N° 100.
130e Jaargang.
1887.
Vrijdag
5§S«
29 April.
Gemeente-belastingen.
VERKIEZING.
Middelburg 28 April.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 8/m, franco 8.50.
Afzonderlijke nommers ziin verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer f 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte:
Kohier voor de belasting op de honden
over 1887.
EEN ANDER STANDPUNT.
MIDDELRIIRGSCHE COURANT.
w
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdage Zoon, te Goes: A. A. "W. Bolland, te Kruiningen: F. van dee Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van Nieuwenhuijzen.
Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Datjbe Cie., John F. Jones, opvolger
De burgemeester en wethouders van Middelburg
maken bekend
dat het kohier voor de belasting op de honden,
over het jaar 1887, door hen is opgemaakt en
gedurende veertien dagen, aanvangende Donder
dag den 28 April a., voor een ieder op de
gemeente-secretarie zal zijn ter lezing neder-
gelegd
dat ieder, die meent daartoe reden te hebben,
gedurende bovenvermelden tijd, tegen zijn aanslag
bezwaren bij den gemeenteraad kan inbrengen.
Hiervan is op heden afkondiging geschied, waar
het behoort.
Middelburg, den 27 April 1887.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
F. ERMERINS, l. b.
De secretaris,
A. DE VULDER VAN NOORDEN.
De burgemeester en wethouders van Middel
burg maken bekend
dat bij de op den 27 dezer maand plaats gehad
hebbende opening van stembriefjes, ter benoeming
van een lid van den gemeenteraad is gebleken,
da als zoodanig is gekozen de heer jbr. mr. W.
H.SNOUCK HURGRONJE;
dat de processen-ver baal van steminlevering
en stemopneming, van den 26 en 27 dezer, aan
geplakt en ter secretarie voor een ieder ter inzage
zijn nedergelegd.
Middelburg, den 27 April 1887.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
F. ERMERINS, l. b.
De secretaris,
A. DE VULDER VAN NOORDEN.
Uit naam van de regeering het scheen dat
onze premier dit uitdrukkelijk geconstateerd wilde
zien heeft hij gisteren in de kamer beloofd
geen dreigementen meer te zullen bezigen. Maar
de kamerleden moeten zich niet verbazen, wan
neer dan plotseling, als een donderslag bjj onbe
wolkte lucht, na een gevallen beslissing, waartegen
de minister zich verzette, een mededeeling gedaan
wordt dat de regeering niet verder met de grond
wetsherziening wenaeht voort te gaan.
De kamer is nu voor den ganschen duur van
het groote werk gewaarschuwd. Tot dusver was
zij, zoo merkte de heer De Savornin Lobman
zeer geestig op, door de regeering gesteld voor
't preventief stelsel, thans komt het repressieve
systeem.
Dit heeft voor den minister ook een groot
voordeel; hij bespaart zich zeiven lastige herha
lingen en geelt aan eene eenvoudige verzekering,
dat de regeering tegen een amendement bezwaar
heeft, een cachet van hoog gewicht.
Maar voor de kamer wordt de zaak er niet
beter op. Een enkel boos woord of een onte
vreden trek op het gelaat van onzen premier, kan
voor haar het sein wezen dat het onweer nadert.
Zooals de regeering nu doet, maakt zjj hat
recht van amendement illusoir; ook dit beweerde
de Goesche afgevaardigde met recht.
De regeering kan doen evenals de kamerleden
moesten handelen nu eenmaal door haar een plan
tot herziening is voorgelegd, het voorloopig
onderzoek daarover plaats hadmoest men zich
louter bepalen tot het pogen om bjj verschil van
meening tot een vergeljjk te komen. De liberalen
geven in deze een goed voorbeeld. Bjj zulk een
grootsch werk is het bepaald onmogeljjk, dat een
der partjjen geheel en al zjjn zin krjjgt. Het be
lang van het geheel kan alleen gediend worden
door eene aldoening van het werken daaraan
dienen bjjzondere ideeën en belangen te worden
opgeofierd.
De minister legde die verklaring af bjj de
behandeling van een amendement-Huber, dat tot
doel had om de bepaling, dat provinciale veror
deningen de goedkeuring des koninga behoeven,
te doen vervallen.
Voor de provinciale besturen werd door den
vooreteller souvereiniteit in eigen kring gevorderd,
maar de minister wees er op dat vele verorde
ningen, die verschillende provinciën gemeenschap-
peljjk betreffen, niet zuiver provinciaal zjjn; de
reglementen op de waterschappen in Drente, op
(te calamiteuae polders ia Zeeland, op de meenten
in Friesland, raken zoo velerlei bjjzondere belangen
van personen en gemeenten, dat daarbij goedkeu
ring van 't algemeen bestuur onmisbaar is.
Daarom kon de regeering 't amendement niet
aannemen. De commissie van rapporteurs had
dan ook in deze zaak bjj exceptie gewaarschuwd
tegen het loslaten van het bestaande beginsel van
staatsrecht.
Enkele liberale kamerleden, o. a. de heer Van
der Kaay, hoewel zjj met het amendement konden
meegaan, verklaarden er tegen te zullen stemmen,
juist ter wille van de zucht naar conciliatie. Het
werd dan ook met groote meerderheid verworpen
maar de heer Lohman had ongeljjk, toen hij 't
deed voorkomen alsof hierbjj een beginselkwestie
in 't spel was. Hij sprak van de liberale partij
die zeideJe me soumets. De stemming bewees
toch dat ook zjjne eigen partjjgenooten in deze
elk zjjns weegs gingen en onder de voorstanders
eenige liberalen waren.
Gelukkiger met een door hen ingediend amende
ment waren de heeren Van der Loeff, De Ranitz,
Van der Sleyden, Van der Kaay en Van Kerkwijk.
De regeering had voorgesteld art. 183 der
grondwet te plaatsen achter art. 136 en te lezen
als volgt
«De koning kan, volgens door de wet gestelde regels
de besluiten der staten of der gedep. staten, die met de
wetten of bet algemeen belang strijdig zijn, schorsen of
vernietigen, met uitzondering van uitspraken, waarvan
beroep openstaat of aanhangig is."
Genoemde heeren stelden voor het art. te doen
luiden
„De macht des koning om de besluiten van
provinciale staten of van gedep. staten, die met
de wet of het algemeen belang strjjdig zijn, ts
schorsen of te vernietigen, wordt bij de wet
geregeld."
Dit werd met 50 tegen 19 stemmen aangeno
men, en de minister, hoewel hij de redactie der
regeering verdedigde, onderwierp zich aan die
beslissing zonder een boos gezicht.
Ten slotte is men gisteren begonnen met de
bespreking van een belangrijke kwestie.
Men kent het stokpaardje van den Zierikzeeschen
afgevaardigde, den heer Van Kerkwijk, om nl.
den ingezetenen eener gemeente meer invloed te
geven op de benoeming van een burgemeester.
Bjj het artikel betreffende de samenstelling der
gemeentebesturen, luidt eene bepaling, door de
regeering voorgesteld»De voorzitter wordt door
den koning, ook buiten de leden van den raad,
benoemd en door hem ontslagen."
De heer Van Kerkwjjk stelde voor dit te ver
vangen door >De benoeming van den voorzitter,
uit of buiten de leden van den raad, wordt door
de wet geregeld."
De voorsteller noemde dit amendement van zeer
bescheiden aard. Het laat voorloopig alles onver
anderd, maar neemt voor later een belemmering
weg.
Wat toch is het geval? De heer Van Kerk
wjjk heeft men weet het herhaaldeljjk ge
wezen op de nadeelen van 't bestaande stelsel.
De staatscommissie deelde die volkomen en stelde
de nu door hem voorgedragen redactie voor. De
regeering heeft de gronden der staatscommissie
echter niet weerlegd„het komt de regeering
ongeraden voor", was de eenige verklaring; men
vreesde er in sommige gevallen familie-regeeringen
van. De heer Van Kerkwjjk gaf toe dat het
amendement niet baat om de gemeenteraden meer
invloed te geven op de benoeming van den bur
gemeester; zoolang de burgemeester belast bljjtt
met de uitvoering van rjjkswetten, moet de re
geering zjjn benoeming btjjven doen; maar als
later de wetteljjke bevoegdheden en plichten van
den burgemeester veranderen, moet de raad
invloed krjjgen en dan mag de grondwet geen
beletsel daartegen zjjn.
Dit was de toelichting, die hjj tot zjjn amen
dement gaf.
Aan zjjne zjj de schaarde zich de heer Van
Houten; tegenover hem stelde zich de heer Van
der Feltz; die een pleidooi leverde voor het
tegenwoordig stelsel. De burgemeester moet een
zelfstandig man, een bekwaam man van karakter
zjjn. Maar als men de aanbevelingen invoert,
zullen de sollicitanten met den hoed in de hand
rondgaan bjj de leden van den raad, om op de
aanbeveling te komen. Dit acht de heer V. d.
Feltz verkeerdten plattelande zou van zekere
zjjden groote invloed op de aanbeveling worden
uitgeoefend. En dan zou de burgemeester allicht
hoofd der partjjen, van de kerkeljjke partjjen
ook, worden.
Tusschen die twee afgevaardigden Van Houten
es Vas der Feltz stond als middelaar
de heer Van Baardie nog niet wist wat hjj met
dit amendement zou doen. Hjj had tegen dat
overlaten aan den gewonen wetgever groot bezwaar
men liet bjj deze grondwet op die wjjze zooveel
onuitgemaakt.
Wat de kamer zal doen, weten wjj wellicht
hedenen hoe de regeering handelen zal als
het amendement wordt aangenomen misschien
morgen, want al zingt men ook met lucht gemoed:
Amis, la matinee est belle, na de door den minis
ter gegeven verklaring staat een onweersbui nu
veel spoediger voor de deur dan tot hedenen
behoort er meer opmerkingsgave toe om de nade
ring ervan te kunnen constateeren.
Aan het slot eener beschouwing, getiteld Onze
huidige politieke toestand, schrjjft het Wag. Weekblad:
Om te eindigen. Heemskerk is ook onze man
niet. Toch zijn wij dankbaar, dat hjj zoolang
minister bljjft en er alle kans is, dat hij de
grondwetsherziening haar beslag doet krjjgen.
Eén van de groote klippen, de regeling van
't kiesrecht en de gewijzigde samenstelling der
beide kamers, is hjj reeds bijna ontzeildwat
schier onmogeljjk scheen, gelukt hem naar alle
waarscbijnljjkheid. En het reeds bekomene zal
der kamer tot een nieuwen prikkel zjjn, om ten
aanzien van wat nog voorhanden is, met groote
voorzichtigheid voort te schrijden en zich zooveel
mogelijk aan Heemskerks voorstellen te houden.
Zoo krjjgt de eerste lezing waarschijnlijk haar
En de tweede lezing Wie durft profeteeren
wat antwoord de stembus in Augustus en Sep
tember geven zal Wjjzelf weten nog niet aan
welke zjjde we ons dan voegen zullen. Veel, zoo
niet alles, zal afhangen van 't lot dat de artt.
168 en 194 boven 't hoofd hangt. Valt dit niet
tegen, dan is er in 't nu reeds aangenomene niets,
dat ons beletten zou ons te voegen bij hen, die
de herziene grondwet er defiritief wenseben door
te krijgen. De utopieëen van de Standaard en
consorten stonden ons reeds lang tegen de borst.
De stelling: alles of niets" vinden we uiterst
gevaarljjk en laakbaar. Wjj zjjn van de leer, dat
een half ei beter is dan een ledige dop. Het
ideaal dat velen dergenen met wie wjj op den
zelfden bodem des geloofs staan, vóór den geest
zweeft, achten wij thans onbereikbaar, zeer zeker
langs den door hen ingeslagen weg. Het eenige
dat wjj eischen en waarop we ons niets laten
afdingen, is de volle vrijheid om voor onze
christelijke wereldbeschouwing propaganda te
maken, met de Waarheid die in Christus is, al
de geledingen van ons volk, zooveel God 't ons
geeft, te doordringen. Niet op het terrein der
politiek ligt onze kracht, maar op dat des levenden
geloofs in Hem, die leerde: »Geef den keizer
wat des keizers is en Gode wat Gods is." Op
dat gebied staan we niet alleen muurvast, maar
is in 't emde de overwinning ons. Al het tegen
woordige gaat voorbjj, is slechts voorbereiding
van wat eenmaal zeker komtde eeuwigdurende
heerschappjj van den Christus Gods.
Op grond van ons uit vertrouwbare bron ver
strekte inlichtingen kunnen wij melden, dat men
nog volstrekt niet alle hoop op het behoud van
den avondtrein van 7.36, bjj de a. zomerdienst
regeling op de Zeeuwsche ljjn, behoeft op te geven.
Op de ljjst der 62 hoogstaangeslagenen in 's rijks
directe belastingen in de provincie Zeeland, komt
als numero een voor de heer DF. P. Seydlitz te
Hulst, met een totaal van 3884.16 en als numero
62 de heer P. van Fraaijenhove te Hoek, met
583.28.
Gisteren avond hield het iVufs-departement
Middelburg in zjjn gewoon lokaal eene vergade
ring, die geleid werd door den heer mr W. A. van
Hoek en waarop een twintigtal leden tegenwoor
dig waren.
Naar aanleiding van de voorgelezen notulen der
laatste vergadering stelde de voorzitter voor de
beslissing omtrent de bezoldiging der bewaarschool,
houderessen aan te houden in verband met de
reorganisatie der gemeentebewaarscholen. Hier
mede vereenigae zich de vergadering.
Daarna deelde de voorzitter mede dat, behalve
het overlijden van den heer mr C. J. Pické, het
departement nog een zjjner verdienstelijkste leden
verloor in den heer L. L. Woutersen. Zeer ge-
ruimen tjjd was de overledene lid van een der
belangrijkste en gewichtigste commissiën uit dit
departement, n.l. die der spaarbank, waarin hij
met veel belangstelling werkzaam was. Ook in de
maatschappelijke betrekking, die hjj bekleedde,
genoot hjj veler achting, veler vertrouwen en veler
genegenheid. Van hem kan gelegd worden, dat hjj
in velerlei opzicht is werkzaam geweest ten nutte
van het algemeen. De voorzitter meende dan ook
gerust te kunnen zeggen, dat ook in den Nuts-
kring de nagedachtenis van den heer Woutersen
lang in eere bljjven zal.
Onder de ingekomen stukken behoorde een
brief van den majoor-garnizoenskommandant
waarin deze, onder breedvoerige uiteenzetting van
de dezen winter door een korporaal van het
garnizoen volbrachte redding van een knaap uit
het jjs, de vraag deed of er bjj het dep. termen
bestaan om voor menschlievende daden eene be
looning uit te reiken.
Van de bestuurstafel werd medegedeeld dat, waar
volgens de oude wet der M* het beloonen van
menschlievende daden tot den werkkring van het
hoofdbestuur der maatschappij behoordebjj
de nieuwe wet het aan de departementen is vrij
gelaten, of zij al of niet eene belooning willen
toekennen. Het bestuur, bet beginsel besprekende,
kwam tot geen eenstemmigheid de meerderheid
wenschte de mogelijkheid opengelaten om mensch
lievende daden te kunnen beloonende minder
heid was van gevoelen, dat dit niet noodig was.
Van beide zijden werd bij de over het beginsel
gevoerde discussie het gevoelen verdedigd en toe
gelicht en eindeljjk met 18 tegen 4 stemmen
besloten in den geest der meerderheid.
Nu werd door de meerderheid van het bestuur
voorgesteld de belooning te doen bestaan in een
diploma of een diploma benevens een som geld.
Dit werd goedgevonden.
Hierna werden, aangezien de vergadering dit niet
zelve wenschte te doen, door den voorzitter de hee
ren H. Tak. F. G. Sprenger en mr F. N. van der Bilt
aangewezen als commissie om voorkomende daden
van zelfopoffering te onderzoeken en het bestuur
van rapport en advies te dienen. Eindeljjk werd de
vraag behandeld, wie de belooning zal toekennen,
het bestuur dan wel de vergadering. Met 14
tegen 8 stemmen werd dit aan het bestuur opge
dragen.
Vervolgens was aan de orde de samenstelling
van een dubbeltal ter voorziening van de vaca
ture, die door het overlijden van den heer Jac. de
Kanter in het bestuur der ambachtschool is ont
staan.
Het bestuur achtte het wenscheljjk, dat een lid
van het dep. bestuur zitting had in de commissie
voor de ambachtschool en gaf de vergadering in
overweging het dubbeltal te doen besiaan uit de
beeren C. J. J. A. van Tejjlingen en H. Tak*
Hiertegen bleek geen bezwaar te bestaan.
Alvorens tot de keuze van een afgevaardigde
en een plaatsverv. afgevaardigde voor de alge-
meene vergadering der maatschappij werd over
gegaan, gaf een der leden, met het oog op de
belangrijkheid der aan de orde komende zaken,
in overweging die benoeming aan te houden tot
na de bespreking der punten van beschrijving.
Met 20 tegen 2 stemmen werd dit voorstel
verworpen.
Alsnu werd tot de benoeming overgegaan, waartoe
door het bestuur waren aanbevolen de heeren J;
J. H. Doorenbos, jhr. mr. W. H. Snouck Hurgronje,
H. Snjjders, mr. F. J. Sprenger en B. A. Verheiji
Bij eerste stemming verkreeg geen der aan-
bevolenen de volstrekte meerderheid, de heer?
Snijders bekwam 11, de heer Verheij 8 en de heeï
Doorenbos 4 stemmen.
Bjj tweede stemming werd de heer Snjjders sis
afgevaardigde gekozen met 14 stemmen. Op de
heer Verhey waren 7 stemmen uitgebracht en op
de heeren Doorenbos en Sprenger ieder éen.
Tot plaatsvervangend atgevaardigde werd be
noemd de heer B. A. Verheij met 20 stemmen.
Een stem werd uitgeoracht op den heer Sprenger,
terwijl de heer Doorenbos er twee verkreeg.
Nu moest voorzien worden in de vacature in
het bestuur, ontstaande door de periodieke aftre
ding van den heer H. Snjjders, die echter herkiesbaar
was. De heer Snijaers werd met 20 stemmen
herkozen. Op den heer dr. H. Japikse, die met
hem was aanbevolen, waren twee stemmen uitge
bracht en een briefje was blanco.
Hierna werd overgegaan tot de herziening
van de reglementen voor de bewaarscholen, de
hulpbank en de spaarbank.
De twee eerste reglementen werden na korte
gedachtenwisselmg goedgekeurd, doch het laatste
had meer voeten in de aarde.
Toen een voorstel om, met het oog op het
reeds gevorderde uur, de behandeling ervan aan
te houden met 16 tegen 6 stemmen verworpen
was, werd in de eerste plaats gediscussiëerd over
art. 2, dat ten slotte werd aangenomen met 16
stemmen, terwjjl 5 leden zich buiten stemming
bielden.
Tot art. genaderd; de bepalingen wélke