N°. 61. 131e Jaargang. 1888. Maandag 12 Maart. V A. N DB FEUILLETON. TWEE NOYELLEN. Verspreide berichten. Burgerlijke stand, Middelburg 10 Maart. Van HANS HOFFMANN. BIJVOEGSEL HlhDELRl lUiSCIIR COURANT. 1/6 Uit Goes schrijft men ons Omtrent het hericht uit Nieuwdorp (gemeente 's Heer Arendskerke) dat aldaar kiezers voor een kwartje zoude zijn omgekocht om op jhr De Sa- vornin Lohman te stemmen men zie berichten in de courant zelve kan het volgende gemeld worden: Daar de afstand van Nieuwdorp naar 's Heer Arendskerke ruim anderhalf uur is, waren er uit den arbeidersstand personen, die het eind loopens ontzagen, om te gaan stemmen, wijl zij dan we gens verlet schade hadden. Om nu eenigszins aan dat bezwaar te gemoet te komen heeft men hun een kwartje vergoeding gegeven, wat op hetzelfde neerkomt als dat men een kiezer een rijtuig aanbiedt. Bevorderd zijn tot schout-bij-nacht de kapitein tér zee P. Ten Boschtot kapitein ter zee, de kapitein-luitenant ter zee G. J. Buyskestot ka pitein-luitenant ter zee, de luitenant ter zee der lste klasse J. J. Stooker; tot luitenant ter zee der lste klasse, de luitenant ter zee der 2de klasse F. M. van Gelsdorp. Verder is de schout-bij-nacht W. F. Cramer, onder eervolle ontheffing uit zijne tegenwoordige betrekking van directeur en commandant dei- marine te Hellevoetsluis, belast met de waarne ming der betrekking van directeur en comman dant der marine te Amsterdamen de waarne ming der betrekking van directeur en commandant der marine te Hellevoetsluis opgedragen aan den Schout-bij-nacht J. P. van Rossum. Benoemd tot ontvanger der directe belastingen en accijnzen: te Gemert c. a. jhr J. W. E. Von Schmidt auf Altenstadt, ontvanger te Echt c. a. te Doetinchem c. a. H. J. J. A. Lulofs, ontvanger te Bidderkerk c. a.te Loppersum c. a. P. de Haan, ontvanger te Grootegast c. a.teVelpc. a. G. J. A. Umbgrove, ontvanger derzelfde middelen te Hees c. a. De kapt. Q. W. F. de Flines, van het 6e regiment infanterie, is op pensioen gesteld en het bedrag van het pensioen bepaald op 1560 's jaars. Nog zijn benoemdbij het wapen der inf., tot le-luit., de 2e-luit. A. Sieburg, van het wapen, gedetacheerd bij het leger in N.-I.bij het le reg., tot le-luit, de 2e-luit, L. E. Hin- richs, van het korps; bij het 6e reg., tot kapt., de le luit. A. van Hille, van het algemeen depot van discipline, en W. F. K. Klercq, van het in structie-bataljon, alsmede de le-luit.-adj. J. G. H. Hardenberg, van het korps; bij het 7e reg., tot kapt., de le-luit. jhr A. L. F. Th. van der Wijck, van het reg. grenadiers en jagers; tot le-luit., de 2e-luit. J. C. H. Verschoor, van het korps; bij het 8e reg., tot kapt., de le-luit.-adj. J. P. van Vlierden, van het korps, gedetacheerd bij het Uit het Duitsch. De zondvloed. En wat was het een eigenaardig gevoel om het weiland met zijn gras in het heldere water vlak onder zich te zien en er toch zoo veilig overheen te glijden, alsof het diep op den bodem der zee lag. Er zwommen ook visschen tusschen de grashalmen door, angstig, rusteloos, als ver doolde wandelaars in een onbekend bosch. En als wij dan onverhoeds weer op de rivier zelf kwa men dan was dat iets nieuws en merkwaardigs om in die zwarte leegte onder ons te staren, en te weten dat hier tien zulke notendoppen als de onze gemakkelijk hoven elkaar konden verzinken. Maar het allerschoonste bleef toch altijd dat wij naar alle kanten vrij om ons heen konden zien en nergens een grens ontwaarden, als hoog stens een paar eilandjes, die als verloren op den vloed dreven en waarvan het grootste, dat toch nog zoo onbeduidend scheen, ons stadje zelf was. En midden op die grijze, eindelooze zee dob berden wij alleen als verdoolden in de woestijn. Er waren oogenblikken, waarin de vrees dreigde ons te overmeesteren en waarbij ons geweten begon te knagen. Maar een onweerstaanbare koloniaal werfdepot,' en zulks met bepaling, dat hij ook in zijnen nieuwen rang als adj. bij ge noemd depot zal blijven gedetacheerdbij het instructie-bataljon, tot le-luit., de 2e-luit. jhr A; Fi van Spengler, van het korps. De luit. t./z. le kl. J. J. Kraakman en jhr J. C. L. von Schmidt auf Altenstadt worden met den len April a. tijdelijk geplaatst als le officier respectievelijk aan boord van Zr. Ms. opleidings schepen Admiraal van Wassenaer en Anna Pauloiuw, terwijl de officier van gezondheid der 2e kl. hij de zeemacht S. A. van Leer met dien datum wordt geplaatst in de rol van Zr. Ms. oplei dingsschip Anna Paulowna en gedetacheerd aan boord van Zr. Ms. instructiebrik Castor. De luit. t/z. 2e kl. D. J. van den Honert en T. A. F. de Bruine, uit Oost-Indië in. Nederland teruggekeerd, zijn op non-activiteit gesteld. De benoemde officier van gezondheid 2e kl. hij de zeemacht E. J. Borgesius wordt met 1 April a. geplaatst aan boord Zr. Ms. wachtschip te Hellevoetsluis, om tevens dienst te doen in de maritieme ziekeninrichting aldaar. 's Konings adjudant in buitengewonen dienst, de vice-admiraal jhr M. W. van Rensselaar Bowier, is eervol ontheven van de waarneming der be trekking van directeur en commandant der marine te Amsterdam, onder dankbetuiging voor de daarin door hem bewezen dienstendien vlagof ficier is, ter zake van langdurigen dienst, eveneens onder dankbetuiging voor de vele, gewichtige en langdurige aan den lande bewezen diensten, toegekend een pensioen van 3000 en eene ver hooging van 1200. De opper-ceremoniemeester maakt bekend, dat, ingevolge de hevelen des konings, het hof voor den tijd van vier weken, ingaande heden, den rouw heeft aangenomen, te weten twee weken middelbaren, en twee weken lichten rouw, wegens het overlijden van zijne majesteit den keizer van Duitschland, koning van Pruisen. De Staatscourant van 10 Maart bevat eene resolutie van den minister van financien, waarbij krachtens het koninklijk besluit van 22 Jan. 1841 wordt ingetrokken de bij beschikkingen van den provincialen inspecteur der directe belastingen enz. te Botterdam dd. 12 Maart 1866 en van den provincialen inspecteur dier middelen te Amster dam dd. 11 October en 15 December 1871, aan de convooiloopers H. F. L. van der Loo en W. A. Berten te Rotterdam verleende admissiën om aangiften voor anderen te doon, wegens opzette lijke verkorting van 's rijks rechten bij uitvoer van goederen. In deze dagen, waarin zoo geklaagd wordt over stilstand of achteruitgang van zaken, ver dient zeker wel als een opmerkelijk en voor de kracht dreef ons al verder en verder naar huiten; het was de baai, die ons heimelijk aantrok. Zoo bereikten wij eindeljjk het uiterste, laatste eiland, waarop de vuurtoren en het wachthuis en de hooge elzen stonden. Toen wij erop aan zeilden, merkten wij dat de vuurtoren en de hoornen onmiddellijk uit het water opschoten, als monster-paddestoelen en dat de steenen trap voor het huis recht in het water uitliep. Uit het huis klonken zonderlinge gelui den, als snelle commando's; het was de welbe kende stem van den vuurtorenwachter August Ruhnke. »Stiemer Ahoi! Bakboord! Meer bakboord, hoor je niet of je krijgt geen houtAltijd nog meer bakboordWest zuidwest ten westen Fokkezeil brassen! Drommels, dat ging bij het kantje langs! Eén streek stuurboord! Nu meer zeilen hijTroolijk jongens en nu nog een grog, maar stijf als de bries van daag en dan twaalf knoopen in het uur Wij keken elkaar verbaasd aan, maakten echter toch de boot aan de trap vast en stapten uit. Toen we de deur open deden, zagen we Ruhnke aan het open venster staan, zijne bevelen over het water uitdeelendehij zag ons niet. Zijne vrouw, een schoonheid in haar soort, kwam naar ons toe en zei gelaten »He het al 'n beeten veel van dat tuug hat," hierbjj wees zij op een kruik heet water en een rumflesch »en nu ziet he al dat vele water, en betrokken personen verblijdend verschijnsel ver meld te worden het SOjarig bestaan (op heden) van de meubelmakers- en kauierhehangers firma wed. Doesburg en zoon alhier en tevens dat op dat tijdstip P. J. F. Kouion, gedurende al dien tijd, eerst onder den stichter (den heer C. W. Does burg), later onder diens weduwe en nu nog onder diens zoon, onafgebroken met toewijding en trouw in die zaak werkzaam was. Bij eene verpachting van bouw- en weiland, Donderdag te Hoedekenskerke gehouden, is het bouwland nog verpacht tegen de hooge pachtsom van f 30 tot 44 's jaars per 39 A. 24 c. A. De hoofdoorzaak van die hooge prijzen moet gezocht worden in het gebrek aan werk bij de arbeiders. Zij willen en waarlijk niet zonder reden, zelf grond hebben, teneinde arbeid te vin den en pacht men tegen hooge sommen, men hoopt dat noeste vlijt en een weinigje geluk wel zullen helpen de pacht er uit te halen en nog wat over te houden. In elk geval is 't ontegen zeggelijk waardat een arbeider veel hooger pacht kan betalen dan een gevestigd landbouwer. -T- Den 25 Maart a. wordt het bulppostkan- toor te Nieuwvliet voor den dienst der rijks postspaarbank opengesteld. Over de laatste oogenblikken van den Duit- schen keizer vonden wij in de Berlijnsche bladen het volgende. Donderdag avond om tien uur was de toestand weder iets gunstiger, zoodat de genees- heeren nog eenige hoop koesterden. Tegen den morgen kwam de geheele koninklijke familie naar het paleis, eveneens Bismarck en Moltke, want na vier uur waren de krachten meer en meer afgenomen en werd het ademhalen moeilijker. Af en toe sprak de keizer enkele woorden. Zijn dochter richtte eenige vragen tot hem, maar hij gaf geen duidelijk antwoord meer. De keizerin zat gedurende al dien tijd op een stoel naast het ziekbed de hand van den stervende in de hare houdend. Nog een diepe ademhaling en het was gedaan, 's Morgens om 7 uur hadden de geneesheeren het bulletin uitgegeven, gisteren door ons medegedeeld dat n 1.de keizer op dat oogenblik zeer zwak was. Alle familieleden knielden aan het doodbed neer en namen een laatste afscheid. In den Reichsan zeiger wordt gemeld dat de keizer om half negen stierf. De laatste woorden door den keizer gesproken waren, toen de groothertogin van Baden hem verzocht zich niet door veel spreken te vermoeien; »Ik heb nu geen tijd om vermoeid te zijn." Terwijl vorst Bismarck Donderdag hij den keizer was, zeide deze o. a.»Den keizer van Rusland moet gij maar met veel consideratie be handelen. Dat zal voor ons goed wezen-" Waarschijnlijk meende hij tot prins Wilhelm te spreken. Later voegde hij Bismarck toe»Dat hebt ge goed gedaan." In een exra nummer, met een rouwrand voorzien, deelde bet Russische regeeringsblad het afsterven van den Duitschen keizer mede. dan proat he zoo, umdat he denkt dat he op en schip is, zooals in zen ollen zeemanstid, en denkt dat ie kaptein is, wat ie van zen leven niet wést is, maar da's zoo de hoogmoed, die menig maal bi um boven kumt. Nu komt maar binnen jongelui, een koppie koffie is altijd welkom als je op het woater hint." Terwijl wij plaats namen keerde Ruhnke zich om en werd ons gewaar. »0 hoDrommelsriep hij uit. »De Eieren juffrouw aan boord en domme Wicherdsen zen zeun en Robert KannenbergFijne lading Alle respektKinderen tast toeMaar opstoken met een grogjeZoo'n jonge heer kan al wat verdragenMaar of het voor de juffer goed is da wee 'k nie kan me ook nies schelen. Tergif is 't niet, dat zeg ik gerust maar de juffer is wel aan vergif gewend." Wjj keken verlegen voor ons. Hersilie lachte en zei dat een klein slokje haar geen kwaad zou doen. De vrouw kreeg dus drie glazen, die zij boven den wasem warmde en half vol water goot. Daarop deed de man er de helft rum hij, zeg gende »Da's goed tegen de zeeziekte." Het sterke mengsel boezemde ons Ontzag en bijna afkeer in, maar wij durfden het niet afslaan, om niet laf gevonden te worden en dronken er dapper op los, alhoewel in den beginne al hoestende en proestende, maar gaandeweg ging De groote receptie ten hove, die gisteren ter gelegenheid van den verjaardag van den czaar zou plaats hebben, werd niet gehouden, en de tegen, dien avond voorgenomen feestelijke voor stellingen in de schouwburgen waren afbesteld, alsmede de illuminatie. De schouwburgen wor den voor drie dagen gesloten. De czaar en czarina begaven zich met den grootvorst-troonopvolger 's namiddags naar den Duitschen gezant, om persoonlijk hunne deelne ming te betuigen wegens het overlijden van keizer Wilhelm. Ook de overige leden van het keizerlijk huis, alsmede Ton Giers, henevens de gezamenlijke gezanten, alsmede vele hooge ambtenaren brach ten den Duitschen gezant een bezoek van rouw beklag. In het Engelsch lagerhuis verklaarde de leader mr Smith, den dood des Duitschen keizers aan- J kondigende, dat de vergadering en het geheele land deelen in den rouw van het Duitsche volk, Engeland's bondgenoot en vriend. Sprekende uit naam der oppositie, verzekerde Sir William Harcourt dat zij ziob ten volle vereenigde met bet door den heer Smith uitgesproken gevoelen.' De prins van Wales zal koningin Tictoria en de Engelsche natie hij de begrafenis van keizer Wilhelm vertegenwoordigen. Bij het verlaten van den vergaderzaal in den rijksdag onderhield zich Bismarck met Moltke en voegde den grijzen veldmaarschalk, een hand gevend toe: Des Dienstes ewig gleich gestellte Uhr halt uns im Geleise. Het Engelsche lagerhuis heeft hij tweede lezing de wet aangenomen, waarhij de regeering gemachtigd wordt tot uitgifte van eene leening van 20 millioen pond sterling, met het doel spoorwegen in Ierland aan te koopen en andere uit te breiden. De kanselier der schatkist mr Goschen stelde voor het zoogenaamde nieuwe 3 pot. fonds a pari te converteeren in een 2f percents fonds, terwijl gedurende de eerstvolgende 15 jaren dit rente bedrag op 2§ zou worden teruggebracht. Tan 3 tot 10 Maart. Tlissïngen. GehuwdA. F. N. Essenherg, jm. 26 j. met E. P. Cadée, jd. 21 j. Bevallen: C. M. Staal, geb. Ratelband, z. D. Castel, geb. Florusse, z. M. H. Termeulen, geb. Kegge, d. H. J. Harting, geb. Tan Rosevelt, z. J. C. Schut, geb. Steketee, d. D. P. Bijleveld, geb. Landmeter, d. F. C. Huibregtse, geb. De Kok, z. (levenl.) OverledenA. C. Scheers, z. 6 w. C. de Klerk, man van J. A. Hansen, 71 j. F. Dijk, man van B. Zantinga, 55 j. L. F. E. Tanhoutte, z. 5 m. H. Briels, man van F. Guedon, 74 j. J. M, Slager, z. 17 m. I. A. Kemeling, z. 5 m. J. Berting, z. 3 j. Thermometerstand te Middelburg. 10 Maart 's morgens 8 uren 43 gr. 's middags 12 uur 47 gr. 's avonds 4 uur 46 gr. het heter. Zoo vreeselijk als wij dachten was die drank toch niet en wg verwonderden ons bijna dat Hersilie, ondanks haar moed, er geen droppel van over de lippen kon krijgen. Het ging echter ons begrip te boven hoe Ruhnke (een vol glas heet en wel in een teug kon ledigen. Wij begonnen ons toch weldra zonderling te gevoe len en zaten doodstil, te luisteren naar het voort durend klotsen en kabbelen vanhetwater, en konden ons ook al een beetje verbeelden dat we ons op een. schip bevonden. In den eenen wand was ook een inham, gelijk een kooi, met twee smalle bed steden hoven elkaaren aan wêerszijden daarvan stond een groote cactusplant, in vollen bloei, een zonderlinge omlijstingde schelroode bloemen schitterden tegen den grijzen achtergrond dat zag er wel niet scheepachtig uit; maar zeêr schoon en vreemd. »Nu moet ik op den vuurtoren," riep Her silie eenklaps heslist uit. Wij stemden dadelijk toewant wij konden het niet meer uithouden in die benauwde rnimte en snakten er naar oni weer in de ffissche lucht te komen. »Kan geschieden zei Ruhnke. »Kom maar mee juffer, ik zal je wel dragenwant ge moogt niet nat worden en met de boot gaat het niet.'' Zij sprong vlug op en liep naar de trap, waar de man haar op zijn arm nam en, ofschoon hg mank liep, flink naar den toren droeg, die op honderd pas daar van daan lag. Het water spatte over zijn laarzen heen, die

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1888 | | pagina 5