N° 84. 13Ög Jaargang. 1887. Zaterdag 9 April. Middelburg 8 April. FEUILLETON. Dit blad verschijnt dagelijks; met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 8|m. franco 8.50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels 1.50. iedere regel meer f 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Maatregelen tegen verbreiding der schaapspokken. 13. OP REIS. MIDDELBURGSGHE COURANT. w jfR Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagb Zooste Goes: A. A. W. Bolland, te Eminingen: F. van dek PEiJD,te Zierikzee: A. C. de MooiJ,te TholenW. A. van Nieuwenhdijzen. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publieité étrangère G. L. Dattbe Cie., John F. Jones, opvolger Zooals gebruikelijk is zal Maandag a., tweeden Paaschdag, geen nommer van ons blad verschijnen. Door den commissaris des konings in ons gewest is de volgende circulaire aan de burgemeesters in Zeeland gezonden, die de aandacht der land bouwers ten zeerste verdient. Nalat de ten vorigen jare in de gemeenten Kapelle, RillandBath, Clinge en Graauw uit gebroken schaap9pokken aanvankelijk bedwongen waren, heeft zich deze ziekte thans opnieuw te Kapelle en te Groede geopenbaard. Teneinde de ziekte in de kiem te kunnen tegengaan, is het vóór alles noodig, dat het openbaar gezag van het ontstaan der ziekte aan stonds kennis bekome. Ik verzoek u daarom de veehouders bjj publicatie te herinneren, dat zij, volgens art. 13 jt0 art. 39 der wet tot regeling van het veeartsenijkundig staatstoezicht en de veeartsenjjkunlige politie, op verbeurte van een boete van ten hoogste vijf en zeventig gulden, verplicht zjjn, wanneer zich bjj eenig stuk vee verschijnselen van eene besmettelijke ziekte open baren, daarvan onmiddellijk kennis te geven aan den burgemeester der gemeente, waarin het vee zich bevindt. Nog meen ik uwe aandacht te moeten vestigen op de volgende wenken en opmerkingen, welke het uitvloeisel zijn van een onderzoek, dat in het vorige jaar op last van den minister van binnen- landsche zaken in Zuid-Beveland werd ingesteld. Het ia toen gebleken, dat vervoer van zieke zoowel als van verdachte schapen algemeen plaats had, terwjjl de afzondering onvolledig was. Zoo had in een geval vervoer van zieke schapen van de] schaapskooi naar een stal, op 1 uur afstands daarvan gelegen, plaats langs den openbaren weg, en in tal van gevallen werd het verdachte vee tot grazen vrjjgelaten en trof men op den open baren weg verdachte kudden aan. In een ander geval werden de verdachte schapen ten deele op de hoeve van den broeder en ten deele op die van de moeder van den eigenaar overgebracht. De burgemeesters meenden op grond van het tweede lid van art. 21 der wet van 20 Juli 1870 (Stbl. no. 131) dergeljjk vervoer te mogen toela ten, waar zulks tot afzondering der zieken of tot voeding der verdachten noodzakelijk voorkwam. Ter onderdrukking van de epizoötie acht de minister van binnenlandsche zaken het noodzake lijk, dat toepassing van het tweede lid van ge noemd wetsartikel tot hooge uitzondering worde beperkt en dat daar, waar afzondering der zieken niet mogeljjk is zonder vervoer langs den open Vit het Duitsch, van RCDOLPH LINDA U DE KAPITEIN DEE „SANTA JUNTA." Op den drempel struikelde de kapitein over een groot wit lichaam. In de kamer brandde een kleine Cbineesche lamp en er stond een waskaars naast. Die stak hij aan en begaf zich weer naar de gang, waar zijn strijd met Westwood had plaats gehad. Het eerste, wat hy zag, was zijn dochter, die schijnbaar levenloos voor de kamerdeur lag. Hij nam haar op, voelde dat haar hart klopte en begreep dat zij een flauwte bad. Hij legde haar op een bed, dat in de kamer stond en keerde naar de gang terug. Daar lag Westwood met gebroken oogen en uitgestrekte armen; op zijn mond stond lichtrood schuim. Hij was met den mg op den steenen vloer en met het hoofd tegen den muur terecht gekomen en dood neergevallen. De Newfoundlander lag naast hem, met den kop op de borst van zijn meester. Hij keek ter sluiks naar den kapitein, bromde, liet de tanden zien, maar verroerde zich niet. De kapitein beproefde om de levensgeesten zj)ner dochter weer op te wekken en toen hem dit gelakt was, nam hij haar op zijn arm en droeg haar half Makao door naar de haven, waar zijn sloep op hem lag te wachten. Hij legde de pngelukkige vrouw neder zonder een woord met baren weg of over terreinen van anderen, afma king der zieke schapen, overeenkomstig het eerste lid van 6 van art. 3 van het koninklijk besluit van 14 Maart 1880 Stblno. 31), plaats hebbe. Ook mag naar bet oordeel des ministers, ten behoeve van het grazen, vervoer van de verdachte schapen niet over terreinen van anderen en langs den openbaren weg plaats hebben. Ook daar waar afzondering der zieke schapen op dezelfde terreinen, waar de verdachte schapen zijn, mogeljjk is, maar bjj die afzondering gevaar van besmetting voor de omgeving bestaat, door dien die terreinen door andere schaapskooien zijn omgeven, aan den openbaren weg gelegen zjjn, enz., acht de minister afmaking der zieke schapen gewenscht. Nog komt het den minister wenschelijk voory dat de aan die ziekte gestorven of daaraan lijdende afgemaakte schapen zooveel mogelijk worden verbrand, overeenkomstig de voorschriften van het koninklijk besluit van 9 Juni 1885 (Stbl. na 125), Teneinde de ontsmetting, waaraan de minister ter uitroeiing der ziekte groote waarde heebt, zoo volledig mogeljjk te doen plaats hebben, zullen, waar dit noodig is, te zijner tjjd personen, ten volle vertrouwd met de handgrepen der ont smetting, te uwer beschikking worden gesteld, ter toepassing van art. 4 van het koninklijk besluit van 14 Maart 1880 (Stbl. n° 31), zooals dat is gewijzigd bij koninklijk besluit van 31 Maart 188G (Stbl. n° 47.) Verder adviseeren de deskundigen de ovinatie op ruime Behaal, als noodenting op de verdachte schapen, waar dit door de eigenaars toegestaan wordt, toe te passen. De inenting zal kosteloos geschieden. Eindelyk is het wenschelijk, dat de veehouders opmerkzaam worden gemaakt op het gevaar van overdracht der besmetting door schapenhandelaars, schaaphoeders, slachters, wolopkoopers, alsmede door honden. Onder mededeeling van het bovenstaande heb ik de eer een ernstig beroep op uwe medewerking te doen om bjj voorkomende gevallen art. 21 der wet in den bedoelden zin toe te passen en krachtige maatregelen tot afzondering te nemen. De dezer dagen in druk verschenen stukken betreffende den toestand van en de jongste voor vallen op het land Tjiomas, door den gouverneur- generaal aan den minister van koloniën toegezonden en door deze aan de tweede kamer overgelegd, die tot de publicatie besloot, zjjn: 1«. Een missive van den adsistent-resident van Buitenzorg Lautier dd. 15 Maart 1885, waarin hjj uitvoerig uiteenzet den onwettigen toeBtand op het land Tjiomas, de willekeur en afpersingen waarvan de bevolking het slachtoffer is tengevolge van de tyrannie van den landheer, jhr. J. W. E. de Sturler, een strafrechtelijke vervolging ten sterkste ontraadt, maar in overweging geefj dien eigenaar krachtens art. 38 van Stbl. 1836 no. 19 het persoonljjk verbljjf op zijn land te verbieden haar gewisseld te hebben, nam plaats aan het roer en zeilde zoo naar Hongkong terug. Ditmaal bad hij den stroom niet mee. Twee stoombooten voeren hem voorbij en het was reeds laat, toen hij de haven van Hongkong bereikte. Op de valreep der Santa Junta traden hem twee politie beambten te gemoet, die hem beleefd mededeelden dat zij bevel tot inhechtenisneming tegen hem hadden en hem verzochten hun de vervulling van hun plicht niet moeielyk te maken. „Doet uw plicht 1" zei José Closmaduec, „ik zal het u niet beletten. Ik heb ook slechts gedaan wat mijn plicht was en ik ben niet bang voor het gerecht." Hij verzocht verlof om eenige schikkingen te maken, teneinde zijn dochter een behoorlijk ver blijf aan boord te verzekeren, en toen men dit bereidwillig had toegestaan en hij zich eenigen tijd met zijn eersten officier, den opvolger van Westwood, onderhouden had, pakte hij een paar kleedingstukken in een koffertje en verklaarde zich bereid om de beambten te volgen. By zyn verhoor bekende by terstond, dat by Westwood gedood had. en vertelde in alle bijzon derheden, onder welke omstandigheden dit ge schied was. Westwood, de verleider van zijn dochter, had op hem geschoten en hem licht gewond. Hy, Closmaduec, had zich moeten ver dedigen, doch geen wapen gebruikt en het onge luk gehad om zijn tegen partij in een eerlij keD strijd, in het donker te dooden. Hy verzekerde» dat hjj met de vreedzaamste bedoelingen naar 25. Een nota betreffende de door den landeige naar gevoerde proeessen voor den landraad te Buitenzorg en verschillende missives van den adsist.-resident van Buitenzorg 3°. Verslag der resultaten van het onderzoek in zake het voorgevallene op Tjiomas op 22, 23, 24 Febr. 1886 (moordzaak-ApaD) 4°. Missive van den adsist.-resident van Buiten zorg Von Czernicki van 26 Juni 1886 met rapport en bjj lagen omtrent het door hem ingesteld onder zoek naar de ongeregeldheden op 19 Mei, die naar zijn voorstelling haar ontstaan te danken hadden aan ontevredenheid jegens den landheer en de onder hem dienende beambten, die in 1886 het cultuurstelsel op Tjiomas invoerde in zjjn meest hateljjten vorm, het stelsel van koffiecultuur gedreven op de erven, niettegenstaande hjj wist of weten moest dat de grond op Tjiomas voor koffie niet geschikt was, die zware heerendiensten eischte, welke tengevolge van de hooge prijzen schier niet waren af te doen. In dit rapport wordt zeer ongunstig gesproken over de handelingen van den heer De Sturler en diens handlangers. De adsistent-resident spreekt dan ook in gemoede de overtuiging uit, dat niemand anders dan de heer Sol in vereeniging met zjjn zwager, jhr A. de Sturler de directe oorzaak was van de plaats gehad hebbende rustverstoring. Onbekend met taal en volk behandelde de heer Sol het steeds met de grootste minachting. Hjj wekte groote verbittering door zjjn daden; als officier tegenover zjjne militairen behandelde hy den kleinen man. Even schuldig is ook de zoon, die aan een groote mate van hardhandigheid de zonderlingste begrip pen paarde omtrent het myn en djjn zjjner opge zetenen. De stukken bevatten voorts nog een reeks van bescheiden, achtereenvolgens door den gouv.-gen. opgezonden. Daaronder is ook het rapport van den officier van justitie dd. 7 Sept. 1885. Eindeljjk komen onder de stukken voor requesten van den eigenaar, verschillende verhooren van getuigen, de verhooren der heeren Sol en De Sturler en de gouvernementsbesluiten, waarbjj de heer Burnaby Lantier in 1870 en 1871 uit zjjn betrekkingen is ontslagen. Ter eere van den verjaardag van H. K. H. prinses Sophia der Nederlanden, werd heeen door het garnizoen alhier eene groote parade gehouden. De troep werd geïnspecteerd door den majoor G. van Nouhujjs en de parade gecommandeerd door den kapitein J. W. D. van Dorth. De ridder der Militaire Willemsorde P. J. Coaet bevond zich by het inspecteeren van den troep onder den stal. Op zeer enkele plaatsen was ter eere van de prinses gevlagd. De kapitein L. M. J. Wenniger, benoemd bjj het 3° regiment infanterie, is ingedeeld bij het Makao gegaan was. Zijn eenige wensch was geweest, dat Westwood zyn dochter zou huwen en weer aan boord der Santa Junta terugkeeren. Hy legde verscheiden couranten over, waarin hy terstond na het verdwijnen zyner dochter „W- en C. C. (Westwood en Candeiaria Closmaduec) dringend verzocht om tot hunne treurende bloed verwanten terug te keeren, daar alles vergeven en vergeten zou worden." Men vond op de post een brief san den heer Westwood, die als onbe stelbaar teruggekomen was en waarin Closma duec schreef, dat Westwood toch met zijn vrouw by haar vader moest terugkomen hij kou alles verdragen maar niet om van zyn dochter ge seheiden te ziju." De algemeene meening was op de hand van den kapitein. Het openbaar ministerie trad zelfs zachtzinnig tegen hem op en de gezworenen spraken hem eenparig vrij. Onmiddellijk na zyn vrijspraak zeilde hy met zyn dochter naar San Francisco en daar gaf hg het bevel over zyn schip aan den opvolger van Westwood over, die de Santa Junta weer naar Hongkong bracht. Sedert is kapitein Closmaduec van de Chinee- sche kust verdwenen. Verscheiden jaren later bevond ik my te Lon den en gmg op een warmen zomerdag in het stilste en mooiste gedeelte van Kensington Gar dens wandelen. Daar hoor ik op eens myn naam noemen, zie om en ontwaar een zonderlinge groep. Iq een rolstoel zat een vormloos dikke 4e bataljon te Vlissingen en belast met het bevel over de Is compagnie van dat bataljon. Aanstaanden Woensdag zal Z. M. 's morgens te half 10 in het paleis te Amsterdam audiëntie verleenen aan militairen, civiele autoriteiten en commissiën, en op Donderdag den 14" daaraan volgende, te 9| uur, aan particulieren. Te Breda is overleden de luitenant-kolonel van den generalen staf jhr. Van Spengler. Volgens de Amst. Crt is de gezondheidstoestand van den heer Tourniaire in zoover verbeterd, dat hy zeer waarschynlyk voor de kunst behouden zal blijven. Volgens de Indische mailcouranten is de kapt.- kwartiermeester Th. Kley thans definitief in activiteit hersteld en te Soerabaya geplaatst. Omtrent de Beri-beri schryft dr Duparc in het Hbld. Er schjjnt toch meer licht te komen over de oorzaak der gevreesde ziekte. Dr Bolle, uit Rio Janeiro, heeft namelijk in het jongste no. der Deutsche Kolonialzeitung medegedeeld, dat beri-beri, die ook in eenige streken van Brazilië veelvuldig voorkomt en door hem werd behandeld, volgens zyne mikroskopische onderzoekingen eene infectie ziekte is, die door mikropbyten (bacteriën) wordt voortgebracht en zich door pernicieuse anaemie tengevolge van slechte voeding, hoofdzakelijk door rjjst, kenmerkt. Hjj vond nameljjk dezelfde bac teriën, die hy in het bloed, de spieren en het ruggemerg der ljjders had waargenomen, in rijst korrels. Daar nu ryst het hoofdvoedsel in de streken is, waar berri-beri heerscht, is hy van oordeel, dat de parasiet door de ryst in het menscheljjk lichaam wordt overgebracht. Voor zjjn gevoelen pleit de omstandigheid, dat beri- beri Bteeds verminderde, als de ryst door andere voedingsmiddelen werd vervangen. Tot beteuge ling der ziekte is dus een verbeterde, doelmatige voeding een onmisbaar vereischte. De geneesheeren Mezger en Taster op Deli be richten in hetzelfde tye schrift eveneens, dat het wezen der beri-beri in bloedbederf, als gevolg van gestoorde voedingbestaat. Zjj schrjjven de kolossale verbreiding, voornameljjk onder het In dische leger (van 16.000 soldaten werden in 1884 5338 door de ziekte aangetast), ook aan slechte voeding toe en bevelen een goed, krachtig voedsel als middel tot wering der ziekte aan. Volgens dr Paster zjjn in 1885 1800 soldaten daaraan bezweken. Na het doorstaan der ziekte zjjn slechts weinige personen weder voor den dienst geschikt. In 1884 werden nog 842 wegens atropine en verlamming der onderste extremiteiten afgekeurd. Van 1885 en i886 zyn nog geene officieele cjjters bekend. Intusschen komt de ziekte ook onder da inlandsche bevolking voor, doch deze verkeert niet onder geneeskundige behandeling en kan dus man, met een bleek opgezwollen gelaat, donkere oogen en grijsachtig, maar dik en glanzig haar. Naast hem stond een jonge, bevallige dame in rouwgewaad en voor den rolstoel op het gras zat een mooi blond knaapje van een jaar of zeven. Ik kwam naderbij en herkende aan de zwarte oogen, de groote witte tandeu en de doordrin gende stem den ouden bevelhebber der Santa Junta, José Closmaduec. Hy stak my een vette, zachte, witte hand toe vroeger waren zyne handen altijd bruin en hard en begon terstond met groote levendigheid te praten. Hij was bovenmate verheugd verzekerde hy mij met herhaalde, krachtige handdrukken, eindelijk weer eens iemaud van „daarginds" te ontmoeten. „Myn dochter!" viel hy zich zelf in de rede. „Gij kent haar toch nog Mevrouw Candelaria Calderou. En daar, die kleine deugniet in het gras, die heet naar zijn grootvader, José Calderon!" De jonge vrouw was nog bijna even mooi als het jonge meisje, dat ik acht jaar geleden te Yokohama gezien had, al zag zij er nu vry droe vig en bedrukt uit. Het blauwoogige bloude knaapje, het kind dier zuidelijke donkere moeder, had in zijn scherp geteekende Angel Saksische trekken iets dat my onwillekeurig aan den ge" wezen eersten officier der Santa Junta herinnerde. Mevrouw Candelaria reikte my de hand doch sloeg de oogen neer en ging dadeiyk weer by den stoel van haar vader siaan. Het was zeker voor den ouden man een Zter zeldzaam genot om met vreemde menschen te kunnen praten, want Jbif

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1887 | | pagina 1