N° 284
130® Jaargang:
1887.
2 Pecember.
Middelburg 1 December.
Iets oyer bescherming.
Dit blad verschijnt dagelijks;
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 8/m, franco 2'.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels /1.B0
iedere regel meer f 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte;
MIDDELBURGSS COURANT.
Agenten teVlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon te Goes:'A. A. W. Bodland, te Kruiningen: F. van dek Peiji, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A. van Nieuwenhuijzen en te Terneuzen: L. van Wijck.
Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen; en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh van Dithak te Rotterdam, en de firma Erven B. van dek
Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annoncëjs aan. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parps en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger.
i.
Het zonderlinge feit dat bij de jongste ver
gadering der afdeeling Walcheren van de Maat
schappij tot bevordering van landbouw en veeteelt
in Zeeland het aantal bezoekers zeer gering
was, zal zeker ook wel anderer aandacht
getrokken hebben dan de onze. Het was dan
ook opmerkelijk.
Men nam indertijd een besluit in sterk pro-
tectionistischen geestmen verklaarde uitdruk
kelijk voor den landbouw alleen heil te ver
wachten van beschermende rechten en ging
ertoe over een ijverig en talentvol voorstander
van dat stelsel, die eenmaal blijken gaf met
hart en ziel het te zijn toegedaan, uit te
noodigen zijne ideeën op dat gebied te komen
blootleggen, zooals hij dit elders deed op eene
wijze, die hem de waardeering van tegenstan
ders deed ondervinden.
Die spreker was zoo beleefd aan dat verzoek
te voldoen.
Men kiest zelf den meest geschikten dag
en op de bijeenkomst schittert men door af
wezigheid. Wij zullen het aantal aanwezigen
maar niet noemen het was belachelijk
klein.
Slechts een excuus werd gemaakt tegenover
den spreker door de bewering dat er van de
protectionistische beweging in de afdeeling
toch geen vrucht was te verwachten, omdat
het hoofdbestuur der maatschappij dien weg
niet op wilde. Het was toch alles te vergeefs,
wat die afdeeling op dit punt deed.
Of dit argument tegenover den spreker
steekhoudend was, zijn wij zoo vrij sterk te
betwijfelen. Men had dit dan moeten bedenken
vóór men hem uitnoodigdeen hem onvrucht
baar werk moeten besparen.
Maar men had nog een argumentde leden
der afdeeling waren meerendeels voorstanders
van bescherming, luidde dit. Alsof ook dit niet
tot dezelfde vraag aanleiding geeft: waarom
dit niet bedacht vóór men de lezing liet plaats
hebben En bovendien, wie meent een goede
zaak voor te staan, hoort gaarne alles wat
slechts strekken kan ter aanbeveling daarvan;
en zonder nu eenigszins te kort te willen doen
aan de kennis van hen, die eertijds meewerkten
aan een besluit in protectionistischen geest?
durven wij toch beweren dat er onder hen
zijn, die niet zoo vast in hun schoenen staan
om nieuwe kennis op dit gebied, nieuwe
argumenten ter verdediging van hun eigen
zaak te kunnen missen.
En daarenboven: er zou debat zijn. Wel
werd de gelegenheid daartoe eenigszins beperkt
door de bepaling dat alleen léden der afdeeling,
dus grootendeels voorstanders van bescherming,
zouden worden toegelaten, maar de enkele
bestrijders van protectie onder die leden konden
hunne argumenten stellen tegenover die van
den spreker uit Hulsten men kon dus eenigen
strijd verwachten. Dat zoo weinig gebruik
daarvan gemaakt werd, was vooruit niet te
zienen de vasthoudendheid om alle plaatsen
voor de leden alleen te bestemmen maakte,
tegenover de geringe opkomst, een belache-
lijken indruk.
Het geval ligt er echter toe het succes der
voordracht is weinig geweesten wij betreuren
dit vooral om den spreker, en om de kwestie
zelve, die, in welke richting ook, geen stap
verder gebracht is.
Niet dat wij ons zooveel voorstellen van eene
dergelijke vergadering, geregeld als zij nu
wasvolstrekt niet. Zelfs bij uitvoerige dis
cussie twijfelen wij aan de bekeering van
zoovele voorstanders van bescherming, omdat
zij uit nood gedwongen worden, in hun eigen
belang uit te zien naar hulpmiddelen, teneinde
yerbeteriag te verkrijgen in een toestand, die
voor hen hoe langer hoe dreigender wordt.
Tegenover dien feitelijken toestand missen de
beste argumenten ter bestrijding van het protec
tionisme hun krachtwant dit wordt beschouwd
als het laatste redmiddel. En wie slechts zijn
eigen belang op het oog heeft, wordt van zelf
kortzichtig en gaat niet na de gevolgen van
zulk een maatregel.
Vooral bij een vraagstuk, dat zoo moeilijk
in zijn geheel valt te overzien, waarvan oor
zaken en gevolgen zoo bezwaarlijk zijn te
ziften, is er meer studie, meer kennis noodig
dan waarop menig daarbij belanghebbende zich
beroemen mag.
Wij stelden indertijd tegenover de bewerin
gen van den heer Hombach de verklaringen
van mannen als About en Macaulay, omdat
hunne stemmen in dezen veelbewogen tijd nog
wel eens gehoord mogen wordenen wij kunnen
niet nalaten, ook nu weer enkele punten aan
te halen uit een kort opstel dat dezer dagen
het licht zag van de hand van den heer C.
Prins Szn. Wij doen dit om hen, die in deze
weifelen, tot voorzichtigheid aan te sporen vóór
zij zich aansluiten bij de voorstanders van het
protectionismeen tevens om, zooveel als ih
ons vermogen is, te waarschuwen tegen over
haasting op dit gebied ook aan de zijde der
aanhangers van dit beschermend stelsel.
De heer C. Prins Szn vond in de verslagen,
gepubliceerd volgens besluit der algemeene
vergadering van Nederlandsche industrieelen,
16 Juni 11. te Utrecht gehouden, aanleiding
enkele opmerkingen te maken, die hij in een
brochure samenvatte.
Hij constateert daarbij dat het protectionisme,
toegepast in den vreemde, schade toebrengt
aan onze industriemaar daartegenover staat
ook dat in het beschermende buitenland de
industriën volstrekt niet bloeien.
In Duitschland heeft Bismarck het protec
tionisme aangegrepen om inkomsten voor de
schatkist te krijgen, met kracht naar buiten
te kunnen optreden en ook voor een deel om
Rusland te schaden.
Als bekwaam diplomaat heeft hij ook in
deze geageerdwaar de een geholpen werd,
kon hij niet nalaten dit ook anderen te doen;
en zoo hebben belanghebbenden elkander steeds
quasi geholpen, ten koste van het algemeen.
Daaruit is te verklaren het feit, waarop mr
M. Mees in 1882 wees, dat zelfs de landeige
naars gedaan hebben gekregen, dat te hunnen
behoeve eene belasting op de eerste levens
behoeften is gelegd, door het invoerrecht op
graan, hetwelk 25 30 op het brood bedraagt.
Zij kregen dit op conditie dat zij weer de
fabrikanten zouden helpen en omgekeerd.
Langzamerhand begint men in Duitschland
echter in te zien, dat allen elkander hebben
bedrogen; dat niet alleen zij, die geen kolen
mijn, of geen fabriek, of geen land hebben,
door de verhooging van de inkomende rechten
niets verdienen, en wel alles duurder betalen,
maar ook de fabrikanten zelve op den duur
er geen voordeel van hebben, en dat alleen
de landeigenaars profiteeren, ten koste van
duizenden, die brood eten.
Dat men het brood voor den Pruisischen
staatsburger kunstmatig duur maakt, komt niet
voor rekening van onze industrie maar wel
dat de Duitsche molenaar restitutie krijgt van
inkomend recht, ook al exporteert hij meel uit
enkel binnenlandsch Duitsch) graan. Evenzoo
krijgt hij vrijstelling van inkomend recht voor
buitenlandsch graan verschuldigd, wanneer hij
slechts binnen negen maanden na den invoer
eene evenredige hoeveelheid meel uitvoert.
Zoodoende wordt eene belangrijke premie
gesteld op den uitvoer, waarvan de gevolgen
dan ook zijn geweest, dat, terwijl hier in 1878
slechts 16.000,000 kilogr. tarwemeel werden
ingevoerd, dit cijfer in 1886 36.000,000 kilogr.
bedroeg.
Door dezelfde oorzaken worden niet minder
groote quantiteiten roggemeel uitgevoerd naar
hier; zoodat men waarlijk zeggen kan mensch
en dier werden in Nederland doojr Duitschland
gevoed, met dit gevolg dat het brood voor
den Duitsehen consument kunstmatig met 25
a 30 pet. wordt verhoogd, terwijl hij, de
Duitsche staatsburger, geld uit zijn eigen beurs
toegeeft, om het brood voor ons Nederlanders,
kunstmatig goedkoop te maken (allerliefste
huren).
De eenige die er door profiteerden waren de
Duitsche meelfabrikanten.
En thans is zooals men weet bij den
rijksdag een wetsontwerp tot verhooging der
graanrechten ingediend. Men is op dit punt in
Duitschland dus nog niet aan het einde.
De laatste mail heeft het bericht gebracht, dat
gevolg is gegeven aan het verlangen der Tweede
kamer, omtrent het verleenen van waarborgen
voor een behoor] jjke uitvoering van art. 48 van
het Indisch regeeringsreglement, betreffende de
uitzetting van personen op grond van gevaar voor
de openbare orde.
Men zal zich herinneren dat dit vraagstuk bij
de behandeling der Tjiomaszaak is ter Bprake
gekomen. De heeren Sol en De Sturler waren
wel, geljjk het artikel voorschrijft, opgeroepen om
gehoord te worden, maar hun was niet te kennen
gegeven, dat het verhoor geschiedde met het oog
op hun verwijdering uit Tjiomas.
Er bestond nl. een aanschrijving van 1855,
volgens welke „het niet noodig is, den betrokkene
bekend te maken, dat er kwestie is van verwij
dering, daar hij zich slechts verdedigen moest op
de feiten, die te zijnen laste worden gebracht".
Tegen deze averechtsche toepassing van een
artikel, volgens welke de betrokken persoon „in zijn
verdediging gehoord "moet worden, zijn wij bij de
behandeling der Tjiomaszaak met nadruk opge
komen. De Tweede kamer heeft dan ook terecht
betere waarborgen van rechte toepassing verlangd.
De gouverneur-generaal heeft nu bjj besluit
van 9 Oct. die bepaÜDg ingetrokken en vervangen
door voorschriften, waarvan n° 1 luidt„In den
oproepingsbrief wordt uitdrukkelijk vermeld, dat
de oproeping geschiedt ingevolge art. 48 van het
reglement". Verder wordt ruimer gelegenheid
ook tot schriftelijke verdediging gegeven.
Slechts in éen geval wordt uitzondering toe
gelaten, nl. wanneer tevens een strafrechterlijke
vervolging plaats vindt. Dan kan het verhoor,
te dier zake afgenomen, in de plaats treden van
dat bjj art. 48 voorgeschreven, mits de gelegen
heid tot verdediging is gelaten.
Wjj laten daar, of deze regeling geheel aan de
eisohen voldoet, maar wijzen er met genoegen
op, dat in hoofdzaak aan het rechtmatig verlangen
der Tweede kamer is voldaan.
De gouverneur-generaal heeft door dit besluit
erkend, dat het voorschrift der Indische grondwet
door de vroegere regeling niet naar behooren is
nageleefd. Toen de heeren Sol en De Sturler
werden verwjjderd was die regeling van kracht
Maar nu is uitgemaakt dat zij niet behoorlijk „in
hun verdediging zjjn gehoord" naar den geest
van art. 48, behoort de gouv.-generaal den tweeden
stap te doen en zoo spoedig mogeljjk de gevolgen
van het verwjjderingsbesluit ongedaan te maken.
Er is geen enkel feit bekend geworden en ook
niet door den min. van koloniën bjj de behande
ling der Indische begrooting aangevoerd waaruit
blijkt, dat het belang der openbare rust de
intrekking niet gedoogt. De minister beriep zich
enkel op het gevoelen van den gouv.-generaal,
en van dezen mag men nu verwachten dat hij
het niet enkel late bjj het besluit van 9 October.
(Handelsblad).
Op de voorgeschreven wijze heeft overal in den
lande de afkondiging der nieuwe grondwet plaats
gehad. Uitingen van opgewondenheid en belang
stelling van de zjjde van het publiek waren maar
gering.
In Rotterdam had alleen de voorlezing plaats
ten aanhoore van eene zeer talrjjke volksmenigte,
die toen zij was geëindigd, een driewerf hoera 1
aanhief, dat door den burgemeester door het wuiven
met den hoed werd beantwoord.
Daar, zoowel als te Amsterdam en te 's Gra-
venhage, las de gemeente-secretaris zelf, in tegen
woordigheid van burgemeester en wethouders, de
publicatie voor.
De mededeeling van die afkondiging besluit het
Hbld. met deze woorden:
„Juist drie en een halve minuut duurde de
voorlezing.
Om 4 minuten over twaalven werd het raam
dichtgeschoven, nadat de secretaris een buiging
had gemaakt, die door enkelen, met het afnemen
van den hoed werd beantwoord.
De afkondiging was geschied.
De menigte verspreidde zich. Onder haar be
vond zich een journalist, die in 1848 de grondwet
op dezelfde plaats, uit dezelfde vensteropening
heeft hooren afkondigen. Toen woonden acht
personen de plechtigheid bjj„"
Te 's Hertogenbosch geschiedde de afkondiging
op feesteljjker wjjze dan elders.
Yoor de hoofddeur van het raadhuis werd de
publicatie voorgelezen door den secretaris, in
tegenwoordigheid van burgemeester en wethouders,
en opgeluisterd door het stedeljjk muziekkorps en
de tamboers der schutterjj, welke laatste eeneu
roffel sloegen, terwjjl de muziek het Wilhelmus
speelde en daarna tot 1 uur eenige stukken tea
gehoore bracht.
Ook het carillon-spel ontbrak niet en 's avonds
gaf het stedelijk muziekkorps nog eene uit
voering op de Groote Markt.
Te Leiden had zich tegenover het raadhuis een
groot aantal studenten; vergezeld van een muziek
korps, opgesteld. Toen de voorlezing geëindigd
was, speelden de muzikanten vaderlandsche liede
ren en het Iö Vivat, welke liederen door burge
meester en wethouders en door de jongelui met
ontblooten hoofde werden aangehoord.
De afdeelingen der Tweede kamer hebben be
noemd tot rapporteurs over het ontwerp betref
fende het Bank-octrooi de heeren De Beaufort,
Van Houten, Sanders, Van der Loeff en Mees.
De generaal-majoor Den Beer Poortngaal, com
mandant der 3e divisie infanterie, vergezeld van
den kapitein van den generalen staf De Meester,
arriveerde gisteren avond hier ter stede, en hield
heden eene inspectie over het bataljon infanterie
in dit garnizoen.
De generaal logeert in de Nieuwe Doelen.
De onderofficieren, die bjj Z. M. besluit van den
20e" November jl. tot officier werden benoemd,
moeten heden bjj alle korpsen in functie worden
gesteld die van het O.-I. leger moeten zich
daartoe heden te Harderwjjk bevinden.
Uit Vlissingen scbrjjft men ons
De heer P. M. Keiler van Hoorn hield gisteren
avond de tweede lezing voor de bijeenkomst van
dames en leden van het A'uisdepartement alhier;
De kleine zaal van de»Loge"in de NoprdstraaS
was zeer goed bezet. De toehoorders - hadden
voldoening van hunne goede opkomst, vvant zjj
werden alleraangenaamst bezig gehouden döSlk,
den spreker, die tot onderwerp voor zjjne voor
dracht gekozen had „Een Welbesteede Ochtend"
en „Het testament van le Comte d'Anvers.
Humor en ernst wisselden hierbjj elkaar af.
Mocht de heer Keller van Hoorn nogmaals lüst
hebben hier eene voordracht te houden, dan kan
hij verzekerd zjjn dat zijne wederkomst zeer gaarë
gezien wordt.
De heer C. E. Massee, firma wed. j. C. Masseé
zn, te Goes, heeft zich tot den gemeenteraad
aldaar gewend met een uitvoerig adres, waarin
bjj er op wijst dat het meermalen en periodiek
voorkomt, dat de gemeente zich goederen aan
schaft, waartoe zjj meent niet te moeten toelaten
de publieke mededinging tot leve*
ring, zooals o. a. is voorgekomen bjj den aan
koop vaneen partjj straatkeien, 200 meter brand
spuitslang, een pomp, om teer te pompen, aan de
gemeente-gasfabriek, een partjj gaspjjpen enz. enz.
welke goederen in den laatsten tijd alle uit den
vreemde zjjn ontvangen.
Hij verzoekt in het vervolg te mogen méde-
dingen naar de levering van verschillende goede
ren en vooral dat niet stelselmatig de mededin
ging door ingezetenen moge worden geweerd,
maar besloten worde tot aanneming van het
beginsel van vrije mededinging bjj eventueels
benoodigdheden voor de gemeente.
Een vroeger door hem in dien geest gedaan
verzoek, ook door den heer 0. J. Kooman onder
teekend, werd in de raadszitting van 22 April 11.
behandeld en voor kennisgeving aangenomen.
Adressant had gehoopt, dat het gemeentebestuur
de welwillendheid zoude gehad hebben eenig regard
te slaan op die kennisgeving, doch, door het na
dien tijd op dezelfde wjjze aanschaffen van 200
meter brandspuitslang, een pomp en een partij
gaspjjpen, meent hjj te moeten aannemen, dat het
gemeentebestuur het besluit het adres voor
kennisgeving aan te nemen heeft beschouwd
als „geen regard het verzoek verder waardig te
keuren."
De beer Massee komt verder in zjjn adrei terug