N° 252.
130® Jaargang.
1887.
Woensdag
26 October.
Middelburg 25 October.
Een belangstellend woord.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 8/m, franco 2.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels /l.BO
iedere regel meer f 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
MIDDELBURGSCHE COURANT.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon te Goes: A. A. W. Bolland, te Krainingen: F. van dee PEi;rx,te Zierikzee: A. C. de Moou,te Tholen: W. A. van Niewenhtjiïzen en te Terneuzen: L. van Wijck.
Verder worden door alle postkantoren en boekhandelaren abonnementen en ad vertentiën aangenomenen nem6n ook het algemeen advertentiebureau van Nijgh van Ditmae te Botterdam, en de firma Erven B. van dee
Kamp te Groningen, voor de Noordelijke provinciën, annonces aan. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger.
ui.
{Slot.)
Het aantrekkelijke in de beschouwing van
den Oldemarkschen prediker, den heer Ulfers,
is wel voornamelijk hierin gelegen dat elke
bladzijde daarvan getuigt van een streven naar
rechtvaardigheid, naar waarheid. Hij erkent
het goede van andersdenkendenhij spaart
zijne eigen geloofsgenooten en collega's niet,
waar hij hun minder goede zijden meent te
moeten aantoonen hij is in 't kort strikt on
partijdig in zijne oordeelvellingen.
Waar hij nagaat, wat de katholieke kerk
doet of deed voor de oplossing van sociale
vragen, erkent hij dat die kerk „met haren
wel bekenden ijver bezig is veel te doem binnen
hare grenzen voor hare arbeiders." Een blik
op Duitschland leert ons dit. Daar breidt zich
het Verband deutscher Industrielle und Arbei-
terfreunde van Oost tot West uit.
„„Zjjn werkkring is ruim genoeg. Naast be
moeiingen, die met de kerk in onmiddellijk ver
band staan, streeft het naar versterking van den
persoonleken band tusschen werkgever en arbeiders.
Het jjvert voor de verbetering van woningen,
voor de opvoeding der werklieden, voor hunne
technische vorming en ontspanningen. Het bevor
dert maatregelen ten bate van hunne gezondheid
en veiligheid in het bedrjjf. Ziekenbussen en
spaarbanken, ondersteunings- en voorschotkassen,
pensioen- en weduwenfondsen, scheidsgerechten en
voorbehoedmiddelen tegen ongelukken, het ver
schaffen van goedkoope levensmiddelen en de
bestrijding van het koopen op crediet dit
alles en meer staat op zjjn programma. De
ziel der beweging is kapelaan Hitze. „„Sticht
werkliedenvereenigmgen" is zijne leus. „En de
Roomschen doen het. Een net van arbeiders-
vereenigingen breidt zich over het geheele land
uit, en gaat tot over de grenzen. De Boomsche
taktiek is, binnen de grenzen van het parlement
tot vreedzame oplossing der toenemende moeilijk
heden mede te werken en buiten het parlement
zoo mogelijk het toenemende getal socialisten te
brengen onder het net der arbeidersvereenigingen
en zoo in le fuik der kerk".
En die kerk met hare alles regelende leiding
van bovenaf; met haar rustigen, vasten gang
door de eeuwen, met hare doortastende be
slistheid ook alweer in deze zou bijkans eeni-
gen waarborg geven voor eenige oplossing van
de sociale kwestie. Maar toch twijfelt de heer
Ulfers aan het welgelukken van de Roomsche
oeconomische ondernemingen. In de eerste
plaats omdat alle pogingen der Jezuiten om
ideaal-Roomscbe-republieken op te richten op
niets zijn uitgeloopenen er geen gras meer
groeit waar de voet van den Jezuit heeft
gestaan.
In de tweede plaats omdat de richting van
den Roomschen geest niet tot den arbeid is
gekeerd en het Roomsche ideaal is de monnik,
die de wereld ontvliedten in de derde, maar
vooral de voornaamste, plaats omdat het te
betwijfelen valt of de roep om vrijheid en
meerdere gelijkheid, door de lagere standen
aangeheven, op den duur met ernst beantwoord
zal worden door een godsdienst, die niets van
het democratische heeft.
»De Roomsche kerk weet altjjd tegemoet te
komengelijk zij nu heeft weten te doen ten
opzichte van het Septennaat zoo ook in de
arbeiderskwestie. Maar is het haar ernst met
baar geven of is het geven om te nemen Geeft
de Hiërarchie ooit eenigen waarborg voor indivi
dueele vxjjheid vraagt de heer Ulfers. »En
zonder individueele vrjjheid is er immers nooit
eenige kans voor eenige ethische ontwikkeling; en
zonder ethische ontwikkeling is er nooit eenige
oeconomische welstand mogelijk; dat stellen alle
oeconomisten voorop. Hierin nu, in dat ontroo-
ven der individueele vipheid ligt de eeuwige
zwakheid van het Katholicisme ten opzichte van
alle volksontwikkeling; en het zal bljjken ook
tegenover de sociale nooden de oorzaak te zjjn,
waarom het Katholicisme niet bjj machte zal
wezen ze op te lossen. Haar zal niet baten, wat
haar nooit gebaat heeft, de ontzaglijke rjjkehulp
die zjj in milddadigheid openbaart, die wellicht tot
Op de 19e eeuw zonuer wedergade is geweest. Geene
aalmoezen heffen een volk op. Individueele vrjjheid,
geeft den volken dat, o Romanisme. Zonder dat
zjjn zelfs landen als Italië en Spanje, aan grond
en geesten zoo rjjk, oeconomisch te gronde gegaan.
Rome's ethiek heelt dat beginsel nimmer gekend,
en dat wreekt zich natuurljjk."
Over het christelijk socialisme schrijvend,
wijst de heer Ulfers op Patrimonium dat in
gereformeerde handen geraakt is en van zelf
in den terugkeer tot de gereformeerde leer der
kerk het groote middel van verlossing ziet,
bij al de andere middelen tot hulp. Het ver
raadt het Roomsche beginsel en loopt ook
evenwijdig met dat streven, Hieraan doet
de heer Ulfers niet mee. De woorden „chris
telijk socialist" of „christelijk socialisme"
hebben, volgens hem, geen reden van bestaan.
Men zou even goed van christelijk telegraaf-
en postwezen kunnen spreken. Christelijk
socialisme dienst te laten doen als tegenstelling
van b. v. het materialistisch socialisme is
gewaagd.
Met dankbaarheid erkent de heer Ulfers
daarentegen wat door staatsbemoeiing is ver
richt om de sociale nooden uit den weg te
helpen al moet toch ook met schaamte worden
toegegeven dat de arbeider zelf reeds lang
bezig was zich te redden, toen de staat eerst
begon mede in te grijpen; evenzoo, dat eerst
de nood, het gevaar, en niet het solidair zich
gevoelen, tot die verordeningen den stoot gaf.
„Zoo is hier te lande de enquête eerst gevolgd
op het meer dreigend aanzien van de sociaal
democratie. In België eerst na den Lnikschen
orkaan. In Frankrijk hebben de barricades
eerst de verplichting van den staat wakker
geroepenin Engeland de verschrikkelijke,
tweemaal herhaalde, oploopen der Chartisten,
onder O'Connor en Stephens".
Maar er is nu gehandeld en er wordt nog
meer gedaan. Dat dient dankbaar erkend.
En in die wettelijke verordeningen van den
staat en in de oprichting van vereenigingen
van de arbeiders zeiven uitgaande, in eigen
hulp dus, begroet de heer Ulters met ons de
meest vruchtbare manier voor de oplossing der
sociale kwestie.
Wat nu, volgens den schrijver, de Evangelie
dienaar niet te doen heeft met betrekking tot
dit alles, tjot de sociale vragen, kunnen wij in
't kort releveeren.
De pastor heeft zich niet voor of tegen
het collectivisme, of het socialisme als stelsel
te verklaren. Doet hij dit, hij zou het socia
lisme helpen belangwekkend maken, het ver
sterken, tegen zijn zin.
Al moge in de onderwijskwestie verschooning
te vinden zijn voor het optreden van zoo
menig pastor op politiek gebied de heer
Ulfers meent dat dit onbevoegd zich inmengen
van predikanten op zoo velerlei terrein het
eerwaardig ambt in den laatsten tijd zeer
heeft geschaad.
„Wat heeft het huweljjk tusschen politiek en
theologie niet jammers gewrocht, al was het alleen
maar dit, dat de buren der jonggehuwden ver
telden dat de theologie niet de minBt twistzieke
was der twee."
De pastor heeft zich verder ni t, als Stöcker,
aan het hoofd van eene arbeiderspartij te stellen.
Al spreekt de heer Ulfers met den grootsten
eerbied over het sociale werk van den Duitschen
hofprediker, toch durft hij diens pogen, diens
wagen niet, als specifiek bij het pastorale
behoorend, tot model stellen,
Verder meene de pastor niet dat de kerk,
zijn kerkgenootschap, of het bestuur der kerk
iets oeconomisch te doen hebbe in de sociale
kwestie.
De kerk heeft geen roeping de sociale vragen
op te lossen, in dien directen zin, zooals de
Roomsche kerk doet.
Al wat de kerk te doen heeft in deze is de
ethische grondslagen te geven, waarop elk
politiek of oeconomisch gebouw verrijzen kan.
Toch mag de pastor geen quiëtist zijn in de
sociale nooden; past hem, die door zijn dage
lij ksch werk het meest den socialen nood leert
kennen, allerminst volkomen berusting, stille
godsdienstdweperij in deze.
De heer Ulfers schrijft
„Het is zeer onaangenaam, al is het alleen voor
onze ambtseer, als op de vraag der ten strijde
,jga ak.ende soldaten „waar is onze veldprediker?"
geantwoord moet worden„Hij zit in de bagage
wagen." Het is meer dan bedenkelijk, als menig
quiëtist in dezen zich gemakkelijk van den soci
alen nood afmaakt, met een beroep op het betere
hiernamaals."
„Daar is, ik zeg niet altjjd, maar in sommige
gevallen, geen fijner handels-speculatie dan die eens
pastors, die quiëtist is in den socialen nood, en den
armen hongerlijder eene cheq geeft, betaalbaar
in den eeuwigen dag."
Geen pastor vergenoege zich, bp de klachten
van een vierden stand, met hemelwaarts gerichte
blikken, te lispelen. „„Wjj hebben een wandel
in de hemelen."" „Geen pastor achte het een
gelukkig gekozen pae lagogiek, om van den vier
den stand te zeggen „„Wij hebben hen den
duivel overgegeven, opdat de ziel moge behouden
worden.""
Wat een pastor wèl doen moet dit zegt
de heer Ulfers ten slotte.
Niet alleen door woord of door prediking
maar door een direct ingrijpen in het arbeidend
leven van den werkman kan hij de zedelijke
ontwikkeling van den vierden stand helpen
bevorderen. Daar is o. a, het bevorderen van
de Zondagsrusthet bedingen van waarborgen
voor de zedelijkheid bij werkgevers het ver
meerderen van de inkomst der diaconie.
De pastor heeft in den socialen nood met
energie deel te nemen aan het werk der
inwendige zending; hij kan het beschouwen
als tot zijn ambt behoorende, om ongezocht
een eerlijk debat aan te binden met z. g.
socialisten-leiders.
En is het wonder dat deze prediker van
zijn standpunt als het allerlaatste, maar niet
het minste middel noemtde directe prediking
van het Evangelie
Over dit laatste zouden wij het met dezen
schrijver eens kunnen worden, omdat wij ons
overtuigd houden dat zijne prediking geen
aanleiding geven zal tot de bekende verzuchting
van De Grenestet
Gij Prediker, daar in de lucht,
Hebt gij dan geen woordje voor mij
Uw rede, als een galmend gerucht,
Rolt ledig mijne ziele voorbij.
Gij Prediker, daar in de lucht,
Hebt gij dan geen woord voor mijn hart f
En weet gij dan niet wat ik zueht
En voelt gij dan niets van mijn smart P
Zijn gansche referaat draagt daarvoor te
veel de kenteekenen van practischen zin, die
moed geven dat daden de woorden ervan
zullen bezegelen, en de overtuiging schenkt
dat de schrijver naar zijne krachten ook als
m e n s c h meewerken zal om te voorkomen
dat men steenen voor brood geve.
En dat hij de wereld kent met al zijn nooden,
ook daarvan getuigt zijne beschouwing die wij,
vooral in deze dagen, als een belangrijk teeken
des tijds begroeten, en waarvoor wij meenden
de aandacht van onzen lezerskring met ge
rustheid te mogen vragen.
Hoe weinigen zijner collega's bewegen zich
op practisch gebied. Meer preeken dan ban
delen merken wij bij ben opmeer exclusivisme
dan zucht tot aansluiting bij zoovelen die zich
opmaken om de sociale nooden te leeren
kennen en ze op te lossen.
Uit het woord van den heer Ulfers spreekt
eene waardeering van dat pogen, die niet
missen kan hare aantrekkingskracht uit te
oefenen. Van mannen als hij is ten minste wat
te verwachtenen wanneer zijn geest meer en
meer doordringtwanneer in menigen kring
een pastor mocht arbeiden naar zijn idee, met
zijn moed, de heer Ulfers zelf hond eens in
een openbaar debat te Oldemark den strijd
aan tegen den leider der sociaal-democraten
in ons land met zijn kennis maar ook met
zijn warm hart, zijn ruimen blik voor de won-
deplekken in onze maatschappij, dan zal
menigeen, die in de laatste jaren zich afwendde
van een stand, welke meer leven maakte in
den zin van rumoer, dan leven, bezieling, wekte
voor de practische zijde van ons aardsch be
staan, hun gaarne de hand reikendan
kan die kerk; waarin zij arbeiden, nog zegen
verspreiden voor velen, die aan haar in zoo
menige ure behoefte hebben.
((Onze eeuw smacht slechte naar werk en geld/'--^
schreven wij boven onze beschouwing.
Het is een woord van Frances Brown, die
er op volgen laat
»De hoop kwijnt weg, 't gedenken aneeft.
Op haard en altaar doofde 't vuur.
Toch heeft 't geloof op hoop geleefd
Meer zegt de wachter niet in 't nachtlijk uur."
Ernstige, en in zoovele opzichten sombere
tijden beleven wij het is waar.
Aan hoop op heter is behoefte.
Die hoop te verlevendigen is de plicht van
ieder; samenwerking daartoe noodig van ons
allen, al worden wij ook gescheiden door zoo
menig vraagstuk.
Als pleidooi daarvoor kan ook het referaat
van den heer Ulfers beschouwd wordenwant,
al spreekt uit menig regel de protestant, uit
het geheel straalt de vriendelijke glans der
humaniteit u tegen, van een beginsel dat niet
genoeg ingang kan vinden.
Bij kon. besl. is aan M. van Bendegom eervol
ontslag verleend als 2e luit. bij het 2e bataljon
rustende sehutterjj in Zeeland.
Benoemd bjj het wapen der infanterie, bij den
staf van het wapen, tot commandant der derde
divisie, de generaal-majoor J. C. C. den Beer
Poortugael, laatstelijk van den grooten staf, thans
op non-activiteit.
Bevorderd tot commies der posterjjen van de
3de kl. W. C. Callenfels, thans commies der poste
rijen van de 4e ki.
Naar men ons uit Bruinisse meldt moet, naar
aanleiding van de finanoieele schade, door 't af
sterven van ontjjdig gevangen en weggestormd
mosselzaad, gedurende de laatste weken, den vis»
schers in Zeeland berokkend, thans een adres
circuleeren aan den minister, met verzoek om
voortaan geen zandbanken meer open te doen
stellen, voordat het zaad rjjp en voor verplaatsing
bekwaam is, en zoo min mogeljjk in den herfst,
terwjjl de laatste gevolgen dier ontijdige opening
zich pjjnljjk doen gevoelen.
Voor duizenden guldens zaad moet sedert primo
Sept. jl. verwoest zjjn.
De heer J. M. Smit te Apeldoorn schrijft inde
Amst. D. v. N.
„Het stelsel van bewjjsvoering (de rechtsgeldige
heid van een dagblad-verslag), door jhr mr Ga
W. Mollerus uitgevonden, schjjnt nogal aanhan
gers te vinden. Zoo zjjn nu weer eenige bladen,
onder aanvoering van het Handelsbladbezig
allerlei venjju te zuigen uit de bekende, thans
herstelde, zinsnede der Goesche Courant. Ik voel
mij daarom gedrongen te verklaren, dat die zin-
snede, onschuldig of niet, door mjj niet gebruikt
iszjj geeft hoogstens in beknopten vorm een
gedeelte van mjjn voordracht te Goes terug.
„Naar aanleiding van uw verzoek om inlichting
heb ik de eer u het volgende aangaande de voor
dracht in Frascati mede te deelen.
„Aan het einde mjjner voordracht bracht ik nog
eens in herinnering, welke gevolgen de invoering
van A. K. en S. op onze ■taatsinrichtiDg zou
hebben, en wees er o. a. op, dat alsdan de ge
meentenaren zeiven hun burgemeester zouden
kiezendat dit eene zaak van groot gewicht was,
daar thans aan het hoofd van vele gemeenten
personen staan, van hoogerhand daartoe benoemd
maar niet berekend voor hunne taak dat niet
alle gemeenten zoo gelukkig waren als Amster
dam, dat zich verheugen mocht in een burge
meester, die in deu waren zin van het woord een
burgervader iaof handelde hij niet volgens den
ouden regelwie zjjn kinderen lief heeft kastjjdt
ze het meest.
„Als ik mjj wel herinner, heb ik ongeveer op
die wjjze gesproken daar ik mjjne voordrachten
nooit op papier zet, kan ik natuurljjk niet ge
tuigen, dat ik woordeijjk zoo gesproken heb.
Hoogstwaarschjjnljjk zal evenwel uw verslaggever
zich een en ander nog herinneren, en bovenstaande
kunnen bevestigen.
„Inde Amsterdammer van Zondag/Maandag zie
ik een citaat (uit het verslag v. d. Echo) aan
gaande de jachtwet. In dat verslag van de Echo
komen de volgende kleine onnauwkeurig bed. e
voor
„lo. Niet jaarlijks worden er 20 lieden gesbnJfc