zoodanige exploitatie besproken, maar, vraagt
spreker, worden die finaneieelejbezwaren dan ook
niet in rekening gebracht door den persoon of de
maatschappij die concessie verlangt? Ieder mono
polie moest naar zijne meening zjjn in handen
van de gemeente, de provincie of den staat. Men
gaat trouwens vrjj wel dien weg opoveral keert
men bjjv. terug tot de gemeente-exploitatie van
gasfabrieken. Al wat door den heer Schorer is
aangevoerd tegen zoodanige exploitatie zjjn, naar
sprekers meening, argumenten te meer om de
financieele lasten der gemeente nog drukkender
te maken, want de concessievrager zal daarmee re
kening houden.
Eindeljjk wijst deze spreker er nog op, dat een
concessie slechts voor een zeker aantal jaren
wordt gegeven, in welk tijdvak de nemer ervan
zijne uitgaven moet dekken, terwjjl de gemeente
hare uitgaven over tal van jaren verdeelen kan.
De beraadslaging wordt nu gesloten en het
amendement-Sprenger in stemming gebracht.
Met 11 tegen 5 stemmen wordt het verworpen.
Behalve de voorsteller stemden voor de heeren
Jeras, W. J. Sprenger, De Stoppelaar en Hoger-
waard.
Het tweede punt van de meerderheid van het
college van burg. en weth. wordt vervolgens ver
worpen met 11 tegen 4 stemmen. Voor stemden de
heeren Ermerins, F. Sprenger, W. J. Sprenger en
E. P. Schorer. De heer Liebert was bij deze
stemming niet tegenwoordig.
Nadat de heer Snjjders nog verklaard heeft
van zjjn oordeel over eigen exploitatie terugge
komen te zijn, stelt de voorzitter voor als nu in
stemming te brengen de vraag of de gemeente
de zaak zelve zal exploiteeren.
Met 13 tegen 2 stemmen wordt alzoo besloten.
Tegen stemden de heeren Ermerins en W. J. Sprenger.
De heer Schorer was bjj deze stemming afwezig.
Het derde punt, burg. en wet. te machtigen
den heer Stang zoodanige onderzoekingen op te
dragen als zij tot het doen van eene goede keuze
uit de gevraagde of nog aan te vragen eonees-
siën noodig achten, is, tengevolge der genomen
besluiten, alsnu vervallen.
De voorzitter stelt alsnu voor tot het ver-
leenen van machtiging aan burg. en weth. om
den heer Stang op te dragen de vereischte plan
nen en bestedingswerken voor den aanleg en de
exploitatie der waterleiding van de duinen bij de
Oranjezon te leveren.
Nadat de heer Tak nog eenige inlichtingen
gevraagd en verkregen heeft omtrent de kosten
van het onderzoek, door den heer Stang te doen,
enz., vragen burg. en weth, nog machtiging om
het verkrjjgen in erfpacht van terrein enz. voor
te bereiden. Die machtiging wordt met algemeene
stemmen verleend.
Als nn komt in behandeling het laatste deel
van het voorstel van burg. en weth. om nl. niet
den hoofdeljjken omslag te verhoogen maar de
kosten voor de waterleiding etc. uit eene geldleening
te bestrijden.
De heer Tak vraagt of het wel noodzakelijk en
overeenkomstig het gebruik is, dat de raad zich
uitspreekt over eene nog samen te stellen be
grooting? Z. i. is daarvoor de tjjd eerst geko
men, wanneer de geme6nte-begrooting door burg.
en weth. wordt ingediend. Was er dadeljjk geld
noodig, zoo zon het een andere kwestie zjjn maar
dat is hier niet het geval, aangezien de gelden
eerst het volgende jaar zullen noodig worden.
De heer Tak gelooft verder niet, dat de thans
gebruikte vorm de gewenschte is, integendeel hjj
acht die gevaarlijk en stelt burg. en weth. voor
de behandeling dezer zaak uit te stellen tot dat
de gemeente-begrooting voor 1888 aan de orde
komt.
De voorzitter zegt dat daartegen bezwaar bestaat.
De begrooting wordt eerst in Augustus behandeld
en burg. en weth. moeten haar te voren bewerken-
Dit kost tjjd en wanneer een voorstel als het
onderhavige dan niet wordt aangenomen moet de
gansche begrooting worden omgewerkt.
De heer J. A. van Hoek deelt het gevoelen van
den heer Tak. Laten burg. en weth. den raad bij de
begrooting de bedoelde voorstellen voorstellen, dan
kan de raad beslissen. De kwestie van omwerken
beteekent niet veel, want dat kan telken jare
voorkomen, wanneer de raad een ander gevoelen
toegedaan is dan burg. en weth.
Ook de heer De Stoppelaar geeft burg. en weth.
in overweging dit gedeelte van hun voorstel in
te trekken, wat door den voorzitter daarop namens
het collega gedaan wordt.
Verder komt ter tafel een voorstel van burg.
en weth. tot verkoop van straatvuil.
Dit luidt in hoofdzaak als volgt
Volgens art. 28 der nieuwe voorwaarden van
verpachting van het recht tot het ophalen van
den beer, asch en vuilnis enz. in deze gemeente
zal het gemeentebestuur de op 30 April jl. voor
handen secreetmest, asch en vuilnis, die volgens
het met den vorigen pachter gesloten contract
door den nieuwen pachter volgens taxatie moet
worden overgenomen, geheel of gedeeltelijk tegen
den naar evenredigheid getaxeerden prjjs overne
men, bijaldien de nieuwe pachter zulks verlangt.
Bij het tot burg. en weth. gericht adres dd.
13 dezer heeft deze pachter zijn daartoe strekkend
verlangen, wat de asch en vuilnis betrett, te ken
nen gegeven en hebben zjj dientengevolge deze
meststoffen tegen den, overeenkomstig art. 16 van
het met den vorigen pachter gesloten contract
getaxeerden prjjs van 1231.12§ overgenomen.
Met het oog op de thans reeds te geringe plaats
ruimte tot berging van het straatvuil, hetwelk
door 'den nieuwen pachter wordt opgehaald, achten
burg. en weth. het wenscheljjk dat bovengenoemde
door hen overgenomen meststoffen ten spoedigste
worden weggeruimd. Immers door de meststoffen,
afkomstig van den vorigen pachter en van den
tegenwoordigen te gaan vermengen, vreezen zjj
dat allicht verwarring omtrent ieders eigendom
zal ontstaan. En zoodanige vermenging is, naar
zjj beducht zjjn, ingeval van openbaren verkoop
wellicht onvermjjdeljjk omdat alsdan de overge
nomen messtoffen wel tot omstreeks 1 Augustus
zouden moeten big ven liggen.
Daarom komt het hun in het onderhavige geval
niet ongeraden voor om de overgenomen mest
stoffen aan den nieuwen pachter over te doen
voor eene som van 615, welk bedrag hg bereid
is daarvoor te geven, en stellen zjj mitsdien voor
om dienovereenkomstig een besluit te nemen.
De beraadslaging hierover geopend zjjnde moti
veer de heer Snjjders zjjne stem, die hg tegen het
voorstel van burg. en weth. zal uitbrengen.
De vorige pachter heeft een taxateur benoemd,
een algemeen bekend en geacht deskundige en
deze beeft de waarde van de bedoelde meststoffen
geschatttop 1,60 per last. De taxateur van den
nieuwen pachter, een man die, al moge hjj minder
ervaring hebben, ook op de hoogte van de zaak
is, heeft eveneens de meststoffen getaxeerd, doch
op eene waarde van ƒ0.60 per last. Toen de
beide taxateurs het niet eens konden worden is
door den kantonrechter een derde taxateur be
noemd en die taxeerde 0.75. Tegen dien prjjs
hebben burg. en weth. het staatvuil enz. overge
nomen
Wanneer nu de nieuwe pachter bezwaren maakte
tegen de taxatie van den deskundige, door den kan
tonrechter benoemd, het straatvuil over te nemen,
ware daarvoor grond, wjjl het voor de hand zou lig
gen dat hjj zich hield aan de schatting van zijn des
kundige. Maar ook aan die „taxatie houdt hjj
zieh niet. Hjj biedt nu maar 50 van hetgeen
door den schatter vanwege den kantonrechter als
waarde is aangenomen, slechts ƒ0.371 of veel
minder dan de door hem aangewezen taxateur
het vuil waard achtte.
Burg. en weth. voeren als argument voor den
verkoop aan de weinige plaatsruimte op de mest
vaalt, maar is dat wel juist. De nieuwe pachter
is begonnen met de nieuwe mest boven op de
oude te werpen en schjjnt in de gelegenheid te
zjjn die voor ƒ1.50 van de hand te kunnen doen.
Spreker zou daarom wenschen dat de nieuwe
paehter die stoffen van de gemeente overnam voor
de waarde, welke het vuil volgens taxatie van zijn
eigen deskundig heeft; wil hjj dit niet dan moet
de gemeente trachten het langs anderen weg, bijv.
bjj publieken verkoop, van de hand te doen.
De heer W. J. Sprenger wil niet ontkennen dat
het bod laag is, maar meent toch dat men onder
scheid maken moet tusschen een courant artikel
en een dat men niet of moeiljjk kwjjt kan raken.
Het straatvuil, zooals het daar ligt, heeft geen
waarde, omdat het, wil men het gebruiken, eerst
met paardenmest dient vermengd te worden. Hg
stelt zich daarom van publieken verkoop niet
veel voor. Dat de pachter de nieuwe stoffen
bergt op de oude is met toestemming van burg.
en weth.bevorens is geconstateerd hoeveel straat
vuil aanwezig was. De vorige pachter heeft dit
vuil 7 jaren lang daar opgehoopt, omdat hjj het
niet kwjjt kon raken en nu is de ruimte zoo ge
ring geworden dat, zoo de mest niet wordt wegge
ruimd, burg. en weth. een andere bewaarplaats
zullen moeten aanwijzen, die spreker verklaart
niet te kunnen vinden. Door het tonnenstelsel,
voor het reinigen dier tonnen enz. wordt trouwens
veel meer ruimte vereischt dan vroeger noodig was.
De heer Snijders zegt, dat, wanneer het waar is
wat door den nieuwen pachter beweerd wordt, dat
het vuil niet anders te gebruiken is dan met
paardenmest, dit vuil door niemand beter kan
worden gekocht dan door de landbouwers, die
daarvan in het bezit zjjn. Als men tot publieken
verkoop overgaat en de kavels niet te groot maakt
zal het aan kooplustigen niet ontbreken.
De pachter is niet in het bezit van paardenmest,
dus heeft het vuil voor hem minder waarde.
Verder vraagt de heer Snijders nog, of, wanneer
de meststoffen aan den nieuwen paehter worden
overgelaten, burg. en weth. de zekerheid hebben
dat die direct zullen verkocht worden. Is spreker
goed ingelicht, dan heeft de vorige pachter die
stoffen laten liggen om een gemakkelijken opril
te hebben.
Hjj stelt ten slotte voor 1° om de stoffen over
te laten aan den nieuwen pachter voor den prjjs
door diens taxateur daarvoor geschat en, indien
de pachter deze onder die voorwaarde niet wenscht
te aanvaarden, 2° de stoffen publiek te verkoopan.
Dit werd goedgevonden (in ons vorig bericht
stond abusieveljjk dat dit voorstel verworpen was)
met 13 tegen 3 stemmen. De heeren Ermerins,
W. J. Sprenger en E. P. Schorer waren ertegen.
Eindeljjk wordt nog bepaald dat burg. en weth.
gemachtigd worden om des noodig de stoffen
publiek te verkoopen op de wijze, die zjj het meest
in het belang der gemeente achten.
GEBEUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS,
TE MIDDELBURG.