N° 66. ISO® Jaargang 188T. Zaterdag 19 Maart. Middelburg IS Haart. Mr G. J. Piché. Rschtszaken* Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 8/m. franco 8.50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën 20 Cent per regel: Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.; van 1-7 regels ƒ1.5 iedere regel meer f 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL, Het lig t in den aard Stander ran dat stemrecht sich tegen die redactie MIDDELBURGSCHE C0URAI\T. w Agenten te VliBsingen: P. G. de Yet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van dek Peul, te Zierikzee: A. C. de Moou,te TholenW. A. van Nieuwenhuijzen. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dadee Cie., John F. Jones, opvolger De wensch, van verschillende zijden geuit, dat de heer mr C. J. Pické nog langen tijd van de door hem tegen 1 April gevraagde rust mocht genieten en de vruchten van zijn arbeid in het belaDg der gemeente Middelburg aanschouwen, is niet verwezenlijkt. Heden nacht is onze burgemeester overleden. Wij hebben, naar aanleiding van deze tijding, over het gewezen hoofd onzer gemeente niets meer ite voegen bij hetgeen wij schreven, toen wij melding maakten van ziju verzoek om ontslag. Maar in nog andere betrekkingen is de heer Pické werkzaam geweest ten nutte van het algemeen. In de eerste plaats verdient zeker wel vermelding, dat hij sedert 27 Dec. 1875 lid der eerste kamer is geweest ter vervanging van den heer J. Fransen van de Putte. Jaren te voren, van 15 Jan. 1860 tot in 1866, vervulde hij de betrekking van kantonrechter in het kanton Tholen en hij liet deze varen om in laatstgenoemd jaar een korten tijd (10 Feb.30 Mei) minister van justitie te zijn. Wat de heer Pické als lid der Eerste kamer presteerde is voldoende bekend. Vol ijver kweet hg zich van de hem opgedragen taak en steeds werd door de staten van Zeeland de opdracht om onze provincie daar te ver tegenwoordigen op de meest eervolle wijze vernieuwd. Was er in dit hooge staatscollege een lans te breken voor ons openbaar onderwijs, de heer Pické bevond zich steeds op zijn post; maar hij liet ook in de laatste jaren vaak zijne waarschuwende stem hooren tegen alle over drijving op dit gebied. Zijne tegenstanders, die hem als schoolman aanvielen, vergaten dikwijls juist op dat streven naar zuinigheid het licht der waarheid te doen vallen. Het onderwijs lag hem steeds na aan het hart. En dit herinnert ons tevens een anderen werkkring, waarin hij zijne krachten ten beste gaf aan het algemeen. Wij bedoelen dien van schoolopziener. Van den 7en Dec. 1866 af was hg als zoodanig werkzaam in het derde schooldistrict in Zeeland (Tholen c. s.); totdat hij den 26 Nov. 1870 eene gelijke betrekking aanvaardde in het district Middelburg, welke hij vervulde tot aan de invoering van de wet van 1878. In al die betrekkingen heeft hg door zijne bekwaamheden, niet het minst op het gebied der geschiedenis, zich een eervollen naam verworven. Als leiddraad voornamelijk voor hen, die acten voor het lager onderwijs wenschten te verkrijgen schreef hij een Schets der Algemeene Geschiedenis. Bovendien is de kaart van Zeeland, door hem met den heer mr, T. A. Lambrechtsen, lid van Ged. staten, ver vaardigd, een der meest gunstig bekende, die er van ons gewest het licht zagen. Nog op een ander terrein zal de naam van den heer Pické met eere genoemd woi den wij bedoelen op dat van den landbouw. Jaren lang wijdde hij zijne krachtten aan de Maatschappij ter bevordering van landbouw en veeteelten deze dankt aan hem zeker wel een groot deel van haar bloei en vooruitgang. Na gedurende zijn verblijf te Tholen ge- ruimen tijd de betrekking van voorzitter der aldaar gevestigde Afdeeling der Maatschappij te hebben bekleed, trad de heer Pické, in plaats van den heer mr. G. A. Fokker, den 25 Maart 1863 op als algemeene voorzitter dier maatschappij, in welke betrekking hij in i1867 door jhr» mr. 0. van Cittere vervangen werd. In 1868 benoemd tot onder-voorzitter, vervulde hg die functie tot het einde van 1873 en trad, na daartoe in de vergadering van het hoofd bestuur van 4 November 1874 benoemd te zijn, den 1 Januari 1875 weder als alg. voor zitter op. Den 6 November 1884 liet hij zich nog eene herbenoeming welgevallen, doch hij zag zich door den treurigen toestand zijner gezond heid reeds 23 April 1885 genoodzaakt zijn ontslag te nemen. Als blijk van waardeering werd hem vanwege de Maatschappij een keurig aandenken aangeboden en werd hij met alge meene stemmen tot eerelid der maatschappij benoemd. Ook hierbij toonde hij zich, zooals in alle zaken, waarvoor hij zich in de bres Btelde, iemand van zeldzame werkkracht. Zeeland en de landbouwende stand vooral heeft nit dat oogpunt niet het minst verplich ting aan den overledene. Voorzeker de heer Pické heeft een eervol verleden achter zich. Tot aan zijn dood toe bijna heeft hij gearbeid met groote werkkrachten in den laatsten tijd deed hij nog zooveel hij kon, ja meer zelfs dan zijne gezondheid hem toeliet. Zijn onge kende werklust dreef hem nog tot het laatste oogenblik voort. Bij velen zal zijne nagedachtenis dan ook in waardeerend aandenken blijven der zaak, dat bg de discussifin, gisteren in de zitting der tweede kamer gevoerd, de meeste sprekers in herhalingen vervielen. Achtereenvolgens werden weêr pleidooien voor en tegen het algemeen stemrecht gevoerd. De heer Van Houten verdedigde zgn standpunt, dat hem voorstander doet zjjn van een stemrecht van allen, voor wie geen reden van uitsluiting bestaat. En volgens hem is in 't beginsel der persoreele belasting een goede maatstaf ook voor het algemeen stemrecht gelegen. Indien men slechts afdaalt totdat men steunt op onmacht of onwil om iets te betalen, dan is men op den juisten weg, op dien van rechtsgelijkheid. Het algemeen stemrecht moet z. i. elke staats regeling beheerschen, maar uit opportunisme moet men soms halt schreeuwen. Daarom heeft hg met den heer Zglker een amend, voorgesteld, ten einde, na verwerping daarvan, verantwoord te zgn, wanneer zg met 't voorstel der regeering meegaan. In vier opzichten is echter dat voorstel half slachtig. Eerstens draagt art. 80 een etiquet, zonder dat men weet of de inhoud er aan beantwoordt. Wat is maatschappelijke welstand 1 Bedoelt 't gegoed heid als positieve eisch of als kenmerk van moreele qualiteiten? Als men een oppassend, vlijtig, ordelijk, spaarzaam en verdraagzaam werkman heeft, bezit deze grooter moreele qualiteiten als staatsburger, in zgn stand nuttig, dan menige in hooger stand opgevoed burger. Is dit de bedoeling, sluit dan geschiktheid geen maatschappelgken welstand in? Ten tweede gaat de regeering slechts schoor voetend over tot 't onttronen van Plutus met opzicht tot de EerBte kamer. In plaats van 1 verkiesbare op de 3000, éen op de 2000 inwoners. Dat is de groote concessie 1 Spr. meent dat, als men in de Eerste kamer een tegenwicht wil zien tegenover de meerderheid der Tweede kamer, men de ljjst der hoogst aangeslagenen geheel moet afschaffenwant anders krggt men geen vertegen woordiging van 't recht, als blijvend element in de staatsregeling, maar van het voorreeht der bezittende klassen. Ten derde is de huurwaarde, die de regeering handhaaft, te hoog, want men daalt er nog niet zoover mee af als de tegenwoordige grondwet zelfB voor de gemeente-verkiezingen toelaat. En ten vierde handhaaft de reg. de barrière tegen de mogeljjke oplossing der sociale kwestie door het onteigeningsrecht. In 't algemeen acht spr. het noodzakelijk om op sociaal gebied meer te doen dan reeds is geschied. De gemeente- accgnzen zgn afgeschaft, door de liberalen, op wien Bets steunde, tegenover de oppositie, die er nu eerst de waarde van erkent. Met de wetgeving op schoolgebied, wat 't ambachUonderwgs betreft, is het evenzoo, al zal men in de toekomst ook aan de overzijde daartoe medewerken de enquête is aan 't initiatief van een liberalen afgevaardigde te danken; de wet op den fabrieksarbeid alleen daukt spr. voor een deel aan de medewerking van den heer Wijnen. Maar nu moet ook de grond wettige barrière op 't stuk van onteigening ver vallen. Doch ook zonder dat, zal de heer Van Houten 't voorstel der reg. aannemen, omdat de bedoelde barrière toch zal wegvallen, geljjk alle andere. Met het amendement-Godin de Beaufort ging, zooals men weet, de heer Van Houten mee, en hg beval de regeering aan zich daarmee te ver eenigen. Hg zou het betreuren, wanneer weder 't einde van de geschiedenis van „de familie De Beaufort" zou zgn, dat, evenals bg de vorige her zieningspoging bg art. 194, ook nu weder de herziening zou mislukken door een amend. De Beaufort. Deze wenk Bchjjnt de-minister echter niet te zullen opvolgen. Hg verklaarde in dat amendement wel niets hostiels te zien, maar hg had daartegen een practisch bezwaar. Als art. 76 wordt gewij zigd dan moet hoofdst, IV noodwendig worden gewgzigd, al ware het alleen om ook voor de verkiezingen voor prov. staten en gemeenteraden den belaslingcensus te schrappen. Welnu, dan zou men, door de addit. artt. uitsluitend te doen slaan op hoofdst. III, nog een tweede kiesreglement noodig maken voor de verkiezingen van de staten en gemeenteraden. De min. meende dus dat 't amend, moet worden gewgzigd of op 't altaar des vaderlands opgeofferd. Dit laatste vond hij nog het best. Op de door den heer Van Houten gedane vraag: wat welstand" is, preciseerde de heer Heemskerk dit nader. Beteekent het gegoedheid Ja, maar men heeft dit woord, dat veelal wordt opgevat als verbonden aan bezit van vaste goederen, ver meden. Een werkman, die door spaarzaamheid en vlgt een goed bestaan en een duitje op de spaarbank heeft, geniet een zekeren welstand. Ook intel lectueel kapitaal kan een zekere mate van wel stand bewgzen. Een offer aan Plutus, het kapitaal, is 't voorstel der regeering allerminst. Ten slotte waarschuwde de minister de kamer tegen het aannemen van nieuwe redactiën. Als men de deur zoover openstelt als nu is voorge dragen, met vermgding van 't uiterste, dan zal men, naar hg gelooft, het land een grooten dienst bewjjzen en, voor langen tijd de strijdvraag van 't kiesrecht verwjjderd hebbende, kunnen eindigen met de laatste woorden van Cesar Augustus: Gegroet vrienden en juicht! Nu, wie er juichen zullen, als het regeerings- voorstel, dank zjj de overgropte meerderheid der liberalen en een deel der katholieken, wordt aan genomen zeker niet de anti-revolutionnairen, die sich met hand en tand vastklemmen aan het amendement-Godin de Beaufort, waarbij niet louter een kwestie van vorm maar, volgens hen, een veiligheidsmaatregel is betrokken. Op het standpunt, door den heer Schaepman ingenomen, om bg de tweede behandeling der herziening op hun qui-vive te zgn, kunnen zg zich nog maar niet plaatsen. Evenmin zullen de heeren Ruys van Beerenbroek en Reuther juichen, die door hun amendement de eerste redactie van art. 80, door de regeering ingediend, en een belasting-census in eere hersteld willen zien. Ter aanbeveling daarvan sprak nog de heer Ruys gisteren uitvoerig; en hjj gaf hierbg te kennen dat het algemeen stemrecht is in strgd met het katholicisme en het christendom, omdat het de onvervreemdbare volksmacht, de volks oourereiniteit erkent. Voorzeker ook een standpunt; maar waar omtrent lang alle katholieken het niet eens zgn. In het Centrum werd dezer dagen nog door een katholiek beweerd, dat men gerust voor stander van dat stemrecht wezen kan, en dat slechts éen punt de katholieken vereent en een stemmig maakt, nl. de onderwijskwestie. Nu, voorstander van algemeen stemrecht is de heer Schaepman niet; hg verklaarde dit gisteren nog eens uitdrukkelijkmaar als 't komen moet, zal het, volgens hem, door geene menschelgke wetten worden tegengehouden. Hier liet vooral de priester zich dus hooren. Volgens hem ligt in de redactie der regeering niet de weg tot algemeen stemrecht aangegeven. Als men over die redactie de verschillende ideeën hoort verkondigenboe ieder er uithaalt wat hg wileen voorstander, zoowel als een tegen- verzet, beiden op geheel uiteenloopende gronden, dan zou het ons verwonderen of in de practjjk art. 80, zooals het nu wordt voorgesteld door de regeering, niét eenmaal, als het wet is geworden, tot begripsverwarring aanleiding geven zal. De beschouwingen in de kamer geraken echter uitgeput. En geen wonder. Gelukkig brengt de telegraaf ons heden de tjj- ding, dat de algemeene beschouwingen over hoofdstuk III zgn gesloten. Een onzer verdienstelijkste stadgenooten en een der meest geachte rechtsgeleerden, de heer mr W. A. van Hoek alhier, herdacht heden een gedenk- waardigen dag, nl. dien waarop hjj vóór 25 jaren lid werd der Middelburgsche balie. Gedurende de kwart eeuw dat hij die eervolle betrekking bekleedde deed hg zich kennen als een scherpzinnig advocaat en een vriendelijk en welwillend collega voor zgne ambtgenooten. Dat de balie dit op hoogen prjjs stelt bewees zg heden doordien namens haar eene deputatie mr Van HÓek, deken der orde van advokaten, met zgn feestdag geluk wenachte en hem alsbljjkvan sympathie een klein aandenken overhandigde. Ook van vele andere zijden ontving de heer Van Hoek bljjken van ingenomenheid met zgn jubilé. Daarvan verdient zeker wel vermelding dat de heer Wetjen, bode bij die rechtbank, den heer Van Hoek een sierljjk wgnglas met inscriptie heeft geschonken. Naar wjj vernemen zal de sedert vele jaren te Vlissingen dienstdoende verificateur der i en uitg. rechten en accijnsen, de heer Cremer op zjjn verzoek gepensioneerd worden en wel met l Mei a. s. Door den kolonel B. J. baron Mulert tot de Leemkule van het reg. grenadiers en jagers te 's Gravenhage is pensioen aangevraagd. De Erven Claes Boes, zoutzieders te Edam, hebben zich tot de tweede kamer der staten- generaal gewend met een adres, waarin zij ver klaren, na rijpe overweging van het door de regeering ing< diend ontwerp van wet op den zoutaccjjns en na kennis te hebben genomen van de bezwaarschriften van enkelen hunner vakge- nooten meer in het bgzonder die van den beer Sjoerd Harnema te Harlingen en de directie der Leidsche zoutkeet te Leiden zich te moeten aansluiten bjj de meeste bezwaargronden, in boven® bedoelde adressen ontwikkeld, en der kamer be leefd en dringend verzoeken het nieuwe ontwerp- zoutwet niet aan te nemen. Adressanten meenenlo dat beteugeling vau den sluikhandel het best kan geschieden door vermindering van den zoutaccgns op 6 per 100 KG., bg welke vermindering de schatkist meer zal worden gebaat dan geschaad 2o dat de tegenwoordige wet in het belang van schatkist en industrie moet worden gehandhaafd» doch gewgzigd in den geest van het voorstel» door de directie der Leidsche zoutkeet daartoe aangeboden 3o dat bg aanneming van het voorstel der Leidsche zoutkeet (onvrg territoir om de keeten) eene oordeelkundige strenge surveillance aan de prudentie der hoogere ambtenaren mag worden aanbevolen. Arrondissement*-rechtbank te Middelburg. Ia de heden, Vrijdag, gehouden zitting deed de rechtbank uitspraak in de, uitvoerig medege deelde zaak tegen P. van de V.. 54 j., herbergier e» koopman, Hanswiert. Hij werd schuldig ver klaard aan opzettelijke beleediging den koning aaugedaan, en deswege ver oordeeld tot 25 boete subs. 14 d. hecht. Verder ziju veroordeeld: wegens diefstal J. K. 20 j., dienstbode Krabbendijke, tot vier maanden gev. wegens wederspannigheid B. H. 40 j., landbouwer Biervliet, tot 7 dagen gev.; wegens mishandeling P. B. S. 32 j., avbeider IJzendijke, tot 14 dagen gev, en M. M. 16 j., Domburg, tot 5 boete subs. 6 dagen b.; wegens overtreding verordening op de hondenbelasting A. van L 28 j., andman Kamperland, tot /8 b. subs. 1 d. b. wegens smaad J. E. 31 j., bestel.er Middel burg, tot 10 b. subs. 10 dagen b. Allen iu de kosten. Vrijgesproken is M. G. 27 j., schoenmaker Ril lam, beklaagd van bedreigng met moord; van welke zaak wjj vroeger eveneens uitvoerig melding maakten.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1887 | | pagina 1