Verspreide Berichten.
Kijkjes op de tentoonstelling van Voe
dingsmiddelen te Amsterdam.
Losse opmerkingen.
Op onze beurt waren wij echter onaange naam
verrast over het slordige Nederlandsch van
den schrijver der Grepen en Vonken. Wij vreezen
dan ook voor de verwezenlijking van den onbaat-
zuchtigen wensch van den heer Ploxdat er
„weinig slagen [der critiek] mogen vallen."
aanwenden om te trachten een nieuw ontwerp van
wet ten deze te verkrijgen. Om welke redenen
weet de heer Van Ellemeet niet, maar zeker Is
het dat door al de verschillende ministeries "nim
mer die zaak is ter hand genomen.
De voorzitter deelde mede dat het hoofdbestuur
reeds meermalen daartoe pogingen heeft aange
wend, ja zelve een ontwerp heeft samengesteld
maar steeds zonder resultaat.
Op nieuw zal echter het hoofdbestuur in den
door den heer Van Ellemeet bedoelden geest
trachten werkzaam te zijn.
Eindelijk werd door een der ledeD, den heer
Zwigtman van Noppen onder de aandacht van
het hoofdbestuur gebracht de wenschelgkheid om
bij feestelijke gelegenheden ook de Belgische
wapenbroeders te inviteeren. Ook die zaak zal
door het hoofdbestuur onderzocht worden.
De voorzitter bracht der regelings-commissie,
de Middelburgsche en Vlissingsche schutterij dank
voor de betoonde beleefdheden, die zooveel hebben
toegebracht tot het welslagen van deze bijeenkomst.
De heer F. G. Sprenger antwoordde daarop
en bracht namens de leden der regelingseommissie
hulde aan de vele werkzaamheden, die de secre
taris der commissie, de heer J. W. de Raad, zich
heeft getroost, en de uitstekende wijze waarop
bij zich van zijne taak heeft gekweten.
De vergadering werd daarna gesloten en de
heeren maken zich, na gebruik gemaakt te heb
ben van eene, hun door de vereeniging aange
boden, lunch, gereed voor den rijtoer door Wal
cheren, door de vereeniging haren leden aangeboden.
Daaraan is verbonden een bezoek aan Overduin,
het prachtige buitenverblijf van jhr. mr. W. C.
M. de Jonge van Ellemeet, terwijl te Domburg
gedineerd wordt.
Te Rotterdam liet eene vrouw door haar
dochtertje een ons boter halen. De winkelier
had het schaaltje, waarin de boter gehaald was,
gedekt met een paar bladen uit een oud psalm
boek. Toen het kind met de boter thuis geko
men was, ontdekte de moeder, dat er tusschen
de bladen papier een muntje van 50 zat; zp
ging dit aan den winkelier terugbrengendeze,
die het psalmboek onder oud papier had gekocht,
deelde met haar het buitenkansje en schonk haar
25; zij kon het goed gebruiken.
In Den Haag zou Woensdag eene proef
worden genomen met de nieuwe stoombrandspnit,
in tegenwoordigheid van autoriteiten.
Op het aangewezen uur kwam werkelpk de
spuit met de spuitgasten in uniform aanrukken
de machine scheen echter ditmaal het er op gezet
te hebben haar diensten te weigerenin plaats
van rook steeg uit den schoorsteen een flinke
waterstraal op. De machinist, hetzij uit zenuw
achtigheid, hetzij bij gebrek aan oefening, raakte
ten slotte zoo van zijn stuk, dat hij zich erg aan
de hand verwondde. Gelukkig dat het brandalarm
maar een valseh gerucht was, zegt het Vader land.
Op 1 Juli zijn uit de Transvaal te 's Gra-
venhage aangekomen jhr C. Beelaerts van Blokland,
zoon van het bekende kamerlid, met een kleinzoon
van den president Krüger, den jongenheer Eloff,
oud 17 jaar, die de christelijke gereformeerde
school te Kampen zal bezoeken, en voorts met
een neef van den vecht-generaal" Smit, een
jongeling van ongeveer 14 jaren oud.
Met hen zijn meegekomen twee kaffers, zoons
van onder Transvaalsch bestuur staande kaffer-
hoofden, die te Delft hunne opvoeding zullen
ontvangen. Hoe oud zij zijn, kunnen zij niet juist
opgeven. (Dbld.)
De bekende Fransche beambte Schnaebele
js tot commissaris aan het station Laon op een
bezoldiging van 6000 frcs benoemd. Tot de
benoeming was reeds lang besloten, maar datzjj
op dit oogenblik bekend wordt gemaakt, be
schouwt men als een protest tegen de beschul-
„De plicht, die elk fatsoenlijk man gebiedt
om een joDg meisje te beschermen tegen gevaren
die zijn iet kentmijn langdurige vriendschap voor
nw zwager, die in het oog der wereld uw natuur
lijke beschermer is, geeft mij dat recht. Ook
voel ik mij daartoe gerechtigd als uw oprechte
vriend, die door zijn leeftijd en levenservaring
over uw jeugd mag waken."
„O! Mijnheer Davenport, ik dank u voor
alles wat gij heden avond gezegd en gedaan hebt.
Ik heb het mij zoolang ten plicht gerekend om
mevrouw Ballantyue te troosten en te helpen
dat ik vrees niet meer onbevooroordeeld te zijn,
zoodra er sprake van haar is. Ik zal het niet
vergeten en wil gaarne den raad van mijn
besten vriend aannemen." Met deze woorden
legde zij haar hand in de zijne. Zij liepen een
poos zwijgend voort en beiden hadden het gevoel,
alsof zij elkaar op die korte wandeling eerst goed
hadden leeren kennen en begrijpen.
„Ik vraag u niet om binnen te komen",
zei Therese, toen zij het huis harer zuster bereik
ten, „uw geleide zou allerlei vragen en ant
woorden uitlokken, die ik van avond lielst wil
vermijden."
„Maar mij wilt gij nog wel een vraag be
antwoorden, niet waar Heb ik mij vergist, toen
ik meende, dat iemand mij van avond in dat
rijtnig riep?"
„Neen, gij vergistet u niet. Ik riep n", zei
zij eenvoudig.
rr- »En waarom?"
digingen in het Leipziger proces, tegen Schnaebele
te berde gebracht.
Amsterdam, 7 Juli 1887.
VI.
Volgens belofte wil ik mededeelen wat er, be
halve de reeds genoemde, op het marktt e rrein
nog voor vleesch- en vleeschextract winkels zijn-
Vleeschextract (gewoonlijk, doch ten onrechte
bouillon geheeten), is verkrijgbaar in het- gebouwtje
der gebroeders Cibils. Dit is een zeer net huisje»
gebouwd naar een motief nit Middelburg, doch
tot mijn leedwezen is het nap niet mogen geluk
ken te weten te komen, welk huis in Zeelands
hoofdstad daaraan tot voorbeeld strekt. Twee
uithangborden maken den voorbijganger opmerk
zaam op het voorhanden artikelhet eene ver
toont het handelsmerk der firma: een bison in
de prairieën; het andere geeft het volgende versje
te lezen:
De wilde Iadyaen ranghfc het BISONdre dier,
De planter slaetet doot om huijt en vleys te spaeren,
En kooktet vleijs te breij, die swacken kraght doet gaeren,
GEBROEDERS CIBILS saêm verkoopen 't yeder hyer
So gaet als waert te geeffl dry stayvers ma er de cop.
't Smaecht goet! Drincht ghy et niet, de coopman selff
drinch't op.
Een eindweegs verder op de markt treit men
de spekslagerij van N. Lansdorp aan, een aardig
huisje waarin van alles wat in een dergelijke
affaire behoort, verkocht wordt.
Volledigheidshalve dien ik te vermelden dat
aan den, eveneens op de markt staanden „zuur-
wagen" gekookte kalfslever verkrijgbaar is.
Het is vreemd dat, waar zoo talrijke inzendingen
van voedingsmiddelen nit de klasse der zoogdieren
afkomstig zijn, vertegenwoordigers van de vogels
ten eenemale ontbreken. Ook in deze afdeeling
van het dierenrijk treft men toch verschillende
tot voedsel gebruikelijke diersoorten aan, zooals
de hoenderachtige (Gallinacëi), terwijl door velen
zeker met belangstelling, b. v. de zoogenaamde
«eetbare vogelnestjes", zonden bezichtigd zijn.
Weinig minder voedzaam dan vleesch is visch,
en ook hiervan zijn vele soorten tot voeding voor
den menseh geschikt. De handelaren in visch
verkoopen meestal tevens nog andere diersoorten,
zooals kreeften, oesters, mosselen, enz. en zoo heb
ben ook de gebroeders Maas van Scheveningen in
hunne uitgebreide en fraaie étalage, behalve tal
van versche, gerookte, gezouten en gedroogde visch-
soorten, de genoemde lagere dieren te koop. Deze
zending is bnitengenwoon netjes opgesteld, men
ziet er een haringlogger met volle uitrusting, een
bomschuit, eveneens geheel gereed tot uitoefening
van de visscherij, terwijl het geheel door vaandels
en vlaggen omlijst wordt.
Op bet marktplein is ook visch te koop, dage
lijks verseh.
De fraaie vïschmarkt aldaar, ontworpen naar
die van Utrecht en Oudewater, wordt nl. geëx
ploiteerd door C. Saur Hz. te Amsterdam.
Behalve visch als zoodanig is visch in jjs ge
smolten ter verzending, benevens brood met zalm
enz. verkrijgbaar.
In het hoofdgebouw zal men weldra ook visch
in zijn natuurstaat kunnen aanschouwen; een
zeer groot aquarium is daar door de zeevischerp-
maatschappp Neptunus te Nieuwediep geplaatst,
en ware niet dezer dagen bij de beproeving een
der glazenwanden gebroken, dan liad men reeds
an daar vele en velerlei waterbewoners in hun
eigenaardige omgeving kunnen bezichtigen.
Inzendingen van eieren komen op de tentoon
stelling niet voor, behalve op het marktplein
waar op de znurwagen, behalve augurken enz.,
ook eieren te koop zijn.
Ook ontbreekt eenige inzending van wild, doch
dit kan men, daar de jacht thans verboden is,
niet anders verwachten. Voor dat ik oyerga tot
het noemen van eenige inzendingen van vetten
en wat daarbp behoort, wensch ik, en ik vraag
ook voor het vervolg daarvoor verlof, eenige feiten
uit de geschiedenis der tentoonstelling in de
afgeloopen week aan te stippen.
Veel talrijker nog dan den 25e Juni was het
aantal personen dat jl. Zaterdagavond marktwaarts
begaf. De commissie had bekend gemaakt dat
de koninklijke militaire kapel van het regement
grenadiers en jagers een concert zon geven, en
dit had gewerkt. Bevoegden schatten het aantal
bezoekers op zeven duizend (7000), en het gevolg
daarvan, dat alles overvuld, geen stoel te ver-
krpgen was en velen zich in het gras een zit
plaats hadden verkozen, bleef niet uit.
Deze week werd de tijdelijke tentoonstelling
van aardbeziën gehouden. Wel waren er slechts
twee inzendingen, doch deze bevatten dan ook
zeer vele fraaie soorten. Ook waren boter en
kaas tpdelijk geëxposeerd (14 inzendingen).
Een ongewoon schouwspel leverde het Engelsche
park Woensdag jl. Toen waren er 300 militairen
van verschillende wapens, die op door de firma
Van Houten te Weesp aangeboden en in de
veldkeuken gekookte chocolade, en op door de
firma Dennerlein en c° te Berlijn verstrekte en
eveneens in die veldkeuken bereide geconserveerde
groenten en vleesch onthaald werden.
Meer en meer schijnt het onder onze schrijvers
gebruikelijk te worden, aan hun werken een woord
aan de „critiek" of juister uitgedrukt aan de „cri
tici" te laten voorafgaan. Sommigen doen dit in
den vorm van een Inleiding, anderen voegen
treffende opmerkingen aan het adres der
recensenten aan hun boekske toe, een onzer
tooneelschrijvers hief in een „toewijding" aan zijn
zuster ware het nog een schoonzuster of schoon
moeder geweest een jammerklacht aan over
de oppervlakkigheid en het wanbegrip onzer
critiek.
Wie de laatste jaren de beweging in onze
letterkundige wereld met belangstelling heeft
gadegeslagen, gelezen wat er al geschreven is in
weekbladen, tijdschriften, tot in lijvige brochures
toe over het doel en het wezen der critiek,
over hetgeen zij beoogen moet, wat zij is en
wat zij niet mag zijn, slaat zich vol wanhoop
voor het hoofd en roept om „meer licht."
Er is veel en bitter gestreden en er zijn vele
verklaringen gegeven, wat critiek wel, wat zij
niet is. Wij herinneren aan de revolntionnaire
beweging in onze letterkunde sedert het optreden
der Nieuwe Gidsmannen, aan de Julia-gesehiedenis,
aan de methode van litteraire critiek door Frans
Netseher in een proeve over Paul Marguerritte
geschetst, over de bekende brochure van Yan
Deyssel tegen Frans Netscher, die verzekerde
dat onder de vele negatieve eigenschappen van
dezen schrijver nog „het volkomen gebrek aan
besef van litteraire critiek moet gerekend worden",
En na al dien strijd, na al die verklaringen omtrent
critiek zijn wij helaas nog altijd even wijs, d.w.z.
dat nog niemand eigenlijk een heldere uiteenzet
ting van het wezen en de taak eener goede en
ware critiek heelt gegeven.
Maar waartoe aan algemeen bekende zaken hier
herinnerd? De lezer zoeke de schuld van onze
afdwaling in de bij den boekbandelaar Tengeler
te 's Gravenbage verschenen Grepen en Vonken
door Plox, schrijver, zooals op het titelblad
staat vermeld van Zeven schetsen nit de Porte
feuille van een Journalist. Aan dit boekje is een
woord „Ter Inleiding" toegevoegd, ten deele
gericht aan de recensenten van de Zeven schetsen
die nog al uiteenloopend schijnen geoordeeld te
hebben, ten deele gericht tot de toekomstige
reeensenten van den nieuwen bundel. Dit „enkele
woord," dat den schrijver „van 't hart" moest,
gaf ons bovenstaande ontboezeming in de pen,
die onzerzijds uitliep in een wat lange inleiding
voor de beoordeeling van het werkje.
Wij kennen het vorige boekje van dezen schrij
ver niet, maar willen gaarne op zijn getuigenis
en dat vau zijn uitgever gelooveo, dat beide
aangenaam verrast waren door de goede
ontvangst, die het bij publiek en critiek vond.
Gaarne willen wij onzen eersten harden slag
nader motiveeren. De schrijver dezer stukken is
een hartstochtelijk liefhebber van het woordje al;
dit duiden wij niet euvel, maar een gepast gebruik
is aan te bevelen, maat is een mooi ding.
Op een enkele bladzijde (6) telt men dit woord niet
minder dan negen zegge negen maal. Fou
tieve naamvallen alsHulpbehoevend in grootere
mate dan een kind, is Apenkees haar e enig
sten steun", of „mag ik willens en wetens
het struikelblok van iemands carrière zijn, al is
die iemand mijn aans t aan de n echtgenoot",
behcoren niet tot de zeldzaamheden ze zijn van
dien aard om een leerling der eerste klasse
normaalschool van ergernis het bloed naar het
hoofd te doen stijgen.
Yan slordige volzinnen of verkeerd gespelde
of gebruikte woorden krioelt het boekjebijv.
„hij durfde gerust elk, die hij meende bet
noodig te hebben, bij zich in zijn glazen
hokje te roepen enz.; of „wenschte zij zich
geluk, dat zij, door haar opsta an auur
nog wat vervroegen, den grappenmaker
voorkomen was", of,maar neen, reeds genoeg.
Wordt de alledaagsche en gebrekkige vorm der
schetsen vergoed door eengeestigenen degelijken,
boeienden inhoud? De meeste, o.a. Op Sinter
klaasApenkeesAan Zee zijn zeer conventioneel.
In Jeanne Lodewijks hebben wij een Hollandsche
Marguerite Gauthier, die niet aan tering sterft
maar met een dominé huwtIs het niet
een beetje ondeugend vau den schrijver over
kritieke toestanden, welke naar ons „fatsoenlijk"
land van Parijs zijn overgewaaid, znlk een
oplossing te vinden
Van humor houdt de heer Plox en hij beroept
zich op Dickens een goed adres, maar zijn
eigen humor is van het gehalte, dat de bewon
deraars van het Humoristisch album misschien
kan behagen. Een „lach in tranen" is het niet.
Wij althans konden geen stippeltje humor
ontdekken in de humoristische schets Eet
feest der cub; zij moet dan bestaan in het weg
laten van komma's en punten in een allerlang-
dradigst verhaal!
Ten slotte nog een enkel woord ter aankon
diging van een nieuw weekblad bestemd voor
onze jonge dames De Hollandsche Lelie onder
hoofdredactie van Catharina Alberdingk Thijm,
uitgever W. Cremer te 's Gravenhage. Vrienden
van extra-blaadjes en extra-boekjes voor onze
jonge meisjes zijn wij niet. Waartoe is dit
noodig? Met het vroegere opvoedingssysteem
om van onze vrouwen kastplantjes te maken
is gelukkig gebroken. Maar het blaadje kan een
welkome lectuur voor de jonge lezeressen zijn,
indien de hoofdredactrice haar belofte vervult.
„Als een beseheiden vriendin, als een herinne
ring aan en ontwikkeling van het eens geleerde,
als een ontspanningsuur dat toch niet nutteloos
voorbij gaat, als een opwekking tot al wat goed
en edel is, als een spiegel waarin ge zien kunt
hoe men beter en beminnenswaardiger wordt, als
een steun in oogenblikken van moedeloosheid,
nu eens als een handige naaister, dan weer als
huisvrouw en vrouw van de wereld, onder
a jdeze vormen" hoopt d Lelie een plaatsje in den
familiekring te vinden.
Het eerste nommer ziet er keurig uit; aan
titelblad, papier en druk is door den uitgever
veel zorg besteed, terwijl de heer Job. Th. J.
Cuijpers met een stukje over Bouwkunst, Melati
van Java met een novelle Leo-Nora en A. Reiding
met een artikel over De kleur in het kostuum
voor een afwisselenden inhoud zorgden. Voorts
vindt men een afdeeling Letterkunde, Bibliographie,
een gedicht en het begin van een roman ia dit
eerste nommer.
toornig uit.
„Mijnheer Davenport?"
- „Ja, ik heb u noodig."
Dit bevel klonk Everard hard in de ooren en
krenkte hem in zijn opgewonden toestand„Het
is nu geen kantoor uur, mijnheer. Zijn de genoegens
uwer klerken ook aan uw toezicht onderworpen,
gelijk hunne werkuren?" De koopman werd rood
van toorn, maar de ingezonken oogen, die hem
aanzagen boezemden hem medelijden in en hij
antwoordde op zachter toon dan de eerste maal
„uw moeder zendt mij. Hebt gij van avond geen
brief van haar gekregen?"
„Lieve hemel! waarom doet zij zoo iets?"
riep Everard en haalde een verkreukeld, onge
opend briefje uit den zak. „Het zal nu wel te
laat zijn Nog éen zet, dan zal ik gaan." Dit
zeggende keerde hij weer tot de speeltafel terug.
Ondanks zijn weerzin om den reinen naam van
Therese Gordon in deze onreine omgeving te
noemen boog Davenport zich over den verdoolden
jongeling heen en fluisterde hem in het oor:
„Wist gij dat nw moeder met juffrouw
Gordon verscheiden uren in een rijtuig voor dit
huis op u gewacht heeft
„O Godwelk een monster ben ik was
het verschrikte antwoord, en zoader verder een
woord te spreken stond Everard op en gai zich
gewillig aan de leiding van mijnheer Davenport
over.
Wordt vervolgd.)
GEDEUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS,
TE MIDDELBURG.
„Dat zijn twee vragen", hernam zij schert
send, om haar verlegenheid te verbergen. „Ik
riep u omdat ik mij verbeeldde dat mij
niets ergs kon overkomen als gij in mijne nabij
heid waart."
„Dank u!" zei hij en verwijderder zich
met vluggen tred en een verlicht gemoed.
DERTIENDE HOOFDSTUK.
Volgens belofte keerde Davenport naar de
speelzalen terug, waar hg, gelijk mevrouw Bal-
lantyne gezegd had, Everard zon vinden. Hij was
goed bekend met de richting van het gebouw
en zoodra bij de trap op was, begaf hij zich
naar de lange voorzaal, waar het meeste licht
schitterde, de meeste gasten waren en de tabaks
rook zich met bloemengeur en wijnlucht ver
mengde; waar luide juichtonen van winnenden
en doffe wanhoopskreten van verliezenden vernomen
werden. Daar was zeker Everard Ballantyne te
vinden.
„Niet dat ik er mij een blijvend resultaat van
voorstel", dacht hij, „maar het zal de goede oude
dame een poos rust verschaffen, en wellicht ook
dat lieve kind, wier hart misschien meer aan
dien deugniet hangt dan zij zelf weet."
Met koelen blik overzag hij de opgewonden,
door hartstocht verwrongen gezichten der spelers.
Het liet hem koud of zij wonnen of verloren.
Doch toen eindelijk zijn oog viel op de slanke,
knappe gestalte van zijn jongen klerk, maakte
die onverschillige uitdrukking plaats voor mede
lijdende deelneming. Hij verroerde zich echter
niet en stond met over elkaar geslagen armen,
geheel onopgemerkt door het voorwerp zijner
beschouwingen tegen een zuil geleund ten einde
Everard bij al de wisselingen van het spel gade
te slaan.
Voorover gebogen, met de ellebogen op de
groene tafel, de kin op de handen, den hoed naar
achteren geschoven, zat hij daar, met een doods
bleek gelaat, een toonbeeld van het slachtoffer
der speeltafel. Zijne donkere oogen fonkelden
en een roode vlek op iederen wang deed zijn
bleekheid nog meer uitkomen. Met op elkaar
geklemde lippen volgde hg met gretigen blik het
balletje van de roulette. Het lag stil! Hij had
verloren
Met een schamperen lach viel hij achterover
in zijn stoel om zijne zakken beter te kunnen
onderzoekendoch in dit enkele oogenblik deed
de natuur zich gelden en zgn gelaat verried znlk
een uitputting, dat meer dan een oog vol deelne
ming op den schoonen, lichtzinnigen jongeling
rustte.
Het duurde echter niet lang, tot hg weer in
staat was om het trouwelooze geluk nog eens te
tarten. Hij richtte zich vastberaden op, streek
zich de haren van het klamme voorhoofd en
boog weer voorover. Op dit oogenblik werd er
een zware hand op zijn schouder gelegd en zei
een gebiedende stem „Everard, volg mij."
Hij schudde onwillig die hand af, keerde zich
tot den indringer en riep meer verwonderd dan