Ni 263. 130® Jaargang: 1887. Dinsdag 8 November. Middelburg 7 November. Landbouw. r Dit blad verschijnt dagelijks; met uitzondering van Zon- en Feestdagen; Prijs per 8/m, franco 2. Afzonderlijke nomroers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels /l.BO iedere regel meer f 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte; Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL, Na een MIDDELBllRGSClü COURANT. Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon te Goes: A. A. W. Bolland, te Erainingen: F. van der Peul, te Zierikzee: A. C. de Moou,te Tholen: W. A. van Nieutvenhdijzeït en te Terneuzen: L. van Wijck. Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen; en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmab te Rotterdam, en de firma Erven B. van dek Kami? te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. arbeid van vier jaar is dan Zaterdag het werk der grondwetsherziening tot stand gebracht. Nog slechts de koninklijke goedkeuring ont breekt om de ontwerpen tot wet te verheffen; maar die goedkeuring zal zeker niet lang meer op zieh doen wachten. Er zijn heel wat moeilijkheden te overwinnen geweest, vóór dit einddoel werd bereikt. De nonpossumus politiek, de verdere strijd om art. 194, en ten slotte de bezwaren tegen he^ hoofdstuk defensiedit alles ligt ons nog zoo versch in het geheugen dat daaraan eene enkele herinnering voldoende mag heeten. Aan den minister Heemskerk, doch zeker ook aan een groot deel der leden onzer vertegenwoor diging, van verschillende richting, komt wel een woord van lof toe voor aller samenwerking tot het bereikte doel, Maar de premier verdient zeker nog een afzon derlek woord van waardeering voor het talent, waarvan hjj bij die herziening blij ken gegeven heeft. Ook in de Eerste kamer is hem dan ook de eer toegebracht, die hem ten volle toekomt. Na de gevallen beslissing werden de heer Heemskerk en zijn collega's geluk gewenscht en sprak de voorzitter, de heer Yan Ejsinga, onge veer het volgende »Mijneheeren 1 ik geloof mijne bevoegdheid niet te buiten te gaan en te handelen in den geest uwer vergadering door aan de regeering onze gelukwenschen aan te bieden, dat het gewichtig werk der grondwetsherziening tot een gewenscht einde is gebracht, althans dat, zoover de volks vertegenwoordiging betreft, daarop de kroon is gezet, „In het bjjzonder wensch ik namens de kamer hulde te brengen aan den minister van staat en van binnenlandsche zaken naar aanleiding van zijn groote volharding en zijn buitengewoon, boven mjjn lof verheven talent, waarmede hij in de eerste plaats dat werk gelukkig heeft teneinde gebracht. En eindeljjk zjj het mjj veroorloofd daarbij nog den wensch te voegen, dat, als deze ontwerpen bekrachtigd zullen zijn, de toekomst onder Hoogere zegen moge leeren dat ze zijn voorgesteld en aangenomen in het belang en tot heil van koning en vaderland." Dat deze woorden werden toegejuicht spreekt van zelf. De minister Heemskerk antwoordde hierop on geveer aldus: „Namens mijne ambtgenooten is het mjj eene behoefte dank te brengen aan u, mjjnheer de voorzitter, voor uwe vleiende woorden tot de regeering gericht en aan de kamer voor de instemming, die zjj bij haar hebben gevonden. Onzerzijds wenscben wjj met groot genoegen te erkennen de medewerking en onvermoeide, nooit versagende werkzaamheid^ welke de vertegenwoor diging aan de voorstellen der regeering heeft gewijd. „Wjj verheugen ons, dat deze voorstellen, zoo niet met volkomen eenparigheid, dan toch zijn aangenomen met adhaesie van de groote meer derheid. Van harte vereenigen wjj ons met de slotwoorden van u, M. d. V. 1 dat deze arbeid, waaraan geljjk aan ieder menschelijk werk feilen zullen kleven, tot heil des vaderlands moge strek ken ook van hen, die in de toekomst uwe en onze plaatsen zullen innemen." Ook deze woorden verwierven de welverdiende toejuichingen. De Eerste kamer heeft op luisterljjke wjjze het zegel gedrukt op het gemeenschappeljjk, belangrjjk werk. Hoofdstukken I, Y en VII werden door haar met algemeene stemmen en de kamer was au grand complet aangenomen. Bjj hoofdstuk II, l"ta atdeeling, verklaarden 34 leden zich voor en 5 tegenen tegen afdeelingen 2—7 stemde, evenals bjj de additioneele artikelen, slechts een lid van de 39. De hoofdstukken III, IV en VIII werden aan genomen met 30 tegen 9 stemmen. Hoewel over het geheel de discussiën uit den aard der zaak geen grooten omvang namen en nieuwe gezichtspunten niet werden geopend, ver dienen een paar verklaringen, vooral in verband met de nieuwe kieswet en onze defensie, de aan- Ö&cfet. Na eene verzekering van den miniate? Heemskerk dat de plechtige afkondiging der nieuwe grondwet in 't laatst van November of begin December zal plaats hebben, deelde de minister van financiën mee dat, ter voorbereiding van het verkiezingswerk, voorschriften aan de ontvangers van de belastingen zijn gegeven, wier te nemen maatregelen echter geen vertraging zullen veroor zaken. De gedane aanschrijvingen hadden juist ten doel de afkondiging te bespoedigen. De ontvangers moeten de opgaven, noodig tot uitvoering der kieswet, den 49ea dag na de afkon diging inzenden. Geschiedt de afkondiging op 30 November, dan moeten de ontvangers dit dus uiterlijk 18 Januari doen. Het opmaken der kohieren is reeds begonnen, en deze kunnen 10 December gereed komen. Ook voor tjjdige inzending der verkiezingslijsten wordt gezorgd en deze moeten gegrond zijn op de aanslagen van het afgeloopen dienstjaar. Wat het veel besproken hoofdstuk defensie betreft, nadat het eindverslag der Eerste kamer over dit ontwerp was uitgebracht, bleef voor verwerping daarvan geen vrees meer over. En toen Zaterdag de heer De Sitter, afgevaardigde voor Groningen, ook namens vijf andere leden, die, evenals hjj, bij eerste behandeling tegen dit hoofdstuk hadden gestemd, verklaarde thans er voor te zullen stemmen, was de laatste schijn van gevaar geweken. En de retraite van die bezwaarden werd zeer gracieus, zeer waardig gemaakt. Er was, volgens hen, geen nieuw licht over de kwestie opgegaan, de bezwaren waren niet opgeheven maar de heer De Sitter c. s. wilden door hun stem het besluit der overgroote meerderheid in beide kamers niet vernietigen, vooral niet na den aandrang in het land om dat hoofdstuk aan te nemen. Zij wensehten den voorstanders, die met de regeering beweren dat alleen langs den nu aangegeven weg een minimum van lasten bij een maximuai van veer kracht is te verkrjjgen, de gelegenheid niet onthouden dit te toonen. De katholieke leden bleven eenparig tegen dit hoofdstuk gekant, maar de heer Van Nispen ver- zekerde toch aanneming ervan niet onmogeljjk te willen maken. Had zijn stem tegen het ontwerp gevaar daarvoor doen ontstaan, hjj zou zich hebben onthouden. Dit was echter niet noodig. Wjj herinneren hierbij even dat een der bezwa ren van de tegenstanders van dit hoofdstuk was dat men te veel aan den gewonen wetgever had overgelaten. Een warm en talentvol verdediger vond dit en ook het hoofdstuk der troonopvolging in onzen afgevaardigde, den heer Roëll, wiens adviezen ook in de Eerste kamer op hoogen prijs worden gesteld. Hjj achtte aanneming van hoofdstuk VIII vooral in 's lands belang om het vele dat er nit vervalt, met de grondwet van '48 vergeleken. De leeftijd van degenen, die tot de defensie moeten medewerken, vervaltdit is een groot voordeel en zoodanige bepaling behoort volgens hem niet in de grondwet te huis. Maar bovenal is 'fe ver vallen van den vjjfjarigen dienst van veel belang; die bepaling heeft aanleiding gegeven tot allerlei voorstellen tot verhooging van 't militiecontingent, met groote opdrijving van kosten. Ook de weg lating der bepaling nopens de schutterijen lachte den heer Roel toede schutterij is slechts met enorme lasten behoorlijk te oefenendaargelaten of een goede organisatie dan nog mogeljjk is. De heer Roëll herinnerde aan het slot van zijn betoog en die herinnering mocht wel eens geschieden aan den man, die den stoot gaf aan de nu tot stand gekomen herziening, aan den oud-minister Kappeyne. De minister van oorlog gaf wjj deelden dit reeds Zaterdag in 't kort mede met enkele andere zaken, die wjj, om een goed geheel te vormen, hier nog eens herinnerden te kennen dat bij zijn departement reeds een schema voor de toekomstige regeling van den militairen dienst plicht gereed ligt en dat daar bjj de regeling geheel ia omschreven. In dat schema is opgenomen de bepaling, dat zjj, die niet door de loting van de militie worden aangewezen, bjj eene andere macht zullen worden ingedeeld, hetzij een sehut- terjj of landstorm. I)e schutterij zal dus als ge- meenteljjke instelling en in zijn tegenwoordige organisatie verdwijnen, doch vervangen worden. Het doel is haar beter te organiseeren. Dit veelbesproken hoofdstuk VII Iheeft zoo alge meen de belangstelling gewekt dat wjj menig lezer geen ondienst meenen te bewjjzen door de arti kelen daaruit hieronder een plaats te verleenen. Vooraf echter nog de mededeeling dat aan het einde der zitting van Saterdag bericht werd ge daan dat de nestor der anti-revolutionnaire partjj, de heer Elout van Soeterwoude, wegens hoogen leeftjjd en verzwakt gezichtsvermogen, zjjn lid maatschap der kamer tegen half December neer legt. Een eerbiedwaardige figuur neemt hierdoor af scheid van het staatstooneel, waarop bjj zich nog eenmaal in het belang zjjner partij uit overtui ging vertoonde. De bepalingen van het hoofdstuk Defensie vol gens de nieuwe grondwet luiden als volgt 180. Alle Nederlanders, daartoe in staat, zijn verplig' mede te werken tot handhaving der onafhankelijkheid van het Rijk en tot verdediging van zijn grondgeoied. Ook aan ingêzetenen, die geen Nederlanders zijn, kan die pligt worden opgelegd. 181. Tot bescherming der belangen van den Staat is er eene zee- en eene landmacht, bestaande nit vrijwillig dienen den en uit dienstpligtigen. De wet regelt de verpligte krijgsdienst. Zij regelt ook de verpjigtingen die aan hen, die niet tot de zee- of landmagt behooren, ten aanzien van 's Lands verdediging opgelegd kannen worden. 182. Vreemde troepen worden niet dan krachtens eene wet in dienst genomen. 183. De dienstpligtigen ter zee zijn bestemd om te dienen in en buiten Europa. Aan de dienst, door hen in de kolo-, niën en bezittingen in andere werelddeelen te vervullen worden door de wet voordeelen verbonden. 184. De dienstpligtigen te land mogen niet dan met hunne toestemming naar de koloniën en bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen worden gezonden. 185. Wanneer in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden de dienstpligtigen, die niet in werkelijke dienst zijn, door den Koning geheel of ten deele buitengewoon onder de wapenen worden geroepen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Staten-Gene- raal gedaan, om het onder de wapenen blijven der dienst pligtigen zooveel noodig te bepalen. 186. AI de kosten voor de legers van het Rijk worden uit 's Rijks kas voldaan. De inkwartieringen en het onderhoud van het krijgsvolk, de transporten en leverantiën van welken aard ook, voor de legers of verdedigingswerken van het Rijk gevorderd, kunnen niet dan volgens algemeene regels bij de wet te stellen en tegen schadeloosstelling ten laste van een of meer inwoners of gemeenten worden gebragt. De uitzonderingen op die algemeene regels voor het geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstan digheden worden bij de wet vastgesteld. Of er oorlogsgevaar, in den zin waarin dat woord in 's Lands wetten voorkomt, aanwezig is, beslist de Koning. 187. Ter handhaving van de uit- of inwend ge veiligheid kan door of van wege den Koning elk gedeelte van het grondgebied des Rijks in staat van oorlog of in staat van beleg verklaard worden. De wet bepaalt de wijze waarop en de gevallen waarin zulks geschieden kan en regelt de Bij die regeling kan worden bepaald, dat de grondwette lijke bevoegdheden van het burgerlijk gezag ten opzigte van de openbare orde en de politie geheel of ten deele op het militair gezag overgaan, en dat de burgerlijke overheden aan de militaire ondergeschikt worden. In ons nommer van 9 Maart van dit jaar wezen wij in eene korte beschouwing, onder den titel: Een eigenaardige kwestie, op een6 bewering, in eene vergadering der afdeeling Wal cheren der Maatschappij tot bevordering van land bouw en veeteelt in Zeeland geuit, dat door een boer pachter of eigenaar ook aan jagers de toegang tot zjjn land verboden kan worden en hij daartoe slechts een bordje heeft te plaatsen, waarop duidelijk het verbod wordt vermeld. Deze bewering heeft terecht de opmerkzaamheid van velen getrokken; en wjj vestigen daarom hierbjj de aandacht van belangstellenden in en belanghebbenden bij deze kwestie op hetgeen in de heden door die afdeeling gehouden vergadering nader is meegedeeld door hem, die indertijd de bewering uitte, nl. den heer J. H. Snijders, alge meen secretaris der Maatschappij, en op het naar aanleiding daarvan gesprokene. Het hoofdbestuur van de Maatschappy tot Nut van Algemeen koos uit zjjn midden den heer A. C. Wertheim tot voorzitter. In bet gewone lokaal werd heden morgen eene algemeene vergadering gehouden van de afdeeling Walcheren der Zeeuwsche maatschappy van land- louw, die, aangezien de voorzitter, de heer A. den Boer, door voortdurende ongesteldheid ver hinderd was, gepresideerd werd door den vice- voorzitter, den heer J. Riemens. Nadat deze de aanwezigen, die, nieftegenstaande de vele belangrijke beslissingen welke aan de orde zijn, niet in grooten getale waren opgeko men, had welkom geheeten, werden de notulen van het verhandelde in de vorige bijeenkomst gelezen en goedgekeurd, Vervolgens werd mededeeling gedaan van eenige ingekomen stukken. Daaronder behoorde een schrijven uit Grand Rapids van den beer C. Piugge, vroeger te Middelburg woonachtig en eenigen tijd geleden naar Amerika vertrokken, waarbij deze zijn verlangen te kennen geeft om als lid der afdeeling beschouwd te blijven. Dit verzoek werd ingewilligd. Voorfs ook een present exemplaar van een academisch proefschrift van den heer Donde van Troostwijk, getiteld De landbouw als tak van staatszorgDit werkje wordt, eveuals het verslag der jury voor den internationalen wedstrijd van vlas-, braak- en zwingelwerktuigen, in Juni jl. te Hulst gehouden, in de bibliotheek geplaatst. Daarna kwam in behandeling een voorstel van den heer Hombaeh te Hulst om de lezing over protectie, die hij der vergadering heeft tosgezegd, te houden op 22 November. Het bestuur was van ir eening dat de daarop volgende dag, Woensdag 23 Nov., beter was, terwijl de leden meer gestemd bleken om die lezing op Zaterdag 26 Nov. te hooren. Besloten werd den heer Hombaeh laatstgenoemden dag voor te stellen. Met betrekking tot deze zaak werd nog de vraag gedaan of er introductie zou worden ver leend en of er debat zou worden gevoerd. Sommige leden verklaarden zieh tegen introductie van met-leden, terwijl anderen van oordeel waren dat, waar het hier een algemeen belang geldt, iutroductie wenschelijk was. Met 10 tegen 18 stemmen werd besloten geen introductie te verleenen. Een andere vraag of er gelegenheid zal gegeven worden tot de'oatteeren werd met algemeene stemmen op éen na toestemmend be antwoord. Vervolgens werd mededeeling gedaan dat de missive van het hoofdbestuur, betreffende de paardenfokkerij, door het afdeelingsbestuur ia behandeld en dat door dat bestuur eenige wijzi gingen zijn voorgesteld. Daarna werd door de heeren W. Maas en Q-. Geschiere rapport uitgebracht omtrent dén Lin- colshire beer der afdeeling. Beide heeren hebben zich vervoegd bij de wed* Duivekot, waar de beer zich bevindt, en hun ia geblekeu dat bet dier iu een voldoenden toestand verkeert en omtrent verzorging geen aanmerking te maken is. Verder is der commissie medege deeld dat de beer weinig, veel te weinig dienst presteert en de houdster in verband daarmeè de toelage te laag acht en gaarneervan wenscht ontslagen te zijn. Verder rapporteeren de heeren dat de beef thans 3£ jaar oud is en zijne diensten weinig meer begeerd worden. Zij zijn daarom van oordeel dat het weuschelijk is den beer te verkoopenofj zoo geen aannemelijk bod mocht ontvangen worden, tot verloting onder de afdeeling over tfl gaan. Alzoo werd besloten, Hierna werd aan het bestuur voor het jaar 1888 een crediet van 25 verleend ten behoeve der bibliotheek. Hierna werd den heer Snijders het woord ver leend en door dezen het volgende gezegd „Reeds meermalen werden iu de afdeelingsvers gaderingen klachten vernomen betreffende nadeelen, door jagers veroorzaakt. In het vorige jachtseizoen vond ik in eene der° gelijke klacht van een pachter aanleiding, dë bevoegde macht daarmede in kennis te stellen en ontving den raad, gebruik te maken van art. 461 van het nieuwe wetboek van strafiecht. De mededeeling in deze vergadering, in Maart jzoo van het ingewonnen advies als van mjjn voornemen daaraan gevolg te geven, bezorgde mij eene verdenking van willekeur in de Middelb Courant van 9 Mrt jl., terwijl deze op hare beurt in een ingezonden stuk in een ander Zeenwsch blad op vrjj onheuache wijze op de vingers werd getikt, omdat deze kwestie door haar in ernst waa opgevat. Ik laat deze oordeelvellingen in het midden, omdat ik meen volkomen in overeenstemming te handelen met wet en billijkheid en heb thans de eer aan de vergadering mede te deelendat ik de besproken bordjes, overeenkomstig het ter vergadering aanwez'g model, bij den timmerman De Plaa, Grooten Abeele, te bekomen a 0.75 met paal en a f 0.45 zonder paal aan de pachters mijner verschillende perceelen bouw- en weiland heb ter hand gesteld onder aanbeveling zich, van de vereischte bewijzen voorzien, tot de bevoegde macht te wenden, wanneer eenige handeling in strijd met genoemd art, 461 door ben zou kunnen worden geconstateerd,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1887 | | pagina 1