N° 190. 130c Jaargang^ 1887. Maandag 15 Augustus. Middelburg 13 Augustus. Advertentien 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.; van 1-7 regels /1.5Ö iedere regel meer f 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dit blad verschijnt dagelijks; met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 8/m, franco 2. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL, !UIDDELBURGS€HE COURANT. Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon te Goes: A. A. W. Boeland, te Kniiningen: f. tan der Peul,te Zierikzee: A. C. de Mooij,te TholenW. A. van Nteuwenhdijzen en te Terneuzen: L, tan Wijck. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Par^B en Londen, de Compagnie générale de Pnblieité étrangère G. L. Dahbe Cie., John F. Jones, opvolger. Met den z. g. Franschen slag heeft de 25 Juli gehouden vergadering van de afdeeling Middelburg der Fereeniging tot bevordering van Fabrieks- en Handwerksnijverheid zich afgemaakt van de kwestie van den verzekeringsdwang. Onder de punten van behandeling voor de algemeene vergadering kwamen n. 1. voor de vragen: Is de invoering van den verzeke ringsdwang in verband met onze toestanden wenschelijk Zoo ja, tot welke soorten van verzekering moet deze dwang uitgestrekt wor den? In welken vorm moet hij alsdan worden opgelegd Het afdeelingsbestuur verklaarde kortweg dat het zich tegen eiken dwang verzeten de vergadering legde zich daarbij neer met eene gerustheid alsof de kwestie nu uitgemaakt ware. Veel gewicht heeft zulk eene beslissing van eene zeer slecht bezochte bijeenkomst wel niet, maar ook op de algemeene vergadering te Wageningen werd dezelfde meening ver kondigd en eene beslissing genomen, die onze aandacht wel verdient, vooral in den tegen- woordigen tijd met zijn streven naar oplossing van sociale vraagstukken in ons land. Het is daarom te meer jammer dat derge lijke kwesties van veel belang meestal, tenge volge van te late inzending ervan aan de afdeelingsbesturen, niet behandeld kunnen worden dan op bijeenkomsten in een seizoen dat den grootsten liefhebbers van vergaderen den schrik op het lijf jaagt. Dat men, met het oog op de vacanties, het reisseizoen, den stillen tijd in tal van takken van handel en nijverheid, algemeene vergaderingen uit schrijft, is te hegrijpen en werkt veelal het hoofddoel ervan: aangenaam uit-zijn, in de hand. Maar meer doeltreffend zou het wezen als men der afdeelingen reeds in den winter of vroeg in het voorjaar de gelegenheid bood de punten van beschrijving te behandelen, zelfs al moest de uitgebreidheid ervan daar onder ook lijden. Het menu is vaak toch al eer te groot dan te klein. Op de algemeene vergadering te Wageningen vond Middelburg, bij de bespreking van het hierboven genoemde vraagpunt, steun bij de afdeeling Haarlem, die zich ook tegen dwang verklaardeterwijl ten slotte, op voorstel van Amsterdam, besloten werd om de verdere behandeling der kwestie, reeds in 1884 ter sprake gebracht, uit te stellen tot het rapport der enquête-commissie zou zijn verschenen. De groote ijveraar voor den verzekerings dwang is de heer K. H. Beyen, archivaris der Nederlandsche Rijnspoorwegmaatschappij te Utrecht, die in meer dan eene afdeeling en ook te Wageningen deze zaak toelichtte. Zou.het niet op den weg der afdeeliDg Middelburg liggen dien heer eens uit te noo- digen ook in haar midden dit onderwerp te komen bespreken Deze vraag zijn wij zoo vrij het bestuur dier afdeeling ter overweging te geven. De heer Beyen wees bij dergelijke gelegenheden steeds op Duitschland, waar bij de wetten van 6 Juli 1884 en 28 Mei 1885 de verzekering geregeld is van allen, die bij de uitoefening van hun bedrijf gevaar voor ongevallen beloopen. Zij worden ten koste hunner werkgevers gesecureerd tegen de geldelijke nadeelen van dergelijke onge lukken; waarvan natuurlijk uitgezonderd zijn die gevallen waarbij eigen opzet in 't spel was. Voor de werkgevers nu zijn z. g. beroep- genoptschappen gevormd; vereenigingen van hen die dezelfde of aanverwante beroepen of bedrijven uitoefenen. Elk werkgever is ver acht daarvan lid te ?ijn; terwijl allen werk lieden eu allen anderen bij de uitoefening van het bedrijf werkzaam, die minder dan 2000 mark verdienen, de volstrekte verzekerings- plieht is opgelegd; personen die meer verdienen, kunnen echter ook toegelaten worden. Die beroeps-genootschappen nu zijn aanspra kelijk voor de vergoeding der door ongevallen geleden schade; en mochten zij soms niet bij machte zijn hunne verplichtingen na te komen, dan worden zij ontbonden en gaan hnn rechten en verplichtingen over op het Duitsche rijk of den betrokken Bondsstaat. Den werklieden is dus altijd voldoende waarborg geschonken dat hunne belangen behartigd blijven; en door die regeling, op de uitvoering waarvan de staat toezicht houdt, krijgen zij of hunne betrekkingen vergoeding van schade, voort spruitende uit lichaamlijk letsel of den dood der verzekerden; alles berekend naar een vastgestelden maatstaf. In geval van lichamelijk letsel bestaat die vergoeding uit kosten van geneeskundige be handeling, voor zoover daarin niet op andere wijze is voorzien; en eene rente, zoolang de gewonde buiten staat is te werken. Heeft een ongeval den dood van een ver zekerde tengevolge gehad, dan worden de begrafeniskosten vergoed en krijgen de nage laten betrekkingen eene op den dag van het overlijden ingaande rente. Een en ander wordt volgens een vastgesteld tarief berekend, Is zulk een regeling nu ook voor ons land gewenscht Het beste antwoord kan daarop geven het verslag der commissie van enquête, waarin wij omtrent dit punt het volgende lezen: „Uit tal van mededeelingen is der commissie gebleken, dat vele werkgevers zich niet ontslagen achten van den zedeljjken plicht om de helpende hand uit te strekken, wanneer hunne werklieden door een ongeval bp den arbeid verminkt of ge dood, door eene ziekte, in de fabriek of werkplaats opgedaan, tot het werk buiten staat, of door den last der jaren van hunne werkkracht beroofd zjjn. Dit bleek ook uit de tegenspraak, die enkele afgelegde verklaringen betreffende onthouding van werkgevers in dergelijke gevallenverklaringen de auditu van de zjjde der laatstgenoemden uitlokten. „Maar aan den anderen kant is toch ook gecon stateerd, dat de verhouding tuaschen patroon en werkman in menig geval van beide zijden wordt opgevat als niet veel anders dan eene handels aangelegenheid, waarbij de wet van vraag en aanbod alleenheerscheres is en geenerlei hoogere drijfveeren de daden der handelende partijen be hoeven te besturen; waarbij althans de zorg van den werkgever voor zpne tot den arbeid onbe kwaam geworden werklieden zich hoofdzakelijk of uitsluitend oplost in het beheeren of in het leven roepen van ziekenfondsen, die gevoed worden door kortingen op de loonen en door boeten, soms op vrjj willekeurige wijze aau de arbeiders opgelegd; waarbij langdurige trouwe diensten slechts aanleiding geven tot een vereerend geschenk, met gelijktijdige loonsverlaging wegens verminderde werkkracht, of in elk geval verzuimd wordt in tijds de noodige maatregelen te treffen, om den werk gever in staat te stellen afgeleefde werklieden behoorlijk te verzorgen. »En zelfs hetgeen verricht wordt, hetzij door de werkgevers, hetzij door de arbeiders zelf, om de treurige gevolgen van ziekten, ouderdom of dood zooveel doenlijk te lenigen, brengt niet zel den de vraag op de lippen, of tusschenkomst van het staatsgezag dienaangaande niet alleszins ge past en noodig ware. Het bljjkt toch dat onder scheidene zieken- en pensioenkassen, door werk gevers beheerd, doch waartoe ook de werklieden bijdragen, zoowel van de eene als van de andere zijde tot veelvuldige klachten leiden, waarvan de gegrondheid niet altijd te ontkennen valtdat sommige begrafenisfondsen in meer dan één op zicht hoogst nadeelig werkenen dat, waar de werkman zichzelf tracht te helpen, eensdeels de gestichte fondsen dikwjjls op geheel ondeugdelijke grondslagen berusten, anderdeels de verzoeking, om eene gevulde kas te verdeelen, den belarig- heobenden allicht te machtig wordt. „Inderdaad, wanneer men hetgeen hier te lande op dit gebied wordt gedaan en nagelaten, toetst aan de uitgewerkte wetgeving, die elders ingevoerd of in wording is, dan moet men wel erkennen dat er alleszins reden bestaat, ora ook ten onzent tot krachtig handelen aan te sporen." De commissie komt dan ook aan het slot van haar verslag tot het besluit dat het on derwerp der voorzieningen in het belang van den werkman en van zijn gezin bij ongevallen, ziekten, ouderdom ol overlijden ernstig over weging verdient. Evenals zoovele andere conclusies der com missie klinkt ook deze verre van krachtig maar in dit geval vindt die zwakke aandrang -Haar oorzaak in de meening der commissie dat deze kwestie „een onderdeel vormde van het vraagstuk, dat wel is waar eenigszius buiten de grenzen valt, door het besluit der Kamer voör haar onderzoek afgebakend, maar zich desniettemin bij en naar aanleiding van de gebonden getuigenverhoor en telkens als onwillekeurig aan hare overwegingen heeft opgedrongen." In dat licht beschouwd, verkrijgt de con clusie der commissie veel meer waarde. Door de gehoorde getuigenissen gedrongen meende zij over dit onderdeel niet te mogen zwijgen maar was spreken voor haar plicht. En nu rijst bij ons de vraag is het dan verantwoord wanneer men zich van een dergelijk vraagstuk afmaakt met de vage opmerking, dat men zich tegen eiken dwang verzet Ons dunkt van niet. Er worden in eiken maatschappelijken kring toestanden in het leven geroepen, die voor velen of weinigen verplichtingen met zich brengenen elke bepaling tot handhaving van orde en veiligheid, tot bevordering van volks gezondheid, brengt dwang met zich, waaraan zich te onderwerpen de plicht is van ieder, die deel uitmaakt van een dergelijken kring. Wie nu alleen het licht doet schijnen op deze zijde van het vraagstuk, verliest uit het oog het groote belang dat de ganscbe maat schappij heeft bij eene goede regeling van dergelijke kwesties het is niet de vraag of zij in het belang van een der partijen maar wel of zij in het algemeen belang is. Dit geldt ook vooral bij het vraagstuk, dat thans door ous wordt behandeld. Niet het belang der werklieden alleen moet ons in de aangewezen richting drijven, maar ook dat der werkgevers en dat der gansche samenleving. Onze voorouders begrepen dit boter dan wij; en menige nuttige inrichting tot dat doel werd door hen gesticht, die thans reeds is opgeheven. Zoo bestond in 1754 te Amsterdam een keur, die zeelieden verzekerde tegen verminking, hun op de reis overkomen. Wie onder de werklieden tengevolge van een ongeval hulpbehoevend is geworden, komt ten laste van armbesturen of andere instellingen van liefdadigheidwie bij een ongeluk het leven verliest, laat vaak anderen achter, die op dezelfde wijze ondersteuning zullen vragen. Is dan de staat niet verplicht zijn invloed te gebruiken om de gevolgen van dergelijke onheilen, zooveel ditinzijnvermo- g e n i s, te keeren Het vraagstuk staat nauw in verband met dat der aansprakelijkheid van den werkgever jegens de werklieden. Wordt deze in ons land uitgebreid, en geregeld zooals dat in andere landen is geschied, dan dient er gezorgd te worden dat de werkman verhaal kan vinden, wanneer hem een ongeluk overkomt. Wij ontkennen niet, dat werklieden zeker meer konden doen om in deze hunne toekomst te verzekerenmaar men verlieze niet uit het oog dat, waar nog altijd op de verzekeringmaat schappijen van staatswege geen toezicht bestaat, zij, door zonder hulp en voorlichting zich te verzekeren, gevaar loopen op één oogenblik alles te verliezen wat zij hebben. En bovendien aan onderlinge verzekeringen zijn, vooral hierbij, niet te miskennen voordeelen verbonden. Ook de werkgever vindt, wordt zijne aan sprakelijkheid uitgebreid, in beroeps-genoot schappen, zooals die in Duitschland bestaan, eene weinig drukkende en goede gelegenheid om zich zeiven voor zware offers, die plotseling van hem kunnen gevorderd worden, te vrijwaren. De onderlinge verhouding tusschen beide partijen zal door samenwerking op dit punt heter worden; beide zullen eikaars belangen beter leeren verstaanen dat ook dit niet onuoodig is, bewijst wel het verslag der com missie van enquête. Nu dit verschenen is zal, naar wij hopen, de Fereeniging tot bevordering van fabriekt- en handw rksnijverheid opnieuw en met ernst aan dit vraagstuk hare aandacht wijdenen zooveel mogelijk eene oplossing daarvan helpen bevorderen. Vonden wij in hetgeen op de bijeenkomst der afdeeling Middelburg en op de algemeene vergadering van die vereeniging voorviel aan leiding om een enkel punt nit het verslag der commissie van enquête tot onderwerp van een beschouwing te maken het geheele rapport gaf ons nog stof tot meer opmerkingen, die wij in een volgend opstel nader zullen ont vouwen. De tegenwoordige zitting der staten-generaal zal a. Woensdag op de gebruikelijke wijze geslo ten worden. Aanstaanden Dinsdag verleent de minister van justitie geen audiëntie. Ter vervanging van den machinist le klasse in het vaste corps H. J. Ewjjk, die met 16 Aug. e. k. op Zr. Ms. ss. Cerarn in dienst treedt, wordt op de fabriek der Kon. M>> de Schelde te Vlis singen gedetacheerd de machinist der le klasse in het vaste corps P. van Wijngaarde, welke belast wordt met het toezicht over de onderhanden zjjnde of komen ?e werken voor rekening van da departementen van marine en koloniën. Heden is de Cerarn in het droge dok geplaatst om te worden schoongemaakt en de vierbladige schroef tijdelijk in eene tweebladige te veranderen. Daarna zal een proeftocht worden gemaakt otn de wetenschap te bekomen, welke vaart het schip en welke kracht de machine alsdan hebben zal. Voor het vertrek naar Indiè' worden de bladen weder aangebracht zooals ze primitief zijn geweest. Heden kwam een rijks vaartuig de Trekvogel Xe Vlissingen binnen met de geheele uitrusting als oorlogsmaterieel,comraaliewant, bootsmansgoederen enz. aan boord, die Maandag zullen overgenomen worden. Dinsdag a. s. wordt de Ceram in dienst gesteld en verder geheel voor de zeereis naar Indië in gereedheid gebracht. Voor het vertrek daarheen, dat vermoedeljjk in begin van Sept. zal geschieden, moet het oorlogschip eerst nog naar Hellevoetsluis om aldaar door den directeur en kommandant der marine te worden geïnspecteerd. Het onderzoek der deskundigen omtrent de geschiktheid van het terrein in de omgeving van Goes tot inrichting van een schietbaan, heeft in zooverre een gunstig resultaat gehad, dat volgen» hun oordeel meerdere plaatsen zeer goed in aan merking kunnen komen om een zoodanige baan aan te leggen. Op de algemeene vergadering van dé kiesver- eeniging de Grondwet in het kiesdistrict Win schoten zijn tot candidaten voor het lidmaatschap der Tweede kamer geproclameerd de heeren mr Goeman Borgesius, aftredend lid, en in plaats van den heer mr De Vos van Steenwjjk, die niet weder in aanmerking wenscht te komen, de heer mr H, J. Smidt, gouverneur van Suriname; da eerste met 152 stemmen en laatstbedoelde met 58 stemmen. De heer Smidt heeft zich bereid verklaard eens candidatuur te aanvaarden. De prins en de prinses Von Wied zijn gisteren met hunne kinderen te Scheveningen aangekomen. In Den Haag, aan het Btation, werden zjj door zeer velen verwelkomd. In de Si. Cl van heden is opgenomen het verslag van het examen tot toelating als adel borst 3e klasse aan het koninklijk instituut voor de marine te Willemsoord in het jaar 1887, op gemaakt naar aanleiding der beschikking van den minister van marine i. d. 17 Mei 1887. Van de 115 adspiranten hebben slechts, 45 aan de vereischten voor het examen voldaan, of 39.13 pet, en 70 niet voldaan. Onder het aantal adspiranten, die deelgenomen hebben aan bet examen in zijn goh eel, kwamen er 37 voor, die verleden jaar of vroeger ook examen hadden en waarvan er toen 2 v o 1 d a au en 35 niet voldaan hadden. Van de 37 adspiranten hebben thans voldaan 16, die allen voor eene benoeming tot adelborst 3e klasse in aanmerking zjjn gebracht, terwijl de 21 overigen wederom niet zjjn toegelaten. Van de 23 adspiranten, die ook deel zouden nemen aan het toelatingsexamen voor cadet bjj de koninklijke militaire academie te Breda,, hebben 9 voldaan, de overigen niet. TT5R-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1887 | | pagina 1