ScMifflforinp tea We der lemeente.
MIDDELBURGSCHE COURANT
BEKENDMAKINGEN.
31JV OBGSEL
Gemeenteraad van Middelburg.
Maandag 9 Januari 1888. N°. 7.
HAVENS.
Middelburg 7 Januari.
VAN DE
VAN
De burgemeester en wethouders van Middelburg
maken bekend
dat door den gemeenteraad in zijne zitting van
den 16en November 1887 is vastgesteld eene
wijziging in het hesinit tot heffing van
èen recht voor het gehruik van de
binnenhavens voor alle binnenkomen
de schepen of vaartuigen* stoombooten
em.) van den 25 Maart 1885
dat die wijziging, goedgekeurd bij kon. besluit
van den 13 December 1887 no 21, is afgekondigd,
voor den tijd van drie maanden op de gemeente
secretarie voor een ieder ter lezing nedergelegd,
en aldaar in afdruk tegen betaling van 5 cent
verkrijgbaar gesteld.
Middelburg, den 6en Januari 1888.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
SCHOREN.
De secretaris,
A. DE VULDER VAN NOORDEN.
De burgemeester en wethouders van Middel
burg noodigen de ingezetenen, die eenige schuld
vorderingen hebben ten laste der gemeente over
het dienstjaar 1887, uit, om die, met de noodige
bewijsstukken, vóór of uiterlijk op den 15 Februari
a. s. ter gemeente-secretarie in te zenden, terwijl
zij hij niet nakoming daarvan, behoudens de be
palingen van art. 288 der gemeentewet, het zich
zeiven zullen te wijten hebben, wanneer hun later
geene leveringen van wege de gemeente meer
mochten worden opgedragen.
Middelburg, 6 Januari 1888.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
S C H 0 R E R
De Secretaris
A. DE VULDER VAN NOORDEN.
De bevolking van de gemeente Goes bedroeg
op 1 Januari 1887 3194 m. 3520 v. totaal 6714.
Zij vermeerderde in dat jaar door geboorte met
124 m. 116 v. totaal 240, door vestiging me
152 m. 229 v. totaal 381, samen 276 m. 345 v.
totaal 621.
Zij verminderde door sterfte met 67 m. 69 v.
totaal 136, door vertrek met 182 m. 207 v. totaal
389, samen 249 m. 276 v. totaal 525. Blijft ver
meerdering 27 m, 69 v. totaal 96, zoodat de
bevolking op 31 Dec. 1887 bedroeg 3221 m. 3589
v. totaal 6810.
Er werden 52 huwelijken gesloten als43
tusschen jonkmans en jonge dochters, 5 tusschen
weduwnaars en jonge dochters, 4 tusschen
weduwnaars en weduwen. (G. Crt.)
Te Zierikzee werden in 1887 geboren 121 m.
125 v., te zamen 246, zijnde 65 meer dan in 1886;
er overleden 43 m. 58 v., te zamen 101, of 57
minder dan in 1886; er huwden 37 paren, zijnde
13 minder dan in 1886; levenloos aangegeven
werden 10 kinderen, zijnde 1 meer dan in 1886.
Er hadden twee echtscheidingen plaats, terwijl
deze in 1886 niet voorkwamen.
In het afgeloopen jaar werden op het rijks-
telephoonkantoor te Haamstede behandeld 856
telegrammen en wel ontvangen 458 en verzonden
398 berichtefa.
Op het telegraafkantoor te Bruinisse werden
verzonden 2864, ontvangen 4027, opgenomen en
verder geseind 1079, dus totaal behandeld 7970
telegrammen.
Op het telephoonkantoor Oosterland bedroeg het
aantal verzonden berichten 172, terwijl er 168
werden ontvangen. Samen werden daar dus 340
berichten behandeld.
Te Sirjansland werden 470 telephonische be
richten verzonden en 370 ontvangen. Samen
dus 840.
De sergeant Van Setten van der Meer van het
bataljon infanterie te Middelburg is op pensioen
gesteld a 432 's jaars.
De koninklijke familie zal tot begin April te
's Gravenhage blijven. Van 39 April zal zij
het gewone jaarlijksche bezoek aan Amsterdam
brengen om van daar weder het paleis Het Loo
te betrekken. De reis naar Wildungen moet
bepaald zijn op 14 Mei en het verblijf aldaar zal
duren tot ongeveer de helft van Juli. Daarna
zal waarschijnlijk het paleis Het Loo tot verblijf
plaats worden gekozen.
Generaal Wolseley heeft bericht dat hij nooit
den naam van Schuvers, den bekenden reiziger,
heeft gehoord. Het Engelsche ministerie van
oorlog hecht dan ook geen geloof aan de praat
jes, als zou Schuvers nog leven.
Benoemd tot griffier der arr.-rechtbank te
Tiel mr J. ten Bosch, thans subst.-griffier bij
gemelde rechtbank.
Ook te 's Gravenhage heeft de heer Louis
Bouwmeester Vrijdagavond zijn 25 jarig jubilé
gevierdhem vielen bij die gelegenheid de
hartelijkste bewijzen van waardeering ten deel.
De aanzienlijkste personen op het gebied van
kunst en letteren woonden de voorstelling bij.
Hem werden verschillende kransen aangeboden,
o. a. een van de Haagsche afdeeling van het
Tooneelverbond.
De heer Arnold Ising overhandigde hem namens
vele kunstvrienden eenen gouden ring met brillant
en eene in fluweel gebonden rol met de namen
der gevers, en de kunstschilder Mesdag, namens
de Haagsche kunstenaars en kunstenaressen, éene
portefeuille met 34 teekeningen, etsen en aqua
rellen van leden der Haagsche schilderschool.
Het rapport van burg. en weth. naar aanlei
ding van het in de laatste gemeenteraadszitting
ter tafel gekomen adres van J. J. Brandt c. s.
luidt als volgt
Gelijk onze voorzitter reeds met een enkel woord
in uwe vergadering van den 26 October jl., bij
gelegenheid van de behandeling der begrooting
voor-1888, te kennen gaf, hebben wij ons tot nu
toe, bij hetgeen met de demping van de Achter
gracht en den aanleg van het banaal voor hemel
en spoelwater aldaar in verband stond steeds
gegrond, behalve op de bepalingen van de politie
verordening, ook op een in uwe vergaderingen
van den 21 September en 19 Oct. 1870 behandeld
rechtskundig advies van eene raadscommissie, be
staande uit de heeren mrs N. J. C. Snouck Hur-
gronje, Yan Diggelen en M. F. Lantsheer.
Ten aanzien van dit advies, voor zooveel al
thans de daarin behandelde rec/iiskwestie betrof,
wonnen wij nog ten overvloede het gevoelen in
van uw geacht vroeger medelid, den heer mr W,
A. van Hoek, die ons mededeelde dat hij het ook
thans nog met dat adviei uit het oogpunt van
»recht" eens was.
Volgens dat advies hebben adressanten J. J.
Brandt c. s. inderdaad geen recht tot uitloozing
op de Achtergracht.
Mocht de juistheid van deze conclusie of de
rechtsgeldigheid van de artt. 3, 22, 23 en 68 van
de politie-verordening door u, naar aanleiding
van het tot u gericht adres, in twjjfel worden
getrokken, dan geven wij u in overweging om het
gevoelen in te winnen van de commissie, bedoeld
in art. 166 der gemeentewet.
Het zij slechts onze taak om ons te verant
woorden ten aanzien van de beweerde schending
van art. 180 der G. W. en ons gevoelen omtrent
de gronden van billijkheid, door adressanten aan
gevoerd, uit te spreken.
Wat het aangevoerde door adressanten betreft,
als zouden wij, zonder hen vooraf te hebben ge
waarschuwd, »hunne gemetselde afvoerbuizen, die
onder hun terrein en onder de straat tot in de
Achtergracht liepen, hebben afgebroken" enz., dit
is in zooverre juist, dat inderdaad buizen, (doch
slechts enkele) onder de openbare straat gelegen
gedeeltelijk kunnen zijn afgebroken. Bepaald
onwaar is de bewering dat die buizen, voor zoover
zij onder de terreinen van adressanten zijn gele
gen, ooit van onzentwege zijn aangeroerd. Maar
aangenomen dat adressanten vooraf schriftelijk
hadden behooren te zijn gewaarschuwd, zoo moet
zulk eene waarschuwing wel nutteloos of overbodig
worden geacht, omdat niet alleen het besluit tot
aanleg van het kanaal in eene openbare zitting
van den raad is genomen, maar ook omdat adres
santen ongetwijfeld wel van lieverlede hebben
gezien dat het in aanmaak zijnde, achter hunne
perceelen gelegen en te leggen, kanaal niet in de
sloot, maar in de straat werd gelegd en dan hunne
buizen zou moeten snijden. Waar dit geschiedde
werd trouwens aan het in aanleg zijnde kanaal
van gemeentewege overal eene gelegenheid ge
bracht, om die buizen te doen aansluiten, in dier
voege echter dat alleen door het kanaal hemel
en spoelwater (en geen faecaliën) zouden kunnen
worden afgevoerd.
Dat die buizen (mits daarvoor geen faecaliën
zouden worden afgevoerd) op het kanaal konden
worden gebracht, blijkt dan ook uit ons schrijven,
tot enkele van de adressanten gericht en onder
bijlage II bij hun adres gevoegd. Enkele belang
hebbenden, wieï privaten van tonnen waren
voorzien, maakten dan ook van de aangeboden
gelegenheid gebruik.
En in het maken van eene gelegenheid om aan
het kanaal aan te sluiten voor de loozing van
hemel- en spoelwater ligt o. i. eene zoo milde
toepassing van art. 68 van de verordening, dat
wij nauwelijks zouden begrijpen, hoe het bij adres
santen is opgekomen om tegen onze wijze van
handelen bezwaren in te brengen, ware het niet
dat deze ook de verwijdering van hunne faecaliën
betroffen.
Maar ten aanzien hiervan schijnen adressanten
geheel over het hoofd te zien, dat sedert 1883 in
deze gemeente het z. g. tonnenstelsel is ingevoerd,
een stelsel waaraan thans boven alle andereuVijzen,
waarop anders hier die stoffen worden bewaard
en verwijderd, uit een hygiënisch oogpunt de
voorkeur behoort te worden gegeven. In de jaren
1870 en 1867, op bladz. 2 van hun adres genoemd,
bestond dat stelsel nog niet, zoodat, indien het