BUITENLAND. Onderwijs. Gemeenteraad van Vlissingen. Ingezonden stukken. Het nieuwe drama van Leon Tolstoï. Zuivere, echte natuurboter. die maanden meteen bedrag van ruim 22,600,000 is verminderd en het boekjaar geëindigd is met een hoeveelheid gouden muntmateriaal van f 34,784,971, tegen ƒ42,989,947 in 1886. Wat de goudbeweging in geheel Europa betreft, zoo heeft zich de verwachting bevestigd, dat ten vorigen jare door velen werd gekoesterd, volgens welke aanzienlijke goudinvoeren uit N.-Amerika aanstaande warenin de eerste helft van 1886 is uit Amerika voor niet minder dan 34 milüoen dollars aan goud verscheept. Doch nagenoeg evenveel is er in de tweede helft van het jaar in Amerika teruggekomen. Dit is hieraan toe te schrijven, dat de biljetten der nationale banken tegen schuldbrieven van den staat zijn uitgegeven en dat bij aflossing van zoodanige schuldbrieven óf andere stukken öf gouden speciën in de schatkist gedeponeerd moeten worden. Bij de bestaande hooge koersen zien de banken er geen voordeel in het eerste te doen, en zoo heeft de geleidelijke amortisatie der N.-Amerikaansehe schuld ten gevolge, dat veel goud aan het verkeer wordt onttrokken. Het gezamenlijk bedrag der verwisselingen was 270,631,755, waaronder Middelburg met ƒ3,703,825 Van bankassignatiën werden afgegeven 18,980 stuks, tot een bedrag van f190,339,916, f 20,489,596 meer dat het vorige jaar. Aan verschillende provisiën is gemaakt f 74,356.34J, winst op muntmateriaal f 64,148.74 en bedragen de onkosten f 585,152.10. De president besluit zijne mededeelingen met eraan te herinneren, dat volgens art. 46 der sta tuten in den loop van dit jaar door da algemeene vergadering moet worden beslist over de voort zetting der vennootschap na ultimo Maart 1889. Tot die beslissing zal gelegenheid worden gege ven in eene buitengewone vergadering van stem gerechtigde aandeelhouders, welke gehouden zal worden, nadat de staten-generaal het wetsontwerp tot verlenging en wijziging van het bankoctrooi, dat dezer dagen bij de tweede kamer is ingediend, hebben behandeld. Het aanvullings-examen (dier- en delfstofkunde) werd gisteren met gunstig gevolg aan 's rijks universiteit te Utrecht afgelegd door den heer J. C. van der Harst JJz. van Middelburg, phar- mac. student aldaar. Door den minister van binn. zaken is be paald dat het schriftelijk gedeelte van het examen ter verkrijging van de akte van bekwaamheid als hootdonderwjjzer en hoofdonderwijzeres, voor het jaar 1887, zal plaats hebben op 21 en 22 Juni e. k.; dat de mondelinge examens zullen aanvangen op 11 Juli daaraanvolgende, en dat de commissiën, met het afnemen dezer examens belast, zitting zullen houden te Breda, Arnhem, 's Gravenhage, Amsterdam, Leeuwarden en Zwolle. Tot lid der commissie te Arnhem is o. a. be noemd de heer J. Vermeulen, directeur der R. H. B. school te Middelburg. Vergadering van heden Zaterdag den 14 Mei, 's morgens te 10 uren. Voorzitter de heer A. Smit. Afwezig de heer Pot, wegens ziekte. Na lezing der notulen en mededeeling van ingekomen stukken legt de voorzitter over de aanbeveling ter benoeming van een gemeente secretaris, bestaande uit de heeren: mr. P. N. van der Bilt, griffier ter gemeente-secretarie te Vlissingen, en H. J. G. Hartman, adjunct-commies ter provinciale griffie van Zeeland te Middelburg. Eerstgenoemde wordt met algemeene stemmen benoemd. De benoemde secretaris dankt de leden voor het in hem gestelde vertrouwen en legt in handen des voorzitters de voorgeschreven eeden af. Daarna zegt de voorzitter, dat het hem een recht aangename taak is om, waar de benoeming zoo eenstemmig plaats had, den heer Van der Bilt namens de leden van den raad geluk te wenschen. Hp spreekt daarbp het vertrouwen uit, dat deze fa het volstrekt niet." Geen woord over het offer dat de Harlowes gebracht hadden en toch was het duidelijk dat de schrijver op de hoogte was van al wat er na de vergadering gebeurd was, want onder het laatste nieuws stond met groote letters „Blijde tijdiBg voor de crediteuren zoo even verneem ik dat de firma Motley en Harlowe op weg zijn om er bovenop te komen dank zij de krachtdadige maatregelen van mijnheer Motley. Hij heeft de vennootschap met mijnheer Harlowe opgeheven. Nu kan men tot een schik king overgaan; want mijnheer Motley is gunstig ge noeg bekend dat men gerust kan zijn, dat onder zijn zelfstandig beheer, zonder een stillen vennoot, die het geld opmaakt, de zaak spoedig weer haar vroegeren bloei zal bereiken en de achterstallige schulden betaald zullen worden. Het algemeene vertrouwen zal hersteld worden als de naam van Harlowe van de koperen plaat in Throgmorton- straat zal geschrapt zijn hoe eer dat gebeurt hoe beter." Ik kan mij begrijpen dat er menschen gevon den worden, die zulke lastertaal met een zeker doel schrijven; maar het is mij onverklaarbaar dat er altijd nog lezers gevonden worden, die hen steunen. Ik kon bijna niet meer beleefd tegen mijnheer Thornton zijn, toen ik hem ontmoette en kon mijn aandacht moeilijk bepalen bij de opmerkingen, die hij ten opzichte zijner nieuwe cantate maakte. Mijn stilzwijgen ergerde hem, want hij was zeer benoeming voor den heer Van der Bilt een spoor slag zijn zal om zpne betrekking waar te nemen met dien jjver en die vljjt welke noodig zijn om aan een goeden gang van zaken bevorderlijk te wezen. Daarna ia aan de orde het voorstel van borg en weth. betreffende het verzoek van I. Harder tot het mogen overdekken van den brandgang naast zpn perceel in de Lange Noordstraat. Overeenkomstig dat voorstel wordt besloten aan adressant de gevraagde vergunning te verloenen, tegen betaling eener som van 3 's jaars. Daarna komt in behandeling een verzoek van J. P. Swenne tot het aan hem in huur afstaan van de kazemat onder den Westelijk aan het einde der Breewaterstraat voor het inrichten eener berg plaats van petroleum, tegen betaling van 25 's jaars. Burg. en weth. stellen voor dit verzoek in te willigen. De heer Loois wjjst erop dat, als hij goed is ingelicht, bp den huurder niet het voornemen bestaat daar enkele vaten petroleum te bergen, maar zeer vele. In dat geval acht hp de huur te laag en beveelt hij burg. en weth. een nader onderzoek aan. Dit doet ook de heer Verkuijl Quakkelaar op grond van gevaar voor de omwo nenden. Het verzoek wordt alsnu aangehouden. De 1330 rekening van de zeemans-en visschers- beurs, loopende over 1886, wordt goedgekeurd. Zjj bedraagt in ontvang en uitgaaf 16.419.71j met een batig saldo van 2902.22. Verder wordt goedgevonden een prjjs beschikbaar tq stellen voor den schietwedstrijd tpdens de algemeene vergadering der vereeniging van offi cieren der schutterp in Nederland. Nadat besloten is tot af- en overschrijving op de begrooting der dd. schutterp en op de gemeente- begrooting voor 1886, komt nog ter tafel een verzoek van de commissie voor de totstandko ming van een proefstation tot onderzoek van bouwmaterialen, om eene tegemoetkoming in de oprichting van zoodanig station te Delft. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt dit verzoek gewezen van de hand. Alsnu wordt overgegaan tot de uitloting van eenige obligatien in geldleeningen der gemeente. Uitgeloot worden van de leening 1883 groot 112.000 1 obligatie ad 1000 n°. 69; van de leening 1880 groot 38.000, 1 d®. ad 1000 n°. 6; van de leening 1882 groot 45.000, 1 d°. ad f 1000 n°. 45 en van de leening 1885 groot 36.000, 1 d°. ad 1000 n°. 30. De punten der'agenda afgehandeld zijnde, vroeg de heer Musquetier het woord en zeide het vol gende Mijn heer de voorzitter. Omstandigheden, on afhankelijk van mijn wil en van mijne persoon lijke wenschen, hebben ertoe geleid, dat ik dit gewest moet verlaten en daardoor zal ophouden lid te zijn van den raad dezer gemeente. Erkentelijk voor het vertrouwen door mijne medeburgers in mij gesteld, had ik gemeend langer in het belang der gemeente te mogen werkzaam zijn, doch hieromtrent werd anders beschikt en ik doe er het zwijgen toe, maar ik wensch in deze openbare raadsvergadering met dankbaarheid te herdenken de uitnemende verhouding, waarin ik het voorrecht had te staan tot het dag. bestuur dezer gemeente, tot de leden van den raad, tot de ambtenaren van de griffie, niet het minst tot den zoo juist benoemden secretaris, tot de geheele Ylissingsche burgerij. Ik zal mijn verblijf in deze gemeente nimmer vergeten en ik durf de verwachting koesteren dat men ook mijner nu en dan zal willen gedenken. Mijne heeren, het ga u allen wel in uw maat schappelijk en huiselijk leven. Mogen uwe onvermoeide pogingen, onder de uitnemende leiding van uwen hooggeachten voor zitter om Vlissingen tot meerderen bloei en welvaart te brengen en haar de plaats te verzekeren, waarop zjj, dank hare gunstige ligging, billijke aanspraak heeft, met den besten uitslag worden bekroond. Ik zal mjj gelukkig rekenen, wanneer het mij mag gegeven zpn, daartoe naar vermogen, waar het pas geeft, bp te dragen". prikkelbaar, en de partituur grijpende zei hij tot den directeur: „Mijn werk moet natuurlijk vallen, als mijnheer Holderness mij vijandig is." „Als gij dat denkt," hernam ik, „moest gij liever met mijnheer Carr (den directeur) over een anderen orkestmeester spreken; want ik moest u ronduit zeggen, mijnheer Tornton, dat ik per soonlijk een afkeer van u heb." Mijnheer Carr verzoende ons echter weer zelden wordt een werk van dien aard opgevoerd zonder twisten of naijver onder de betrokken personen en ik zei dat ik mijn best zou doen voor het stuk. Tot mijn groote voldoening maakte de cantate echter toch fiasco. Mevrouw Motley zat in de stalles en onder het eerste deel zat mijnheer Thornton naast haar, maar hij verliet haar en ging naar de artisten- kamer voor het geval, dat hij voor het voetlicht geroepen zon worden. Ik zag hem aan de deur staan met zijn hoed in de hand toen de laatste regels gezongen werden het was zijn eerste werk. Zpn vrienden riepen luid den dichter en ik wenkte hem om naar voren te komen, maar het publiek begon te fluiten tot de vrienden zich stil hielden. Toen ik het orkest verliet, zag ik hem met mevrouw Motley aan den arm de saai uitgaan. Zijn doodelijk bleek en onbeschaamd gelaat herinnerde mij aan Philip, toen hij van de vergadering terug kwam. „O, o I" dacht ik, „nu is het uw beurt 1" Na het tweede deel werd er nog meer gefloten De voorzitter antwoordde hierop, dat hp zich overtuigd hield namens alle leden van den raad te spreken, wanneer hp zpn leedwezen uitdrukte over het vertrek van den heer Musquetier en hem een hartelijk vaarwel toeriep. Zeer aangenaam was het hem te vernemen dat de band, die den heer Musquetier aan Vlissingen bond, met zpn vertrek niet geheel zal zpn ver broken. De voorzitter eindigde met de beste wenschen voor den vertrekkende en diens gezin uit te spreken. De zitting werd daarna gesloten. Ruim een maand lang was er iD en buiten de salons van St. Petersburg bijna van niets anders sprake dan van de aanstaande opvoering van Leon Tolstoï's drama De macht der duisternis. Men wist, dat de directie van het theater alle zorg besteed had aan het nieuwe werk van den beroemden romanschrijver. De première werd als een gebeurtenis van beteekenis tegemoet gezien, tot plotseling do keizerlijke censuur door haar veto een einde aan deze algemeene spanning maakte. Niet alleen werd de opvoering van het drama op alle tooneelen van Rusland maar zelfs ook de verkoop door den boekhandel verboden. En dit nadat het stuk sedert een maand ver schenen en bij duizenden exemplaren verkocht was! Graaf Tolstoï had bij de uitgave van dit werk afstand gedaan van alle auteursrechten, waarop de uitgever zich haastte er 80.000 exemplaren van in 't licht te geven, die op straat voor den ge ringen prijs van 15 kopeck (30 cents) binnen enkele dagen geheel uitverkocht werden. Naar de Petersburgsche correspondent van den Tempsaan wiens schrijven wij deze bijzonder heden ontleenen, mededeelt, behandelt de beroemde schrijver van La guerre etlapaix dezelfde philoso- phische leerstellingen in dit drama, welke men in ziju laatste werken vindt. Het is de geschiedenis eener boerenfamilie, welke zich schuldig maakt aan tallooze misdrijven en gewelddaden, volgens den schrijver het natuur lijk gevolg der in deze kringen heerschende zeden, kringen welke sedert eeuwen onder de „macht der duisternis" leven. Hun gewoonten en gebruiken heeft Leon Tolstoï van zeer nabij bestudeerd, daar hij op zijn landgoed in de omstreken van Moskou voort durend onder de boeren verkeert. Herhaaldelijk ziet men hem in bet schamele kleed der moujicks aan den nederigsten arbeid op het land deelnemen. In geen enkel Russisch drama treden dan ook boeren op, zoo naar het leven geteekend, zoo juist het type weergevend en zoo natuurlijk sprekend als in dit werk van Leon Tolstoï. Een rijk landbouwer van ongeveer 40jarigen leeftijd wordt door zijn tweede vrouw vergiftigd, die liefde opgevat heeft voor den boerenknecht, wiens moeder deze verbintenis begunstigd en het vergift heeft verschaft. De moeder en de jonge vrouw hebben vóór het plegen der misdaad haar maatregelen genomen, dat het geld van den overledene in handen komt van de ontrouwe echtgenoote, ten nadeele van een dochter uit het eerste huwelijk, bijna doof en half idioot. Wanneer de boerenknecht Nikita, na het huwelijk met de weduwe van zijn vroegeren meester, uit den mond zijner moeder verneemt, welke mis daad zijn vrouw pleegde, verafschuwt hij de giftmengster en om zijn verdriet en zijn schande te vergeten geelt hij zich aan den drank en allerlei uitspattingen over. Nadat hij de onge lukkige onterfde Akoulina onteerd heeft, wordt in den familieraad besloten haar kind te dooden, want deze smaad moet voor de buitenwereld verborgen blijven. Door zijn moeder en zijn vrouw wordt Nikita gedwongen tot de afgrijselijke misdaad: zijn eigen kind te vermoorden. Naast deze hoofdpersonen bewegen zich nog verschillende personen van den 2en rang, allen boeren, die de ondeugden en gebreken der geheele en de vrienden durfden niet meer applaudisseeren. Vóór het einde van het derde deel verlieten de meeste toehoorders de zaal. Groot was mijn voldoening, toen ik den vol genden dag de nieuwsbladen zag, die altemaal den tekst veroordeelden maar de muziek prezen. De vennootschap was ontbonden. „Ik weet waarlijk niet, wat gij beginnen moet", zei Motley tot Philip, „ik zou u gaarne iets aan de band doen, als ik wat wist. Gij bebt éen voorrecht, dat uw boel niet verkocht be hoeft te worden voor de schulden der firma." Maar er waren nog andere schulden. Op zekeren dag vond ik Magda met een stapel reke ningen voor zich, de som barer buitensporigheden optellende. „Ik schrijf op, wat Philip voor mijn dwaas heid te betalen heeft. Het is altemaal mijn schuld. O! was ik slechts wijzer geweest 1" Zij wendde zich af, bedekte haar gelaat en barstte in tranen uit. Zij schreide niet over haar eigen verlies, maar over dat van haar echtgenoot. Dit was de eenige keer dat ik haar aan haar verdriet zag toegeven. Hoeveel zij ook leed en haar leed moet zeer groot geweest zijn bedwong zij altijd hare tranen. Zij wilde de smart van Philip niet verhoogen. „Gij kunt mij een practischen raad geven, Holderness," zei Philip eens op een dag, toen wij alleen waren. „Wij moeten zoo spoedig moge lijk hier van daan." klasse vertegenwoordigen. Vergiftiging, echtbreuk, bloedschande, kindermoord moeten hier gezamen lijk dienst doen om een beeld te geven van de lage zinnelijkheid, de brutaliteit, de dronken schap, het cynisme dier ongelnkkigen, wier onwe tendheid heD onontvankelijk maakt voor elk idee van moraliteit en rechtvaardigheid. Na den kindermoord zoekt men een echtge noot voor Akoulina. Knagend zelfverwijt laten Nikita nergens rust vinden, zoodat hij een einde aan zijn leven wil makeu, maar de gedachte aan hetgeen zijn vader, een godvruchtig man, hem leerde, brengt hem tot andere gedachten en hij besluit een openlijke bekentenis zijner misdaden af te leggen, waardoor hij alleen hoopt zijn schuld te verminderen. Ten aanhoore van alle genoodigden op de brui loft van Akoulina biecht hij zijn zonden en ver mijdt alles, wat eenigszius een blaam zou kunnen werpen op zpn moeder en zijn vrouw. Zijn vader, die op het feest tegenwoordig i3, omarmt hem en voegt hem weenend toe„God zal genadig voor u zijn, mijn zoon. Gij hebt u zelf niet gespaard, hij zal medelijden met u hebben." Dit is het laatste woord in de pleitrede door graaf Tolstoï gesproken, die de half onwetende bedrijvers der afschuwelijkste wandaden voorstelt als de onverantwoordelijke slachtoffers van een moreelen en intelleetueelen toestand, zoo juist ge- karakteriseert door het woord „duisternis." Het drama zou bij de opvoering ongetwijfeld een diepen indruk hebben gemaakt, maar mis schien vreesde de keizerlijke censuur, dat dit naturalisme a outrance een geheel andere uitwer king zou gehad hebben dan graaf Tolstoi er zich zelf van voorstelde. Hoe het zij, het is jammer dat dit verbod op het uiterste oogenblik komt, en het is ver wonderlijk, dat dit gebeurt, nadat De macht der duisternis van Leon Tolstoï reeds door de handen van duizenden lezors is gegaan. Evengoed zou men „brand" kunnen roepen voor een huis, dat reeds een prooi der vlammen is geworden. Goes 13 Mei 1887. Mijnheer de redacteur Naar aanleiding van uwe opmerking over de slechte boter in Middelburg en het bedrog, dat te Amersfoort plaats had, ben ik zoo vrij enkele regelen te schrijven. Ook hier laat tegenwoordig de qualiteit der boter veel te wenschen over. Zonder nog te spreken van bijmengsels, wordt de natuurboter niet meer bewerkt zooals vroeger. Daarbij komt dat sommige boerinnen zoo ge ducht veel zout in de boter doen dat deze bijna oneetbaar is. Wanneer echter de gezondheidscom missie, zooals u voorstelt, op dit artikel goed wilde letten, zou dit nog al wat werk van haar eischen, want de meeste boter wordt hier niet ter markt maar in de winkels gebracht. En juist deze is over 't algemeen de slechtste. Wat toch is het geval? De leveranciers zijn tevens klanten van de winkeliers en de laatste durven daarom natuurlijk niet veel te zeggen, al wordt hun nog znlke slechte waar geleverd. Maar toch uit menig winkelier bij zichzelf de verzuch ting: „ik wou dat die eu die zijn boter maar ter markt bracht, want ze is zoo slecht en ik weet er niet af te komen." Natuurlijk moet zij toch aan den man gebracht worden en menig kind wordt dit kostelijk goed in de hand gestopt. Het eenige middel tot verbetering zou, dunkt mij, zijn dat alles ter markt werd gebrachtmen daar een onderzoek instelde en de beste tot de minste qualiteit naar een vaste volgorde werd genummerd. Dit zou de eenvoudigste manier wezen om het publiek op de hoogte te brengen. Ouder dankzegging voor de plaatsing van deze regelen, Veritas. Dit had ik verwacht. Het beste was dat zij Londen voor eenigen tijd verlieten. „Ik vrees dat ik u weiüig van dienst kan zijn, ik ben nooit buiten Engeland geweest." „O wij gaan ook het land niet verlaten, dat kunnen wij niet doen, terwijl iedereen tegen ons is. Wij moeten hier blijven en den vijand het hoofd bieden," vervolgde hij, „maar gij woont op kamers en ik dacht dat gij mij zoudt kunnen zeggen, hoeveel ik daar zoowat moet verwonen." „O! ja dan kan ik n natuurlijk van dienst zpn. Waar denkt gij te gaan wonen? Brixton is een lieve voorstad, en niet duur." „Neen 1" zei hij. „Na Kensington zal een voorstad ons niet bevallen. Dat is te stil voor Magda. Wij moeten ergens in de drukte wonen, waar veel te hooren en te zien is. In een van de straten die op het Strand uitkomen, als de huur niet te hoog is." Ik beloofde voor hem te zoeken en na een paar dagen vond ik drie kamers met een klein keukentje op de hoogste verdieping van een nieuw huis in de Bedfordstraat. De kamers w aren licht en luchtig, nieuw behangen en geschilderd en vroolijk met het uitzicht door een zijstraat op de markt. Maar de huur was hoog, drie honderd zestig gulden in het jaar. Zij schenen echter de beste, die ik gezien had en ik ging dadelijk naar Philip. (Wordt vervolgd.) «KJflUJKT RIJ DE eSBROKDBBS ABRÜiïtS, 58 HIDOTKfflVH*.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1887 | | pagina 6