N° 2
130® Jaargang.
188T.
Maandag
7 November.
Verspreide Berichten.
Middelburg 5 November.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs per 8/m, franco 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentie n *20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels /1.50
iedere regel meer f 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte;
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL,
Brieven uit de Hofstad.
MIDDELRIIRGSCHE COURANT.
Agenten teVlissingen: P. Gr. de Vet Mestdagh Zoon te Goes: A. A. W. Boddand,te Kruiningen: fvan deb Peijl,te Zierikzee: A. C. de Moou,te TholenW. A. van Nietiwenhuijzen en te Terneuzen: L. tan Wijck.
Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en advertentiën aangenomen; en nemen ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmae te Rotterdam, en de firma Erven B. van dee
Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger
4 November 1887.
Als deze brief in de Middelburgsche courant
verschijnt zal een belangrijke beslissing op het
Haagsche Binnenhof zijn geoomen. Vermoedelijk
toch zal Zaterdag de behandeling in tweede lezing
van de Grondwetsherziening in ons Hoogerbuis
in enkele uren worden teneinde gebracht. Het
is zoo goed als zeker, dat ook het hoofdstuk
van de defensie zal worden aangenomen, waar
door de geheele herziening verzekerd zal zijn.
De afkondiging zal waarschijnlijk niet onmiddel
lijk plaats hebben maar eerst in de tweede helft
van deze maand. Zoo wordt dan nog wat tijd
gewonnen alvorens de termijn van vier maanden
aanvangt, binneD welken de nieuwe kamers
moeten gekozen zijn.
Of deze Staten-Generaal, behalve de begrootin
gen, nog andere belangrijke zaken zullen afdoen
schijnt nog niet beslist te zijn. Het Bank-octrooi
komt er ernstig voor in aanmerking, maar toch
zijn er vele leden, die er niet van willen hooren,
en voor hunne zienswijze valt veel te zeggen.
Er heerscht ontegenzeggelijk groote overdrijving
in de bewering, die tegenwoordig zoo dikwijls
wordt vernomen, dat de oude kamers onbevoegd
zouden worden door de Giondwetsherziening om
gewichtige wetten tot stand te brengen. Er is toch
iets tegenstrijdigs in, dat. dezelfde leden, die
heden de ontwerpen tot wijziging van onze hoogste
staatswet aannemen en daardoor den belangrijk
sten wetgevenden arbeid verrichten, die kan
voorkomen, morgen of overmorgen in het alge
meen niet meer bevoegd zouden zijn om andere
wetten in het leven te helpen roepen. De nieuwe
kamers en de nieuwe kiezers zelf zullen immers
onderworpen zijn aan de Grondwet, zooals de
oude Staten-Generaal die vaststeldenis die niet
naar hun zin, dan kan wel is waar weder eene
herziening worden ter band genomen, maar geldt
ditzelfde niet in nog grootere mate van iedere
andere wet? Op een enkele uitzondering na
zeer zeker. Er zijn echter enkele wetten, die
bestemd zijn om gedurende een bepaald aantal
jaren onveranderd te blijven bestaan, omdat zij
met een zeker lichaam in den staat een soort van
overeenkomst bevatten, die natuurlijk zonder het
goedvinden van dat lichaam niet kan worden
verbroken of veranderd vóór het einde van den
termijn, waarvoor zij is aangegaan. Door zulke
wetten te maken zouden de kamers in het einde
harer dagen, terwijl zij bestemd zijn om zeer
spoedig te worden vervangen door andere, ge
kozen door nieuwe kiezers en op nieuwe grond
slagen rustende, hare opvolgsters en den staat
zeiven al te veel binden. Zulk een verklaring
van hetgeen de tegenwoordige staten-generaal
willen dat na hun dood zal geschieden zou een
politiek testament zijn, dat veel verder gaat dan
een uiterste wil vermag. Immers indien een
nalatenschap te veel bezwaren met zich dreigt te
brengen kunnen de erfgenamen haar verwerpen
of althans onder het voorrecht van boedelbeschrij
ving aanvaardenvan deze middelen zonden de
nieuwe kiezers en de nieuwe kamers echter geen
gebruik kunnen maken; zij zouden de erfenis
moeten aanvaarden en al de nadoelen, daaraan
verbonden, moeten dragen. Tot de hier bedoelde
wetten behoort ook die betreffende bet bank-
octrooi. Deze te behandelen zou daarom afkeuring
verdienen, al acht men ook in het algemeen de
wetgevende macht, zooals zij thans is samengesteld,
volkomen gerechtigd om ook na de afkondiging
van de nieuwe grondwet nog wetten te maken.
Het ligt eerder op den weg van deze staten-
generaal om enkele andere, zij het ook ge
wichtige onderwerpen af te doen, bijv. de
regeling van den kinderarbeid naar aanleiding
van de daarover gehouden enquête, natuurlijk
indien de regeering daartoe de gelegenheid aan
biedt. Dit laatste moet wel in bare bedoeling
liggen, want naar men verzekert zal dezer dagen
een wetsontwerp van die strekking bij den raad
van state inkomen, zoodat het nog vóór de
afdoening van de begrooting bij de tweede kamer
zal kunnen aanlanden. Ook in de kamer zelve
schijnt een aanzienlijk ledental geneigd om dat
onderwerp nog tot eene oplossing te brengen.
Of hiervan iets komen zal, hangt natuurlijk in
de eerste plaats hiervan af, of de betrokken
minister zijne begrooting zal zien aannemen. De
waarschijnlijkheid is daarvoor; toch zal de heer
Du Tour niet alleen menig hard woord moeten
hooren, maar door een fractie in de kamer Vrij
heftig worden bestookt. Er zijn verscheidene
leden, die den minister van justitie bepaald willen
doen vallen en niet zullen nalaten daartoe de
begrootings-disenssiën aan te grijpen, welke meer
dan éene gelegenheid zullen opleveren om te
trachten den heer Du Tour tot aftreden te dwingen.
Ook tegenover den minister van oorlog zijn
velen minder welwillend gestemd; men zal be
proeven ook hem uit den zadel te lichten. Op
spoedige uitvoering van de bepalingen der nieuwe
grondwet in het algemeen, maar in het bjjzonder
van die rakende de defensie, zal worden aange
drongen, en dit werk willen velen aan andere
handtn zien toevertrouwd dan die thans de teugels
voeren aan het departement van oorlog. Intusschen
wordt daar reeds nu gewerkt aan de wetten, die
de nieuwe artikelen omtrent de defensie nood.
zakelijk maken. Misschien wil de heer Weitsel,
die den storm ziet aankomen, dezen door de
mededeeling van die ijverige en vlugge werk
zaamheid trachten te bezweren. Ijverig en vlug
werken zal ook in het nieuwe parlement noodig
zijn, om niet al te langen tijd te doen verloopen
vóór alles op den leest van de herziene grondwet
zal geschoeid zijn. Daarvoor zal menige wets-
voordracht moeten worden ingediend, zoodat het
vooreerst niet aan parlementairen arbeid zal ont
breken. Daarenboven zijn er nog verschillende
onderwerpen, afgescheiden van de grondwets
herziening, die op afdoening wachten. Voor
eenige zijn reeds nu ontwerpen aanhangig, en
deze zullen voor het meerendeel wel ontwerpen
blijven totdat de kamer van honderd er zijn zal.
Er zijn er dan ook eenige van nogal omvangrijken
en ingrijpenden aard, zooals, behalve het bank-
octrooi, de vernieuwing van de concessie aan de
Rijnspoorweg-maatschappij, de regeling van het
notarisambt, het auteursrecht op kunstwerken
enz. Dit laatste lijdt aan een slepend gebrek;
het is reeds verscheidene jaren aanhangig en reeds
geruimen tijd in staat van wijzen. Dat het niet
in behandeling komt ligt minder aan het ontwerp
zelf dan wel aan een ander, daarmede nauw
verband houdend onderwerp, van de overeenkomst
met Duitschland tot wederkeerige bescherming
van het auteursrecht. Die overeenkomst wacht
nog steeds op wettelijke goedkeuring, en men
zegt, dat de minister Van Karnebeek de verdedi
ging daarvan niet op zich wil nemen. Om nu
maar niet in de zaak te roeren laat men het
andere ontwerp ook maar stil rusten.
Het spreekt van zelf, dat onze nieuwe burge
meester dezer dagen nog al druk besproken wordt.
Zijn debuut in den gemeenteraad bij de behandeling
van de gemeentebegrooting geeft daartoe gereede
aanleiding. En op grond van die eerste proeve
luidt het oordeel zeer gunstig. De heer Roest
schijnt zich reeds flink in onze gemeentezaken te
hebben ingewerkt, en daarbij deed hij zich ook
kennen als een krachtig voorzitter, die voet bij
stuk weet te houden en alle afdwalingen streng
beteugelt. Hij schijnt zich werken tot taak te
stellen, meer dan het deelnemen aan allerlei zaken
die met het burgemeesterschap slechts in de verte
iets te maken hebben, Intusschen moet hij zich
voor overdrijving in deze wachten; hij dreigt in een
ander uiterste te vervallen dan zijn voorganger, en
dit kan niet nalaten hem vele vijanden te bezorgen.
Zoo wordt hem vrij euvel geduid, dat hij gewei
gerd heeft het eere-voorzitterschap te aanvaarden
van het comité voor de alhier te houden tentoon
stelling van kunst-nijverheid. Aan het boofd van
een dergelijke zaak, van zooveel belang voor de
residentie en hare inwoners, mag de burgemeester
zich wel stellen zonder het verwijt te verdienen
van een pret makend en feestvierend burgervader
te zijn. Dergelijke eerebaantjes ontrooven niet
meer tjjd dan men zelf wil, en het werk van den
burgemeester zou er niet onder behoeven te leiden.
De aanbieding van het eere-voorzitterschap heeft
natuurlijk ten doel, behalve een hulde aan den
persoon zeiven, een zeker cachet te geven aan de
zaak; door dit er aan te onthouden benadeelt de
burgemeester een onderneming, die voor de inge
zetenen zijner gemeente van groot gewicht is.
Werken is goed, maar er zijn nog andere plichten,
die men daardoor niet mag verwaarloozen.
Als de heer Roest hiervan doordrongen was,
zou hij niet dermate den plicht der beleefdheid
uit het oog hebben verloren als hij kort na zijn
optreden deed tegenover die hooggeplaatste per
sonen, die, ofschoon van ongeveer gelijken rang
al; de burgemeester, hem een beleefdheid kwamen
bewijzen. De drie kolonels-commandanten van de
regimenten grenadiers en jagers, artillerie en
cavalerie vervoegden zich op zekeren dag in groot
uniform ten stadhuize, het verlangen te kennen
gevende hunne opwachting bij den nieuwen bur
gemeester te maken. Deze zat in zijn kamer
druk te werken en vond daarin reden genoeg om
door den bode aan de officieren te doen zeggen,
dat bij tot zijn leedwezen de heeren thans niet
kon ontvangen, maar dat hg hen den volgenden
morgen te 9 uur gaarne zou wachten- Natuurliik
bleven de kolonels weg, verontwaardigd als zij
waren over zulk eene behandeling, en zij ver
zuimden niet hun wedervaren bekend te maken.
Het spreekt van zelf, dat de handelwijze van mr
Roest algemeen afkeuring vindt.
Of het aan de stadhuislueht of aan iets anders
ligt moge ieder voor zich beslissen, maar zeker
is het dat dit staaltje van onbeleefdheid, op het
raadhuis der residentie voorgekomen, niet alleen
staat. Een paar weken geleden liet zich bij den
wethouder van openbare werken een gepromoveerd
jongmensch aandienen, ambtenaar bij een van de
ministeriën, die tot de sollicitanten behoorde voor
de betrekking van commies bij een van de ge
meentelijke bureau's. Deze sollicitant haalde zich,
door het doen van enkele vragen omtrent de
vooruitzichten, welke de vaceerende betrekking
aanbood, de bitse opmerking van den wethouder
op den hals, dat deze geen bureau van informatie
hield; de overige gezegden van den bezoeker,
omtrent „opwachting maken," „aanbevelen" enz.
had de wethouder waarschijnlijk niet eens gehoord
wat geen wonder zou zijn, daar hij gedurende
het bezoek steeds was blijven zitten schrijven.
De jeugdige rechtsgeleerde, zoon van een welbe
kend staatsman, liet zich op die wij^e niet af
schepen, maar antwoordde zeer gevat, dat hij de
eer had, na de ondervinding zooeyen opgedaan
omtrent de wijze, waarop de wethouder met zijn
ambtenaren gewoon schijnt om te gaan, zijn solli
citatie oumiddelijk in te trekken.
Het schijnt dat zich dezen winter vele sterren
aan on^en kunsthemel zullen vertoonen. Ver
scheidene diva's beloofden hier hare talenten te
zullen komen ten toon spreiden meerdere gelau
werde artisten zegden ons avonden van bijzonder
kunstgenot toe. Diva's echter, en evenzeer de
mannelijke exemplaren van die soort, lijden nog
al eens aan grillen, en dus is het altijd onzeker
of zij wel komen zullen zoolang wij hen niet op
het orebest zien verschijnen, of de aangekondigde
voorstelling niet zonder eene mededeeling van
den regisseur begonnen is, is de mogelijkheid niet
uitgesloten dat zij ons in den steek laten. Vooral
geldt dit van de om haar grilligheden bekende,
bijna beroemde mademoiselle Van Zandt, die hier
Lakmé en Mignon zal komen zingen. Intusschen,
als er niets in den weg komt, zullen we haar
komen bewonderen en ook Fraulein Sembrich,
Patti, Coquelin en waarschijnlijk zal ook Albani
hare hier gehouden triomphen komen herhalen.
Possart hebben wij pas achter den rug en Zater
dag treedt Sigrid Arnoldson bier op. Voorwaar
een lietelijk kijkje op onze winteravonden! Wat
Sigrid betreft, in Amsterdam heeft men reeds
dezer dagen kennis met haar gemaakt, en daar
schijnt men haar te houden voor eene artiste, die
zeer veel belooft (ze is eerst 20 jaar), maar die
op dit oogenbiik nog niet tot de erkend groote
sterren mag gerekend worden. Zij is dan ook
pas door de eene of andere astronoom op kunst
gebied was het niet Christine NiIson zelve?
ontdekt. Van een zoo jong talent is echter alles
te verwachten, en wel eigenaardig is het, dat
tegelijk met het verscheiden van de „Zweedsche
nachtegaal" Jenny Lind een nieuwe Zweedsche
zangeres is opgestaan, die geroepen schijnt om de
kroon van de geliefde voorgangster te dragen.
De opvolgster belooft niet beneden haar te zullen
blijven. Als er maar steeds zulke plaatsvervang
sters en plaatsvervangers zijn, is het verval der
kunst gelukkig nog verre.
Ook het bestuur van het concert Diligentia
heeft alle aanspraak op waardeering van hetgeen
het doet om de kunst hoog te houden, maar
dezer dagen ging het daarin toch wel wat heel
ver. Er waren twee vacaturen in dat bestuur te
vervullen wegens periodieke aftreding van twee
leden, de een iemand met een adellijken naam,
de ander zonder predicaat van jonkheer of baron
of graat. Het bestuur, tot in bet uitende bedacht,
op het hooghouden van de kunst, heeft gemeend
toch vooral te moeten zorgen, dat voor de plaats
van het adellijke lid niemand zonder zoodanigen
titel in aanmerking zou komenvoor de andere
plaats komt dit er niet op aan, naar het schijnt.
Op de eene voordracht, waaruit de leden moeten
kiezen, plaatst dat bestuur na het adellijke
aftredende lid nog een paar baronnen, op de
andere, waarop als no 1 het tweede aftredende
lid voorkomt, twee heeren, die zich hoogstens in
den titel van mr mogen verheugen. Verbeeldt
u ook, een adellijk persoon op dezelfde voordracht
als een paar gewone burgers Zulk gezelschap
zou al te erg zijn; wat zou de kunst dan spoedig
te gronde gaan!
Bij Prov. blad n° 107 wordt mededeeling
gedaan van een kon. besluit tot vernietiging
vaD het besluit van gedeputeerde staten van
Zeeland betreffende eene voordracht van ingelanden
van het waterschap Oud-Wolf aartsdijk ter benoe
ming van een gezworene van dat waterschap.
Ged. staten hadden die voordracht vernietigd
op grond dat aan de stemming zou zijn deelge
nomen door twee personen, die daartoe niet be
voegd waren, terwijl die deelneming op de
benoeming der gezegde candidaten van invloed
heeft kunnen zjjn, en dat derhalve de voordracht
is opgemaakt in strijd met de bepalingen van het
algemeen reglement.
In het kon. besluit wordt o. a. overwogen dat
de voorzitter van het burgerljjk arm bestuur in de
vergadering van ingelanden zjjne stem wettig
heeft uitgebracht, terwijl de onwettig uitgebrachte
stem van den voorzitter van het college van
kerkvoogden op zich zelf geen invloed op de op
making der voordracht heeft knnnen uitoefenen,
en dus het besluit der vergadering van ingelanden,
waarbij die voordracht is opgemaakt, behoort te
worden gehandhaafd.
Het ruw en onhebbelijk optreden der sociaal
democraten op de algemeene vergadering der
Unie te Amsterdam, gehouden ter bespreking van
de zaak-Ketjen, wekt, zeer terecht, algemeen
afkeuring.
Het Hbld. schrjjft o. a.
„Een aanval op regeering en vertegenwoordiging
trad in de plaats van hetgeen aan de orde was
de zaak van den heer Ketjen. Zelfs toen met
instemming van dezen het onderzoek door middel
van de rechterlijke macht werd gevraagd bleef
de meerderheid daartegen protesteeren, omdat het
toch niet zou helpen! Men ziet, hoe de beden
kelijke aanvallen, waaraan de rechterlijke macht,
niet enkel van de zjjde der sociaal-democraten j
heeft blootgestaan, hunne gevolgen beginnen te
toonen. Het houden van openbare vergaderingen
tot bespreking van een bepaald onderwerp wordt
door voorvallen als dien avond weder zjjn gebeurd,
eene onmogelijkheid. Als eene menigte, die de
plaatsen vooraf bezet, het debat op een geheel
ander terrein kan brengen dan waarop de beleggëtd
der vergadering zich willen bewegen, dan zal
niemand zich meer wagen aan het gevaar, dat'
het belang, waarvoor hij opkomt, aldus kan worden
op zjjde gezet.
„De vergadering had nut kunnen hebben,
door het vragen van inlichtingen helderheid ware
gebracht in de zaak van den heer Ketjen en
iluideljjk ware uitgekomen, of hjj al dan niet is
verongelijkt, of hij al dan niet aan eigen schnld
zjjn ongeluk te wijten heeft. Nu heeft menenkei
weder de ervaring opgedaan, dat voor eene ge
regelde gedachten wisseling eene openbare verga
dering eene zeer ongeschikte plaats is."
Het laatst verschenen nommer van Eigen Haard
bevat weer zeer veel goeds, zoowel wat tekst als
wat de platen betreft. Onder de laatste verdienen
vooral genoemd de reproductie van Het middag
etennaar eene schilderij van Jozef Israels, en
De Voorstraatshaven te Dordrechtnaar Frank
Myers Boggsalsmede een goed uitgevoerd por
tret van wjilen mr. J. L. de Bruyn Kops.
Aan de nagedachtenis van dezen „man van be-
teekenis" wordt een waardeerend opstel gewjjd.
Tengevolge van een defect aan de machine,
moest de mailtrein van 10 uur Vrjjdag avond
te Rilland—Bath Btoppen en arriveerde terhalve
25 minuten te laat te Vlissingen.
Aan de Indépendance seint de Berlijnsche cor
respondent, dat hjj met zekerheid meent te weten,
dat de czaar niet zich naar Berljjn zal begeven.
Het Duitsche hof zou hiervan officieus kennis zjjn
gegeven, het moet levendig zjjn teleurgesteld, Het
bericht zou geheim gehouden worden,