen worden eener toekomstige conservatieve partij, die de weifelenden in de kamer en de verspreide conservatieve krachten in het land tegen dr Kuyper kon vereenigen. Dr Kuyper zou dan het ministerie der droite kunnen omverwer pen maar niet vervangen, daar de droite sterk genoeg bleef om aan een ministerie van de gauche alle levensvatbaarheid te ontnemen. Dit is nu priori onmogelijk gemaakt en tenzij het land zich weder tot de liberalen wendt, moet de ge heele rechterzijde perinde ac cadaver de evolutiën van onze doctoren medemaken. Dë heer Yan "Houten wijst, evenals anderen dit reeds deden, erop hoe de heeren Lohman en Schaepman reeds hunnen wensch, om overwicht over de regeering uit te oefenen, openbaren in hun voorstel tot wijziging van het reglement van orde, ook door den Standaard met uitbundigen lof begroet. De behandeling van dit voorstel bij de kamer zal moeten leeren, welke de bedoeling is, en of de geheele anti-liberale meerderheid den weg der voorstellers wenscht te betreden. Het zou inder daad, als de zaak niet zoo ernstig ware, eene humoristische zijde hebben, wanneer de theoreti sche verdedigers van het koningschap bij Gods genade, de regeering in de practijk overleverden aan de genade van eene parlementaire commissie. Hopen wij, dat de oppositie, die zich in de afdee- lingen ook bij leden der meerderheid openbaarde) stand boude. Of Mackay c. s. moeten de leiders der meerderheid zijn en blijven, of, zoo anderen feitelijk boven hen staan, behooren zij aan dezen de leiding over te laten, door voor hen aan de ministerstafel plaats te maken. De regeering blijve in ons staatswezen het centraal orgaan bescheidenheid nope haar niet de dienares te worden van anderen, die hunnerzijds met de be scheiden positie van kamerlid of journalist tevre den zijn. Hetzelfde Juni-nommer van de Vragen des Tijds bevat nog een belangrijke beschouwing van den heer E. B. Kielstra over de Atjehoorlog en deliberate partij. Op grond van onderscheidene getuigenissen van bekende mannen van verschillende richtingen, o. a. de bekende verklaring van den heer Elout van Soeterwoude, komt de heer Kielstra tot de rofgüSde conclusiën, tegenover de 1 van het szondenregister der liberale coterie": De oorlog met Atjeh was niet onrechtvaardig, elke regeering die 's lands belang wilde beharti gen, moest hem in 1873 wel verklaren niemand heeft ons den oorlog «op den hals gehaald;" hij was het onvermijdelijk gevolg van de handelingen van Atjehwij hebben hem te wijten, niet aan eene Nederlandsche staatspartij, maar veeleer aan den strijd der staatkundige Arabische en Inlandsche partpen in Atjeh de kundigste en meest vertrouwbare mannen der rechterzijde, Elout van Soeterwoude en Van Nispen van Sevenaer, keurden de oorlogsverkla ring niet af de oorlog ware nooit een veroveringsoorlog geworden, wanneer de «liberalisten," die den oorlog verklaarden, aan het bewind gebleven waren het is alzoo niet hun schuld, indien de oorlog thans «honderden millioenen" heeft gekost onder dien grooten geldelijken druk heeft zich »hier te lande de burger" nog nooit een oogen blik gekromd ons koloniaal prestige is nog niet bedorven; maar al ware dit tot eene zekere hoogte het geval, dan zou dit niet te wijten zijn aan de liberale partij van 1873, maar veeleer aan de oppositie van dien tijd, die, regeering geworden, sedert 1875 aan het Indische leger een taak heeft opgedragen boven zijne krachten. De heer Kielstra hoopt met zijne beschouwing de juiste verhouding tusschen de liberale partij hier te lande en den oorlog in Atjeh eeniger- mate in het licht te hebben gesteld, en daar mede het zijne te hebben bijgedragen om te voorkomen, dat die oorlog een volgenden keer weder als machine de guerre tegen de liberale partij of enkelen barer woordvoerders misbruikt worde. Wacht u voor overdrijving, mag men de Stan daard wel toeroepen. De kleinste kleinigheid wordt aangegrepen om de ministers te verheerlijken. Dit bleek o. a. naar aanleiding van de houding der regeering tegenover prof. Donders. «Mackay heefc het" zoo riep het blad in extase uit »als minister dan ook begrepen, dat bij zulk een man de hulde paste ook van het gouvernement." De hulde van het gouvernement had, naar Het Vaderland opmerkt, moeilijk magerder kunnen zijn. De tegenwoordigheid van den minister van binnenh zaken bij de uitreiking der oorkonde en van zijn secretaris-generaal bij het diner, ziedaar alles. Doch overigens heeft de regeering zich geheel onbetuigd gelaten. Geen toespraak, geen blijk van waardeering, geen onderscheiding. Geheel anders de regeering van Italië!" Dezer dagen schreef de N. R. Ct. in eene be schouwing over de Nederlandsche bank in hare verhouding tegenover het octrooi o. a. de volgende zeer juiste regelen «Aandeelhouders zijn wel is waar, zoowel hier te lande als elders, doorgaans une gent moutonnière par excellence. Doch het kon toch eens zijn, dat zij het nieuwe octrooi weigerden te aanvaarden, wanneer men het hun al te bezwarend maakte. En wat dan De Standaard heeft onlangs reeds gewaarschuwd, dat de regeering tegenover de Bank zwak staatde regeering zelve herinnert er aan, dat de voorwaarden die men stellen wil voor de Bank slechts dan verbindend worden, wanneer zij de octrooi-verlenging daarop aan neemt, en in het tweede verslag wordt met zoovele woorden gezegd«Het geldt hier een bilateraal contract, te sluiten in den vorm eener wet. De wetgevende macht heeft wel den schijn de zaak oppermachtig te regelen, maar de Bank moet die regeling goedkeuren, of zij geldt niet". »Wij hebben bij onze vroegere beschouwingen over het nieuwe Bank octrooi herhaaldelijk dit gevaar aangewezen en van den beginnen af er op aangedrongen, dat men door matiging bij zijne eischen eenerzijds en inschikkelijkheid van den anderen kant een goed en deugdelijk accoord mogelijk maakte. Toen in 1884 in een bekende brochure tot de Bank het overmoedige woord gericht werd«Wij zullen u onze voorwaarden opleggen en dan zal het voor u zijn a prendre ou a laisser, hebben wij ons veroorloofd te waar schuwen, dat het wel eens onmogelijk kon blijken zich op dit standpunt te handhaven. Of de aan deelhouders in de toekomst even aanzienlijke uitdeelingen zullen genieten als onder het thans afloopende octrooi hun te beurt viel, kan ons onverschillig zijn. Trouwens, het is, meenen wij, reeds duidelijk genoeg gebleken, dat zij zeiven daarop niet meer rekenen en bereid zijn voortaan een goed deel van de te behalen winsten aan den staat over te laten. Maar in het algemeen belang is het niet onverschillig, of de Neder landsche Bank voortaan, gelijk tot nogioe, de leiding zal behouden van het handelskrediet in Nederland en als agent van 's rijks schat kist de trouwe en betrouwbare hulp zal blijven bij het beheer van 's lands gelden. Want naar onze welgevestigde overtuiging zou het roekeloos afbreken der thans bestaande betrekkingen groote moeielijkheden veroorzaken en een onberekenbaar nadeel zijn voor het publiek belang en voor den staat zeiven, veel meer nog dan voor de Bank". De voordracht, door het dagelijksch bestuur van het waterschap Schouwen Donderdag opgemaakt voor de betrekking van assistent waterbouwkun dige, om als volontair met 1 Juli e. k. in dienst te treden en in 1889 op te volgen den tegen- woordigen waterbouwkundigen ambtenaar van dat waterschap, bestaat uit de heeren H. A. W. van der Vegt en J. E. H. Bakhuis, beiden civiel ingenieurs te 's Gravenhage. Benoemd tot notaris binnen het arr. Arnhem, te Gendringen, A. L. Meyjes, candidaat-notaris te Bussem; tot notaris binnen het arr. Zutphen, te Twello, gemeente Yoorst, H. H. Everts, candidaat- notaris aldaartot notaris binnen het arr. Arn hem te Arnhem, C. E. J. M. van der Poel) candidaat-notaris aldaar. Bij het examen van surnumerair bij de registratie hebben naar men meldt, voldaan de heeren De Jong, Stoop, Dingemans, Smits, Yan 't Sandt, O verbosch, Doyer, Yan Heijninge Nanninga, Yan der Hurck, v. Voorthuysen, v. d. Scheer en Scheltema. Aan het Hbld. wordt van 't Loo geschreven: Het verblijf van het koninklijk gezin kenmerkt zich in de omgeving weer door de gewone be drijvigheid. De koningin en het prinsesje rijden dagelijks uit, en de koning neemt een aantal beschikkingen, die bewijzen dat Z. M. zich opge wekt en gezond gevoelt. Dit is dan ook inderdaad het geval. Het eenige, waarin de koning van zijn gewone doen en laten afwijkt, is het verkeer in de nog altijd onvrien delijke buitenlucht. Kort na zijne aankomst heeft de koning zich een paar maal in het park be wogen, doch daarbij is het gebleven. En nu moge Z. M. in het paleis wat meer een zittend leven leiden dan vroeger, hij wandelt toch door zijne vertrekken, van tijd tot tijd ook in de vestibule, en zijne werkzaamheid is in geen enkel opzicht verminderd. Zoowel alle staatszaken als bjjzondere aangelegenheden worden behandeld op de gewone uitvoerige en nauwgezette manier. In het park, achter het paleis, zijn de werk zaamheden in vollen gang. De kleine boerderij, meer algemeen bekend als het boerderijtje van

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1888 | | pagina 1