N° 267.
130e Jaargang:
1887.
Zaterdag
12 November.
Middelburg 11 November,
Onderwijs.
Kerknieuws.
Rselitszakea.
Dit blad verschijnt dagelijks;
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m, franco 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels /LBO
iedere regel meer 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Diefstal met braak.
middelburgschë courant.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon te Goes: A. A. W. Bolland, te Krniningen: F. van dek peijl,te Zierikzee: A. C. de MooiJ,te TkolenW. A. van Nieuwenhtjiizen en te Terneuzen: L. van Wijck.
Verier worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen; en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh van Dithae te Rotterdam, en de firma Erven B. van deb
Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenland te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger
Benoemd tot heemraad van het waterschap
Schouwen M. Locker de Bruyne.
Eervol ontslag verleend aan F. A. Sehiebalhout,
als directeur der strafgevangenis te Rotterdam,
en benoemd J. W. Matthaei, thans dir. der ge
vangenissen te 's Hertogenbosch.
Wegens opheffing der betrekking, eervol ontslag
verleend aan C. C. van den Bosch, als tijdelijk
adjuuct-directeur van het rjjks gesticht Ommer.
schans, terwijl hij tjjdeljjk benoemd is tot directeur
der gevangenissen te 's Hertogenbosch.
Sedert 5 November heeft de nieuw gekozen
algemeene secretaris van de Maatschappij tot nut
van 'f algemeen, de heer J. Bruinwold Riedel,
zijne betrekking aanvaard.
In Oct. 1886 werden van 't station Kruiningen
1395 en in Oct. van dit jaar 2339 vaten oesters
verzonden. Hieruit zou men mogen afleiden dat
het bericht in de N. R. Cri., als zou de verzending
nog slap zijn, tot nu toe allen grond mist.
De voordracht voor onderwijzeres in het hand-
teekenen en de handwerken aan school G te
Middelburg bestaat uit de damesS. W. de Ridder
te Hillegom, M. J. de Haan te Amsterdam en A
E, Mesdag te Groningen.
Voor de betrekking van hoofd der school
te Ellewoutsdvjk op eene jaarwedde van 800
hebben zich 26 sollicitanten aangemeld, onder wie
14 uit Zeeland. Het schriftelijk gedeelte van het
vergelijkend examen zal worden afgenomen op
Zaterdag 19 November a. s. en het mondeling
gedeelte op Zaterdag 26 Nov. d. a. v.
Uit goede bron vernemen wij dat voor de
betrekking van leeraar in de natuurkunde en
cosmografie aan de kon. hoogere burgerschool te
Apeldoorn, vacant geworden door het aan dr.J.
M. Smit gegeven eervol ontslag, zich zeven solli
citanten hebben aangemeld. Het denkbeeld, in
het Groningsche Schoolblad aan de hand gegeven
om de H. B. S. te Apeldoorn te boycotten, schijnt
dus geen weerklank te hebben gevonden.
Naar aanleiding der door ons uit andere bladen
overgenomen berichten omtrent de kerkelijke
kwestie te Axel, schrijft eene vriendelijke hand
ons het volgende:
Volgens de thans geldige reglementen van de
Nederd. Herv. kerk moet op iedere predikantsbe
roeping de approbatie worden verleend, niet
door het classikaal bestuur, onder hetwelk de
gemeente vau den beroepen predikant
ressorteert, maar door het classikaal bestuur, onder
hetwelk de gemeente of de kerkeraad, die be
roepen heeft, ressorteert. In het geval van
Axel moest dus het classicaal bestuur niet
van Wij k, maar van Yzendijke de appro
batie der op ds F. W. Z. Wolf van Odijk door
den kerkeraad van Axel uitgebrachte benoeming
verleenen. Onder de stukken, die bij de aanvraag
om approbatie aan het classikaal bestuur, dat de
approbatie verleenen moet, behooren te worden
overgebracht, behoort in de eerste plaats een
getuigschrift van zedelijk gedrag,
aan den beroepene afgegeven door het classikaal
bestuur, waaronder hij behoort, volgeos een
gegeven formulier.
Zulk een getuigschrift moest dus aan ds Wolf
van Odyk worden verleend door het classicaal
bestuur van Wijk bij Duurstede. Dat bestuur
schijnt nu geweigerd te hebben, om dat getuig
schrift te geven. Eu daar nu dat stuk ontbrak
bij de vraag om approbatie aaü het classicaal
bestuur van IJzendijke, mocht dat bestuur die
approbatie niet geven.
Zoo zit in het geval van Axel de zaak in
elkaar. En daarmede komt, naar ik meen, noch
het bericht in de N. R. Crtnoch dat in de
Standaard overeen.
Niet het classicaal bestuur van IJzendijke, maar
dat van Wijk is dus terecht of ten onrechte
in gtbreke gebleven.
Arrondissements-llechtbanïc te Middelburg.
In den nacht van 23 op 24 April van dit jaar
werd hier ter stede een zeer brutale diefstal
gepleegd, die, in verband met een vroeger feit
van gelijken aard, bij de rustige burgers onzer
goede stad veel sensatie wekte en der politie
en justitie handen vol werks gaf. Ja, wat hier
zelden voorkomt, een vrij belangrijke som gelds
werd uitgeloofd voor het ontdekken vau den
dader.
Na veel onderzoekingen werd eindelijk door de
justitie de hand gelegd op een drietal te kwader
naam en faam staande sujetten, waarvan er twee,
na geruimen tijd in de gevangenis te hebben
vertoefd, nog niet lang geleden weder op vrije
voeten zijn gesteld.
De derde C. v. E,, 23 jaren oud, geboren te
Arnemuiden, wonende te Middelburg, thans ge
detineerd in het huis van bewaring alhier, stond
heden voor de arr.-rechtbank terecht.
Hem wordt te laste gelegd dat hij in den be
doelden nacht te zamen en in vereeniging
met andere personen met geweld heelt open
gebroken de buitendeur en de binnendeur
van het kantoor van den heer A. Jeronimus te
Middelburg; vervolgens zich in dat kantoor beeft
begeven en aldaar eveneens met geweld heeft
opengebroken eene brandkast en een lessenaar
en daaruit heeft weggenomen de navolgende
gelden, toebehoorende aan A. Jeronimus voor
noemd eD wel uit de brandkast ongeveer 450,
als twee bankbiljetteu van 100, twee dito van
ƒ40, vier dito van 25, twee of drie muntbiljetten
van 10 en ongeveer 40 a 50 aan zilver geld
en uit den lessenaar ongeveer f 2 aan centen en
halve centen, zulks met het oogmerk om zich die
gelden wederrechtelijk toe te eigenen,
In dese zaak waren niet minder dan 24 ge^
tuigen gedagvaard en een zeer talrijk publiek
woonde de zitting bij.
De bekl. nam met blijkbare onverschilligheid
kennis van de acte van verwijzing en toonde zich
volkomen kalm. Als een bewijs dat hij geheel
op zijn gemak was diene dat hij den voorzitter,
toen die hem verlof gaf te gaan zitten, met een
woordspeling antwoordde „ik heb zoo lang gezeten
en kan nu wel staan."
De bekl. werd daarop door den voorzitter
gehoord over de wijze waarop en waar hij den
nacht van 23 op 24 April heeft doorgebracht.
Hij antwoordde dien nacht, na een bezoek aan
verschillende herbergen, op het Bolwerk te hebben
doorgebracht. Met de ochtendschemering is hij
naar hnis gegaan.
Op de vraag of hij kort na den diefstal bank
papier in zjjn bezit gehad had, antwoordde hij
toestemmend; hij was in het bezit geweest van
bank- en muntpapier, bij had dat 's Maandags
avonds op het Bolwerk bij de Seisbrug gevonden
en het weder weggeworpen, toen de herbergier
Bouwens hem had gewaarschuwd dat het gestolen
was.
Hij erkende verder met zijne kameraden
Pluijmers en Vet des Zondags na den diefstal
te Arnemuiden te zijn geweest en daar een glas
bier en een borrel te hebben gebruikt.
Hierna werd overgegaan tot bet hooren der
verschillende getuigen.
Iu de eerste plaats de bestolene, die een om
standig verhaal deed van den toestand, waarin
door hem in den morgen van 24 April zijn kan
toor is gevonden, en den staat waarin de open
gebroken brandkast en een eveneens opengebroken
lessenaar verkeerden. Deze getuige kon wel
verklaren dat hem geld ontvreemd was maar
wist niet precies het bedrag op te geven.
De getuige kende Van E. niet en wist ook niet
ot die ooit bij hem op het kantoor was geweest.
Do tweede getuige was de boekhouder van den
bestolene, die eveneens geboord werd omtrent den
toestand van het kantoor voor en na deu diefstal.
Hij was den avond voor den diefstal het laatst
op het kantoor geweest, had het kantoor en de
buitendeur gesloten en het gas door het sluiten
van de hoofdkraan gebluscht.
Deze getuige verklaarde welke bedragen zich in
de brandkast eu den lessenaar bevonden hadden.
Hij gaf verder op dat 's middags een brief met
geldswaarde was ontvangen, herkende dat ter
zitting aanwezig schrijven, waarin de nommers
der gevonden bankbiljetten werden genoemd,
doch kou niet consiateeren dat die nommers juist
waren, aangezien hij ze niet vergeleken had.
Zeer waarschijnlijk achtte hij het echter wel.
De verklaringen van den volgenden getuige, als
Sgeut in dienst van den heer Jeronimus, stemden
volkomen overeen met die van den voorgaanden.
Ook de getuigenis van de vierde getuige, den
pakhuisknecht van den bestolene, kwam overeen
met hetgeen door de andere getuigen was mede
gedeeld. Alleen werd bem nog gevraagd, of het
z. i. mogelijk was dat écn persoon de brandkast
zou hebben verzet. Hij meende van niet.
De volgende getuige, een zaadhandelaar uit
Zwijndrecht, afzender van den brief met gelds
waarde in den middag van 23 April ontvangen
herkende den brief en constateerde, als hebbende
dien zelf geschreven, de nommers der bankbiljetten.
De .zesde getuige, een bewoner van den Kin
derdijk, twee buizen van het bestolen perceel,
verklaarde in den nacht van den diefstal gerucht
gehoord te hebben; verder kon hij niets mededeelen
De zevende getuige, een voormalig agent van
politie, verklaarde in den nacht van 23 op 24
April om 1 uur nabij de Bellinkbrug bekl. met
een ander persoon gezien te hebben op den
Kinderdijk, gaande in de richting van bet pakhuis
van den bestolene en komende van de zijde der
Koningsbrug.
Bekl. sprak dit driftig tegen; hij verklaarde in
de eerste plaats dien nacht niet op den Kinderdijk
geweest te zijn en in de tweede plaats achtte hij
het onmogelijk dat men hem in den nacht op
eenige meters afstand zou kunneu herkennen.
De getuige werd gewezen op het groote gewicht
van zijne verklaring, doch tevens hem gevraagd,
hoe het mogelijk is dat hij die belangrijke mede-
deeling steeds voor zich heeft gehouden.
Getuige verontschuldigde zich door te zeggen,
dat hij sedert maanden de daders van den diefstal
zoekende is geweest en eerst een reeks bewijzen
wilde-, verzamelen, a'vorens de verdenking te
opperen. Ofschoon niet meer bij de politie in
dienst, verklaarde hij toch nog in dat vak te
liefhebberen.
De volgende getuige was de houder van een
herberg waar bekl. veel kwam. Somtijds kwam
deze daar alleen, enkele keeren met zijne kame
raden. Ook den Zaterdagavond vóór den diefstal
is hij daar geweest, zeker met Pluijmers, misschien
ook met Vet en heeft er tot bij middernacht
vertoefd en zijn gewoon verteer 0.50 a 0.60
gemaakt. Bank- of muntpapier is bij hem niet
gewisseld.
Aan dezen getuige werd ook o. a. gevraagd
of bekl. in de eerste dagen na den diefstal meer
dan gewoonlijk in zijne herberg kwam, wat hij
ontkennend beantwoordde.
De negende getuige was eveneens een herbergier,
waar beid. gewoon was verteer te maken. Op
den bewusten Zaterdag is bekl. zeer laat, omstreeks
een uur of twaalf 's nachts, bij hem gekomen,
terwijl Pluijmers en Vet zieh reeds in zijne
herberg bevonden.
Zondags morgens voor 6 uren zijn bekl. met
de bovengenoemde personen weder in zijne her-
b rg gekomen; zij zagen er toen haveloos uit.
Bekl. heeft een paar dagen later aan den getuige
Bouwens een portemonnaie ter band gesteld met
geld en bem verzocht een bankbiljet te wisselen.
B. heeft dit aan een buurman vertoond, die hem
inlichtte dat het een der gestolen biljetten was.
Hij heeft toen bekl. gewaarschuwd en het biljet
teruggegeven aan Vet, die er door bekl. werd
om gezonden.
Bekl. ontkende niet een bankbiljet van 40
in zijn bezit te hebben gehad maar wel dit aan
getuige te hebben ter hand gesteld. Hij had het
in zijne kamer hij logeerde in den nacht van
26 op 27 dezer bij getuige laten liggen.
Toen getuige bekl. mededeelde dat het bank
biljet behoorde tot de gestolen voorwerpen, toonde
hij zich niet verbaasd.
De tiende getuige was eene vrouw, die in April
op de Hoogstraat woonde en die in den nacht van
den diefstal omstreeks 4 uren den bekl. met nog
twee andere personen, Vet en Pluijmers, gezien en
gehoord heeft. Zij klopten bij een harer buren
aan en verzochten binnengelaten te worden, wat
echter niet is geschied.
Deze buur werd als elfde getuige gehoord. Zij
verklaarde dat de drie personen iuden bewusten
morgen bij haar geklopt hebbenzij noemde
echter het tijdstip tusschen 5 uur en half zes.
De twaalfde getuige, wonende op den Molenberg,
verklaarde dat bij haar 's morgens even na vijf
uur door de drie meermalen genoemde personen
was aangeklopt, dat zij echter niet heeft open
gedaan een half unr later heeft zij dezelfde
personen nogmaals zien voorbijgaan. Van Eenen-
naam eu Pluijmers had zij herkend, den derden
persoon echter niet,
De dertiende getuige, een tapper, wonende aau
de Vlissingsohe brug, verklaarde dat de drie
personen in den morgen van 24 April tusschen
4 uur en half 5 bij hem gekomen zijn en ver
tering gemaakt hebben. Zij zagen er haveloos
uit, zoodat bij hun den raad gegeven heeft zich
te wasschen. Hij heeft toen opgemerkt, dat
Pluijmers veel geld bij zich had.
De volgende getuige was ook een tapper, bij
wien denzelfden Zondagmorgen tusschen 4 en 5
uren de bekl. met Pluijmers een'glas bier heeft
gedronkenbekl. heeft betaald.
De vijftiende getuige, een koffiehuishoudster
wonende aan de Kanaalbrug, deelde mede dat op
den bewusten Zondag morgen tusschen 7 uur en
half acht eerst Pluijmsrs en Vet en later ook
bekl. haar koffieh ais bezochten en er iets gebruikt
hebben. Haar viel het gehavende uitzicht der
bezoekers niet op.
Haar man was de volgende getuige. Hij ver
klaarde's morgens bekl. niet maar wel 's middags
in zijn koffiiehuis gezien te hebbenhij gebruikte
iets, betaalde dat met een gulden en zeide voor
nemens te zijn naar Arnemuiden te gaan.
Bekl. ontkende 's middags in dat koffiehuis
geweest te zijn en zeide met den herbergier niet
gesproken te bebben.
Een andere bierhuishoudster deelde mede dat
bekl. den bewusten Zondag avond in haar lokaal was
geweest, daar verteer gemaakt heeft en eveneens
meermalen een gulden in betaling gegeven had.
Hij maakte daar nog al verteer en bood den
anderen bezoekers ook ververscbingeu aan, terwijl
hij ook voor Pluijmers en Vet betaalde.
Bekl. kon zich dat niet herinneren.
Als 18e getuige werd de dienstbode van de
vorige getuige gehoord. Haar verklaring stemde
met die van hare meesteres overeen.
De volgende getuige was een steenbakker uit
0ss9Ddrecht die iu April jl. hier in de steenbak
kerij werkzaam was. Hij verklaarde dat bekl.
gedurende 2 jaren in de bakkerij werkzaam was
geweest, en Maandag na den diefstal met bekl.
een paar bierhuizen bezocht te hebben, bij welke
gelegenheid nu eens bekl. dan eens hij het ver
teer betaalde. Zijne geiuigeni3 was ingeroepen
om te constateeren of de opgaaf van Van E. juist
was eu hij zich diea avond op het opgegeven uur
op het Bolwerk had kunnen bevinden. Het ant
woord was echter onbestemd en niet afdoende.
Twee andere gedagvaarde getuigen waren niet
verschenen.
Uit de verklaring van een volgenden getuige
bleek dat hij bekl. met den vorigen getuige
omstreeks 6 uren heeft ontmoet.
De volgende getuige was een rijksveldwachter,
die met een duiker het kauaal heeft onderzocht
opeen door bekl. aangewezen plaats, waar volgens
deze de portemonnaie met geld door hem was
weggeworpen. De portemonnaie is echter, ofschoon
een nauwkeurig onderzoek is gedaan,niet gevonden.
De duiker was de laatste getuige. Zijne ver*
klaring stemde overeen met die van den rijks-1
veldwachter.
Alsnu werd overgegaan tot het verhoor vati
bekl. Na geresumeerd te hebben hetgeen uit de
verklaringen der verschillende getuigen is ge
bleken, vroeg de voorzitter den bekl. waar hij
was geweest tusschen 1 uur in den naoht van
Zaterdag tot Zondag morgen.
Brutaal als gedurende de geheele zitting, merkte
bekl. op dat hij te 1 uur niet bij de Bellinkbrug
geweest is, want dat hij, na de herberg op de
Turfkaai verlaten te hebben, met Pluijmers en
Vet naar het Bolwerk gegaan is.
De getuigenis van den agent van politie, die
hem te 1 uur bij de Bellinkbrug zou gezien
hebben, sprak hij pertinent tegen.
Op de vraag boe bekl. aan het bankbiljet, dat
in zijn bezit is geweest, is gekomen, verklaarde
hij het te hebben gevonden op het Bolwerk
tusschen de Seis- en Noordbrug en later met de
portemonnaie, waarin het zich moet bevonden
hebben, het in het kanaal te hebben geworpen.
Gevraagd waarom hij de portemonnaie wegge
worpen heeft en die niet heeft gebracht bij den
commissaris, zei bekl. dit niet te hebben gedaan,
omdat hij niet onder verdenking wilde komen*
want, voegde hij er bij, dan had ik nog eerder
gezeten dan nu.
Naar de herkomst van het verteerde geld ge
vraagd, gaf bekl. op vau verschillende personen
hem toekomend geld te hebben gebeurd, omstreeks
1.85.
Daarna ging de voorzitter na, dat bek., na
zijn uitgaan van Zaterdag avond en de uitgaven
van Zondag ochtend, dien morgen geen geld snee»