BEKENDMAKINGEN.
BiTVOHOsaai-.
MIDDELBURGSCHE COURANT
Dinsdag 20 December 1887. N3 299.
GEMEENTERAAD.
Middelburg 49 December.
VAN DE
VAN
Do burgemeester van Middelburg maakt bekend,
dat opWoensdag dan 21December 1887, des namid
dags te een uur, een openbare zitting van den
gemeenteraad zal plaats hebben.
Middelburg, den 19en December 1887.®
De burgemeester voornoemd,
SCHORER.
Door den heer J. H. Snijders, grondeigenaar
te Middelburg, is aan de commissie tot herziening
van de belastbare opbrengst der ongebouwde
eigendommen, schattings-district Middelburg, een
adres gezonden, waarin door hem te kennen
gegeven wordt
»18 dat door hem van den heer burgemeester
der gemeente Oost- en West-Souburg is ontvangen
eene kennisgeving, inhoudende
a dat de nederlegging ter secretarie, van de
gemeente, van eene opgaaf der belastbare opbrengst
voor de ongebouwde eigendommen per hektare,
op den 17 November 1887 is afgekondigd en dat
die opgaaf gedurende dertig dagen voor een ieder
ter inzage is nedergelegd
b dat het hem toebehoorend perceel weiland,
groot 1 hektare 38 aren 60 centiaren, kadaster
bekend gemeente Oost- en West-Souburg sectie
A nommer 786, is geschat op eene belastbare
opbrengst van 60 per hektare en dat de ver
mindering wegens polderlasten ƒ10 per hektare
bedraagt
2° dat Z. E. de minister van financiën, blijkens
zpne memorie van beantwoording aan de Tweede
kamer der staten-generaal, bp de behandeling der
wet van 25 April 1879, Staatsblad 89, heeft ver
klaard „er geene bedenkingen tegen te hebben,
dat ook de belanghebbenden in de gelegenheid
worden gesteld om het werk der commissiën be
treffende de dijken polderlasten te beoordeelen en
tegen de uitkomsten der berekeningen zoo noodig
hunne bezwaren te doen gelden en dat de artt.
34 en 35 van het wetsontwerp in dien zin
thans gewjjzigd zijn
8° dat de ondergeteekende, zich bezwaard
achtende met de uitkomsten der berekening, blij
kens genoemde kennisgeving voor zjjn voormeld
perceel slechts eene vermindering wegens polder-
lasten van 10 per hektare bedragende, mitsdien
de vrijheid neemt, zpne bezwaren binnen 30
dagen, na de afkondiging hïervoren genoemd en
de uitreiking der kennisgeving, bp u in te dienen
en zjjn bezwaarschrift, onder bjjvoeging der ont
vangen kennisgeving, u heden aan te bieden
4o dat door het bestuur van den polder Wal
cheren, in welken polder zjjn voornoemd perceel
gelegen is, den 1 Augustus 1887 een gemotiveerd
bezwaarschrift aan den heer voorzitter der com
missie in het schattings-district Middelburg is
toegezonden, mede strekkende tot wijziging van
de vermindering hiervoren bedoeldwaarop door
167 eigenaren van gronden in gemelden polder
een adres van adhesie bp uwe vergadering is
ingediend
5o dat bij beschikking, dato 's Gravenhage 5
October 1887 no 4809, door de hoofdcommissie
voor de herziening der belastbare opbrengst van
de ongebouwde eigendommen aan voornoemd
polderbestuur, alsmede aan de onderteekenaars van
het adres van adhesie, is te kennen gegeven „dat
de hoofdcommissie bij besluit wan 25-Jtrai "11. ho
4620 heeft vastgesteld, en bjj voormelde beschik
king opnieuw besluit, te handhaven: voor ge
noemdenaftrek, het massaal bedrag van 167 508.65
en de commissie" (voor het schattings-district
Middelburg) „op te dragen, dit alsnu vastgesteld
bedrag voor de landen in den polder per hectare
te berekenen naarmate zjj in de lasten bjjdragen,"
op welke berekening de vermindering van 10
per hectare, in de door den ondergeteekende ont
vangen kennisgeving vermeld, vermoedelijk ge
grond zal zijn
6o dat, daargelaten de miskenning der argu
menten, voor de door voornoemd polderbestuur
aangevoerde beswaren geldende, geen der beide
aangehaalde besluiten der hoofdcommissie, naar
de bescheiden meening van den ondergeteekende,
hunnen grond vinden in de wet
7° dat toch, blpkens 2 art. 5 alinea 2 der
wet van 25 April 1879, Staatsblad 89, toegelicht
door de geschiedenis van de totstandkoming
dier wet, het werk der herziening, onder de lei
ding van door den minister aan te wjjzen voor
zitters, is opgedragen aan commissiën, bestaande
uit zelfstandige deskundigen, die onder eede
hebben verklaard „overeenkomstig de bepalingen
der wet, met nauwgezetheid en onpartijdigheid
en volgens hun geweten te werk te zullen gaan;
8» dat volgens art. 9 der wet, daarnevens wel
eene hoofdcommissie is ingesteld, doch uitsluitend
„tot bevordering van eene gelijkmatige schatting
over het geheele rjjk, naar de regels in deze wet
gesteldterwjjl de werkkring en speeiaal de
gevallen waarin bedoelde hoofdcommissie zelfstan
dig heeft op te treden, bjj de verschillende arti
kels der wet nauwkeurig geregeld zjjn
9° dat volgens art. 33 alinea 1„Het bedrag
van de vermindering voor eiken polder of voor
elk waterschap wordt bepaald door de afdeeling,
of door de afdeelingen gezamenlijk, onder wier
ressort zjj gelegen zjjn," zonder dat hierbjj van
eenigerlei opdracht aan de hoofdcommissie sprake is;
1» dat, overeenkomstig de uitdrukkelijke om
schrijving van den werkkring, zoo van de com
missiën als de hoofdcommissie, behoort te worden
onderscheiden dat de wetgever in de artikelen
34 en 35 der wet voor verschillende gevallen
verschillende voorschriften heeft nedergelegd. In
artikel 34 is, in tegenstelling met artikel 35, sprake
van den polder die, gelpk Walcheren, slechts in
éen schattingsdistrict gelegen is en ten opzichte
daarvan bepaalddat „het polder- ot water
schapsbestuur en de belanghebbende in een aan
de commissie gericht verzoekschrift bezwaren kun
nen inbrengen tegen de berekeningvan het „be
drag der kostenterwpl door deD polder of het
waterschap, in twee of meer schattingsdistricten
jgriegea en bp artikel 35 bedoeld, het bezwaar
schrift bjj de Hoofdcommissie moet worden inge
diend in overeenstemming waarmede vervolgens
is voorgeschreven, in artikel 34 dat de commissie
en in artikel 35 dat de Hoofdcommissie uitspraak
doet, beide in een met redenen omkleed besluit.
Met het woord uitspraak," in beids artikelen
geljjkeljjk gebezigd, zal de wetgever wel niet
anders hebben bedoeld dan de beslissing, of inge
volge het jjverzoek- of bezwaarschrift al dan niet
wjjziging in het bedrag] der kosten zal worden
gebracht, zoodat daaraan door de hoofdcommissie
geenszins de bevoegdheid zal kunnen worden
ontleend tot eigenmachtige vaststelling van een
ander bedrag dan door de betrokken commissie
bepaald geworden is op grond van artikel 33
alinea 1
llo. dat bjj artikel 8 der wet de voorzitter
der commissie wel is bevoegd verklaard »van hare
beslissingen, vóór dat daaraan uitvoering wordt
gegeven, in beroep te komen bjj »de Hoofdcom
missie" en deze bevoegdheid in de artikelen 33
en 34 mede wordt aangehaald doch dat nergens
in de wet aan de hoofdcommissie als gevolg van
dit beroep het recht wordt toegekend om zelf de
werkzaamheden te verrichten die, gelijk uitdruk-
keljjk in de artikelen 33 en 34, aan de commis
siën zjjn opgedragenterwpl de wetgever, in het
geval waar naar zpne bedoeling de hoofdcommissie
aan de commissiën het werk uit de handen moet
nemen en zelf verbeteren, zulks nadrukkelijk,'
gelpk in artikel 17 alinea 3, heeft voorgeschreven
12° dat aan het bedoelde beroep, aangehaald
in de tweede alinea van artikel 34 na het woord
„hetwelk," volgens den inhoud der wet derhalve
geen ander gevolg kan worden toegekend dan
vooreerst, dat het met redenen omkleed besluit,
waarbij de commissie op de verzoekschriften uit
spraak heeft gedaan, niet wordt gezonden aan
hem dia het verzoekschrift heeft ingediend en
vervolgens, dat de hoofdcommissie, den voorzitter
der commissie in zijn beroep ontvankeljjk oor-
deelende, aan heeren gedeputeerde staten of den
heer commissaris des konings in de provincie
voorsteltde leden der commissie die hun met
redenen omkleed besluit handhaven, en derhalve
naar haar oordeel „hunne werkzaamheden niet
of niet behoorlijk verrichten" te ontslaan en door
andere personen te vervangen overeenkomstig
artikel 10 der wet, hetzjj met of zonder schorsing
van de werkzaamheden van een of meer afdeelingen
dier commissieomtrent welk voorstel de beslis
sing bij genoemde autoriteiten berust en bij gebreke
waarvan, na 30 dagen, de hoofdcommissie zelve
ontslaat of benoemt;
13° dat door uwe commissie, in uwe vergade
ring van den 20en Augustus 1887, met 10 stemmen
tegen 1 het beroep van het polderbestuur van
Walcheren is gegrond verklaard en de vermindering
wegens polderlasten is bepaald op 180.967.32
of 11 per hektare voor schotbaar land, welk
besluit, naar de bescheiden meening van den
ondergeteekende, op grond van het hierboven aan
gevoerde, door bovengenoemde beschikking van de
hoofdcommissie geenszins krachteloos is gemaakt."
Om al deze redenen verzoekt de heer Snjjders
de commissie bovenbedoeld besluit, door haar
genomen, „te handhaven en te willen afwachten
of, indien de hoofdcommissie vermeenen mocht
gebruik te moeten maken van de bevoegdheid,
haar bjj artikel 10 der wet toegekend, heeren
gedeputeerde staten van Zeeland ot de heer com
missaris des konings in de provincie, uit den aard
der zaak met den toestand van den polder Wal
cheren beter dan de hoofdcommissie bekend, zullen
beslissen: dat de handhaving van uw besluit als
niet of niet behoorlijk verrichten uwer werkzaam
heden ban worden aangenomen".
Dr K. W. Gratama schrijft in de N. R. CtDe
akte van besehuldiging contra mjj wordt nu, vol
gens het jongste officieele kamerverslag, met een
„feit" aangevuld „dat ik mjjn hospitaal in den
steek had gelaten."
„Het is waar, dat ik op den bewasten dag, na
van 9—4 uren in het hospitaal te zjjn geweest,
te Deltt het middagmaal gebruikte en te 8§ uur
te 's Gravenhage terugkeerde. Van ;dit „feit"