Onderwijs. Kerknieuws. Verspreide berichten. den ien Juli tot den 15en Sept. aan alle maat schappijen voor zang, fanfaren, harmonie en symfonie een muziekfeest wordt aangeboden. Meer dan 4000 franken worden als premiën uitgeloofd. Het bezoek aan Antwerpen wordt tijdens het festival nog veraangenaamd doordien van 15 Juli tot 15 Oct. een wereldtentoonstelling voor schoone kunsten wordt gehouden, de handel van Antwerpen ter viering van den 25en verjaar dag van den afkoop van den Scheldetol 14 Aug. een schitterend Venetiaansch feest inricht en de gemeentefeesten op 12, 13, 14, 15, 18 en 19 Augustus zijn bepaald. Bij het onderzoek in de afdeelingen der Tweede kamer van het wetsontwerp tot verlenging van den diensttijd voor de ingelijfden hij de militie te land der lichting van 1883 en voor de inge lijfden bij de zeemilitie der lichting van 1884, waren verscheidene leden van oordeel dat de omstandigheden, die deze wetsvoordracht zouden rechtvaardigen, niet aanwezig waren. Het kan niet ontkend worden, dat de politieke toestand weinig bevredigend is en de groote mo gendheden blijven voortgaan met hare bewape ning op alle mogelijke wijze te volmaken, maai de tegenwoordige toestand heeft reeds zoo gerui- men tijd geduurd, dat hij veeleer een gewone dan een buitengewone moet genoemd wor den. Een aantal der leden, die deze meening uitspraken, vreesde dat het bestaan van buiten gewone omstandigheden werd aangegrepen om op bedekte wijze zonder wijziging der militiewet tot eene voortdurende verlenging van diensttijd te geraken. Indien dit het geval mocht zijn dan meenden zij tegen een dergelijke strekking der wetsvoordracht te moeten protesteeren. Andere leden echter achtten de bestaande ver houding tusschen de groote mogendheden van zoodanigen aard, dat met reden van buitengewone omstandigheden kan gesproken worden en waren van meening, dat de regeering, wanneer de nood zakelijkheid daartoe niet bestond, deze wetsvoor" dracht niet zou hebben ingediend. Enkele leden beschouwden deze wet als een noodwet, geboren uit de dringende noodzakelijk heid om het leger tijdelijk te versterken, zoolang daarin niet op betere wijze is voorzien. Ofschoon zij verklaarden ditmaal hunne stem niet aan het regeeringsvoorstel te willen ont houden, oordeelden eenige leden het toch noodig te kennen te geven, dat ook zij weinig ingenomen waren met eene wijze van handelen, waarbij her haaldelijk de bij de wet vastgestelde gewone diensttijd der miliciens met een jaar verlengd werd door het aannemen van buitengewone om standigheden. Te meer bestond tegen deze han delwijze bezwaar, omdat, zoolang de persoonlijke dienstplicht niet is ingevoerd, de druk, daardoor op de bevolking gelegd, onbillijkerwijze alleen de minder gegoeden treft. Deze leden wenschten, en velen sloten zich bij dien wensch aan, dat de regeering toch geen tijd zoude doen verloren gaan, maar zoo spoedig mogelijk trachten eene doel treffende billijke regeling van den dienstplicht tot stand te brengen. In verband met dien wensch gaven sommigen hun teleurstelling te kennen over den inhoud dei- openingsrede. Men had toch mogen verwachten, dat de nieuwe regeering in haar openingswoord duidelijk had doen blijken van haar ernstig voor nemen om een reorganisatie onzer levende strijd krachten zoo spoedig mogelijk tot stand te brengen; dat zij had uitgesproken, welke de beginselen zijn, die haar daarbij zouden leiden, maar in stede daarvan wordt alleen de mededeeling gedaan, dat de wet, gevorderd bij de 2de alinea van art. 181 der grondwet, betreffende 's lands verdediging, zal worden voorbereid door eene staats-commissie. Met den meesten ernst meende men er dan ook bij de regeering op te moeten aandringen, dat zij zal doen wat in haar vermogen is om zoo spoedig mogelijk deze aangelegenheid tot eene bevredigende oplossing te brengen. De meening, dat de benoeming eener staats commissie tot vertraging aanleiding zoude moeten geven, werd door andere leden betwist. De instelling van zoodanige commissie ter voorbe reiding van de bedoelde wet werd door hen hoogst gewenscht en noodig geacht. De zaakkundigen (hier de militairen) mogen al juist weten, wat zij in deze willen, voorlichting der regeering door eene staatscommissie mocht, waar het geene uit sluitend militaire aangelegenheid maar de zaak van het gansche volk betreft, zeer wenschelijk geacht worden. Ofschoon zij dit laatste ten volle beaamden en zelfs den wensch uitdrukten dat de meerderheid der staatscommissie uit burgerleden zou bestaan, meenden eenige leden, dat bij de regeering de hoofdbeginselen der bedoelde wet reeds nu behoorden vast te staan en de instelling der commissie de zaak daarom slechts kon ver tragen. Wat hiervan ook zjj, men wenschte gaarne te vernemen of de staatscommissie een bepaald plan der regeering zal hebben uit te voeren dan wel of zij een geheel zelfstandig plan zal kunnen opmaken. Andere leden oordeelden, dat voor bijzonderen aandrang tot spoed bij de regeering geen vol doende reden bestaat. De meening werd uitgesproken, dat de regeering beter gedaan zoude hebben zich geheel van de buitengewone omstandigheden los te maken en een voorstel tot wijziging van art. 6 der militie- wet in te dienen. In verband daarmede werd de wensch geuit, dat de regeering aan de miliciens der lichtingen, op welke dit wetsvoorstel betrekking heeft, geene toezeggingen zouden doen, waardoor in het vol gende voorjaar de toepassing van een dergelijken maatregel op gronden van billijkheid zoude moeten achterwege blijven. Andere leden konden deze meening niet deelen zoolang de thans regeerende wet op de militie niet door eene andere was vervangen, moest men naar hun inzien niet afzonderlijk overgaan tot eene verlenging van den diensttijd zonder dat ook de verplichtingen, welke die langere dienst tijd medebrengt, in bijzonderheden worden over wogen. Tegen de voorstelling alsof deze voorgedragen wet geen moeilijkheden ten opzichte der plaats vervanging zoude geven, werd van verschillende zijden opgekomen. Men gaf toe, dat zij geene absolute verhindering behoefde te wezen, maar zij was toch wel degelijk eene belemmering voor zooverre het betreft de ingelijfden bij de militie op welke deze wet betrekking heeft. Eindelijk werd het vertrouwen uitgesproken, dat de regeering, wanneer deze wet mocht zijn aangenomen, de dienstplichtigen niet langer in dienst zoude houden dan door de omstandigheden dringend wordt gevorderd. Door den minister van koloniën zijn de heeren C. W. Hoogendoorn en L. Hazelhoff ge steld ter beschikking van den gouv.-generaal van Nederlandsch-lndië, om te worden benoemd tot onderwijzer der 3e klasse daar te lande. Te Tholen, waar men sedert 29 Juni '86 te ver geefs predikanten beroepen heeft, is nu door den kerkeraad besloten aan het classicaal bestuur machtiging te verzoeken geen beroep uit te bren gen alvorens de nieuwe predikantswoningen ge reed zullen zijn, waarvan de aanbesteding op 26 dezer plaats zal hebben. Beroepen naar Waarde de heer D. Meerburg, candidaat te Katwijk aan Zee. De doleerende gemeente te Amsterdam zal, naai de Standaard bericht, dit jaar nog in het bezit van drie kerken komen. Het café Krasnapolsky te Amsterdam keert over 1887 7 pet. uit. De winst over dat jaar bedroeg ƒ20.000 meer dan in 1886, Te Amersfoort waren Zaterdag twee mannen bezig de palen voor een afrastering te plaatsen in een weiland aan den Kruiskamp, toen de kop van den hamer, waarmede de een de palen in den grond dreef, van den steel schoot en met zooveel kracht op het hoofd van den ander terecht kwam, dat hij bewusteloos- nederstortte, en een paar dagen later is overleden. Het voornemen bestaat het station Moer dijk, dat na de opening van den spoorweg van Zwaluwe naar Dordrecht voor het doorgaand verkeer van geen waarde meer is, op te ruimen en er eene eenvoudige inrichting te maken voor het op dat station weinig beteekenend personen verkeer. Mede ten bescheid ook op vragen, nu pas weder gedaan, ontleent de Stand, 't volgende aan een schrijven uit Pretoria van 4 April 1888 »De Zuid-Afr. republiek deugt op het oogenblik nog niet voor allen. Timmerlieden, metselaars, ververs, zadelmakers kunnen werk vinden. Een zadelmaker verdient minstens 5, hoogstens 9 per dag, en kan na aftrek van logies van 30 tot 130 per maand overhouden. Boeren kun nen hier best terecht, als zij kapitaal hebben dan kunnen ze binnen eenige jaren schatrijk zijn. »De levenswijs is landelijkvroeg op, vroeg naar bed. 't Is er gezond. Bij 't behandelen van zaken wordt vaak Engelsch gesproken. Kleederen zijn uiterst goedkoop, alleen schoenen zijn duin en slecht. Wie voor zich zelf mettertijd wil be ginnen, doet het best zich voor alle materialen crediet in Nederland te verzekeren. Aan 't koo- pen van een huis is thans bij den grooten bloei en vooruitgang van Pretoria aldaar haast geen denken. Wie werken wil, kan zeer zeker voor uitkomen. »Het is goed vóór men naar Transvaal vertrekt, zich te vergewissen omtrent toestanden enz. want deze zijn veranderlijk. Brieven van aanbeveling zijn niet noodig wel bi-enge men zijne kerkelijke attestatie mêe. Voor de reis neme men zoo wei nig mogelijk kleeren, zooveel mogelijk contant geld mee, dat men hier te lande voor Engelsch verwisselt. Eene uitrusting mee te nemen is onnoodig." De Stand, gelooft, dat deze mededeelingen juist zijn, al zien ze meer uitsluitend op Pretoria, en voegt er bij, dat ook omtrent hen, die in den laatsten tijd vertrokken, de berichten alles be halve ongunstig luiden. Ook voor telegrafisten, onderwijzers e. a. is nog wel plaats. De Neder- landsche kolonie op Groot-Suikerboschkop ver keert in bloeienden toestand. Gedrukt bij D, G. Kröber Jr., te Middelburg.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1888 | | pagina 6