Ingezonden stukken.
Verzuchting van een pessimist.
vaal, maar daartegen wegen de andere vele
goede hoedanigheden van dit doek ruimschoots
op. Er is hier niets van dat gedwongen saam-
gebrachte, wat uit soortgelijke voorstellingen zoo
licht en zoo duidelijk soms spreekt. Figuren als
de heeren op deze schilderij zoo ongedwongen,
zóo natuurlijk, zoo zichzelf voor te stellen is een
groote verdienste, want zelden omzeilt de artist
hierbij de gevaarlijke klip om uit zijn figuren
poseerende portretten te maken. Uit deze schilderij
spreekt duidelijk, dat de schilder toevallig getuige
was van dit tooneel, dat hij er zich toe aange
trokken gevoelde om het in beeld te brengen.
Niet hij maar de omstandigheden brachten deze
figuren zóo en in deze omgeving, welke geheel
bij hen past, te zamen. Wellicht had het stuk,
wat compositie betreft, gewonnen, wanneer dit
interieur overigens een zeer getrouwe afbeel
ding wat eenvoudiger ware geweest.
Met veel talent zijn ook de figuren op de beide
doeken van A. G. Rappard geteekend. Welke
karakterestieke koppen hebben die oude vrouwtjes
op no 139, nog meer dan de Tegelschilders. Zeer
juist ziju de verschillende typen, hier het sufferige,
daar het scherpe, de bij oude menschen zoo
eigen strakke bewegingen, de scherpe lijnen weer
gegeven. Het is jammer, dat beide stukken zoo
koud van kleur zijn; dat doffe blauw-groen
schenkt het geheel iets afstootends, iets kils, dat
eerst bij langduriger en herhaalde beschouwing,
waarbij men voor de correcte teekening meer en
meer oog krijgt, langz imerhand vermindert.
Bource, wiens frisscheStil, hij kust ze, op de
vorige tentoonstelling een lieveling van het publiek
was en zelfs de dichterlijke ader van een onzer
stadgenooten deed vloeien, zond, dunkt ons, dit
maal niet het beste van zijn werk in. Daar is
bijv. zijn Kleine zwervende Virtuose. Wat heelt
de artist bedoeld met zijn bruin op bruin ge
schilderd beeld? Bruin gebruikte ook R imbrandt
voor zijn portretten, zelfs een veel donkerder
bruin dan Bource aanwendt, maarmaar
i n dat brain van Rembrandt valt een straal
van het gouden licht, niet is de bruine kleur
bijna gelijkmatig als bij Bource met een
gouden tint doortrokken. Rembrandt, die al
tijd sprak tot de oogen der ziel, heeft dan ook
zijn doek kunnen verduisteren ten voordeele
van de expressie; hij kon de uiterlijke vroolijk-
heid opofferen aan de innige poëzie zijner ge
dachten. Bij het ontbreken van zoodanige
poëzie zooals bij Bource verliest ook de
tint haar beteekenis en met verbazing vraagt
men zich af; waarom ziet deze schilder zijn sujet
bruin, trof hij op zijn wandeling door de
straten van Antwerpen onder den helderen
Ylaamschen hemel zulk een zwerveling aan
en ontdeate zijn oog in haar gezicht en gedaante
niet3 dan een geel in brnin en bruin in gtel
spelende tint tegen een bruinen achtergrond?
O schilders weest toch schilders,
En maakt op uw tafreelen
Geen misdruk van de schepping,
zong reeds Bellamy, die, ofschoon meermalen van
sentimentaliteit beschuldigd, de werkelijkneid
wist te betrappen en dit ook van zijn broeders
in de schilderkunst vemngde.
Een klein stuk werkelijkheid vindt msn in de
verkochte en aan het kunstmuseum ten geschenke
gegeven Zusjes van Kever. Van de omgeving,
o. a. den vloer, is door den schilder weinig werk
gemaakt, maar los en natuurlijk ziju de figuurtjes
geteekend. Men vergelijke bijv. daarmede eens
het een paar schreden rechts hangende onnatuur
lijke, alle leven missende stukje van mej. Pruijs
v. d. Hoeve; De nieuwe Top, om van haar
Asschepoetster geheel te zwijgen.
Consciëntieus geteekend en geschilderd is Een
oude vriendin van Smidt-Cians, terwijl ook de
gebroedeis Oijens een paar frissche in hun eigen
aardig genre uitmuntende stukjes inzonden. Pieter
Oijens bovendien nog een grooter doekEen
Napolitaansche, helder, vroolijk van tint en toon.
m
van paletmessen en een rek met pijpen, waarvan
de meeste gebroken waren. Op een plank ston
den een paar pleisterafgietsels, eenig gebroken
aardewerk, grijs van den rook en het stof van
vele maanden. In een hoek lag een stapel
schetsen en begonnen schilderijen. Aan het eene
einde van het vertrek stond een piano, en die
alleen zag er uit alsof zij in gebruik was.
Ik ging op een tabouret zitten en bekeek dit
alles met een gevoel van neerslachtigheidwant
de aanblik van verwaarloozing en ledigheid is
altijd bedroevend, totdat de deur openging en
mejuffrouw Goddard voor mij stond. Er was een
zonnestraal door de geopende deur gevallen en
zij scheen daar deel van uit te maken.
Ik heb bij onze voorsttHingen veel schoone
vrouwen gezien, die haar schoonheid nog ver
hoogd hadden door alle mogelijke kunstmiddelen,
maar dit meisje, in haar eenvoudig ochtend
kleedje, met haar natuurlijke bevalligheid, wekte
een gevoel van bewondering bij mij op, zooala ik
nog nooit gekend had. Ik kan haar schoonheid
niet beschrijven. De beschrijving eener melodie
geeft toch den indruk niet weer, dien zij op het
oor maakt. Ik kan alleen zeggen dat zij lang
en slank was, sierlijk en bevallig gebouwd; dat
haar haar donker was, maar hare wimpers en
wenkbrauwen waren nog donkerder en hare
oogen het donkerst van allen. Zij had een groote
frischheid en een verblindende blankheid, een
zekere onbeschroomdheid in haar houding, die
iemand doordrong van het besef, dat zij niets
Men schryft ons:
Zoo nu en dan schjjnt het Weekblad van het
Recht het noodig te achten om de instelling der
rechtspraak door gezworenen te bestreden en
Nederland gelukkig te verklaren als de eenige
beschaafde natie, die geen jury bezit.
Wjj bebben er niets tegen dat het Weekblad
van het Recht zoozeer veranderd is sedert den tjjd,
dat het de jury als eene inrichting beschouwde,
passende aan onzen regeeringsvorm en onze staats
instellingen de ouderdom heeft eene eigenaardige
neiging tot verheerlijking van het nu eenmaal
bestaande.
Maar wy hebben er wel tegen dat het Weekblad
van het Recht by zijne bestrijding allerlei ver
haaltjes als argumenten bezigt door eene wijze
van voorstelling, die beneden de waardigheid van
een „rechtskundig blad" moest zyn.
Om de dwaasheid der uitspraken van de Fran-
sche jury aan te toonen, ontleent het weekblad
aan hare nieuwste geschiedenis de twee volgende
voorbeelden
„Het eerste geval werd voor het hof van assises'
in le Nord den 9 Maart behandeld. Elisa Beaurain'
oud zeven en twintig jaren, woonachtig te Douaii
surnumerair hulpbeambte bij de posterij te Cantin
maakte van hare betrekking gebruik om zich een
brief toe te eigenen, die door den abt Ritaine,
pastoor te Férin, aan den heer Biscara te Parijs
was geadresseerd. Die brief bevatte een postwissel
ten bedrage van vier en tachtig francs. Om zich
van dit bedrag meester te maken, voegde zij een
kleine e bij de gedrukte M, die op den postwissel
vóór den naam Biscara stond, en waardoor het
den schijn verkreeg alsof de postwissel niet ten
name stond van den heer Biscara, maar van eene
vrouwelijke Biscara. Bovendien schreef zij op eene
enveloppe een adres aan mademoiselle Biscara te
Parijs en drukte er den dagstempel van het post
kantoor te Cantin op. Daarna begaf zij zich naar
het postkantoor der bestemmingsplaats, vertoonde
daar de enveloppe als bewys van identiteit, deed
zich het bedrag van den postwissel ter hand
stellen, en toekende voor quitantie met den naam
Biscara. Toen de eerste verduistering en verval-
sching alzoo voortreffelijk gelukt waren, ging zij
op den ingeslagen weg voort, maakte zich sedert
nog herhaaldelijk, in November 1886, in Januari
1887 aan vervalschingen van postwissels schuldig
en wist zich op de bestemmingsplaats het bedrag
van de vervalschte stukken toe te eigenen. Uit
het proces was echter gebleken, dat het motief
van haar misdadig gedrag uitsluitend was gelegen
in de liefde, die zij voor een wachtmeester der
artillerie koesterde. Dit motief had echter met
het misdadig doel niets gemeens. Het openbaar
ministerie wees op het ergerljjke der handelingen.
Bleven deze ongestraft, het algemeen vertrouwen
in de posterjjen zou worden geschokt. De verde
diger stelde de misdadigster voor als een ongeluk
kige. door de liefde verblind. En de jury
sprak vrij.
„Eenigen tijd geleden gaat een man, Jean Baffler,
gewapend met een degenstok, naar het gebouw
der kamer van afgevaardigden. Hjj vraagt aldaar
een der Parysche kamerleden te spreken, dien hjj
slechts eenmaal gezien heeft. Het kamerlid, de
heer Germain Oasse, komt te voorschjjn en zoodra
ziet de man hem niet, of hij stoot hem zjjn degen
in de zijde. Men zal zeggen: die man heeft veel
van een moordenaar en de gevangenis behoort
voor hem hare deuren te openen, te meer nu de
geneesheeren het eens zijn (hetgeen ook niet altijd
gebeurt), dat hjj aansprakelijk kan worden gesteld
voor zjjne daden. Maar toevallig heeft de man
als beeldhouwer gewerkt aan een standbeeld van
Saint-Just, den vertrouwde van Robespierre, en
hjj was zoozeer van dit schoone model vervuld,
dat hij een edel voorbeeld wilde navolgen en
door onweerstaanbaren aandrang werd gedreven
om een kamerlid het leven te benemen. En de
jury sprak vrij."
De niet-schuldigverklaring der jury in beide
gevallen was dus gegrond op het ontbreken van
toerekenbaarheid. En dat nu iemand, die „door
liefde verblind" is of die door onweerstaanbaren
aandrang wordt gedreven" in hooge mate abnor
maal kan zijn, dus ontoerekenbaar, is toch
waarljjk niet zoo vreemd. Wjj weten wel dat de
gerechtelijke geneeskunde bij onze rechterlijke
macht nog uiterst geringe belangstelling ontmoet,
maar dit kan geen reden zjjn voor een weten
schappelijk orgaan om door zijne wjjze van voor
stelling aan dergeljjke onwetenschappelijke min
achting der medicina forentis voedsel te geven-
Wellicht zal het Weekblad van het Recht by
kon verbergen en zeker even goed als schoon
moest zijn.
„Papa is niet thuis," zei zij, „hij heeft
zeker vergeten dat gij van middag zoudt komen.
Misschien wilt gij eerst met hem spreken over
- over uwe condities voordat gij begint."
„Dat zal geen bezwaar opleveren," ant
woordde ik, „als gij lust hebt om les te nemen,
ben ik gaarne bereid u te onderrichten. Over de
betaling kannen wij later wel spreken - ik ken
uw papal"
„Gij zijt zeker de muziekmeester, dien myn
heer Holderness aangenomen heeft
„Ik ben Johan Holderness."
Zij scheen een weinig verlegen, toen zij dit
hoorde.
„Mijnheer Goddard verzocht mij om een
muziekmeester voor hem te zoeken, die geen
groote Piet was," zei ik, „en ik kon niemand beden
ken, die beter aan deze vereischten beantwoordde
dan ik zelf."
Dit scheen haar op haar gemak te zetten. Een
klein glimlachje maakte haar gelaat nog liefelij
ker; doch eensklaps werd zij weer ernstig en zei
op bezorgden toon
„Ik vrees dat gij mij een lastige leerling
znlt vinden."
„Ik hoop niet ongeduldig te zijn," ant
woordde ik. „Kent gij al iets van muziek?"
„O 1 ik kan pianospelen volstrekt niet goed.
Ik houd er niet van."
„Dan is het geen wonder dat gij niet goed
nadere overweging wel willen erkennen, dat toch
waarljjk niet alleen volslagen razernij toereken
baarheid uitsluit.
Aan de heeren mr P. H. Maas, lid van gede
puteerde staten, te Bergen op Zoom, en E. Ele-
mans, ingenieur-verificateur van het kadaster te
's Hertogenbosch, is opgedragen als Nederlandsche
leden op te treden van de gemengde commissie
tot opsporing der Nederlandsch—Belgische grens
tusschen Putte en Beirendrecht.
De koning is gisterenavond voor het eerst, na
zijne komst te Amsterdam,^uit geweest. Z. M.
woonde met H. M. het concert in Felix by.
(Men zie verder Verspreide berichten.)
De Lantaarn no 8 bevat een plaat onder den
titel Hervatting der grondwetsherziening op 19
Aprilen verderIets over de hedendaagsche
letteren, door Willem Hollander; Eene bladzijde
vaderlandsche geschiedenis, door prof. dr Jan
Contrarie; Wonosari, door V. B.
De Paasehvreugde is Goddank weer voorbij.
Waar, zooals hier, die pret drie dagen moet duren
kan er heel wat van geprofiteerd worden; en als
hetwtêr meewerkt dan wordt er dat ook.
Begrijpelijk is 't dat op die dagen de behoefte
tot ontspanning grooter is dan in gewone tijden.
Ieder gun ik gaarne zijn genoegens, maar door
middel van uw blad wensch ik te wijzen opeen,
in mijn oog misplaatst genot, hoe do pret van
den een een last voor den anderen kan zijn. Een
geboren Middelburger mag niets vreemds vinden
in die woelige drukte, welke op die feestdagen,
en bij elke mogelijke nietige aanleiding opnieuw,
's avonds onze hoofdstraten doet daveren van het
geschreeuw en getier van troepen meer of min
beschonkenenbet zelfs heel natuurlijk vinden,
omdat het misschien altijd zoo geweest is
een vreemdeling echter, die dat gade slaat, zal,
al moge hij ook denken „'s lands wijs 's lands
eer", toch door die wijs en eer geen gunstigen
indruk ontvangen van die klasse van menschen
welke men het volk noemt. Hij zal dat wel het
allerminst in overeenstemming kunnen brengen
met de vele en vollekerken en flinke scholen, die
men hier aantreft.
Zoolang het tooneel van dat woest getier, zwel
gerijen en brasserijen buiten de poort of in een
naburig dorp tot vermaak en opluistering der
kermissen dient, zoolang dat tot eene plaats be
perkt blijft, zal men er vrede meê moeten hebben
dat het volk aldaar gelegenheid gegeven wordt zijn
dierlijke neigingen bot te vieren, nuar wanneer
's avonds die beweging zich verplaatst heeft tot
het midden der stad, het verkeer daardoor in
onze hoofdstraten bijna ondoenlijk en onveilig
gemaakt wordt, den bewoners dier straten de
nachtrust gestoord en een zieke vreeselijk en
ondragelijk gehinderd wordt, moet men dan nog
altijd vrede hebben met die half en heel beschon-
kene, schreeuwende, lawaaimakende en soms
vechtende feestvierenden
In mijne woning, juist op een druk punt, is op
die avonden geen rustig hoekje te vinden. Hoe
dikwijls ik ook dat helsch leven verwenecht heb,
nu was 'tmij bijzonder hinderlijk en voor een
zieke nadeelig, die rust behoefde en door het ge
tier op straat, dat tot het afgelegenst hoekje
mijner woning weerklonk, de zoo begeerde rust
niet kon verkrijgen.
Is er geen artikel in de straf-, gemeente- of
politiewet om die ongebondenheid te keer te gaan,
dat mij kan beschermen tegen het vreeselijk
lawaai van die dolle menschenmassa, die, zoo 't
schijnt, stilzwijgend, telkens weêraan, op feest
dagen vrijheid heeft en 't gepast vindt de rust
te verstoren en hinder te veroorzaken aan de
burgers met hun eindeloos geschreeuw, gevloek
en getier langs de hoofdstraten
speelt; de piano is toch evenwel een mooi
instrument."
„Dat kan ik niet vinden. Het maakt u zoo
hoekig en gij moet altijd half met nw rug naar
het publiek zitten en met uwe handen en armen
werken als een afschuwelijke machine; er is in
het minst niets bevalligs in."
„O, o 1" dacht ik „nu weet ik waarom gij viool
wilt leeren."
„Bovendien," vervolgde zij, „speelt iedereen
tegenwoordig piano en er zijn zooveel dames, die
les willen geven, dat het de grootste moeite kost
om leerlingen te krijgen. Mijn zusters geven alle
dagen les op een schoolverbeeld u, het heele
jaar door alle dag toonladders te hooren! Zij
komens 's avonds dood moede thuis en worden
heel slecht betaald. Als zij niet de meest vol
hardende, zelfverloochenende, beste meisjes van
de wereld waren, zouden zij hare betrekkingen
al lang opgezegd hebben zoo als ik."
„En hoopt gij dat het u beter zal gaan, als
gij vioolles geeft?"
Zij schudde het hoofd en zei met een uitdruk
king van zelfverwijt
„Ik deug niet voor onderwijzeres. Gij be
grijpt, ik kon alleen in de laagste klasse les geven.
Nu, als de kinderen;, zoet waren, moest ik hen
altijd kussen en liefkoozen en als zij stout waren
gaf ik hun klappen en als ztj dan huilden, schreide
ik ook en voor dat ik een week op school was
geweest, was het uit."
Zij sloeg beschaamd de oogen neeren dat was
Zal ik verplicht zijn, wil ik mij niet telkens
daardoor uit mijn humeur laten brengen, een
woning in een stiller gedeelte der stad te be
trekken niet in de buurt van hun feestterrein
Niemand, veronderstel ik, heeft den nieuwen
burgemeester bij de audiëntie van ZEd. Achtbare
op die buitensporige hebbelijkheid, alleen aan de
Middelburgers eigen, gewezen. Toch acht ik het
noodig dat dergelijke dingen hem niet onbekend
zullen blijven. Ik hoop hiermsde zijn aandacht
erop te vestigen en vei trouw dat hij die bewe
ging, welke zich maar al te dikwijls voordoet,
eens persoonlijk gade zal slaan. Overtuigd dat
hij dan mijn klacht niet ongegroud zal vinden,
zal hij zeker zijn invloed aanwenden om, zoo er
een politieverordening op bestaat, die te doen
handhaven, of daarin een artikel te doen opne
men om dat schreeuwen, brassen, vloeken en
tieren van min of meer beschonkenen op die
dagen 's minstens tot een zeker terrein te be
perken, buiten het gehoor der rustige burgers,
Hoe gaarne ik zie, dat prachtig weêr zulke
feestdagen begunstigt om ieder beter in de ge
legenheid te stellen zich te ontspannen en be
scheiden te genieten, toch is 'tmij nog altijd een
genoegen geweest, als op die tijden een flmke
regenbui 's avonds de straten zuivert van die
rustverstoorders. Voor nat toonen ze wel niet
bang te zijn, maar zijn het liever vanbinnen dan
van buiten.
Gezegend regenwater dat dan valt, en dat stil
zwijgend krachtiger spreekt dan de geheele
politiemacht 1 X.
Wij kunnen ons begrijpen, dat de schrijver het
voor hem en vooral voor een zieke zeer lastige
getier en geschreeuw hinderlijk vindt; maar hij
is, dunkt ons, toch wel wat al te pessimistisch.
Wij waren daarom zoo vrij een opschrift boven
zijn stuk te plaatsen, dat geheel weergeeft den
indruk, dien zijn schrijven op ons maakte.
Zoolang men zich tot schreeuwen of zoogenaamd
zingen bepaalt, kan de politie daaraan hoegenaamd
Eiets doenalleen wanneer dit geschiedt u a het
avonduur, waarop Uit bij art. 431 wetboek
van strafrecht is verboden, heeft zij het recht
het te verbieden. En het gaat ook niet op
dat vroeger te doeD. Over genot valt evenmin
te twisten als over smaak; en wanneer het ge
zag als stelregel moet aannemen, dat iemands
genot een ander niet hinderen mag, dan zou men
vaak in groote moeilijkheden kunnen komen.
B. v. het zingen in een kerk kan een ander
hinderen; het wandelen, het rijden in een open
rijtuig kan een kerkganger mishagen. Waar is
de grens in deze Daarom bepaalt zich onze
politie tot het tegengaan van wanordelijkheden en
balddadigheden, zooals zij o. a. bij art. 60 der
politie-verordening zijn aangegeven.
Wij vinden dat geschreeuw en getier evenmin
hartverheffend als X en zouden gaarne verbete
ring wenschen maar een verbod zou de menschen
geen smaak doen krijgen in iets beters, en het
zal altijd een groot en ernstig vraagstuk blijven,
hoe daarin verandering te brengen. De bescha
ving gaat langzaam; maar wij zonden X wel
willen vragen, of or in stilte niet veel meer af-
keuringswaardigs gebeurt dan dit getier, en of
het verbod van dit openbaar vreugdebetoon geen
andere, slechter gevolgen zou hebben
Als een zieke hoog ernstig is, zoodat het lawaai
bedenkelijke gevolgen voor hem kan hebben, heeft
men bij den burgemeester gelegenheid om hulp
te vragen ten einde dat bezwaar weg te ruimen.
Zoolang dit het geval niet is en persouen als
X wonen in een hoofdstraat, weten wij voor
hen geen ander middel om de ergernis te ont
gaan dan te verhuizen. Het wonen in
zulk een straat heeft zijne aangename zijde,
men moet daartegenover dan ook de nadeden,
eraan verbonden, maar dragen. Er is niets
volmaakts op de wereld. Zelfs aan die ergernis
van X kan de nieuwe burgemeester niets doen
en dwaas zou het geweest zijn dien titularis bij
een eerste bezoek over zulke dingen te praten
te meer omdat zij in iedere gemeente voorkomen;
en de heer Schorer evengoed als ieder ander
daarvan op de hoogte wezen kan en wel zijn zal
tevens. Red.
heel gelukkig voor mij, want als ze mij aangezien
had, moest zij gezien hebben, dat ik bij mij zei
ven lachte.
„Denkt gij niet dat ik meer kans heb om
te slagen met de viool vroeg zij na een poos
van stilte.
„Als middel om geld te verdienen
„O ja, wij zijn te arm om voor ons genoe
gen te leven. Ik had de anderen reeds jaren
laDg moeten helpenmaar in plaats daarvan
Zij hield op, fronste hare wenkbrauwen en kneep
hare vingers als wilde zij zich bestraffen voor al
hare tekortkomingen.
„Ik geloof wel dat een dame, die onder
wijs op de viool geeft, beter betaald zou worden,
daD een pianiste," zei ik, „maar er wordt toch
een zekere graad van volkomenheid
„Oik wil ook geen les geven, ik wil in
het publiek spelen."
„Dat is heel wat anders," zei ik, wetend©
hoe het publiek als het dit mooie, bevallige
meisje voor zich zag, het goede in haar spel zou
vergrooten en het gebrekkige ervan over het
hoofd zien. „Als violiste zoudt gij fortuin kun
nen maken."
„Laat ons dan terstond met de les begin
nen," riep zij en sprong van den pianostoe), waar
ze op neer gevallen was, op.
(Wordt vervolgd.)
gedrukx bij de gebroeders abrahams,
xe middelburg.