N° 238. 130* Jaargang? 1887. Maandag 10 October. Het geheim van Barravoe BEKEND^AMNGIENr OPRICHTING m EÉE BROODBAKKER!!. Middelburg 8 October. 88 FEUILLETON. Dit blad verschijnt dagelijks; met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m, franco 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent Advertentien 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.; van 1-7 regels/l.50 iedere regel meer f 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. By deze courant behoort een BIJVOEGSEL. Brieven uit de Hofstad. Van Lady VIOLET GREVILLE. p gij alles weet, zijt gij verbaasd en gruwt 1UIDDELBURGSCHE COURANT. Agenten te Vlissingen: P. G. de Yet Mestdagh Zoon te Goes: A. A. W. Bolland, te Kminingen: F. van deb PEiJL,te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van Niettwenhuijzen en te Terneuzen: L, van Wijck. Hoofdagenten voor het Buitenland te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. De burgemeester en wethouders van Middelburg, maken bekend dat bij hun besluit van heden aan J. C. VAN MIERT en zijne rechtverkrijgenden, behoudens de nakoming van eenige gestelde voorwaarden, vergunning is verleend om in perceel wijk D no 61, in de Bogardstraat eene broodbakkerij op te richten. Middelburg, den 4 October 1887. De burgemeester en wethouders voornoemd, S C H O R E R. De secretaris, A. DE VÜLDER VAN NOORDEN. 7 October 1887. Een geestig schrijver hjj herinnert aan de Utrechtsche gemeenteraadsverslagen in de N. Rott. Cl., misschien vloeiden die wel uit dezelfde pen leverde dezer dagen in een van de dagbladen een stukje over de Amsterdamsche muggen, waarin hij o. a. het vermoeden te kennen gaf, dat iedere mug, op het oogenblik dat zij wordt doodgeslagen een geheel nageslacht voortbrengt. Iets dergelijks wordt door de meeste staathuishoudkundigen beweerd ten aanzien van landverhuizing als middel tegen overbevolking en de scbade'ijjke gevolgen daarvan. De door landverhuizers ledig gelaten plaatsen worden zeer spoedig weer aangevuld. Zoo leeraart men ten betooge, dat dit middel slechts een palliatief is, dat tijdelijk werkt maar de kwaal volstrekt niet wegneemt, integendeel weer nieuwe ziekteverschijnselen teweeg brengt. Zou het zoo ook niet gaan in het klein met de sociaal-democratie Pas heeft men er een zoo goed als doodgeslagen, hem zooal niet zijn hoofd dan toch zijn christuskop ontnomen, hem althans er toe gebracht herstel van gezondheid in het buitenland te gaan zoeken, of verschillende andere sociaal-democraten rjjzen uit de drukkerij van Recht voor allen op, trachtende het werk van hun grooten meester naar vermogen voort te zetten. Zjj geven daardoor der justitie handen vol werk, want ieder krijgt zijn beurt. Het is of ieder zijn best doet om een zinsnede neer te schrpven, die tot strafvervolging aanleiding geeft. Zoo zjjn er op dit oogenblik verscheidene zaken bij de Haagsche rechtbank in onderzoek, waaromtrent van hooger hand vervolging bevolen schijnt. Vroeger was in den regel dezelfde persoon de verantwoordelijke schrjjver van al die artikelen, ■waaraan de regeering of het openbaar ministerie HOOFDSTUK XI. „Ik heb u nooit gevraagd om hier te komen", merkte Catherina mij op. „Ik heb u gewaar schuwd om heen te gaan, toen gij zeidet dat gij mij lief hadt" hier haperde haar stem. „Ik heb u gezegd, dat ik Pat moest huwen en dat gij mij moest vergeten". „Dat hebt gij alles gedaan en toch „Kon ik mijn eigen broeder aanklagen? Kon ik u onze schande blootleggen Zeg, had ik daar het recht toe? Zoudt gij my dan niet nog meer veracht hebben Dat moest ik toegeven en antwoordde schoor voetend „Misschien". „Gij hebt mij mijn geheim ontrukt, een akelig, schandelijk, vernederend geheim, dat geef ik toe; maar het was toch het mijne, niet het uwe. Gij schaamt u met recht over mij en mijne bloedverwanten. Maar heb ik niet mijn best gedaan om u die kennis te sparen? Was het niet altemaal uw eigen schuld? Dat moest ik ook toegeven. Op die manier zouden wij spoedig de rollen omkeeren en zou Catherina niet als beschuldigde, maar als een Onverbiddelijk rechter voor mij staan. aanstoot nam, maar tegenwoordig schuilen die schrijvers overal; uit alle hoeken engat en bomen zij te voorschijn. De een gebruikt dichtmaat om aan zijn gevoelenB van vreugde en haat tevens lucht te gevenhjj zal zich voor den rechter te Amsterdam hebber' te verantwoorden over het sabelden van den minister van justitie voor lafïen koningsknecht. Een ander vergeet al de conside raties, die met hem tijdens zijn gevangenschap zijn in acht genomen, en misbruikt zjjn vroegere betrekking om uit de school te klappen van de welwillendheid en de toegevendheid, jegens een andere gevangene door de autoriteiten betracht. Deze laatste zaak trekt vooral de aandacht, wat zeer begrjjpelijk is, omdat het hier onthullingen betreft omtrent eene veroordeelde vrouw, die zelve indertijd veler belangstelling wekte, en ook omdat daarbij betrokken worden hooggeplaatste ambte naren als een procuheur-generaalja zelfs een minister. De rechter zal hier moeten uitmaken, of Jeanne Lorette zich er werkelijk op beroemen mag door beide personages, misschien wel aan den arm van beiden, naar de spoorweg-coupé te zijn geleid. De minister van justitie schijnt op dit punt een zuiver geweten te hebben, want anders zou hjj toch waarschijnlijk niet eene ver volging wegens die aantijging van zijn eer en goeden naam hebben bevolen, die een onderzoek naar de waarheid van die beweerde galanterie onvermijdelijk maakt. Dit proces zal nu tevens wel uitwjjzen, wat er waar is van de groote be zorgdheid van den procureur-generaal voor die schoone beschuldigde en veroordeelde, een bezorgd, heid, die volgens de indertjjd geloopen hebbende geruchten niet ver meer van teederheid af was. Of die rechterlijke ambtenaar ook een klacht wegens de vergelijking van Domela Nieuwenhuis met Jeanne Lorette door den vroegeren schrijver in de gevangenis te Arnhem heeft ingediend, wordt niet gezegd. Wat den heer Methöfer be weegt zoo herhaaldelijk het licht te doen vallen op de zeer genadige behandeling, door hem zelf na zjjne veroordeeling ondervonden, is niet recht duidelijk. Men zon geneigd zijn, te zeggen, dat hij daardoor wel allerminst geroepen is over aan andere gevangenen betoonde welwillendheid een afkeurend oordeel uit te spreken. Misschien zal ook deze zjjne handelwijze in den loop van het strafgeding worden opgehelderd. Wie weet, wat nog meer daarbij aan den dag zal komen 1 Met een zekere graagte wordt de terechtstelling van dien gewezen gevangene en gevangenisbeambte tevens tegemoet gezien, behalve misschien door enkelen, die liever hadden gezien, dat de sluier der liefde de zaak van Jeanne Lorette had bljjven bedekken. De gehoorzaal der Haagsche rechtbank zal zeker wel veel te klein zjjn om, ingeval het tot een terecht stelling komt, alle nieuwsgierigen bij de behandeling der zaak-Methöfer te bevatten. En dat wij vóór dat tjjdstip ons in een nieuw, ruimer rechtsgebouw zullen mogen verheugen, daarop is de kans niet groot. Verder dan tot plannen maken daartoe is men nog niet gekomen, maar plannen zjjn er dan toch verscheidene. Het laatste plan schijnt van nay; gjj veracht mij en verfoeit mijn broeder. Gij hebt de edele rol van aanbrenger op u genomen een rol die wij allen haten en afschuwen. En wat zal het u baten Gij zult mij het hart breken, mijn vader vermoorden en Tim wreed straffen. Wat zult gij daarbij winnen Bij die vraag zag zij mij voor het eerst flink in de oogen. „Ik ben geen aanbrenger," zei ik houtweg, „En uwe redeneering over het in 't ongeluk storten eener familie zou, als die doorging, be letten dat er ooit recht gedaan werd. Het ongeluk dat een misdadiger over de zijnen brengt is een natuurlijke hinderpaal voor de misdaad en een van de ergste gevolgen van het kwaad doen." „Dat mag zijnmaar ik vraag u nog eens, welk goed hebt gij gedaan Ik weet niet wat ik van nacht in mjjn angst kan gezegd hebben." „Gij waart zeer beminnelijk," zei ik ge dachteloos; het was toch ook hard om het arme meisje verantwoordelijk te stellen voor de mis daden harer bloedverwanten, en die waren geen afdoende reden om haar onschuldig persoontje te verzaken. „Ik herhaal," zei ze zonder op mij te letten, „dat ik niet weet wat ik kan gezegd hebben, maar van daag ben ik kalmer en zie de zaken in een ander licht. Ik ben zeker dat gij Tim niet zult verraden." Dit was het dus, waar het diplomaatje heen wilde; dat waren de redeneeringen, waarmede zij mij zocht te overtuigen dat het myn plicht weer t9 zjjn om alleen voor den Hoogen raad en voor de rechtbank een nieuw gebouw te stichten. Deze colleges hebben zeker de grootste behoefte aan betere localiteit. Het gerechtshof kan het .«mg jvel met zjjn zalen op het Binnenhof stellen, i'n afwachting van de vobrgenomeii vermindering van hoven, die wellicht tot de opheffing van zoodanig college in de residentie zou leiden; de laatste zal om het behoud van haar hof met Amsterdam moeten kampen en de beslissing van dien strijd tusschen twee machtige partijen is moeiljjk te voorspellen. Evenwel zal met de indiening van die reorganisatie-plannen, die wel degelijk reeds op het papier gereed zijn, nog wel gewacht worden totdat de grondwetsherziening zal zijn afgeloopen. De kamers hebben zich vóór dien tjjd toch niet te beklagen over gebrek aan werk, vooral niet als de in de troonrede toegezegde ontwerpen betreffende het landbouw-onderwijs en de zeemacht ook nog in deze zitting worden ingediend, en als wordt voldaan aan den recht- matigen drang om wetsontwerpen aangaande den kinder- en vrouwenarbeid eD aangaande den boter- handel aanhangig te maken. Omtrent dit laatste onderwerp schreef im onlangs, dat aan het depar tement van waterstaat een ontwerp in gereedheid werd gebracht. Volgens mijne nader verkregen inlichtingen is dit ook werkelijk het geval, en het is te verwonderen, dat men daarmede nog niet verder is gekomen, omdat toch, behalve het ontwerp van de landbouw-commissie, nog een tweede aanwezig is, vervaardigd ingevolge op dracht van hunne excel lentiè'n van waterstaat en justitie door twee hoofdambtenaren van hunne ministeriën. Dit laatste scbjjnt bedoeld te zijn in het bericht, hetwelk onlangs de ronde deed, dat reeds voor eenige weken een ontwerp zou zijn verzonden aan waterstaat, bearbeid aan jus titie. Of werkelijk de strekking daarvan zooveel minder ver reikend, zooveel zwakker is dan die van het plan der landbouw-commissie, is mjj niet bekend, maar zeker is het, dat aan regeling van den verkoop van boter en van margarine groote behoefte bestaat, want onze boter is in de laatste jaren vreeselijk in discrediet geraakt, enkel dooi de knoeierijen op groote schaal, die de zooge naamde boterboeren zich veroorloven. Daaraan moet op de eene ot andere wijze een einde worden gemaakt, want zooals het nu gaat delven de zuivelbereiders hun eigen graf, en daardoor tevens dat van de grondbezitters in zuivel-voortbrengende streken, die bij slot van rekening de dupes worden van den achteruitgang hunner pachters. De land bouw heeft niet te klagen over de coöperatie woede, waaronder volgens de Haagsche Handel- en Nijverheidsmannen andere bedrijven zoozeer gebukt gaan; de landbouwers zjjn zelf de oorzaak van hun verval, althans de botermakende boeren. Van dien strijd tegen Eigen Hulp gesproken, de laatste gemeenteraadsverkiezing heeft getoond, dat het compromis, waarvan ik in mijn vorigen brief sprak, reeds min of meer is opgeheven. Het was dan ook al te kras voor Handel en Nijverheid om hun woord gestand te doen, dr Wijnmalen can- was om de misdaad te veraehoonen. „Iemand, die een misdadiger herbergt, maakt zich tot zijn medeplichtige," zei ik op deftigen toon. „Maar mynheer Murray was zoo onbemind; hij moest toch eenmaal ontijdig aan zijn einde komen. „Dat is geen verontschuldiging voor Tim." „Tim is heel driftig. Van zijn jeugd af aan heeft hij altijd hevige driftbuien gehad en dan is hij ontembaar." Ik dacht aan zijn leelijke blikken en meende nog zijn hand op mijn keel te voelen dus begreep ik dat zij de waarheid sprak. „Hij beeft ook wel eens toevallenzijn dat geen verzach tende omstandigheden „Neen; dan moest hij opgesloten worden, als hij niet toerekenbaar is voor zijne handelingen." „Hij is niet krankzinnigmaar somtijds is hij buiten zich zelf. Ik kan hem altijd regeeren en voor mij is hij lief en goed. Ik verzeker u, mijnheer Barclay, dat Tim een goed hart heeft.'' „Waarlijk?" zei ik spotachtig. „Hij heeft ook een sterke vuist dat heb ik gevoeld." „Gij lacht om mij en ik druk mij misschien ook niet goed uit," zei zij neerslachtig »maar gij zult hem in alle geval sparenniet waar Ge dane zaken nemen geen keer en meer ellende voor anderen baat ook niets. Oals er wat aan te doen was 1 Als „Zeg mij al wat gij weet, dan kan ik er misschien beter over oordeelen." - „Het is niet veelsomtijds kan ik zelf naa- didaat te stellen, toen deze bleek lid van die gehate vereeniging Eigen Hulp te zijn. Dat had men te voren niet geweten, anders was het nooit tot afspraak gekomen. Al spoedig zullen wjj ledenlijsten van Eigen Hulp zien openbaar maken er is anders ook geen oog op te houden. Eenige heeren te Kampen, onder wie mr P. Roetert Tab, hebben het denkbeeld geopperd om, onmiddellijk, nadat de Tweede kamer het hoofd stuk der defensie heeft aangenomen, aan de Eerste kamer een adres aan te bieden, teneinde zoo mogelijk, te voorkomen dat dit hoofdstuk door de Eerste kamer verworpen worde. Van onberekenbaar nut zou het wezen, meenen zij, indien het Nederlandsche volk in dit beslis send oogenblik, te bewegen ware zijne stem te doen hooren ten aanzien der belangen, waarmede de verdediging van den geboortegrond op het nauwst is verbonden. De genoemde heeren hebben een concept-adres opgemaakt, waarin zjj op verschillende gronden de Eerste kamer eerbiedig verzoeken, de voor gestelde veranderingen der grondwet aangaande de defensie wel te willen aannemen, en zoodoende den e e n i g e n weg te openen, waarop in de toekomst, met vermindering der oorlogskosten, de kracht vau 's lands weermogen kan worden verhoogd. Zij verklaren daarom o, a. dat de thans van bracht zijnde bepalingen der grondwet toch, gedurende weldra 40 jaar, eene deugdelijke ont wikkeling van het krijgswezen verhinderd en voortdurend de vermeerdering der oorlogslasten noodzakelijk gemaakt hebben. Op 27 Mei 1888 hoopt dr F. C. Donders den zeventigjarigen leeftijd te bereiken om, met het einde van dat studiejaar, volgens de bepalingen der wet tot het rustend hoogleeraarschap over te gaan. Met het oog hierop heeft zich een commissie gevormd om een stichting in het leven te roepen, waaraan de naam van Donders tot in de verre toekomst verbonden zal blijven, een hulde waaruit de dankbaarheid en de hoogschatting van land en tijdgenooten ook tot volgende eeuwen zullen bljjven spreken. Deze commissie heeft zich per circulaire tot tal van personen in den lande gewend om onder-» steuning van haar plan. Wij meenden dat wij hierbij te doen hadden met een poging, die nog in alle stilte werd voor» bereidzoover wjj weten is aan de pers zulk een circulaire niet gezondenwel aan bijzondere personen. Nu echter een ander blad zulk een circulaire laat overdrukken, nog wel als een particuliere correspondentie uit Utrecht, is openbaarheid geen onbescheidenheid meer. Lid der commissie is ook jhr mr W. H. de Brauw, commissaris des konings in Zeeland. Prof. Donders wordt te algemeen gewaardeerd; dan dat dit plan niet slagen zou. welijks gelooven dat alles waar is. Tim is altijd driftig en koppig geweest, maar anders een goede jongen; hij heeft ons nooit wezenlijk, moeite ge» geven. Hij heeft niet veel geleerd, gedeeltelijk omdat hij niet veel om boeken gaf en ook omdat vader het niet betalen kon." „Dus hij liep in 't wild en vergaarde zijn kennis op de kermissen en in de kroegen." „Gij zijt streng, mijnheer Barclay, maar ik geloof wel dat het eenigszins zoo was." „Deedt gij niet uw best om hem te helpen?" „Hoe kon ik dat Hij was ouder dan ik en ik ben slechts een meisje. Meisjes kunnen zoo weinig. Welnu op zekeren dag in Juni ging hij met vader naar de een of andere kermis. Gij moet weten dat Tim bijna nooit thuis was, hij zwierf altijd rond, om hier een paard te verkoopen en daar weer een ander te koopen, en hij zorgde voor zich zelf heel onschuldig, natuurlijk. Hg hoorde al de bittere woorden, die vader over mynheer Murray sprak en nam zijn haat tegen hem en anderen, die rijker en gelukkiger waren, over; maar ik zou toch nooit gedacht hebben dat hij een levend wezen kon dooden nooit Zij zweeg droomerig en staarde in het water. „Ga voort", riep ik ongeduldig, „wat ge» beurde er in Juni?" „Wel, vader kwam alleen thuis en was heel vreemd. Na een poos vertelde bij mij van den Coola-moord en zei dat Tim het gedaan had eu vrij was hij zou nooit terugkomen hjj had het land verlaten. Toen ik erg bedroefd was «y

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1887 | | pagina 1