MIDDELBURGSCHE COURANT
BEKEND1VIAKINGEN.
Nationale-Militie.
BIJVOEGSEL
Maandag 6 Februari 1888. N°. 31.
VRIJWILLIGERS.
Middelburg 4 Februari.
VAN DB
VAN
De burgemeester en -wethouders van Middelburg,
roepen bij deze al degenen op, die genegen
mochten zijn als vrijwilligers bij de nationale
militie in diernt te treden, om zich te dien einde
vóór den 1 Maart a. ter gemeente-secretarie aan
te melden.
De bepalingen der wet van den 19 Augustus
1861 (Staatsblad no. 72) betrekkelijk de nationale
militie zijn ten aanzien van de vrijwilligers bjj
de militie de volgende:
Art. 11. Om vrijwilliger bij de militie te zijn
moet men ongehuwd of kinderloos weduwenaar
en ingezeten wezen, voorts lichamelijk voor den
dienst geschikt, tenminste 1,56 meter lang, op
den 1 Januari van het jaar der optreding als
vrijwilliger het 20e jaar ingetreden zijn en het
35e jaar niet volbracht hebben, tot op het tijd
stip der optreding, aan zijne verplichtingen ten
aanzien van de militie, zoover die te vervullen
waren, voldaan en een goed zedelijk gedrag
hebben geleid.
Het bezit van die vereischten, met uitzondering
van lichamelijke geschiktheid en van de gevor
derde lengte, wordt bewezen door een getuigschrift
van den burgemeester der woonplaats.
Dat getuigschrift is ingericht in den door ons
te bepalen vorm.
Art. 12. Hij, die voor de militie is ingeschre
ven, wordt slechts als vrijwilliger toegelaten
voor de gemeente, in welke hij ingeschreven is,
tenzij hij geene verplichtingen ten aanzien van
de militie meer te vervullen hebbe.
Art. 13. Hij, die bij de zeemacht, bij het leger
hier te lande, of bij het krijgsvolk in 's rijks
overzeesche bezittingen heeft gediend, wordt niet
als vrijwilliger bij de militie toegelaten, tenzij
hij bij het verlaten van den dienst, behalve een
bewijs van ontslag, van den bevelhebber onder
wien hij laatstelijk heeft gediend, een getuig
schrift hebbe ontvangeninhoudende, dat hij
zich gedurende zijn diensttijd goed heeft gedragen.
Hij kan, heeft hij dit ontvangen, totdat zjjn
40e jaar volbracht is, als vrijwilliger bij de militie
worden toegelaten.
Burgemeester en wethouders brengen voorts
ter kennis van belanghebbendendat tot het
opmaken van het getuigschrift, bedoeld bij boven
gemeld artikel 11, dagelijks van 's morgens 10
tot 's namiddags 2 uren, de Zondag uitgezonderd,
ter gemeente-secretarie de gelegenheid is open
gesteld.
En is hiervan afkondiging geschied waar het
behoort, heden den 3 Eebruari 1888.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
SCHOEER.
De secretaris,
A. DE VULDER VAN NOORDEN.
Met het oog op den thans gevoerden strjjd over
graanrechten verdient het volgende dat in Eigen
Haard voorkomt, zeker wel de aandacht.
De landbouwer in West-Europa lijdt in de
laatste jaren schade door de lage korenprijzen,
veroorzaakt door den toevoer van graan uit alle
deelen der wereld. Hier en daar kan men nu
den raad vernemen om de concurrentie op te geven
en naar andere productie om te zien. Daar echter
een groot deel van den grond in West-Europa,
vooral wat Engeland betreft, uitstekend voor
graanbouw geschikt is en daar het klimaat er
toe medewerkt, zou het jammer zijn het bedrijf
te laten varen, vooral omdat in den strijd om
het bestaan alle kansen voor den WestEuropee-
schen boer gunstig staan en hij zeer waarschijnlijk
de nu zoo gevreesde concurrentie met glans het
hoofd zal kunnen bieden.
Overal gaat men onder de lage prijzen gebukt.
Als de prijzen der drie laatste jaren blijvend zijn,
zal waarschijnlijk spoedig de oppervlakte, die op
aarde nu voor korenbouw wordt gebruikt, aan
merkelijk inkrimpen, en als er dan vele millioe-
nen bunders minder met graan bebouwd worden,
hebben wij weer duur brood. Zoo zal er van zelf
reactie komen. Nemen wij bovendien de meest
gevreesde concurrenten in oogenschouw, dan zien
wij dat Amerika vruchtbaarheid, lage prijzen van
den grond en goedkoope transportmiddelen vóór
heeft, zoodat de graanbouw er tusschen de jaren
1870 en 1880 toenam met eene oppervlakte van
19 millioen bunder. Maar sedert dat laatste jaar
tot 1886 is de oppervlakte weer met 1 millioen
bunder verminderd. Vooreerst komt dat door
de kolossale uitgebreidheid der farms, waarvan
altijd een gedeelte braak ligtin de tweede
plaats is de winst niet evenredig aan de moeite,
doordien in Amerika het stroo niet wordt ver
kocht. Bovendien zal, als de aanwas der be
volking zoo blijft voortgaan als in de laatste
tientallen van jaren, Amerika vóór het eind dezer
eeuw geen koren meer kunnen uitvoeren, omdat
de bevolking het zelve behoeft. Daarbjj stijgt
de grond in waarde en worden de arbeidskrachten
duurder, zoodat het op allerlei wijzen zich laat
voorzien, dat de evenwichtstoestand spoedig her
steld zal zijn. Nu reeds vervoeren Amerikaansche
spoorwegen en scheepsgelegenheden het koren
hier en daar met verlies en de landbouwers in
het Westen klagen steen en been.
Ook de groote toevoer uit Indië heeft de prijzen
gedrukt, al is dat land een ontrouwbare importeur
door het klimaat en de telkens voorkomende
hongersnooden. Toch dreigt van die zijde al
weinig gevaar, omdat de boer er in benarde
omstandigheden leeft, te weinig machines gebruikt
en nog door woekeraars gedrongen wordt tot
speculatie op oogsten, die dikwijls geheel en al
uitblijven. Ditzelfde verschijnsel maakt ook
Rusland een minder gevaarlijken mededinger
de boer ontvangt er slechts 1/3 van den op de
West-Europeesche markten betaalden prijs en
ziet nauwelijks zijne productie- en vervoerkosten
gedekt.
Het zal trouwens een feit blijven, dat geheel
Europa niet zooveel koren voortbrengt als voor
de bevolking noodig is, zoodat de invoer van
graan bij den gezonden toestand behoort. Wat
de tegenwoordige lage prijzen aangaat, zij zullen
zich zonder twijfel herstellen, want op de wereld
markt regelen zij zich vanzelfbij een maximum
treedt overproductie inbij de daling beneden
een zeker minimum zal de aanbouw beperkt
worden tot de behoefte of de vraag de prijzen
weer doen stijgen. Het kan echter niet uitblijven
of nu en dan valt een zwak bestaan aan dit
proces ten offer.
In deze tijden aldus schrijft men aan het
Utr. D. nu de vraag: Vrijhandel of bescherming
weder meer dan ooit aan de orde is en al onze
aandacht eischt, is het ons een genoegen te kun
nen mededeelen, dat zonder bescherming een
belangrijke tak van nijverheid in ons land zich
flink ontwikkelt; wij bedoelen de vervaardiging
van suiker in 't algemeen. Ten bewijze hiervan
vestigen wjj de aandacht op de Wester suikerraf
finaderij te Amsterdam. Deze fabriek, in 1882 ge
bouwd, ter vervanging der Internationale Suiker
raffinaderij, is nu reeds de grootste in ons land.
Begonnen met een opbrengst van 36 millioen
kilo geraffineerd per jaar, heeft zij het nu reeds
gebracht tot 52 millioen, en dat niettegenstaande
Russische, Duitsche en Amerikaansche suikers, door
hooge uitvoerpremien beschermd, onze en alle Euro-
peesche markten overvoerdenalle stormen
heeft zij het hoofd gebodenen met kracht
gaat zij nog steeds voorwaarts, onder de vlag
van vrijhandel. Wij waren dezer dagen in de
gelegenheid met]een nieuw fabriekaat dier fabriek
kennis te makennamelijk; kristalkandij
suiker, een artikel dat in Engeland grooten op
gang maakt en ook ten onzent spoedig zal wor
den gewaardeerd door zijn groot zoetgehalte, vlug
oplossingsvermogen en grove heldere korrel, waar
door die suiker ongeschikt is om vermengd te
worden met vreemde of schadelijke bestanddeelen.
Een Engelsch vakblad zegt er van»Het groote
voordeel van deze suiker is, dat zij gemaakt
wordt van suiker van 100 pet. zoetgehalte, waar
door kwaliteit en kleur altijd dezelfde blijven
en eene zuiverheid en een rijkdom aan zoetge
halte bezit, die door andere fabrikaten nog niet
is verkregen. Dit fabrikaat onderscheidt zich
gunstig bij dat in Duitschland in zwang, alwaar
het artikel gemaakt wordt door enkel ruwe beet
wortelsuiker af te draaien en met een weinig
ultramarin te kleuren; deze kunstmatige kleuring
is echter eerder een gebrek dan eene verbetering,
daar geraffineerde suiker, hetzij gekristalliseerd
of in brood, zonder kleuring wit moet zijn, en
dit zeer gewenschte voordeel vindt men tot nu
toe nergens beter dan bij de suiker der W. S. R.
te Amsterdam."
Dit echt nationale fabrikaat moge spoedig een
algemeen debiet vinden
Omtrent de kwestie van het" kiesrecht in ver
band met de toepassing der additioneele artikelen
schrijft men aan het Utr. Dagblad:
Een der kapelaans heeft ter bekwamer tijd een
staat model C ter secretarie ingediend, is op de
schattingslijst gebracht, doch, naar aanleiding van
's-ministers zienswjjze vóór de schatting, daarop
doorgehaald, zoodat hij niet op de kiezerslijst is
gebracht.
Ten gevolge van het hoofd-artikel in de Tijd
van Zaterdag jl. dient die kapelaan een bezwaar
schrift in bij den raa'd met het verzoek alsnog
op de kiezerslijst te worden geplaatst.
Dit verzoek gaf aan burgemeester en wethouders
aanleiding om zich tot den minister van B. Z. te
wenden met de vraag of de raad bevoegd is op
het request te beschikken en wie bij eventueele
gunstige beschikking de schatting, die toch on
vermijdelijk is, moet bevelen.
Op dien brief van B. en W. is door den mi
nister dt. 31 Jan. het navolgende geantwoord:
»Mijns inziens laat de gewjjzigde kieswet niet
toe, dat de gemeenteraad schattingen beveelt
van gedeelten van woonhuizen, als bedoeld in
art. 1 sub c dier wet.
»Art. 7 der wet heeft dat onderwerp geregeld.
Het bepaalt het aantal der schatters, zegt hoe
het bedrag der schatting zal worden bepaald en
verwijst voor verdere regelen naar een algemeenen
maatregel van bestuur, welke is vastgesteld bjj
het kon. besluit van 28 November 1887 (S. B.
no 211); art. 9 bepaalt verder, dat de kiezers-