N° 388.
130® Jaargang®
1887.
W oensdag
7 December.
BEKENDMAKINGEN.
KENNISGEVING.
Middelburg 6 December.
Iets over bescherming»
Dit blad verschijnt dagelijks;
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs per 8/m, franco f 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën 20 Cent per regel.*
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels /1.5Ö
iedere regel meer f 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
IDDELRURGSC
COURANT.
Agenten teVIissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon te Goes: A. A. W. Bolland, te Kminingen: F. tan dek Peijl,te Zierikzee: A. C. de Moow.te TholenW. A. tan Nieüwenhuuzen en te Terneuzen: L. van Wijck.
Verier worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen; en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh tan Ditmak te Rotterdam, en de firma Erven B. tan deb
Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger.
Gedeputeerde staten van Zeeland,
gezien art. 73, 2<if' lid, van de wet regelende
het kiesrecht en de benoeming van afgevaardigden
ter eerste en tei tweede Kamer der stateo-generaal
van 4 Juli 1850 (Staatsblad rio 37), gewijzitrd
bij de wet van 6 November 1887 Staatsblad n° 193)
noodigen de inwoners der provincie uit, zoo
zij in de grondbelasting, de personeele belasting
of het patentrecht, op de kohieien tot den loo
penden dipnst behoorende, elders zijn aangeslagen
daarvan door toezending van de vereischte be
scheiden (aanslagbiljetten of uittreksels uit de
kohieren en eene berekening van hetgeen in
hoofdsom en in riiks-opcenten afzonderlijk wordt
betaald) vóór 18 Januari aanstaande aan hen te
doen blijken.
Middelburg 2 December 1887.
Gedeputeerde staten,
DE BRaUW, Voorzitter.
KRUSEMAN, Wt Griffier.
ii.
(Slot.)
Tegenover de beweringen der bestrijders van
beschermende rechten, dat deze slechts enkelen
ten goede komen, en ten nadeele zijn van het
algemeen; dat invoerrechten op het graanden
prijs van het brood doen stijgen, niet het minst
ten koste der belangen van den werkman,
stellen de voorstanders van die rechten steeds
dat de werkman niets aan goedkoop brood
heeft, zoolang hem werk ontbreekten der
halve meer gebaat is door de gelegenheid om
te arbeiden, zij het ook met duur brood, door
het algemeen te betalen, dan door mindere
onkosten voor eene eerste levensbehoefte, die
tij zich wegens gebrek aan werk toch niet
kan aanschaffen. Er is zelfs uitgerekend dat
in Duitscbland de werkman wel iets meer be
talen moet voor zijn brood, maar dat daarte
genover staat vermeerdering van loonja dat
hij in sommige gevallen zelfs nog van beter
condities zou zijn.
Deze redeneering zou reeht van bestaan
kunnen hebben, wanneer als een axioma ware
aan te nemen dat bescherming arbeid met zich
brengt, en het vast stond, wat op de alge-
meene vergadering van Nederlandsche industri-
eelen, te Utrecht gehouden, werd beweerd, dat
de steun, dien men de industrieën verleent,
den werkman steeds ten goede komt.
De beer Prins wijst er op, hoe de ervaring
juist in Duitschland leert, dat een bescher
mende industrie volstrekt geen vast bestaan
voor den werkman oplevert.
In het algemeen leert de ondervinding, dat
eene beschermde fabriek op haar weelde in
sluimert; dat energie en talent verzwakken;
dat de toepassing van verbeterde stelsels meestal
verzuimd wordtdat bescherming de kiem van
zelfmoord in zich draagt, doordien zoovelen
streven om een deel van de bescherming deel
achtig te worden en dus de concurrentie zich
zoodanig uitbreidt, dat de fabrieken zich on
derling vernietigen.
Zoo hebben het vorig jaar een groot aantal
suikerfabrieken in Duitschland en Oostenrijk
het werk gestaakt en honderden van werklie
den ontslagende bescherming was niet meer
toereikend, en wel tengevolge van overpro
ductie. Geen wonderde bescherming riep
een aantal fabrieken in het leven.
Eene onbeschermde fabriek daarentegen is
gedwongen om zijn productie in verhouding
tot de consumtie te regelen, dus staat allicht
op gezonde basis.
Wanneer eene fabriek op natuurlijken grond
slag niet kan doorwerken, doch men begunstigt
het fabrikaat van staatswege, in den vorm van
preruiën voor den uitvoer, dan wordt kunst
matig voortgebracht en dan is het werkelijk
m over overproductie te Jslugen.
Het slimste gevolg is dat zij, die op zoo
ongezonde basis fabrieken bouwden, verarmen
en dat men op even kunstmatige wijze een
groot aantal werklieden bij elkander heeft
gebracht, die ontslagen worden en in armoede
en ellende verkeeren.
De grootste inrichting voor locomotievenbouw
van den bekenden Börsig te Berlijn heeft voor
omstreeks een en een half jaar opgehouden
te bestaan en nog voor korten tijd is gebleken,
dat bij eene aanbesteding van circa 100.000
tons spoorwegrails, de levering gegund is aan
Gockerill te Seraing als laagsten inschrijver,
tot groote verslagenheid van de protectionisti
sche bladen, die de regeering beschuldigen van
gebrek aan vaderlandsliefde.
En als nog een bewijs balen wij aan het
feit dat in Engeland in 1818 onder het vol
ledig stelsel van bescherming 57000 personen
in de katoen-, wol- en linnenfabrieken arbeid
den, terwijl dertig jaren later onder het vrij
geviger stelsel dit cijfer geklommen was tot
469000.
En deze voorbeelden staan lang niet alleen.
Bescherming roept ongezonde toestanden in
het levenin den eersten tijd worden kunst
matig tal van werklieden saamgebracht en
aan werk geholpen, die ten slotte toch weer
geheel of gedeeltelijk moeten worden ontsla
gen, omdat de markt ten laatste overvoerd
wordt van sommige artikelen.
Maar bovendien, bij al het geroep om pro
tectie komt van zelf de vraag te berdelevert
het beschermend stelsel in Frankrijk, Duitsch
land en Amerika zulke gunstige uitkomsten?
Heerschen daar niet werknood en malaise?
Het antwoord op die vraag behoeven wij
haast niet te geven. Wie eenigszins den
toestand in die landen kent, weet van zelf hoe
het daar alles behalve couleur de rose isen
hoe men juist, omdat de genomen protectio
nistische maatregelen niet aan de verwachtin
gen voldoen, steeds al verder en verder gaat,
of liever moet gaan op dien weg, omdat
terugkeeren zoo bezwaarlijk valt.
Op dat gevaar werd dan ook, inzake invoer
rechten op het graan, nadrukkelijk gewezen in
het rapport, aan den minister van waterstaat
ingediend door het bestuur van het Nederlandsch
landbouw comité, in welks handen verschillende
adressen waren gesteld, het verzoek bevattende
om invoering van zulk een matig invoerrecht,
dat men gesteld wenschte te zien op 30 per
last tarwe, makende 1.25 per 100 kilog.
van f 2.50 per 100 kilog. meel en „overigens
van de andere graansoorten, als zal blijken
hiermede in overeenstemming te zijn."
„In boever" zoo lezen wij in dat rapport
„het voorgestelde recht van 30 per last
tarwe op zich zelf den graanbouwer ten goede
zoude komen, ook al werden zijne productie
kosten niet verhoogd, kan blijken uit het feit
dat een der leden van het comité, tot de grootste
graanbonwers in ons land behoorende, heett
verklaard met een beschermend reeht van/30
per last hoogstens 5 per hectare te kunnen
winnen. Die berekening blijkt vrij juist te
zijn. Volgens het landbouwverslag over 1883
is de gemiddelde tarweopbrengst in Nederland
22 9 hectol. per beet. Met eene prijsverhoo-
ging van 30 zou die opbrengst dus 22.90
meer waard zijn, doch daar jaarlijks maar
hoogstens */5 gedeelte van de landerijen eener
hoeve met tarwe kan bebouwd worden, zoo
zou die winst over het geheel slechts ƒ4.58
per hectare bedragen. En daarmede is geen
enkele pachter uit den nood gered of krijgt
geen enkele grondeigenaar zijn pacht betaald.
„Het is ons alzoo onverklaarbaar hoe de
voorstanders van die rechten, in casu de adres
santen, zooveel heil verwachten van den door
hen voorgestelden maatregel, tenzij de bedoe
ling is om maar een eersten stap te zien doen
op het pad der bescherming en dan, op het
voorbeeld van sommige naburige rijken, dien
eersten matigen stap door vele grootere te
laten volgen.
„En dat gevolg kan niet uitblijven als men
aan hunne wenschen gehoor geeft."
Duitschland levert op dat gebied het wel
sprekendst bewijsen het ligt voor de hand
dat bet gevaar voor verhooging der broodprijzen,
door grootere stappen op protectionistisch ge
bied, steeds ernstiger wordt.
En dan nog wordt door zulk een recht
slechts de graanbouwer bevoordeeld, terwijl
de veehouder tengevolge daarvan nadeel zal
ondervinden. Het ligt toch voor de hand dat,
wanneer wij invoerrechten gaan heflen van
hetgeen andere landen ons kunnen verschaffen,
deze op hun beurt zich daarvoor schadeloos
zullen stellen door reeiprociteits-maatregelen
en zij stellig onze uitvoerproducten zullen
treffen. Wanneer men nu slechts denkt aan
de vele millioeDen, die jaarlijks aan de zuivel-
en dergelijke producten meer worden uit- dan
ingevoerd, dan kan men gemakkelijk beoor-
deelen hoeveel grooter het nadeel wezen zal
dat die takken van een en hetzelfde bedrijf
zullen ondervinden tegenover de voordeelen,
welke, grootendeels ten koste nog wel van het
algemeen, aan een andere tak daarvan worden
verleend.
Wij hebben hierbij dus te maken met een
maatregel, waarvan de gevolgen niet zoo ge
makkelijk zijn te overzien; en de schoonste
berekeningen, welke door de voorstanders
daarvan worden gemaakt, om het nut en het
doeltreffende in het belang van den landbou
wenden stand aan te toonen, kunnen geenszins
de bezwaren te niet doen welke, van algemeen
standpunt beschouwd, daartegen worden in
gebracht.
Engeland is daar als voorbeeld. Langen tijd
bleven iu dat land de graanrechten gehand-
liaatd; hunne afschaffing werd bestreden door
de landeigenaars eene vingerwijzing dus
voor de pachtboerenmaar langzamerhand
werd de toestand van den pachter en fabrieks
arbeider drukkender en werden armoede en
eilende daarvan het gevolg totdat Cobden
eindelijk zijn stem ertegen verhief. Met
krachtige woorden kwam hij op tegen die
heffing, welke hij een „wetgevenden moord"
noemde.
Hun, die destijds ijverden voor de belangen
van negers en slaven, van weduwen en weezen,
den stichters van kerken riep hij toe
„Uwe motieven wil ik niet bestrijden, maar
ik wil u zeggen, indien ge kracht, kleur en
waarde wilt geven aan uw beroep op huma
niteit, dan moet het niet beperkt worden tot
de negers en antipoden, nóch tot weduwen en
weezen, noch tot het stichten van kerken;
maar dan moet het worden' uitgebreid tot de
arbeidende klassenYou must untax the
people's bread."
In het parlement bepleitte Cobden evenzeer
het groote belang van het vrije verkeer.
„Laat bet graan vrij binnenkomen, zeide
hij, ook met het oog op de productie onzer
fabrieken, dan kan de uitkomst alleen deze
zijn, dat wij onze fabrieksgoederen verwisselen
tegen het geïmporteerde graanzoodoende
verschaft men den fabrieksarbeider werk en
men geeft hem tegelijk goedkoop brood."
De verhouding tusschen Amerika en Enge
land op dit gebied schetste hij op de volgende
wijze
„Veronderstel, dat bet slechts ware de
Theems in plaats van den Oceaan, waardoor
Engeland van Amerika gescheiden wasdat
het volk aan de eene zijde van den Theems
waren fabrikanten en industriëelen, in staat
groote hoeveelheden goederen^voort te brengen,
en dat het volk aan de andere zijde bestond
uit landbouwers, oneindig meer voortbrengende
aan graan, spek, vleesch enz. dan zij zelf
konden consumeeren.
„Verbeeldt u, dat deze beide geheel ge
scheiden volken verlangend en genegen waren
om hunne producten onderling te ruilen, om
zoodoende in elkanders behoeften te voorzien.
„Verbeeldt u dan, dat er een duivel uit het
midden der rivier opsteeg, want iets mensche-
lijks kan ik er niet inzien, en dat die duivel
iu zuju baud hield een parlements-acte, lui
dende: „„Gij moogt niet voorzien in elkanders
behoeften""„laat ons dan nog ver
der veronde.'A"!lei' dat die duivel met een
grijnslach zei: „„dat is nu geheel en al tot
uw bescherming"". „Wat zou men hiervan
denken? Welnu, waar is het onderscheid
tusschen den Theems en den Oceaan?"
Eu Oobden's woorden vonden weerklank.
Onder den minister Robert Peel werden de
graanrechten afgeschaft; vooruitgang en bloei
van den landbouw zijn daarvan de gevolgen
geweest. De pachter van voorbeen was te
arm om het land behoorlijk te bearbeiden en
te bewerken; de concurrentie dwong tot toe
passing van de wetenschap en een driemaal
vermeerderd product werd verkregende
algemeene welvaart herleefde.
Met zulke feiten voor oogen zij men in on3
land voorzichtig en bedenke men zich meer
dan eenmaal, vóór men gehoor geeft aan de
verlokkende stem der protectionistenen vooral
voor onze landbouwers, wier positie, wij erken
nen het, treurig is, blijven aandringen op een
geneesmiddel, dat ten slotte hun toestand erger
maken zal,
Het is waar, ook thans heerschen algemeen
malaise en werknood; maar men treft ze aan
over de gansche wereld; en wij herhalen het:
ook in protectionistische landen niet het minst.
Tal van oorzaken zijn daarvoor, die niet door
kunstmatige middelen zijn weg te nemen en
de ervaring, bij zoovele crisissen op handels
gebied opgedaan, heeft steeds geleerd dat hoe
meer men de nijverheid en industrie aan ban
den legt, hoe meer men de algemeene welvaart
belemmert.
En dat wij niet gaarne in het belang van
enkelen daaraan willen meewerken, ligt voor
de hand, vooral niet zoolang wij de overtuiging
missen, dat zij die het meest behoefte aan
hulp hebben, in casu de landbouwers, daardoor
worden gebaat, maar wel voor ons zeiven
verzekerd zijn dat de landeigenaars teü
slotte de meeste vruchten van zulk een maat
regel zullen plukken.
In de kroniek van de Stemmen toot 'Waarheid
cn vrede bljjft de heer Bronsveld jjveren tegen
de anti revolutionnaire partjj zooals zjj zich onder
de leiding van de Standaard vertoont. Hjj acht
haar verzwakt. Zij gelijkt als twee druppelen
water op de ultramontaansehe. Haar kapelaanÉ
zjjn christelijke onderwijzers haar wapenen ver
dachtmaking, haar parool de Kerk. Haar heulen
met Rome, haar verloochening van den protestant-
schen geest, haar ongoideljjke jjver voor christeljjk
onderwijs, haar methode van strjjdvoeren is dr;
Bronsveld reeds lang tegen de borat, en het ver
heugt hem dat zijn stem eindelijk in den lande
weerklank begint te vinden.
Over de liberalen schrjjvende, wijst hjj et Op
dat in hun gelederen eenige aarzeling heerscht-
Dit is gemakkeijjk te verklaren. Zjj maken de
oudste partij uit, en vertoonen dua de gebreken
van den ouderdom. Er is door hen, of in hun
geest, een reeks van jaren geregeerd, en alles wat
nu niet goed is, wordt aan hun verkeerd beleid
en aan hun verkeerd beginsel geweten. Zjj missen,
een eminenten leider, en tellen in hunne gelederen
vele malcontenten. De ware bezieling missen zjj.
Waarom regeerden zij niet, terwjjl zjj in de beide
kamers de meerderheid hadden Waarom brachten
zij de grondwetsherziening met tot stand, ofschoon
zjj op dien wetgevenden arbeid zoo lang hadden
aangedrongen 1
De liberale partjj heeft behoefte aan een zui
veringsproces. Het waarlijk liberale, het nationale,
dat zjj bevat, moet worden versterkt, en het
doctrinaire, het uitheemsche, dat zij in zich op
nam moet verwjjderd worden. Zjj moet worden
geënt op den wortel van het godsdienstig geloof,
en zjj zal, naar hij durft voorspellen, met nieuw
leven bezield worden en de schoonste vruchten
voortbrengen.
De minister van financiën verleent Donderdag
geen audiëntie.
De heer J. R. Meesters, lid der Tweede kamer,
wenscht wegens zjjn benoeming tot lid der ged.
staten van Overjjsel niet weder candidaat gesteld
te worden.