1888.
De ojeiimsreJe ei ie pers.
N°. 106.
131* Jaargang.
Vrijdag
4 Mei.
BEKENDMAKINGEN.
MARKTWEZEN.
Middelburg 3 Mei.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën; 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50;
iedere regel meer ƒ0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
MIDDELRIJRGSCHE COURANT.
Agenten te Vlisaingen: P. G. de Yey Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: P. van dee. Peijl, te Zierikzee: A. C. de Moon en te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen.
Verder "worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen; en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmab, te Rotterdam, en de firma B. van dek
Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Datjbe Cie., John F. Jones, opvolger.
Wekelijksche markt.
De burgemeester en wethouders van Middelburg
maken bekend:
dat wegens den Hemelvaartsdag, invallende
Donderdag aen lOen Mei a. s., de gewone markt
dag zal worden gebonden Woensdag den9enMei
te voren.
Middelburg, den 3 Mei 1888.
De burgemeester en wethouders voornoemd
SCHORER.
De secretaris
A. DE VULDER VAN NOORDEN.
Volgens de Arrih. Crt hebben de nieuwe minis
ters zich de eerste dagen van bun ministerschap
ten nutte gemaakt, om de kunst te leeren van
iil veel woorden niets stelligs te zeggen, en blij
kens de openingsrede hebben zij met gevolg
gestudeerd. Bijna op elk terrein van gouverne-
menteele werkzaamheid worden mededeelingen
gedaan en toezeggingen gegeven, vervat in zeer
algemeene termen welke hunne beteekenis eerst
ontleenen aan bet politiek karakter van bet
kabinet, dat deze mededeelingen en toezeggingen
doet.
Maar deze openingsrede beeft, volgens genoemd
blad, evenals elke zaak, twee kandvatsels, en
bet gelooft wel dat de regeering, ook al mag zij
op het oogenblik vast besloten zijn 's lands be
stuur aan bet anti-liberaal bandvatsel aan te
vatten, in de practijk zich daar spoedig aan
branden zal, en dus gedwongen zal zijn gebruik
te maken van eene andere uitlegging, welke
bare woorden toelaten.
De verzekering dat de regeering hij de regeling
der onderwijskwestie «rekening zal houden met
het Christelijk bewustzijn van het Nederlandscbe
volk" houdt de Arnh. Crt slechts voor eene phra
se neemt men baar in den letterlijken zin op,
dan zou bij de regeering bet plan tot verehris-
telijking van bet openbaar onderwijs, met op
richting van paria-scholen daarnevens, bestaan.
Deze toeleg kan niet anders dan in de hoogste
mate onvruchtbaar wezen, of het «vrije" onder
wijs zou nog meer belemmerd worden dan 'tnu
heet te zijn. En van den anderen kant is dit
verder vrijmaken van de «vrije" school, met in
standhouding van het openbaar onderwijs, al
weder niets dan eene phrase, tenzij die verdere
vrijmaking ten koste van bet onderwijsgehalte
geschiedt.
«Dit een en ander maakt, zegt het blad ten
slotte, dat wij ons verder bij deze openingsrede
eenvoudig zullen nederleggen, en op bet nieuwe
ministerie bet «wacht op onze daden" toepassen,
dat kenwoord van den ouden tijd, achter welks
kortheid een groote rijkdom van plannen lag.
Alleen willen wij ons terstond sterk teleurgesteld
erkennen over hetgeen in het regeeringsprogram
gezegd wordt over de regeling der defensie. Het
gewone middel der verlegenheid wordt daar toe
gezegd een staatscommissie Alsof 't hier eene
nieuwe zaak gold, waarover de meening der des
kundigen nog niet gevestigd is. Het klinkt uiter
mate vreemd, dat dezelfde regeering, die den
indruk maakt alsof de oplossing der onderwijs-
quaestie geen geheimen noch bezwaren voor haar
hteft, die de magere resultaten der enquête vol
doende keurt om er eene wetgeving op den arbeid
op te grondvesten, den schijn aanneemt van de
sedert jaren bij monde en bij geschrifte behan
delde quaestie van de regeling der levende strijd
krachten niet te kennen, en daarover de voor
lichting verlangt van eene staatscommissie.
Hier is öf erkenning van gemis aan overeen
stemming, öf zucht om zich achter anderen te
verschuilen. Voor beide onderstellingen geeft
onze jongste politieke geschiedenis grond."
Op de Amsterdammer, Dagblad voor Nederland
maakt de rede een goeden indruk.
Zij belooft, in bedachtzame termen, een wijzi
ging der schoolwet. Belemmeringen, die aan de
ontwikkeling van het vrije onderwijs in den weg
staan wil men wegnemen, »zooveel mogelijk", en
zonder te vergeten dat het «openbaar onderwijs
een voorwerp van de aanhoudende zorg" der re
geering is.
Zeker, op welke wijs die belemmeringen zullen
worden weggenomen, zegt de regeering niet. De
hoofdzaak in deze wordt ons niet geopenbaard,
doch uit den toon, waardoor zich de rede onder
scheidt, mag men afleiden, dat wij de kerkelijken
niet zullen zien handelen, als meenden zij, in
enkele weken of maanden, het openbaar onder
wijs onder den voet te moeten halen.
«Zooveel is zeker, zegt het blad veront
rustend is de troonrede niet, terwijl zij overigens
zulk een reeks van beloften bevat, dat niemand
zal kunnen beweren, dat bet der nieuwe regeering
aan goede plannen ontbreekt. Evenmin als
een omverwerping van bet openbaar onderwijs
heeft men, naar de woorden der troonrede, voor
een onbesuisd verlaten van den weg van den
vrijen handel zich bezorgd te maken. De tariefs
herziening zal meer een fiscale dan een econo
mische maatregel zijn, terwijl bezuinigingen
een zaak in de liberale troonreden al te zeer
geschuwd thans worden genoemd als een der
middelen om aan zwaarderen belastingdruk te
ontkomen".
«Natuurlijk, zoowel de geest waarin bet nieuwe
ministerie zal arbeiden als zijn werklust en werk
kracht kunnen teleurstelling baren, maar men
moet erkennendat de troonredein beteren
vorm dan men gewoon is, ook meer zakelijks
bevat dan een reeks van liberale kabinetten den
volke beeft aangeboden. Dat bet nieuwe minis
terie voor 't minst op dit oogenblik gevoelt,
welke verplichtingen op een kabinet rusten, dat
een nieuw tijdvak van politiek leven moet openen,
zal wel niemand loochenen".
Het minst bevredigend vindt de Amsterdam
mer de woorden betreffende bet ontwerp tot ver
lenging van bet bankoctrooi.
Deze eerste daad van practische politiek van
den minister van financiën stemt niet tot groote
gerustheid.
Eenstemmig daarmee in menig opzicht, ook op
bet punt van het bankoctrooi, luidt bet oordeel
van de Standaard.
Nu, beide bladen zijn bet wel meer eens.
Het anti-revolutionnaire blad zegt: «Taal en
stjjl van de troonrede verrassen u ook ditmaal
niet op een proeve van malsch en geurig Hol-
landscb proza, maar de rijke inhoud biedt veel
dat goede hope geeft."
Voor de meeste paragrafen beeft de Standaard
slechts lof. «Grooten ommekeer van zaken be
doelt de regeering aanvankelijk niet. Ze ziet in,
dat te forsche maatregelen allicht een reactie in
bet leven zouden roepen. En met wijzen tact
schrijdt ze daarom voorzichtelijk voort, om met
een festina lente ver te komen. Ook bier geldt
betqui va piano va lontano
Het voorzichtigst vindt het blad de paragraaf
over financiën.
«Te veel belooft deze paragraaf nietze schil
dert den toestand noch te donker, noch te roos
kleurig; maar geeft toch te verstaan, dat al te
optimistische verwachtingen op tempering dienen
bedacht te zijn."
Koloniën neemt voor het eerst na lange jaren
weer een plaats met eere op het ministerieel
program in.
Ten slotte merkt de Standaard op, dat deze
eerste troonrede van het eerste niet-liberale kabinet
zich kenmerkt door een breken met de conven-
tioneele phrase.
«De holle klanken hebben afgedaan, en men
komt om zaken te doen."
Het is te hopen
Aan dat practisch streven is, meent dit blad,
bet toe te schrijven dat weggelaten wierd de
vaste formule van de betrekkingen met de bui-
tenlandsche mogendhedenweggelaten de meê-
deeling van allerlei ramp en ongevalweggelaten
de beschrijving van allerlei toestand weggelaten
ook de bolle klanken over de land- en zeemacht.
Wij meenen dat dit anti-revolutionnaire orgaan
de plank misslaat. Wat uit een koninklijke
mond past, zou bij monde van eene commissie
een zonderlingen indruk maken, en niet passend
zijn. De loftuitingen op leger en vloot bleven,
gelooven wij, daarom weg.
Volgens bet Utrechtsch Dagblad hebben wij in
de laatste jaren menige troonrede gehad, die geen
groote belofte deed, maar hoe weinig ook, zij
bevatte toch altijd nog meer dan die van Dinsdag.
«Wanneer de vrijzinnigen door een meerderheid
in de Tweede kamer in de gelegenheid gesteld
waren geweest een ministerie te vormen, zouden
zij zich zeker hebben geschaamd, in een zoo
belangrijk tijdstip van ons staatkundig leven met
zoo weinig zeggende phrasen voor den dag te
komen. Met het geweer op schouder, de spade in
de hand, den werkman beschermende en verbef-
lende, leerplicht in het vooruitzicht stellende, de
belastingen billijk verdeelende, de herziening der
wetboeken voortzettende, Indië ontwikkelende
door bevordering van ondernemingsgeest, de
marine verbeterende, den weerplicht regelende,
de verfegenwoordiging buitenslands vooral op
handelsgebied uitbreidende, aldus zouden zij
voor de kamer gekomen zijn en bewijs gegeven
hebben nog idealen op staatkundig gebied te
bezitter, naar wier verwezenlijking men behoort
te streven."
Geven de meeste paragrafen weinig te vernemen
omtrent de plannen der regeering op het gebied
van 's lands verdediging, bevat de openingsrede
de duidelijke aanwijzing, dat tot de voorbereiding
van de oplossing dezer kwestie eene staatscom
missie benoemd zal worden. Een zoo belangrijk
en zoo dringend onderwerp aldus op de lange
baan te schuiven is, zegt het Utr. blad, zeker
wel let meest afkeurenswaardige, en dat alleen
omdai de rechterzijde op dit gebied zoo verdeeld
mogelijk is.
Ten slotte schrijft bet blad
«De paragraaf omtrent het koloniaal beleid is
de eenige, die wat belooft. Zij is blijkbaar door
iemand geschreven, die op koloniaal gebied iets
meer kan geven dan scboone phrasesde beer
Keuehenius is dan ook in dezen de vrijzinnige
beginselen toegedaan. In verband met de hoog
gestemde grieven, die de tegenwoordige minister
als kamerlid steeds ontwikkelde, bad men evenwel
meer nieuwe gezichtspunten kunnen verwachten.
Overigens is de troonrede bet werk van een
ministerie, althans voor zooverre zijn streven uit
dit stuk blijkt, dat met phrasen de meerderheid
der kiezers wil tevreden stellen, maar overigens
meer wenscht te administreeren dan te regeeren.11
De toespraak, waarmee gisteren de voorzitter
der Eerste kamer, mr W. A. A. J. baron Sohimmel-
penninck v. d. Oye bet presidium aanvaardde,
luidde in baar geheel als volgt:
«Mijne heeren
Door 'sKonings welbehagen geroepen tot bet
voorzitterschap dezer vergadering gedurende de
tegenwoordige zitting, schroom ik deze plaats in
te nemen van mijn ambtsvoorganger, die in zoo
hooge mate achting, vriendschap en medewerking,
gedurende een achttal jaren, mocht ondervinden.
Doch tevens vat ik mijn taak op in bet vertrou
wen, niet gegrond op bet bewustzijn van eigen
verdiensten, maar op de hooggewaardeerde wel
willendheid en vriendschappelijke bejegening uwer
zijds, gedurende mijn lidmaatschap dezer kamer
ondervonden. Ik hoop dat vroegere ambtgenooten
daarin zullen blijven volharden en dat nieuwe
ambtgenooten ziob daarbij zullen willen aansluiten.
Slechts dan kan ik den steun vinden, die onmis
baar is om mijn plicht naar eiscb te vervullen.
Mogen onze werkzaamheden, onder boogeren
zegen, strekken tot bevordering van de welbegre
pen, ons allen evenzeer ter harte gaande belangen
van bet vaderland.
Ik verklaar bet voorzitterschap van de Eerste
kamer der staten-generaal te aanvaarden."
Volgens den vastgestelden rooster zal jkr. mr.
W. Six in 1893 en de beer mr. J. Moolenburgh
in 1896 aftreden.
Aan een commissie van vijf leden wordt opge
dragen de samenstelling van een ontwerp-regle-
ment van orde. Tot leden worden benoemd de
heeren Van Eysinga, Fransen van de Putte, Smitz,
Van Naamen van Eemnes en Van Roijen.
De regeering beeft ingediend een wetsontwerp
tot eenjarige verlenging van den militiediensttijd
van de miliciens te land lichting 1883 en van
de zeemiliciens lichting 1884, geheel gelijkluidend
aan bet in de vorige zitting onafgedaan gebleven
ontwerp. Ter bespoediging beantwoordt zij tevens
de opmerkingen, toen in bet verslag der afdeelin-
gen gemaakt. Uit het feit der indiening door
de vorige regeering blijkt, dat zij den algemee-
nen politieken toestand niet gunstiger oordeelde
dan verleden jaar, waaruit zich gereedelijk laat
verklaren dat zij den koning geen voorstel deed
om gebruik te maken van de bevoegdheid om
binnen het jaar ontslag te verleenen aan de mi
liciens, wier diensttijd ten vorigen jare was ver
lengd. Wijziging van het le lid van art. 6 der
militiewet in plaats van den thans gevolgden
weg zou medebrengen wijziging van een aantal
andere artikelen dier wet, wat met bet oog op de
aanstaande wettelijke regeling van den dienst-
plicht bij velen bezwaar, zou hebben uitgelokt.
Tegenover het bezwaar dat de verlenging van
diensttijd de lasten verhoogt, omdat de plaats
vervangers veel hoogere sommen eiscb en, wijst
de reg. erop, dat die verlenging op de prijzen
van plaatsvervanging geen invloed behoeft te
hebben vermits de ingelijfden wier diensttijd werd
verlengd beschikbaar komen voor de lichting van
1888. Verlichting van den schutterlijken dienst
tegenover la ageren militiedienst volgt van zelf,
omdat de miliciens, wier diensttijd een jaar is
verlengd, bij inlijving bij de schutterijen een jaar
korter dienen.
Naar aanleiding van de mededeeling in het
Vaderland, dat de tribune voor de pers gisteren
bij de opening der zitting afgesloten was, deelt
men aan de N. R. Ct mede
De adjunct-commies, chef van den huishoude-
lijken dienst van de Tweede kamer, had daaraan
niet de minste schuld. Hij handelde volgens een
hem verstrekten last, die reeds van 1848 af elk
jaar bij de opening der zitting geldt. Voor deze
gelegenheid worden namelijk vanwege de kamer
speciale kaarten voor plaatsen op de journalisten-
tribune uitgereikt, doorgaans aan dames. Wie niet
in bet bezit is van dergel jjk toegangsbewijs, beeft geen
recht tot de tribune te worden toegelaten, ook
al behoort hij tot de pers, voor wie deze tribune
bestemd is.
In de Vragen des Tijds van April herinnert de
inspecteur van het middelbaar onderwijs, dr W.
B. J. van Eyk, in een opstel, getiteld Na 25
jaren dat de wet op het middelbaar onderwijs
den 2 Mei 25 jaar oud is, en geeft bij een overzicht
van hare werking en wenken omtrent de herzie
ning. Uit een daarbij gevoegde tabel blijkt, dat
de 62 openbare en bijzondere hoogere burger
scholen, die thans voor jongens bestaan, in den
cursus 188687 te zamen 5053 leerlingen en 366
toehoorders telden, tegen 1418 en 215 in 186566.
De schrijver van bet Kameroverzicht in de
N. R. Ct. meent dat het voor statistici misschien
nut kan hebben te weten dat in de Eerste kamer
5 liberalen en in de Tweede kamer 18 liberalen,
8 anti-revolntionnairen en 1 sociaal-democraat aan
de belofte boven den eed de voorkeur gaven, en
daar bet niet is aan te nemen dat allen tot de
Doopsgezinde gemeente behoorden, blijkt dus dat
naar veler oordeel de belofte van getrouwheid
aan de grondwet even groote waarde heeft als de
bevestiging van die verklaring door eenen eed
In een tweetal bladen lazen wij een uittreksel,
in een daarvan zelfs een zeer uitvoerig, van bet
programma der in Juni te Goes te houden alge
meene vergadering met tentoonstelling van de
Maatschappij ter bevordering van landbouw en veeteelt
in Zeeland.
Wij weten niet of dit geschiedde met voorken
nis van bet hoofdbestuur, maar wel weten wij
dat vroeger steeds de gewoonte was dat programma
aan alle bladen tegelijk te zenden. Wellicht was
er reden om ditmaal van dien algemeenen regel
af te wijken.
De concertzaal te Middelburg was Woensdag
avond vol. Een tweehonderd vijftig personen,
onder wie vele dames en waarvan Vlissingen een
niet onaanzienlijk contingent geleverd had, waren
opgekomen om den beer Willem van Zuylen, den
bekenden tooneelspeler, te hooren.
Na al betgeen over diens voordrachten is
geschreven valt bet moeilijk daarover iets nieuws
te zeggen. Toch mogen wij daarover niet zwijgen.
Wij twijfelen niet of bet publiek ging uiterst
voldaan huiswaarts. De losse, geestige wijze van
voordragen van den beer Van Zuylen nam dadelijk
inen na Ken eerste liefde vooral werd bij storm
achtig toegejuicht.
Zoo hield bij zijn publiek met korte tusschen-
pauzen twee uur alleraangenaamst bezigen toen
na MultatuWs Rammelslag de hartelijke toejuichin
gen aanhielden, was hij, op verzoek van den
voorzitter der afdeeling Middelburg van bet
Nederlandsch tooneelverbond, waaraan dit optreden
van den beer Van Zuylen was te danken, zoo
beleefd nog toe te geven Een vers dat als een
nachtkaars uitgaat van Laurillard.
Die voordachten aan een critiek te onderwerpen
heeft zijne eigenaardige bezwaren, omdat zij zoo
geheel en al afliangen van persoonlijke opvat
tingen en wij staan voor een man van talent
die zicbzelven tot in de kleinste bijzonderheden
rekenschap weet te geven van betgeen hjj in
deze doet.
Toch meenen wij een enkele opmerking niet
te mogen achterwege liouden.
Wij bewonderden Van Zuylen's radheid van
tong, maar was bij niet nu en dan wat al te
vlug in 't spreken en daardoor minder goed ver