N° 73.
130e Jaargang.
\887i
Maandag
28 Maart.
Een nader toegelicht adres.
Middelburg 26 Maart,
Dit blad verschijnt dagelijks;;
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 8/m. franco 3.50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertent!è'n 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1,50.
iedere regel meer f 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL,
MIDDELBURGSCHE GOl
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van dek Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van Nieuwenhuijzen.
Hoofdagenten voor het Buitenlandte Para's en Londen, de Compagnie générale de Puhlicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger
Prof. De Louter te Utrecht heeft het nood
zakelijk geacht het bekende adres aan den
koning nader toe te lichteD, waarin door honderd
mannen van naam Z. M, wordt verzocht „het
noodlottig verval van leger en vloot in
Nederlandsch Indië te stuiten" door een
gewenschte „versterking van personeel en
materieel."
In het JJtrechtsch dagblad levert de hoog
leeraar met dat doel eene beschouwing,
hoofdzakelijk hem in de pen gegeven doop. de
bestrijding die het adres ondervond van de
zijde der Nieuwe Botterdamscke courant, aan
wier houding mr De Louter veel gewicht hecht.
Hoewel waarom niet liever juist als?
mede-adressant wilde hij opkomen tegen mis
verstand en miskenningen voornamelijk om
het aandeel, dat de Utrechtsche hoogleeraar in
deze nieuwe beweging heeft gehad, verdient
zijne nadere opheldering de aandacht en wekte
zij onze belangstelling. Het woord van mr
De Louter kenmerkt zich door een toon van
teleurstelling, die niet verborgen blijft achter
de verzekering, dat adressanten van „vele
zijden hoogst welkome bewijzen van instemming''
ontvangen.
Het duidelijkst spreekt de hoofdtoon van het
stuk in deze woorden: „Zullen adressanten
hun doel bereiken Zij geven den moed
niet op. Wel is het pijnlijk te ontwaren, dat
een deel der pers, op welks steun men prijs stelt,
zich wrevelig tegen eene beweging kant, die
uit diepen ernst en zuivere vaderlandsliefde
voortvloeitwel zou men wat meer oog en oor
voor de hoofdzaak, wat minder voor bijzaken
verwachten maar toch, aan steun ontbreekt
het niet en zoolang men niet zwijgt, is er leven
en daarom hoop."
Wij kunnen ons eenigszins die opmerking
begrijpen. Tot heden heeft slechts in enkele
plaatsen zich eene beweging geopenbaard om
met het idee der honderd sympathie te betuigen,
en niettegenstaande den goeden klank, dien
hunne namen hebben, is er niets te ontdekken
van algemeene opgewektheid om die adres
beweging te steunen.
Minder juist is echter, dunkt ons, de
opmerking van den hoogleeraar dat men „zich
wrevelig kantte" tegen het pogen van deze
achtenswaardige mannen.
Er zijn ernstige bedenkingen geopperd tegen
het plan van adressantenmen had op vorm
en inhoud van het adres menige gegronde
opmerking, maar wrevelig heeft men zich niet
getoond.
Waartoe zou dit ook noodig geweest ziju
Hoogst ernstige mannen als adressanten zijn
zal bij niemand eenige twijfel opgekomen we
zen aan de eerlijkheid hunner bedoelingzal
niemand zelfs er in de verste verte aan gedacht
hebben, dat het niet innige overtuiging,
Wezenlijke belangstelling in het lot van ons
schoon Insulinde was, die hen dreef tot den
gewichtigen stap, waarmee zij ons verrastten.
Totnutoe hebben dergelijke bewegingen echter
nog te weinig succes gehad om tegenstanders
ervan te doen vreezen voor gunstige gevolgen
van hetgeen adressanten verlangen.
In Juli van 1885 wilde men een petitionne
ment op touw zetten, om inzake Atjeh de
regeering te vragen recht te doen aan den
Indischen soldaat, den Indischen officier. Dit
lan heeft men laten varen, en tot veler
genoegen^ want het groote publiek kan over
deze netelige kwestie, waarhij men zoo licht
personen en zaken met elkaar verwart, geen
juist oordeel vellen.
Het daarop volgend jaar was het optreden
van den gepensioneerden luit.-kolonel Verstege
het sein voor eene nieuwe beweging, die echter
even vruchteloos bleef. Destijds werd te
Enschedé zelfs het zonderlinge idee geopperd
om de regeering te verzoeken aan den Atjeh-
oorlog voorgoed een einde te maken, alBof de
ministers zeiven dit niet vurig zouden wenschen.
Op hetgeen de heer Verstege destijds gezegd
en geschreven heeft, hebben wij gewezen zijn
aandrang om eene enquête te doen houden
bespraken wij eveneens. Wij noemden dien
vrij zonderling voor een man van de daad als
hij is, en opperden de bedenking dat een
enquête zeer onvruchtbaar zou wezen. „Bur
gerplicht" te Amsterdam drong daarop dan
ook niet aan, en vergenoegde zich met eene
motie aan te nemen, waarin de regeering werd
verzocht „zoo spoedig mogelijk zulke maat
regelen te treffen als noödig zullen zijn om
weder krachtig op te treden, den Atjeh oorlog
inderdaad te doen eindigen en Atjeh voor
goed aan Nederland te onderwerpen.''
Men ging hierdoor al weer een stap te ver;
men eischte van de regeering toch een optre
den in bepaalde richting.
Doch sinds dien tijd hoorden wij van verdere
bewegingen in dien geest nietseen bewijs dat
bij ons volk zich nog niet eene strooming
openbaarde om de „Burgerplichtenaars" op den
door hen ingeslagen weg te volgen.
Thans is het adres der honderd verschenen.
Wat vroeger door argumenten niet te verkrijgen
scheen, wil men thans trachten in het leven
te roepen door den glans, die van elk der
namen als 't ware afstraaltagitatie in het
belang van, thans niet speciaal Atjeh, maar van
Nederlandseh-Indië,
Nu, wij stemmen het den heer De Louter
toe, „geen beschouwingen over aggressie of
concentratie, over militair of civiel bestuur
doch eene enkele eenparige bede: versterking
van land- en zeemacht."
Wij zouden met die vraag vrede kunnen
hebben, maar de vorm en de inhoud van het
adres weerhielden ons tot betuiging van instem
ming op te wekken. En de nadere toelichting,
door den Utrechtschen hoogleeraar gegeven,
heeft ons niet kunnen overtuigen, dat wij
daaraan minder goed deden,
Yan enthousiastische zijde verzocht men
ons wel, minder er op te letten dat het adres
niet beter geredigeerd is, en dit niet van
overdrijving valt vrij te pleiten, maar in der
gelijke ernstige zaken, bij verzoeken tot den
koning gericht, dient men juist te preciseeren
en logisch te redeneeren.
Juist dat men zich tot den koning wendt,
is voor ons al een bezwaar om met het adres
mee te gaan. Het heeft zelfs al aanleiding
gegeven tot groote overdrijving. De een
wenscht, dat de koning nu gebruik maken zal
van de bevoegdheid, hem bij art. 4 van het
regeeringsreglement gegeven, om aan den
gouv.-generaal een luitenant-gouverneur-gene
raal toe te voegen, wiens taak in een bepaalde
lastgeving des konings zou moeten worden
omschreven. De keuze zou op een energiek
opperofficier moeten vallen.
Een ander wenscht, dat men bij de feesten
te Amsterdam Z. M. het adres overhandige
een nieuwe April-beweging dus in het leven
roepe.
Het eerste bezwaar, dat wij tegen het adres
hebben, is dat men zich daarin tusschen den
koning en zijn ministers plaatst 5 men scheidt
beide, die in zulk een gewichtige aangelegen
heid vooral éen moeten zijn.
En wanneer er door het ministerie ernstige
tekortkomingen waren gepleegd, die zulk een
verzoek aan het hoofd van den staat
wettigden, dan zou het ons verwonderen dat
onze vertegenwoordiging de zaken zoo kalm
zoude aanzien.
Een tweede ernstige grief, die wij tegen het
adres hebben en die door prof. De Louter niet
wordt opgeheven, is het op den voorgrond
stellen van de zuiver militaire zijde van het
vraagstuk, Deskundigen mogen het eens zijn,
dat het Indische leger verbetering behoeft
dat er meer gedaan moet worden om de
dienstneming in dat leger te bevorderen men
moge in het algemeen, vooral met het oog op
Atjeh, vurig wenschen naar versterking van
leger en vloot, maar ook bij dit vraag
stuk verschillen deskundigen in meening
over de vraagwelke middelen men daartoe
moet aanwenden. Brutus, een oud-hoofdofficier,
ziet zonder grondwetswijziging geen kans om
die gewenschte veranderingen tot stand te
brengen. Wat zal het publiek dan een
ongevraagd woord meespreken, nog wel in
een request aan den koning, zonder zelf een
enkel middel te kunnen aangeven
Het is weêr de gewone kwestiemen zal
vragen naar iets, wat de regeering zelve wel
het vurigst zal wenschenmaar haar helpen
aan een geneesmiddel, waarnaar zij even
hartelijk verlangt, zal men niet.
Maar tal van kwesties, die in het adres en
door prof. De Louter worden aangevoerd,
hebben met leger en vloot niets te maken.
Dat de tabaksbelasting ontevredenheid heeft
gewektdat andere financieele maatregelen
hetzelfde dedendat de gedrukte staat van
onderscheidene takken van landbouw en nijver
heid de welvaart belangrijk deed dalen en
evenzeer de bevolking ontevreden maakte; dat
het prestige van het Nederlandsch gezag in
de laatste jaren heeft geleden al te maal
niet te loochenen feiten. Maar op al die punten
wordt ook vreeselijk overdreven, en bovendien
hebben, om slechts van de suikerindustrie te
spreken, de regeering en onze kamers niet de
behulpzame hand reeds geboden
Bestaat er nu zulk een periculum in mora,
dat alleen op het leger moet worden gesteund
Versterking van leger en vloot, voornamelijk
voor Atjeh, is zeker gewenscht, doch de regee
ring toonde nog niet daarvoor blind te zijn.
Zoo dit het geval was, men had recht zich te
wenden tot het hoofd van den staat.
Maar op administratief gebied is er voor
den algemeenen toestand in Indië veel
meer te doen. Als de regeering rechtvaar
digheid betrachtte in een Tjiomas-zaakop
belasting gebied billijkheid toondede belangen
van den Inlander behartigde, zij zou heter
de ontevredenheid kunnen bedwingen dan
alleen door den sterken arm.
Indië heeft bovendien aanspraak erop meer
gehoord te wordenin onze vertegenwoordi
ging moest het zijn stem kunnen doen gelden.
Langs dien weg is eerder verbetering te
wachten dan door het middel, hetwelk adres
santen uitsluitend aanwezen en waarvan wij,
zelfs na de toelichting van prof. De Louter,
het nut nog niet inzien.
De minister van binnenlandsehe zaken heeft
gisteren in de Tweede kamer een dreigement
doen hooren.
Door den heer De Beaufort is nl. een amende
ment voorgesteld om de keuze voor leden der
Eerste kamer niet te beperken tot de hoogstaan
geslagenen.
Daarvoor valt zeer veel te zeggen, en wij zjjn
het op dit punt volkomen eens met hetgeen de
Haagsche correspondent der Zutf. Crt dezer dagen
omtrent dit punt schreef en wat door ons werd
overgenomen.
Ook in de Tweede kamer schaart een groot
aantal leden zich aan de zjjde van den Amster-
damschen afgevaardigde; maar de minister heeft
nu gisteren plotseling verklaard dat dit amende
ment voor de regeering onaannemelijk is. Bjj gaf
die verzekering met verheffing van stem; met
nadruk dus.
Wat is 's ministers bedoeling
Ligt in zjjn woorden opgesloten dat hij van
de aanneming een kabinetskwestie maken zal?
Maar op die wijze heeft de min. het telkens
in zijn macht om zijn zin door te drijven
Een crisis op dit oogenblik zou voor de her
ziening allertreurigst wezenmaar het gaat toch
niet aan in critieke gevallen telkens daarmee te
dreigen en hen, die in meening verschillen, vrees
aan te jagen.
Door dit misbruik van macht zou de minister
de gansche herziening in zijn richting kunnen
sturen.
Het is te hopen, dat een der kamerleden het
onwaardige van die houding den minister eens
onder het oog brengeen bjj de thans aanhangige
kwestie hem categorisch afvrage wat zijn plan
is, wanneer het amendement-De Beaufort eens
mocht worden aangenomen hetgeen wjj een stap
in goede richting zouden noemen.
Dwalen is menscheljjfe, maar een fout als de
Standaard dezer dagen maakte is wel wat al te
kras en had het blad kunnen vermijden, omdat
het tegendeel van zijn bewering ook zjjn redactie
bekend kon en moest zjjn.
Het blad beweerde, dat de verkiezing voor de
nieuwe kamersna de eerste behandeling der
grondwetsherziening, zou plaats hebben onder het
nieuwe kiesrecht, zooals het nu bjj hoofdstuk III
en de additioneele artikelen zal worden bepaald.
Men zou dus kiezen volgens een wet, die nog
niet eens wet is.
Een ding stemmen wjj het blad toe, de maand
Augustus is eene ongeschikte verkiezing-maand.
Tal van familiën zgn dan juist opreis; en een
niet onaanzienljjk deel der kiezers zjjn dan ver
hinderd hun stem uit te brengen, tenzij, met het
oog op de gewichtige verkiezing, men voor deze
buitengewone gelegenheid zjjne reisplannen eens
wijzigdeen vroeger huiswaarts keerde.
De aandacht der kiesvereenigingen mag hierop
wel gevestigd zjjn.
Wanneer men eene schilderpen-tentoonstelling
bezoekt en geniet van hetgeen kunstvaardige
handen wrochten, wordt in den regel wel hulde
gebracht aan de scheppers dier levenlooze en
toch bezielde doeken, maar aan de mannen,
die zich de moeite getroostten om al dat schoons
te ontpakken, te rangschikken en in het goede
licht te stellen, wordt meestal niet gedacht.
Toch is ook hun werk van veel belang voof
het welslagen eener tentoonstelling; dit bleek
ons heden morgen, toen wjj hen bezig zagen en
opnieuw de overtuiging kregen, dat het „com
missielidschap'" van eene schilderijen-expositie
geene sinecure is.
Over hetgeen die tentoonstelling zal te ziea
geven, valt nog niet te oordeelen want een
gedeelte der ontvangen kisten is nog niét
ontpakt en er heerschte nog een eigenaardige
chaos. De namen van hen, die inzendingen toe
zegden of wier stukken reeds ontvangen werden;
beloven echter veel schoons.
Meer trok heden morgen onze aandacht het
nieuwe gebouw, waarin de tentoonstelling zal
plaats hebben en dat, zooals men weet, een kunst
en volkslievend Middelburger ten dienste van zjjn
stadgenooten heeft opgericht. Dat ruime lokaal,
het heeft eeDe binnenwjjdsche lengte van 31 Meter,
bjj eene breedte van 9 Meter, zal nog te klein zjjn om
alles te bevatten, wat wordt aangeboden, zoodat
men rekenen mag dat het beste is behouden.
De verlichting der wandvlakten geschiedt doof
schuine en liggende ramen, aangebracht zooals
in het museum te Cassel, dat tegenwoordig als
modelinrichting voor gebouwen van dien aard
wordt aanbevolen.
Door deze toepassing valt het licht juist op die
plaatsen, waar de schilderijen worden gehangen,
terwijl de toeschouwers geen hinder hebben van
de storende werking van zoogenaamd voetlicht"
ontstaan door loodrecht invallende lichtstralen.
Wèl ziet men in sommige musea dit door middel
van een „velum" getemperd, doch meestal met
onvolledig succes.
Dat het lokaal in drie geljjke zalen kan ver
deeld worden en een ervan voor bljjvend kunst
museum bestemd is, deelden wjj reeds vroeger
mede.
Een eenvoudig maar net ameublement zal het
publiek kunnen gerieven bjj het bezichtigen der
schilderjjen.
De opening der tentoonstelling, waarmee dit
gebouw wordt ingewjjd, blijft bepaald op Donder
dag^ April, den vroeger vastgestelde» datum, dig