N°. 115. 131* Jaargang. 1888. W oensdag 16 Mei. Middelburg 15 Mei. Een belangrijke commentaar op de openingsrede. Pit 'blad verschijnt d a g e 1 ij k s, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels/1.50; iedere regel meer ƒ0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL, in. IIDDELBURGSGHE COURANT. Agenten te Vlissingen: P. G de Vey Mestdagh Zoon, te GoesA. A. W. Bolland, te Kruiningen: Fvan dm Peul, te Zierikzee: A. C. de Moou en te Tholen: W. A. van Nieltvenhuijzen. Verder -worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen; en nemen ook hei. algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmak te Rotterdam, en de firma B. van de® Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. (S l O t En wat valt er, volgens dr Schaepman, nu van deze rechterzijde in onze Tweede kamer, zooals hij en wij op onze beurt die schetsen, te verwachten Als wij aan zijn hand die vraag beantwoor den, dan is daarbij, gelijk men weet, volgens de Maasbode, tevens geopenbaard wat het ministerie-Mackay voornemens is te verrichten en komen wij dus van zelf op het belangrijkste, het essentieele gedeelte zijner rede. Dr Schaepman heeft een oogenblik van on vermengd genot gesmaakt, toen hij de openings rede hoordetoen heeft hij bij zich zelf gezegd: „de goede zaak heeft gezegevierd recht en vrijheid zijn aan het woord." Slechts enkelen zullen, naar wij meenen, over die openingsrede zoo in extase geraakt zijn en wij willen dan ook de opgewonden heid van onzen goeden doctor voor een deel toeschrijven aan zijne dichterlijke natuur. Wel was die rede buitengewoon en ongebruikelijk lang; maar juist door de massa woorden, die zij bevatte, viel het moeilijk de juiste bedoeling der regeering te raden. Trouwens, waartoe dienen ook anders zulke staatsstukken De heer Schaepman geeft er thans een commentaar op en wij zien daaruit dat hij even handig als de regeering de kwestie van 's land's verdediging écarteert. Dat struikel blok is ten minste van de baanen dit zal de hooggeroemde eenstemmigheid der rechter zijde niet komen verstoren. De staatscommis sie zal als kapstok dienst doen, waaraan de minister van oorlog zijn sympathie voor per soonlijken dienstplicht voorloopig zal kunnen ophangenen de afgevaardigde voor Wijk bij Duurstede juicht dat idee natuurlijk toe. Omtrent onze koloniale staatkunde sprak dr Schaepman eveneens zeer terloops. Over tal van vraagstukken op dat gebied kon hij geen oordeel uitspreken en hij zou daarom afwachten wat de regeering zal voorstellen. Eigenaardig is die verklaring zeker! Een lid der kamer, dat reeds jaren lang zitting heeft, moet ver zekeren over de voornaamste vraagstukken van politiek beleid nog geen oordeel te kunnen uitspreken; zal hij dit wel kunnen doen later wanneer de plannen ter tafel zijn gekomen? Wij gelooven dat dr Schaepman óf te bescheiden óf uiterst politiek voorzichtig wasen wij denken eerder aan het laatste dan aan het eerste. Eenige reserve tegenover een minister van koloniën als de heer Keuehenins is dan van die zijde wel gewenschthij toch vormt een der zonderlingste elementen in dit kabinet, over wiens doen en laten moeilijk nog iets te zeggen valt. Wat de financiële politiek betreft, daarover sprak de heer Schaepman iets meermaar bemoedigend is het niet, wat op dat gebied ons wacht. Hij bezigde daarbij eene aller zonderlingste stelling, nl. „sinds 40 jaar zijn alle nieuwe belastingplannen als ongedoopte kinderen ten grave gedaald; dit bewijst wij spatieeren dat de oude, bestaande be lastingen gemakkelijk te dragen zijn, terwijl de nieuwe wel aan de hoogste eischen der theorie kunnen voldoen, doch niet aan de levensgewoonten des volks beantwoorden." Zulk een redeneertrant hadden wij van een man als dr Schaepman niet verwacht, en het onlogische ervan ligt zoo voor de hand dat wij ons gerust ontslagen kunnen achten onze lezers daarop te wijzen. Het is alleen een gemakkelijk middel voor de rechterzijde om alle hervormingen op belastinggebied van zich af te schuiven; en gewenscht tevens, want dat in die 40 jaren een flinke hervorming zich liet wachten, is voor het grootste deel ook de schuld van hen, die thans de meerderheid in de kamer vormen. Het eenige wat wij van die zijde kunnen wachten is „zuinigheid doch niet zulk een die de wijsheid bedriegt". Een uitstekende ver klaring in eene politieke redevoeringmaai de toepassing, ziet men, daarop komt alles aan. De accijnzen op de eerste levensmiddelen wil dr Schaepman afschaffen. Ook goed geheel der liberalen meening; maar zonder een andere, eene betere regeling van ons belastingstelsel zal elke wijzigiDg geen doel treffenen elke bezuiniging, niet een schijn bare maar eene flinke, krachtige, ons in moeielijkheden brengen. Op al die punten liet dr Schaepman's betoog ons al even in het duister "als de openingsrede zelve. Meer licht verspreidde hij over het onderwijs vraagstuk. Met het tegenwoordige art. 192 der grondwet, het vroeger art. 194, kan er, vol gens de verklaringen daarvan door verschillende sprekers in de Tweede kamer bij de grond wetsherziening gegeven, reeds veel worden gedaan om de rechterzijde te believen. Eene nieuwe schoolwet is onnoodig normaallessen kan men ondersteunen, teneinde daardoor de opperheerschappij der kweekscholen te fnuiken. Aan de weelde van het onderwijzend personeel kan, niet in eens, voor goed, maar ten minste voor een begin een einde worden gemaakt. Schoolgeldheffing kan men tot wettelijke ver plichting maken. De noodlottige verbinding tusschen 's Rijks- en gemeentemiddelen, in het leven geroepen door art. 45 van de wet op het L. O. van 1878, kan losser worden ge maakt. De uitkeering van 30 ten honderd kan men onderwerpen aan de voorwaarde van schoolgeldheffing. Niets verbiedt het bijzonder onderwijs te steunen. Wenscht men dit niet door subsidiën, welnu, dan geschiedt het door restitutiën. De bijzondere armenschool kan worden bekostigd uit openbare kassen. Men ziethet voorbeeld van België prikkelt de tegenstanders van ons openbaar onderwijs. Om in eens een flinke verandering van de wet van 1878 voor te stellen, daartoe zijn zij te voorzichtig. De Eerste kamer is hun in deze een beletsel. Er is trouwens ook wel een an dere weg, die wel zoo zeker is, om het peil van het onderwijzend personeel te ver lagen; het onderwijs zelf door minder onder wijzers schade te doen, In plaats van het aan tal normaallessen te verminderen, treft men liever de kweekscholen, de hoofdbronnen waaruit het beste, het degelijkste onderwijzend personeel voortkomt. En men zal de zuinigheidstheorie toepassen door aan de bijzondere scholen restitutie te verleenen. Na deze commentaar op de onderwijspara- graaf in de openingsrede valt er niet aan te twijfelen of een moeilijke tijd breekt voor ons onderwijs aan, vooral omdat tegenover de meeste aangewezen maatregelen de liberalen zoo goed als machteloos staan. Zooveel mogelijk op hun hoede te wezen is hun plichtdr Schaepman heeft hen nog bijtijds gewaarschuwd. Over het kiesrecht kent men de gevoelens van dien spreker. Het tegenwoordige kies stelsel dient gehandhaafd te blijven het ver schafte dan ook eene gewenschte meerderheid, zoodat naar uitbreiding nu reeds door hem niet verlangd behoeft te worden. Ook onzer zijds wordt zulk eene uitbreiding niet gewenscht; onze tegenwoordige kiezers zijn nu nog niet voldoende op de hoogte van bun taakmaar al te spoedig zijn zij ter vervulling van hun plicht opgeroepen, en vergrooting van hun aantal geeft ons nog geen waarborg dat hun gehalte beter zal worden. Zoo wij eene ver andering wenschen dan is het deze dat elk kiezer persoonlijk duidelijk zijn biljet op het stembureau zou moeten invullen. Het slot der rede van den heer Schaepman was het schoonst, het welsprekendst. Daarin wees hij op de sociale kwestie en de noodza kelijkheid om ook in ons land de handen aan het jverk te slaan tot oplossing daarvan. Wij kunnen den lust niet weerstaan om daar van een en ander onder de oogen onzer lezers te brengen. De oplossing van het sociale vraagstuk is, volgens hem, niet meer een kwestie van lief dadigheid. Van die meening is dr Schaepman reeds lang teruggekomen. »De liefde vermag alles, waar het individuen, enkele personen betreft, maar waar het maat schappelijke vraagstukken geldt, niet. De liefde heeft een zueter, die geblinddoekt in de eene hand de onfeilbare schaal en in de andere hand het nooit missende zwaard houdt. Die zuster dei- liefde is de rechtvaardigheid. De liefde moet vergezeld worden door het recht. Het is niet genoeg de hongerigen te spijzen, de dorstigen te laven, de naakten te kleeden, de kran- ken te bezoeken, neen! het geldt hier de vraag ieder te geven wat hem toekomt. Dit werd over het hoofd gezien. Geen andere middelen schenen mogelijk dan medelijden en liefde om leniging van de ellende des volks te brengen tegen de overmacht van het kapitaal op den arbeid. Uit het kwaad werd het goed geboren. Het ware middel is] in het licht getreden. De heerschappij van het kapitaal heeft de arbeiders gedwongen tot vereeniging, tot strijdbare vereenigingen, die geweld met geweld willen keeren. Weigering van arbeid stelde men tegenover vermindering van loon. De overdreven onrechtvaardige vorde ring van recht, door de arbeiders geëischt, heeft doen zien, dat men niet met geweld die beweging moet onderdrukken maar het maatschappelijk beginsel moet doen gelden, om aan den arbeid in zijn geheel een steun te schenken, die niet vijandig tegenover het kapitaal staat. Men is teruggekomen tot die grootsche gedachte der middeleeuwen, die het grondbeginsel was der gilden, de kern van het volk. Wat' heteekenden de gilden? Zij gaan uit van de gedachte, dat er tusschen werkgevers en ar beiders bestaan gemeenschappelijke belangen. Zonder arbeiders, zonder hun hulp wordt geen kapitaal verkregen, het kwijnt, het sterft. De arbeider heeft er belang hij, dat het kapitaal leeft. Daardoor is hem een middel gegeven om zijn arbeid vruchtbaar te maken. Er moet eenerzijds niet gestreefd worden naar steeds hooger loon, anderzijds niet naar steeds hoogere rente. Er bestaat eenheid van rechten en plichten. Het kapitaal heeft rechten, ook de arbeid. Het kapitaal heeft plichten, ook de arbeid. De arbeider is verplicht de hem opgedra gen taak te volvoeren. De werkgever moet den arbeider behandelen als een mensch met men- schelijke waarde, en niet zijn loon regelen naai de ijzeren wet van vraag en aanbod." En wat moet volgens dr Schaepman de staat in dezen doen? Al is het moeilijk dat in korte woorden te zeggenhij wilde dit be proeven en deed dit in de volgende woorden Ten eerste behoort de overheid ten opzichte van den arbeider het gemeene recht te handhaven op zoodanige wijze, dat daardoor maatregelen worden getroffen dat het onmogelijk is roekeloos te spelen met menschelijke krachten, met het leven van den arbeider, dat de instandhouding van het - huisgezin, het recht van het kind ver zekerd zijn, dat de openbare zedelijkheid gehand haafd worde, dat de rust van den arbeider gewaarborgd zij. Ten tweede heeft de staat te bevorderen alles wat tot verzekering en het lot van den ouden dag van den arbeider dienen kan. Niet door giften en gaven. De staatsman, die thans met drie Victoria's kampt, maar nog altijd de victoria aan zijn zjjde heeft, heeft eens gezegd, dat men er altijd voor zorgen moet, dat de arbeider geen aalmoes ontvangt, maar liet bewustzijn behoudt, dat wat hij krijgt, hij rechtvaardig vorderen kan. Men moet op het stuk van arbeiders-verzekering niet te veel laten doen door den staat. Men moet trachten eigenaardige en vast bestaande verzeke ringen in de hand te werken. Komen zij in handen van den staat, dan worden zij te eeniger tijd het eigendom van de een of andere partij. Ten derde kan men wetten maken op den arbeid van vrouwen en kinderenop de inrich tingen der fabriekenook veel doen door steun te geven aan verzekeringskassen en ziekenbussen." Maar de spreker wees er nog op, hoe de enquête aan het licht heeft gebracht dat de Nederlandsche regeering niets wist van den toestand der arbeiderszij mist het is bij de werkstaking te Almelo opnieuw gebleken, de middelen om op de hoogte van den toestand der werklieden en met het volk in aanraking te komen. Er dient dus van haar zijde be vorderd te worden de oprichting van ver eenigingen van arbeiders en werkgevers, waar- i uit scheidsrechters kunnen voortkomen, die beider vertrouwen bezitten, maar die vooral de regeering kunnen voorlichten. Toen dr. Schaepman te Middelburg optrad sprak hij in denzelfden geesten bijna elk liberaal zal hem met sympathie op dat punt de hand reiken. Is het nu waar, dat dit tevens het program ma der rechterzijde is? Wij zouden het haast betwijfelen, al wenschen wij het gaarne, Door haar z ou dus zijn overgenomen, wat in de laatste jaren de eisch der liberalen is geweest, een eiseh, welks inwilliging door hare tegenstan ders werd belet. Die eer zou voor de liberalen te groot zijn. Dr. Schaepman schept zich, dunkt ons, op dat punt een fata-morganaeen schoonen droom. Maar reeds veel zou hij gedaan hebben, zoo hij het ministerie bewoog in die richting werk zaam te zijn. Het zou dan blijken dat aan de linkerzijde de steun zou gevonden worden, dien dr. Schaepman aan de rechterzijde denkt te vinden. Het kabinet zal dan in de gelegenheid zijn zich met hulp van de liberale partij een eerezuil op te richten bij een groot deel van het Nederlandsche volk. Om meer dan één reden wezen wij uitvoe rig, uitvoeriger zelfs dan eerst ons plan was, want de stof bleek ons te machtig, op de rede van den leider der katholieken. Van die redenen noemden wij er reeds enkele met een tweetal andere wenschen wij onze beschouwing te besluiten. In de eerste plaats versterkte de lezing van zijne redevoering ons in de meening, dat alleen een kwestie specifiek anti-liberaal is en blijft; zij is die van het onderwijs. Voor het overige bindt de beide bondgenooten niets. En zoo wij deze eenige, de kwestie bij uitnemendheid, uitzonderen, zou eigenlijk een man als dr Schaep man een plaats aan de linkerzijde kunnen bezetten en zelts tegen velen zijner partij ge- nooten positie moeten nemen; tenzij wat hij zegt slechts phrases zijn maar daarvoor klonk dit ons te positief. Wanneer straks aan de uitvoering van de plannen, door hem zoo schoon ons voorgespie geld, wordt begonnen, wie weet of dan toch onze wegen zich niet scheiden. Want dr Schaep man neemt eene eigenaardige positie in. Zoo dikwijls wij hem hoorden of iets van zijne hand lazen, kwam onwillekeurig doch steeds met meerderen aandrang de gedachte bij ons op: bij hem worstelt het Excelsior steeds met het eenvoudige; het verhevene met het alle- daagsche; zijn hart jaagt naar vrijheid en vrijzinnigheid en toch legt hij zich in menig opzicht aan banden. Dit laat zich om ver schillende redenen verklarenen doctor Schaep man is er niet minder om. Maar hij is en dit is onze tweede en laatste opmerking een man van talent, een man die de gave des woords in hooge mate bezit. Wie of wat hij daarmee dient, vindt in hem een onmiskenbaar grooten steun. Het tegenwoordig ministerie schijnt dit te begrijpen en zal hem aan zich hinden waken dat hij niet van dit kabinet vervreemdt. De heeren Mackay c. s. kunnen zijn medewerking niet missen maar daartegenover zal zijn invloed van groote kracht zijn en blijven. Nu reeds maakt zijn optreden te Rotterdam op ons denzelfden indruk als op het Handels blad, dat hem noemde een ministre orateur buiten bezwaar voor 's rijks schatkist. Terwijl de premier tot de kamer spreekt zal dr Schaepman als zijn pleitbezorger het woord richten tot het publiek, dat gretig naar hem luisteren zal. En men zal niet nalaten zijn woorden te verbreiden, waarvan het zoo moei lijk is, door den schoonen, wegsleependen vorm waarin zij zijn gegoten, de juiste beteekenis te doorgronden. Op dit alles in de eerste jaren bedacht te zijn is vooral zaak; er op wijzen wanneer de daden strijden met de woorden een eerste plicht van allen, die het wel meenen mot het welzjjo van ons land.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1888 | | pagina 1