BUITENLAND.
Rscktszaken.
Statsn-Generaal.
ROBERT SCHUMANN.
benoemd tot kapitein bjj het 7e regiment van dat
wapen.
In eene Donderdagavond gehouden vergadering
van het Nutsdepartement Noordgouwe werd tot
afgevaardigde ter algem. verg. de heer A. Prinse
en tot diens plaatsvervanger de heer C. Schikker
gekozen. Hun werd opgedragen, te stemmen vóór
het voorstel van het hoofdbestuur in zake „de
kweekschool voor bewaarschool houderessen"; doch
tegen dat betreffende de uitgave van het Sociaal
Weekblad.
Aangaande het voorstel van het departement
Rotterdam om jaarlijks twaalf kleine geschriften,
gewijd aan vragen van den dag op sociaal- en
economisch gebied, voor het volk uit te geven,
werd den afgevaardigde geen imperatief mandaat
verstrekt.
Men leest in de Arnh. Ct.
„Prof. Allard Pierson verklaart in het Handels
blad, dat naar zijn oordeel, kwijtschelding van
straf aan Domela Nieuwenhuis door de billijkheid
wordt gevorderd.
»De Amsterdammer is van meening, dat door
het uitspreken van die meening de heer Pierson
zijn goeden naam waagt.
»Wij zien niet in, waaromniemand zal Pierson
voor een geestverwant van Domela Nieuwenhuis
houden, zelfs niet, nu hg de gronden, waarop zgn
meening in deze rust, niet aangeeft, maar zich
bepaalt tot de mededeeling, dat zijn verstand en
hart hem nopen tot die kwijtschelding te advi-
seeren."
Arnhem is een lieve stad, en de kring, waarin
de redactie van de Arnh. Ct zich beweegt, is
beminnelijk bovenmate. Hoe zuiver moet daar
de maatschappelijke dampkring zgn, waar een
woord ten gunste van Domela Nieuwenhuis iemand
niet in verdenking brengt socialist te zgn
Hier ter stede (Amsterdam) is dat zoo geheel
anders,^ dat wij het ons moeilijk kunnen voor
stellen. Wie zich door verstand en hart, en
bovenal door hart laat leiden bg het beoordeelen
van personen en zaken, die tot het socialisme in
betrekking staan, kan er zeker van zijn, niet
zonder kleerscheuren er af te bomen. En te Rot
terdam is het niet anders. Daar werd eergisteren
mr Kerdjjk in een Nutsvergadering nog een opruier
genoemd, aangezien hij de heeran Palthe on De
Monchy niet naar eisch had weten te waardeeren(
en o. m. op belastinghervorming aandrong.
Leve dus Arnhem, waar men zoo veilig zich door
verstand en hart kan laten leiden 1 (D. v. IV.)
Zooals wij in ons vorig nommer in het kort
meldden werd gisteren voor het kantongerecht te
Goes behandeld de zaak tegen B. Q. te Goes,
beklaagd o. m. van het onbevoegd uitoefenen van
geneeskunde buiten noodzaak.
Uit de verklaringen van zeven getuigen, afgelegd
naar aanleiding van een zoo volledig, nauwkeurig
en helder interrogatoir, dat O. M. en verdediging
zoo goed als niets te vragen overbleef, bleek
voornamelijk
Geneesmiddelen waren door beklaagde verstrekt
aan éen voor pijn in den rug, éene voor verkoud
heid, drie voor de maag, éen voor „pijn overal,
vóór op zijn lijf". Zes hadden kleine pilletjes te
slikken gekregen, éen daarenboven nog »nat goed"
gehad. Twee hadden baat bevonden, éen een
weinig, de overigen niets. Een slechts verklaarde
op de vraag of ook geld was gevraagd of gege
ven, dat beklaagde het geven van iets aan de
kinderen vrijliet en dat éen gulden was gegeven.
Allen verklaarden gebruiksaanwijzing te hebben
ontvangen en niet met den aard van hetgeen hun
was verstrekt, bekend gemaakt te zijn.
Na ondervraging door den rechter van beklaagde,
die op de getuigenissen niets afdong en alleen
zich niet wilde uitlaten over uitoefening ook
buiten zgn huis, requireerde het O. M. zonder
toelichting eene boete van 10 subs. 3 dagen.
De verdediger, mr. C. Lucasse van Middelburg,
honderd vijftig duizend gulden en raadde hem aan
dit bij een andere bank op naam zijner vrouw
te plaatsen. „Het is beter dan een levensverze
kering, Phil", zei hij, „en dat moest iedereen
doen, hoe soliede de zaken ook schijnen. Ik heb
het ook gedaan wat ons dus ooit overkomt
onze vrouwen zijn geborgen." Philip, die het
volste vertrouwen in de wijsheid van zijn com
pagnon had en zich in zaken steeds door hem
liet leiden, stemde hier geredelijk in toe. Het
geld werd uit de zaak genomen en behoorlijk
op Magda vastgezet.
„O, wat is hij toch een uitstekende, harte
lijke vriend!" zeiden wij eenparig.
Magda zei dat wij den eersten verjaardag van
hun huwelijk allen bij hen moesten doorbrengen,
maar alleen de familie niemand vreemds
behalve Clinton en ik. Wij verzamelden ons dus
voor het tweede ontbijt en om Johanna genoegen
te doen werden de knechts weggezonden, zoodat
wij vrijuit konden praten. Wat waren wij alte.
maal vroolijk en opgewekt. Het was er wel heel
rijk en weelderig, maar toch gezellig en onge
dwongen. Toen wij te midden van ons genoegen
waren, kwam er een telegram voor Philip.
„Dat is vreemd", zei hij en las overluid
„„gij moet dadelijk komen; een zaak van het
hoogste gewicht.""
„Van wien is het?" vroeg Magda.
„Van Motley. Hij seint van de bank. Och het
is zeker voor een belangrijk stuk, dat door ons
beiden geteekend moet worden. Maar ikmoet gaan.''
sprak van het respectabele van den gedaagde,
van diens zelfopoffering, van de belangstelling
die het publiek door zijne aanwezigheid in zoo
grooten getale beweesvan ons land waar
geen jury is en van de landen, waar die rechts
instelling wel bestaat en waar deze ged. zeker
zou worden vrijgesproken door gekozenen uit dat
publiek; van de getuigen die ondankbaar
waren genoemd om hetgeen door hen was publiek
gemaakt.
Op grond dat geene geneeskunde was uitge^
oefend, dat die in ieder geval niet was uitgeoefend
als bedrgf, dat geene schade was berokkend, dat
de noodzakelijkheid was gebleken, omdat genees
kundigen geen heil of baat verschaften en op nog
andere gronden en met verwjjzing naar de juris
prudentie omtrent art. 1 der wet van 1865 en
voornamelijk onder aanvoering en toelichting der
bewering, dat deze vervolging niet den gedaagde
gold maar de zich zoo enorm uit- en verbreidende
en daardoor zeker niet aan kwakzalverij doen den
kende 'homoeopaihie aangeklaagd en vervolgd door
de allopathen, concludeerde pleiter tot vrijspraak.
Het O. M. repliceerde, onder verwijzing naar de
vele arresten van den hoogen raad en het zoo
recente vonnis van het kantongerecht te 's Hage,
met er op te wijzen
dat ook zonder betaling geneeskunde door het
radicaal-mis8enden niet mochtworden uitgeoefend,
dat, hoe menschlievend misschien ook de bedoe
lingen van bekl. mogen geweest zijn, het in ieder
geval wenschelijker ware dergelijke denkbeelden
over ziekten en zieken aan door studie bevoegden
in overweging te geven en niet bjj onwetenden,
wien ongelukken daardoor zouden kunnen ver
oorzaakt worden, in toepassing te brengen.
Zoowel O. M. als verdediging persisteerden bij
requisitoir en conclusie.
De rechter verklaarde het onderzoek voor gesloten
en bepaalde zijne uitspraak op heden over acht
dagen.
Tweede Kamer.
De commissie uit de Tweede kamer, in welker
handen de Nederl.-Belgische verklaring tegen den
zg. handel in meisjes werd gesteld, juicht het
doel daarvan ten zeerste toe, en zonder zich te
ontveinzen, dat het koesteren van hooge verwach
tingen lichtelijk tot teleurstelling leiden zou, uit
zij toch den wensch, dat de reg. op dezen weg
zal voortgaan. Daartoe wjjst de comm. op de
beraadslaging van 28 Maart in den Duitschen
rijksdag.
Bjj het afdeelingsonderzoek van het wetsontwerp
tot wijziging der begrooting van het burg. pen
sioenfonds vroegen eenige leden der Tweede kamer
inlichting omtrent den stand der nieuwe regeling
van dat fonds.
Marine-begrooting.
Voorloopig Verslag.
Verscheiden leden betuigden hun leedwezen,
dat, hoewel de toestand der marine zonder dralen
versterking eischt, door het optreden van dezen
min., 1887 weder zal voorbijgaan zonder dat iets
van beteekenis wordt verricht, daar de min. open
hartig erkent, zich nog een oordeel te moeten
vormen. Een grootere versterking van het getal
torpedobooten scheen, zelfs van dat standpunt,
toch in allen deele gewettigd, daar dit materieel
nog aanzienlijke versterking behoeft, terwijl, als
later tot den aanbouw van grootere schepeD moet
worden overgegaan, het eindcijfer weer bezwaren
zal doen rijzen.
Op andere leden had deze credietwet geen
ongunstigen indruk gemaakt, waarin men reeds
onmiskenbare Bporen van zelfstandige werkzaam
heid vond, terwijl zij ook beter is toegelicht. Deze
leden achtten het voorts beter, dat de min. eerst
overweegt, dan dat hjj met voldoend overwogen
voorstellen deed, en overhaasting ten aanzien der
torpedobooten ware h. i. nadeelig, daar het tor
pedowezen nog slechts in staat van wording is
en de uitvindingen elkaar verdringen.
Men merkte op, dat de bezwaren, welke de
vorige minister had tegen de beperking op zjjn
„Natuurlijk", zei Magda, die dit ook zou
gezegd hebben als bij het tegendeel beweerd had.
„Gij behoeft toch niet te blijven
„Dat denk ik niet. Er moet al iets heel
bijzonders gebeuren om mij van daag van huis
te doen blijven. Jan, haal een rijtuig
Nadat Philip weg was, waren wij een oogen-
blik stilmaar spoedig keerde de vroolijkheid
terug. Toen wij van tafel opstonden, ging Potter
naar boven om te rooken. Horatius en Cerile,
die weer verzoend waren, begaven zich in het
eene salon en Magda ging met Johanna en mij
in het andere zitten, om de gelieven niet te
storen.
Er was zooveel moois te zien dat de tijd snel
voorbij ging. Magda was erg gelukkig, want
dien morgen hadden zij een uitnoodiging gekre
gen van graaf Teddington om den jachttijd op
zijn landgoed te komen doorbrengen en dat was
alweer een schrede hooger op.
Toen wij genoeg gekeken hadden, gingen wij
in de gemakkelijke stoelen zitten en verdiepten
ons in oude herinneringen, waardoor Magda al
haar grootheid vergat; doch toen Joüaona vroeg
of zij weer op de oude manier zou willen leven,
zei zij
„O neen! Ik zou niet arm meer kunnen
zijn; ik zou niet meer aan ontberingen kunnen
wennen."
Dat was onaangenaam om te hooren; maar onze
gedachten werden afgeleid door het Jicht doen
van eeu deur.
begrooting, vermoedelijk daaruit voortvloeiden,
dat het hem onmogelijk zou zijn geworden, de
Frisode Barok en de Mercuur te doen afbouwen
uit de bedoelde sommen, welke voor andere doel-
4
einden werden aangevraagd. Door andere leden
werd opgemerkt, dat dit bezwaar uit een eom-
tabel oogpunt niet onoverkomelijk ware geweest.
In overweging werd gegeven, ter bescherming
van de zeevisscherg bepaaldeljjk een oorlogschip
te bestemmen, daartoe beter geschikt dan de
Aruba.
Niet allen stemden toe, dat kolenbergplaatsen
in het zuiderfrontier achterwege mogen worden
gelaten.
Een ingrjjpende hervorming van het admini
stratief personeel op de werven werd als maatregel
van bezuiniging aanbevolen.
Een tweeden hoofdingenieur in alg. dienst bleven
sommige leden ongewenscht achten.
Een snelheid van 19.j mijl achtte men voor de
nieuwe groote torpedobooten te gering. De Fran-
sche regeering bestelde er onlangs, en met een 20
mjjls vaart, tegen 60 van den prjjs, door den
min. er nu voor aangevraagd. Van waar dat
groot verschil Ook voor de torpedo's meende
men, dat de eischen te laag werden gesteld.
Sommige leden wilden een der twee torpedo
booten, bestemd om aan 's rijks werf te worden
gebouwd, door particulieren laten aanbouwen, wat
echter niet onweersproken bleef:
Gevraagd werd, waaraan het is toe te schrijven
dat de inschietplaats voor vischtorpedo's, oorspron
kelijk op 26.000 geraamd, nu tot 5000 kon
worden verminderd.
Verder werd geklaagd over het vroegtijdig pen
sioneeren van vele nog jeugdige officieren. De
pensioenen schenen te hoog te zijn.
Men vestigde de aandacht van den min. op de
positie der machinisten, met de vraag of de ge
opperde bezwaren gegrond zjjn.
Opheffing van het corps mariniers werd weder
aanbevolen.
Bezuiniging scheen mogelijk op de opleidings
vaartuigen die nu samen 206.000 kosten.
De meeste leden keurden het goed, dat de af
geleefde werklieden van de werven verwijderd
worden, en achtten dan een tegemoetkoming
voor levensonderhoud noodigmaar moesten de
gratificatiën een blijvend karakter hebben, dan
scheen aanvulling van de pensioenwet noodig.
In overweging werd gegeven, de schadevergoe
ding voor verliezen, bjj het zinken van de Schorpioen
geleden, niet tot de officieren uit te strekken.
Haar voorstel aangaande het station 's Herto
genbosch handhavende als de beste oplossing,
verklaart de regeering, dat de bedoeling is, de
spoorwegaansluiting's Bosch-Cromvoirt zoo spoedig
mogelijk tot stand te brengen, doch dat bij groote
krachtsinspanning toch drie jaren voor het werk
zullen noodig zijn.
Het zal onzen muziekliefhebbenden lezers wel
licht belang inboezemen eenige bijzonderheden uit
het leven van den grooten Duitschen musicus
Robert Schumann te vernemen, zooals zij door
Camille Bellaigue in een werk over den meester
worden medegedeeld.
Robert Schumann is geboren in 1810 in Zwic
kau, een klein Saksisch plaatsje. Zijn vader had
een boekwinkel en was een man met een ont
wikkelden littérairen smaak Zijn moeder was
het tegenovergestelde, een bekrompen ziel, vervuld
met allerlei kleingeestige vouroordeelen en die
langen tijd tegenstribbelde, eer zij zich met de
keuzo van beroep van haar zoon kon vereenigen.
Deze roeping vertoonde zich reeds vroeg.
Op een uitstapje naar Karlsbad in 1819 hoorde
hij Moscheles; sedert dien tijd openbaarde zich
zijn aanleg en lust voor de muziek. Zijn vader
vertrouwde Roberts leiding too aan een eenvoudig
leermeester in Zwickau, den heer Kuntsch. Het
„Daar is Philip 1" riep Magda, opspringende.
Er kwam een knecht binnen met een kaartje,
waarop iets met potlood geschreven stond.
„Mevrouw Motley, die dringend vraagt om
mij te spreken. Hebt gij er iets op tegen dat
zij hier komt Cerile en Horatius zijn in de
andere kamer."
Wij hadden er natuurlijk niets tegen en mevrouw
Motley kwam met kleine, gemaakte stapjes binnen.
Hare lippen waren zeer rood, hare wenkbrauwen
zeer zwart, haar gelaat was zeer bleek ik
vond het altijd een leciijk gezicht, ofschoon het
wel iets aantrekkelijks had, dat geef ik toe
welk een onbeduidend, opgedirkt persoontje
tegenover Magda, die zoo groot, zoo eenvoudig,
zoo open, zoo natuurlijk mooi was.
„Lieve mevrouw Harlowe, hebt gij mijnheer
Motley ook gezien
„Neen. Die is aan de bank. Mijn man is
naar hem toegegaan."
„Ik wist dat mijnheer Motley hem van daag
spreken moest en daarom hoopte ik hem hier te
vinden. Om u de waarheid te zeggen maak ik
mij ongerust over mijnheer Motley. De dokter
heeft hem verleden week naar Brighton gezonden-
Wij kwamen gisterenavond thuis en van moigen
heb ik hem voor het eerst gezien, maar ik
schrikte van hem. Mag ik vragen, hoe lang
mijnheer Harlowe weg is?"
„Juist een uur. Hij zou dadelijk terug
komen. Ik verwacht hem elk oogenblik."
„Als ik uniet hinder, blijf ik tot hij komt,
was een ongelukkige stumperd, die te arm was
om gedrukte muziek te koopen en zich nu moest
tevreden stellen met het copieëren van een groot
aantal klassieke werken, waaronder die van Bach
een eereplaats innamen. De jonge Schumann
begon met deze gecopieërde muziek zijn studie.
Hij maakte zulke snelle vorderingen, dat zijn vader
hem naar Weber wilde zenden, dia toen ter tijde
in Dresden verblijf hield. Moeder Schumann ver
zette zich hiertegen en het is Robert nooit gelukt
les te krijgen vau dezen grooten meester.
Kort daarna stierf zijn vader en hiermee ook
zijn schutsengel en de beschermer van zijn genie.
Diep bedroefd was de jonge Robert en uit dezen
tijd dateert die melancholie, die hem niet meer
verliet en waarvan zijn composities het kenmerk
dragen.
Toen zijn vader dood was, dwong zijn moeder
hem in de rechten te studeeren. Zoo verliepen
3 jaar, waarin hij niet veel goeds uitvoerde;
alloen werd hij betooverd door Jean-Paul-Freid-
rich Richter, voor wiens werken hij een overdreven
bewondering koesterde. De niet altijd gezonde
poëzie van Jean-Paul was slecht voedsel voor
zijn geest. Schumann schreef later zelf aan een
zijner vrienden „hij heeft mij bijna gek gemaakt."
Na lang aandringen kreeg hij eindelijk verlof
van zijn moeder, dat hij zich geheel aan de muziek
mocht wijden. Hierover was zijn vreugde uit
bundig. Aan professor Wieck, wiens dochter hij
later huwde, schreef hij„Eindelijk ben ik kalm
genoeg een woord te schrijven; ik bezie alles
even rooskleurig. De wetenschap voert ons over
steile bergen en afgronden, ook de weg der kunst is
moeilijk, maar hier zijn het heuvelen uit het Oosten,
waar bloemen, idealen en droomen ontkiemen.
Nauwelijks vrij, begon Schumann onder leiding
van Wieck ernstig te studeeren; hij had veel
verloren tijd in te halen. Helaas hij overdreef
het. Reeds verdienstelijk en bekend pianist zocht
hij zijn kunst nog te volmaken door buitengewone,
bijna barbaarsche vingeroefeningen. Verscheidene
uren per dag bracht hij daarmee door, maar weldra
kreeg hij hevige kramp in zijn vingers en ver
lamde bijna zijn rechterhand, zoo dat hij haar
nauwelijks kon gebruiken.
In 1834 stichtte hij met eenige vrienden een
artiaten vereeniging, ten einde de Duitsche kunst
tegen de overheersching der Italiaansche te be
schermen. Onder verschillende pseudoniemen
redigeerden de leden dezer vereeniging een
courantDie neue Musik-Zeitung waarin zij den
oorlog verklaarden aan philisters, aan middel
matige kunstenaars, aan critici zonder bevoegdheid
en een publiek zonder oordeel. Zij hadden geen
ander doel dan de toenmalige aesthetica te her
vormen en den smaak van het publiek te leiden.
Het was immers ook Richard Wagner, die later
dergelijke plannen koesterde en ten uitvoer
trachtte te brengen.
Toen Schumann 26 jaar oud was, vatte hij
liefde op voor Clara Wieck, de dochter van zijn
leermeester. Het was zijn eenigste liefde.
Daar de vader voor het verstand van den jongen
man, die altijd exentrieker werd, vreesde, weigerde
hQ zijn toestemming tot het huwelijk. Dit bracht
een treurige verandering in Roberts levenswijze
te weeg; bij bracht halve dagen en nachten in
cafè's door.
Nettegenstaande alle vaderlijk verzet, gelukte
het hem in 1840 te huwen met haar, die hem zoo
dierbaar was. Dat schonk hem weder groote
kalmte. Zijn geest kwam tot rust en de werken,
die zijn naam gevestigd hebben, stammen uit de
eerste jaren van zijn huwelijk.
Langzamerhand herhaalde de fatale ziekte zich
weer. In een soort delirium hoorde hg de
vreemdste noten, die hij dan opteekende. In
Februari 1854, midden in een gesprek met eenige
vrienden, stond hij plotseling op en wierp zich
in den Rgn. Schippers haalden hem er levend
uit, maar nu was hij totaal krankzinnig. Hij
kwijnde eenigen tijd in een gesticht en stierf een
jaar later.
Alweer een treurig voorbeeld, hoe nauw het
genie aan krankzinnigheid grenst.
ik ben bepaald angstig."
Maar ondanks die mededeeling raakte zij
dadelijk in verrukking over oud porcelein, en
bewonderde een mooi beeldje en andere kost
baarheden.
„Wat benijd ik u!" riep zg uit, „wat zgt
gg gelukkig Men hoort u overal roemen; er is
geen courant, die geen artikel over u bevat. Gij
hebt reden om trotsch te zgn. En ik hoor dat
gij in September bij graaf Teddington gaat
logeeren."
„Wij hebben van morgen een uitnoodiging
gekregen."
„En gij gaat natuurlijk."
„Ja."
„Wij weten wat een uitnoodiging daar wil
zeggen het volgende jaar wordt gij aan het
hof gepresenteerd. Waar zal uw glorie ein
digen
Het duurde een half uur, eer Philip terugkwam
en al dien tijd hield zg niet op met Magda te
verheerlijken en allerlei moois voor te spiegelen.
Ik wist dat er onder al die vleierij venijn schuilde
en werd ongerust. Zelfs Magda, die gaarne ge
vleid werd, was niet op haar gemak»
Wordt vervolgd).
GEDRUKT DIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS,
HE MIDDBLBUUG.