N° 222. 130e Jaargang. 1887. Woensdag 21 September. Middelburg 20 September* Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen; Prijs per 8/m, franco 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent; Advertentien 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.80 iedere regel meer f 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte; IUIDDELBURGSCHË COURANT. Agenten te Vlissingen: p. Gr. de Vet Mestdagh Zoon te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van de» Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van Nieuwenhuijzen en te Terneuzen: L. van Wijoi. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daübe Cie., John F. Jones, opvolger. Wij meenden dat wij Vrijdag het Letter kundig congres te Amsterdam hij woonden en in de derde afdeeling luisterden naar de ver handeling van den heer Em. Eosseels uit Antwerpen over de valsche richting van het tooneel in Holland en België', en naar de verschillende opmerkingen, die over dit punt werden in het midden gebracht. Wij waanden dat, toen allen uitgesproken hadden en als eindresultaat van al die theo retische beschouwingen was beslist dat samen werking tusschen het Tooneelverbond en het Nederlandsch tooneel een belangrijk element van vooruitgang zou wezen, dat toen ons vergund werd een enkel woord te zeggen. Van dat recht gebruik makende, begonnen wij met er op te wijzen, hoe wij provincialen in deze kwestie geheel op een onpartijdig standpunt staan, hoe wij, wat de tooneelbeweging betreft, al hetgeen op dat gebied in de laatste jaren voorviel, met onbevangen en kalmenblik gadeslaan, maar daarom toch niet zonder belangstelling. Voor onze ontspanning, voor onze beschaving en voor onze ontwikkeling biedt het tooneel slechts weinig aan wij moeten ons tevreden stellen met de enkele kruimkens, welke van dien disch voor ons afvallen. En die kruimkens zijn de laatste jaren ook steeds duurder geworden, omdat de beweging als natuurlijk gevolg met zich bracht dat de dienaren in den kunstenaarstempel steeds hooger en hooger eischen en bijzondere voor waarden steldenen de directies van de voor naamste gezelschappen onmogelijk, met den besten wil zelfs niet, aan onze wenschen konden voldoen. Dankbaar waren wij daarom reeds als andere gezelschappen, ook goed, soms zeer goed zelfs, al zijn zij dan niet volmaakt, ons niet vergaten. En toch waren velen onzer zoo overtuigd van het nut der beweging dat zij het tooneelverbond, hoofdzakelijk om de tooneelschool, blijven steunenen ook met aandacht volgen al wat er op dat gebied voorvalt. Waar nu een stem uit hun midden zooals wij meenen ons te mogen noemen, zich doet hooren, zal men moeten erkennen dat het louter zuivere belangstelling is in het tooneel zelf, zonder eigenbelang, die tot spreken dwingt. Na die inleiding wezen wij er op dat er veel was gesproken, maar dat niet een zoo juiste, zoo practische taal had laten hooren als de heer Hoste uit Gent, die het overdreven van al de klachten aan het adres der tooneel- directies aantoonde, er op wees dat het publiek niet gedwongen wil worden en het geld, door zoogenaamde „draken" verdiend, strekte om het opvoeren van oorspronkelijke stukken te bevorderen. Zoo is het ten minste in België, zeide hij en zoo is het ook, beweren wij, in Nederland! De beweging, in ons land op touw gezet tot veredeling en verheffing van ons Neder- landsch tooneel goed begonnen en zeer te waardeeren dreigt weer, als men zoo voort gaat, te stranden op de klip der overdrijving en der oppervlakkigheid van de theoritici, die schoone redevoeringen houden, maar voor de practische zijde van het vraagstuk het oog sluiten. Zij verlangen te veel in eens. Dit juist is oorzaak, waarom dr Jonckbloet in zijne Nederl, letterkunde, met een blik op de jongste geschiedenis van ons tooneel, schreef, dat de zoo hoog opgezette tooneelbeweging voorhands als mislukt te beschouwen is. „Er heeft geen verheffing, geen veredeling van het tooneel plaats gehad, het schijnt over het algemeen tot een lager peil gezonken." Is het niet ontmoedigend dat een man als dr Jonckbloet met eene enkele pennestreek |ra<?bt te verkleinen wat er is geschied 5 en de opofferingen, zorgen en moeite wegcijfert, die bekwame mannen zich hebben getroost Ons dunkt, die mannen van de praktijk zullen verstandiger wezen en schouderophalend dergelijke „dooddoeners" aanhooren. Wij houden ons vast overtuigd dat zij, die de eerste stappen zetten op den weg tot verhef fing, die de handen aan het werk sloegen en de vereeniging Eet Nederlandsch Tooneel in het leven riepen en bestuurden, dezelfde ver heven ideëen koesterden, als dr Jonckbloet ook zij zullen wel met alle kracht gestreefd hebben naar de bereiking van het schoone ideaal dat dr Jonckbloet voor oogen staat, maar de ervaring zal hen gelouterd hebben en zij zullen ten slotte begonnen zijn met wat minder hoog hunne verwachtingen te stemmen, te streven naar het bereikbare en geëindigd zijn met tevreden zich te gevoelen over het geen, trots zoovele bezwaren, reeds verkregen werd. Een tooneelgezelschap, al heet het ook de vereeniging het Nederlandsch Tooneelverliest, tenzij de theoretici het financieel onafhanke lijk weten te maken, zijn karakter van in- dustrieele onderneming niet. Zijne uitgaven zijn te groot, vooral omdat, geheel in den geest van het nieuwe streven, de traktementen der priesters en priesteressen in de kunst op een taalkundig congres is dit punt wellicht wat al te prozaïsch maar het is voor ons betoog toch noodzakelijk dat wij er op wijzen zeer hoog zijn opgevoerd, zoo hoog zelfs dat sommige deskundigen be twijfelen of die toestand wel houdbaar is. En ook in andere opzichten zijn de eischen steeds hooger en hooger geklommen en de financi- eele lasten van zulk een gezelschap zeer zwaar. En met een betrekkelijk geringe subsidie moet de vereeniging daaraan het hoofd bieden. Tracht zij nu het ideaal, dat zij beoogt, te bereiken door in het geheel geen rekening te houden met het publiek en de financieele zijde van het vraagstuk, dan dreigt zij ten onder te gaan. Is het dan niet veel beter dat zij practisch handelt en, door, zooals zij ook doet, naar hare krachten te voldoen aan de eischen der fijnproevers, haar bestaan verzekert, in de verwachting op een betere toekomst, die lang zamerhand komen zal Het publiek toch laat zich niet dwingen de praktijk leert ons dit dagelijks. En hoe schoon in theorie het moge klinken om het tooneel een leerschool voor het volk te doen zijn en door goede stukken meer en meer in die rich ting heen te streven, laat ons niet vergeten dat, zoolang men niet het volk de gelegenheid biedt om zonder kosten den schouwburg te bezoeken, het daar niet komen zal om geleerd te worden en het zelfs dan nog zal wegblijven wanneer men het stukken vertoont die boven zijne bevatting, of niet in zijn smaak vallen. Het is hierbij als met de kermissen en meerdere pogingen tot veredeling van het volk; men begint van boven af in plaats van onderop. De smaak, ook op dit gebied, hangt nauw samen met de ontwikkelinghoe beter de laatste is, hoe fijner de eerste zal worden. Omtrent de gevoelens in de hoogere kringen ten opzichte van het Nederlandsch tooneel, behoeven wij elkaar waarlijk niets wijs te maken. Hier dweept men met Fransche ge zelschappen ginds verkiest men verreweg de opera's en concerten. Een ieder heeft daartoe natuurlijk volkomen vrijheid, maar dit sluit niet uit dat, als natuurlijk gevolg daarvan, ons eigen tooneel gerust de Asschepoesteï genoemd mag worden; De weinige belangstelling op deze vergade ring zoo slecht bezocht is een bewijs voor die stelling te meer; en de ervaring in de drie voornaamste steden van ons land spreekt ons dagelijks van die achteruitzetting. Juist gisteren is te Rotterdam een nieuwe tempel onthuld zoo iemand meenen mocht dat daarin ons nationaal tooneel, hoe waardig het ook wordt gediend door de vereenigde toonee- listen, een warm tehuis zal vinden, waar het tot bloei zal komen, bij is optimistischer dan wij.' Niet sympathie voor dat tooneel maar liefde voor de opera was de groote drijfveer, die dit gebouw eindelijk deed ontstaan. Wat Rotterdam voor een Nederlandsch tooneelge- zplschap is, kan dezelfde vereeniging het Ne derlandsch tooneeldie sommigen bij voorkeur hard vallen, ons zeggen en zullen de heer en Le Gras en Haspels ons wel leeren. Was het opzet of toeval dat zij niet tegenwoordig waren bij het banket ter inwijding van het nieuwe ge bouw? Wij hopen het laatste maar denken toch aan het eerste. Wat zorg en moeite kost het hun daar, waar de opera bijna alles verslindt, hun gezelschap staande te houden Hoe moest verleden jaar nog de afdeeling van het Too neelverbond in hunne stad de belangstelling van hare leden wakker schudden voor het pogen van de vereenigde tooneelisten En had dit blijvend succes Wij weten het niet. Maar wat zal het worden wanneer de toelage, die de vereeniging het Nederlandsch tooneel nn nog verleent, zal ophouden In de residentie heeft onze koning de be langstelling voor het Nederlandsch tooneel opgewekten daar kan sinds dien tijd van waardeering in hoogere kringen gewaagd wor den. Of zij echter blijvend is, wie zal het zeggen. Wat Amsterdam betreft, durven wij beweren dat de grootste steun aan het tooneel wordt ver strekt door de vlottende bevolking, die in zulk eene groote stad wordt aangetroffen en dat zelfs daar de kring van fijn-proevers niet groot genoeg is om overdreven eischen te wettigen. Over het geheel bezoekt het aller grootste deel van het publiek den schouwburg voor ontspanningom uit te gaan. De statistiek leert, dat, hoe men de cijfers ook groepeere, een stuk als Paljas, als Gier Wally, met zijne theatralen toestel, de meeste toeschouwers lokten wij meenen dat zelfs in sommige provinciesteden er warmer belangstelling is voor ons tooneel en voor de goede producten van het repertoire dan in de hoofdplaatsen, die eigenlijk voor de belangen van dat tooneel moesten waken. Laat ons op grond van die ervaring toch niet voortgaan met ons in theorieën te ver kropenen allerlei overdreven eischen te stellen. Laat ons zoolang wij geen Theatre Fran cais hebben, door belangrijke snbsidiën gesteund, en geen groot publiek als in Parijs toch eindigen met het onmogelijke te vergen en eerlijk genoeg zijn om te erkennen dat men geen ijzer met handen breken kan en prijzen dat er reeds zooveel gedaan is en wordt. Als wij nagaan dat in een tijdsverloop van twee maanden, 1 Maart tot 1 Mei van dit jaar, door het Nederlandsch Tooneel werden opge voerd KlatergoudJan MasseurStorm op see, alle drie oorspronkelijke tooneelspelen, groot of klein van omvangals men niet wil voor bijzien dat er in samenspel reeds zooveel is gewonnen als men liefst zijne herinnering eens wil opfrisschen met te denken aan al hetgeen de Rotterdammers hebben gedaan, dan is er eer reden tot prijzen dan tot laken. Wil het Tooneelverbond in deze nuttig werk zaam zijn, laat dit voortgaan de Tooneelschool zich aan te trekken maar trachten die in prac tische richting te verbeterenlaat dit prijzen uitloven voor de schrijvers van de beste oor# spronkelijke stukken, die een door het hoofd bestuur of een afdeelingsbestnur aan te wijzen gezelschap opvoert. Dan verleent dit verbond een goeden steun. En wil het nóg een goed werk doen, laat het dan meewerken om eene humane en op- houwende critiek te bevorderen. Ook die heeft in deze schuld, als men ten minste klaagt over weinigen vooruitgang. De critiek heeft een machtigen invloed op het publiekvooral waar het tooneelzaken betreft. Een première van een stuk wonen tal van personen niet bij omdat zij eerst de recensie willen afwachten. Is die ongunstig, honderden hebben een reden te meer om niet naar eene Nederlandsche voorstelling te gaan, De belangstelling voor het stuk, vaak met zorg bestudeerd en in elkaar gezet, is weg, tot groot nadeel der ondernemers, die is het hun kwalijk te nemen - dadelijk een oude en goede bekende op de planken brengen om het geleden verlies te vergoeden. Dit is voor schrijvers en tooneelgezelschap- pen ontmoedigend. Waarom kan men na eene eerste voorstelling niet volstaan met eene korte mededeelingen later eene uitvoerige bespreking doen volgen De recensies zouden er door winnen en ons tooneel er voordeel van plukken. Kon, met of zonder invloed van het Tooneel verbond, een zekere band ontstaan tusschen tooneelgezelschappen en recensenten van de voornaamste bladen, zóo dat na een première de wenken en petit comité werden gegeven, en bij oorspronkelijke stukken de schrijvers op fouten werden gewezen, die nog verbeterd konden wordenmen zou de~kunst een goeden dienst bewijzen. Eene eerste opvoering is zelden meer dan een algemeene repetitieeen oefening èn voor tooneelspelers èn voor tooneelschrijvers. Men staat niet voor een afgewerkt geheel zooals bij een romanmen moet vaak, en men kan immers, wijzigen en verbeteren Het is nu eenmaal een zwak van vele critici om bij voorkeur het licht te laten vallen op de slechte zijden van een stuk en van het spel van meer belangstelling voor de zaak zelve zou het getuigen, wanneer hun oordeel niet te spoedig, en daardoor vaak te vluchtig werd terneer geschreven en zij hen, die een karakter weergev n, of een stuk hadden ge schreven, eerst hoorden rekenschap geven van hunne opvatting en hun bedoeling. Alleen onverbeterlijken zouden, na zulk een overleg, zonder mededoogen de strenge hand van een derzake kundig recensent moeten onder vinden Kon onze vergadering in deze richting werkzaam zijn, zij zou, dunkt ons, een goed werk doen. De bewering van prof. Beets, die den vol genden dag toen hij over literaire critiek sprak, op merkte dat de groote fout der critici zelfbehagen is, is ook wel van toepassing op menig tooneel- criticus. Er heeft gisteren in de vereenigde zitting dei' kamers, bij gelegenheid der tegenwoordigheid van Z. M., een eigenaardige ovatie plaats gehad; Toen Z. M. de troonrede had uitgesproken, verhief zich uit de kamer eene stem die achter eenvolgens riepLeve de koning, leve de prinses, leve de koninginmet welke juichkreten hef publiek van de beide tribunes en de van hunne zitplaatsen opgerezen kamerleden onder gejuicll instemden. Z. M. dankte met eene buiging voof dit huldebetoon. Volgens het Vad. was het de voorzitter, jhrVafi Eysinga, die een »leve de koning" aanhief. Naar men meldt zou de generaal-majoor van het Indische leger, Van Kesteren, zeer ernstig ongesteld zjjn en zou tengevolge daarvan do generaal-majoor van dat leger, Van Zijll de Jong, thans met verlof hier te lande, per telegram naar Indië zijn terug ontboden. Ter aanvulling van het in ons vorig nommer gemelde omtrent den tweedaagschen schietwedstrijd van Medioburgum deelen wij thans nog den uit slag mede van den strijd op de vrije baan B (3 schoten), aantal verkochte kaarten 244. De le pr. J. M. Boone met 35 p.; 2e W. Hey- boei met 34 p.3e J. C. Klaassen met 33 p. (I. s. 10, 12, 11); 4e J. A. Pieters met 33 p. (1. s. 12, 11, 10); 5e A. W. den Doop 32 p. (1. s. 10, li, li); 6e Stierman te Veere met 32 p. (1. s, 11, 11, 10); 7e P. H. W. de Kan met 32 p. (1. s, 11, 12, 9) en 8e De Kam te Oostkapelle met 31 p. (1. s. 8, 11, 12.) In de opgave omtrent de prijswinners op baan C, vrije baan 5 schoten, waarvoor 54 kaarten werden verkocht, is eene verandering gekomen. Den tweeden prjjs behaalde J. M. Boone met 55 en den 3en A. W. den Doop met 54 punten. Gisteren avond te 8 uren kwamen de schutters epi enkele genoodigden in het Schuttershof bijeen; i

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1887 | | pagina 1