N° 60. 130 1887' Zaterdag 12 Maart -■ FEUILLETON. e Middelburg 11 Maart, JONKVROUW RENATE. Dit blad verschijnt dagelijks; met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 8/m. franco 3.50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën 20 Cent per regel; Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels f 1.50 iedere regel meer f 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. MIDDELBURGS» Agenten te'Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Erui ningen: F. van dee Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooii, te TholenW. A. van Niewenhuijzen. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générde de Pnblicité étrangère G. L. Dadbe Cie„ John F^Jones, opvolger Onder den titeljhr rnr De Jonge contra Keu- cheniusschrijft men ons: Door een lid der tweede kamer ia de uitspraak van een rechterlik college atgekenrd. Dat lid der tweede kamer heeft gezegd, dat hjj niet den moed zou hebben gehad eene veroordeeling uit te spreken. Wij willen aannemen, dat die afkeuring der uitspraak ongemotiveerd was, dat zij onjuist was, dat zij onpraktisch was, dat zjj onstaatkundig was, dat zjj onvaderlandslievend was, dat zjj on- wat-ge-wilt was. Maar waar tegen wjj opkomen in de polemiek over het kamer-incident isdat sommigen aan den volksvertegenwoordiger het recht schijnen te betwisten om eene rechterlijke uitspraak aan critiek te onderwerpen, om haar onzinnig en ridicuul te noemen, als hij dat kan aantoonen. Dat de rechterlijke macht zich zelf zéér hoog stelt, volstrekt onafhankelijk van elke staats macht, is zeer juist; het strekt tot waarborg voor wél doordachte, eerljjke rechtsovertuiging tegen over zich zelf. Maar zou de reehterljjke macht de eenige ongecontroleerde macht willen zjjn in ons constitutioneel staatsbestuur? Deze eisch, door een raadsheer in het gerechtshof te 's Gra- venhage voor de voetlichten gebracht, moet krach tig worden afgewezen. Critiek is contröle van de rechterlijke macht) ook in hare uitspraken, zelfs in de volksverte genwoordiging Men zou zelfs mogen zeggen niet het minst in de volksvertegenwoordiging. En dit is vooral het geval nu sedert eenigen tjjd de politieke vervolgingen aan de orde van den dag zijn. Diep betreurenswaardig zou het dan ook wezen indien de phrase van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, in haar hoofdartikel van heden, juist "Wft.ro s -do oa» ooi* dor reehterljjke macht" wordt „aangerand" door seen rechterljjk vonnis in het parlement aan critiek te onderwerpen." Waar ergens zou het recht der magistratuur op dergeljjke positie bui ten het constitutioneel staatsbestuur moeten Bchuilen? Aan den koning en aan de tweede kamer is door de heeren: prof. B. H. Pekelharing, te Delft; dr H. C. Muller, te Amsterdam 3 dr P. C. F. Frowein, te Amsterdam; Joan Nieuwenbuis, te Groningen en dr Vitus Bruinsma, te Leeuwarden, een adres gezonden, waarin zjj te kennen geven: dat in den laatsten tijd in ons vaderland meer vervolgingen wegens staatkundigs misdrijven worden ingesteld, dan sedert het tjjdperk, hetwelk aan de grondwetsherziening van 1848 is vooraf gegaan, het geval is geweest j dat dientengevolge eene leemte in onze bestaande strafwetgeving in het licht is getreden 3 Novelle van G. ME Is TZELuit het Duitsch. II. „Waarom,?" vroeg de hertog. „Gij weet ik ben indertijd in hetzelfde geval geweest en heb ook inoefen zien boe ik mij er in schikte." „Ja wel. Maar gij hadt een heel ander karakter dan uw jongste zoon, die geheel het zachte fijngevoelige gemoed zijner moeuer heeft. Het is ook niet te verwachten dat hij ooit, zooals gij bij den dood van uw oudsten broeder, troon opvolger en stamhouder zou worden." De hertog uacht een oogenoiik na en zei: „Gij hebt gelijk, deze zaak is niet van zooveel gewicht. Maar ik ben uit beginsel tegen onge lijke huwelijken. Men denkt op onzen leeftijd anders over die dingen dan in de onstuimige jongelingsjaren." „Dus wilt gij uw zoon op dit aandoenlijk. schrijven een bepaald weigerend antwoord geven?'' „Ik zal hem bij mij laten komen en hem trachten te overreden om zelf van zijn voornemen af te zien." De overste haalde de schouders op en zei: „Ik hoop dat gij niet mis rekent, Karei 1" - „Daar zal ik wel op passen 1" gaf de hertog op beslisten toon ten antwoord. „Ook aan de andere zijde zal ik krachtige hetboomen gebruiken era een einde aan die verhouding te maken. Ik dat onze strafwetgeving noch in den aard der straffen, noch in de toepassing der straffen op hen, die wegens politieke misdrjjven veroordeeld worden, eenig onderscheid maakt met gewone misdadigers dat dit onderscheid in andere landen wel ge maakt wordt, en de rechtsgrond daarvoor wordt gevonden in de .omstandigheid dat de personen, die een politiek misdrjjt begaan, niet uit den aard van het misdrjjt misdadigers zijn in de ge wone opvatting van het woord en integendeel veeltijds uitmunten door een hoogst zedelijk levensgedrag, zoodat het rechtsgevoel zich er tegen verzet, dat dergelijke veroordeelden worden be handeld op dezelfde wjjze als dieven, moordenaars, falsarissen enz. Redenen waarom zjj zjjner majesteit verzoeken het tot stand komen van een wet te bevorderen, waardoor in het vervolg een onderscheid zal worden gemaakt in de straffen en althans in de wjjze van behandeling in de gevangenis van personen, die wegens politieke misdrijven veroordeeld worden. Bjj den staatsspoor is de conducteur A. Braaf verplaatst van Roosendaal naar Vlissingen. Uit Goes wordt ons geschreven: Het hoofdbestuur der Maatschappij tot Nut van Algemeen deed eene gelukkige keuze, toen het den heer J. H. C. Heïjse van Zierikzee opdroeg in eenige departementen lezingen te houden over het sociale vraagstuk. Om den roep, die er van den spreker was uit gegaan, was het bestuur der Liberale kiesvereeni- ging Goes er overeenkomstig art. 2 van het reglement toe overgegaan om genoemden heer uit te noodigen in Goes op te treden. En er is reden om het bestuur daarmede te feliciteeren, en de hoop uit te spreken, dat dergeljjke voor drachten hier meermalen zullen gehouden worden. Trouwens in de talrjjke opkomst de zaal van de Prins van Oranje was Donderdagavond stamp- rol t iö de aandacht waarmede m^a tot het laatst luisterde, in het luide applaus waarmede de spreker beloond werd, vinde het bestuur aan leiding om op den ingeslagen weg voort te gaan. Eene korte analyse van dfi voordracht over het ware en het valscne socialisme is in dit blad reeds gegeven. Sedert eenige dagen circuleerde alhier een adres om instemming te betuigen met het verzoek van dr Van de Bergh te Voorthuizen aan de Tweede kamer, om opheffing van den vaccinedwang. Be doeld adres is Donderdag opgezonden, voorzien van 259 handteekeningen. De heer J. D. Doorman, hoofdredacteur van het Dagblad, wiens dood wjj gisteren meldden, is zeer plotseling overleden. Te midden zijner werkzaamheden is hij eensklaps onwel geworden en enkele uren daarna gestorven. De overledene is 6 Jan. 1827 te Delft geboren, en hjj was ruim 25 jaar in de journalistiek yerkzaatn. Vele bladen wjjden een woord van hi/Uie aaa zjjne nagedachtenis en in het Dagblad zelf wordt een zeer waardeerend woord, vervat in een rouw rand, over den overleden chef geschreven. HETTOONEEL. Ter vervanging van ,den heer Scholtena, hans kapelmeester bij het muziekkoips der dd. schutterjj alhier, is tot onderkapelmeester bjj het 3® regiment infanterie benoemd, de stafmuzi kant Hascher. zal majoor Von Wachter gelasten zijn dochter tot vrij willigen afstand te nopen." „Uwe schoone geliefde heeft n indertijd in dit opzicht een groutsch denkbeeld van de vrouwen gegeven; maar ik geloot dat er ouder ue honderd nauwelijks een tot zulk een opoffering in staat is." Er kwam een weemoedige trek op het gelaat van den vorst, toen hij hernam: „Ja, zij had een edel, fier gemoed. Ik kan nooit zonder een gevoel van ontzag aan haar denken en ik begrijp zelts nu nog niet, hoe ik bij mijn hartstochtelijke liefde voor haar, mijn vad r mijn eerewoord heb kunneu geven, om haar nooit terug te zien en nooit Etter naar haar te vragen. „Ronduit gezegd heb ik mij ook vaak daar over verwonderd." „Ziet ge i'neodoor," vervolgde de hertog op vertrouweiijken toon „daarom moet men zich geen al te tragisch denkbeeld maken van de onver anderlijkheid der menschel ij ke gevoelens. Wie kan weten, wat er in een jaar, dik wij ia reeds in een maand voor verandering in ons gemoed plaats heeit. Wij zijn allen min of meer blootgesteld aan nieuwe invloeden. Ik heb dat muisje zeker zeer lief gehad, en toch kon ik haar vergeten „Ja," hernam de overste peinzend. „Maar gij zijt ook in de eerste jaren na die bcheiuing me. tot u zeiven gekomen, daar gij toen zeer ernstige plichten te vervullen hadt en toen werdt gij de eentgenoot eener gade, die niet alleen een keizersdochter, maar tevens een edele, liefheb- Een stukje sociaal leven hebben wjj gisteren op de planken van den Middelburgschen schouwburg gezien. Wjj deden dit met zeer velen. Wel hadden er op de voornaamste en de minste rangen nog eenige bezoekers meer kunnen geweest zjjn, maar wanneer de heer Faassen alleen de recette als maatstaf neemt voor de richting, waarin hij zich hier bewegen moet en dit zou hem wezenlijk niet kwaljjt zjjn te nemen dan gelooven wjj dat gisteren het pleit is gewonnen door het drama. De directie van het gezelschap kondigde op het programma Zwaar beproefd wel als een tooneelspel aanzeker om den overgang van Von Moser's blijspelen tot de drama's geleidelijk te doen zijn en door zulk een middelweg ver schillende partpen te bevredigen het werk van Felix Pyat is en bljjft een dramaen werd in het Fransch ook aldus genoemd. Toch dient de heer Faassen voorzichtig te zjjn met, door dit succes verleid, uitsluitend in die richting voort te gaan. Wjj hebben nu weêr eens van een dramatische vrucht geproefd, doch of dit velen naar meer doet verlangen Trouwens er ia op dit gebied veel verscheidenheiden Zwaar beproefd is een eigenaardig stuk. Wij kunnen ons begrjjpen, dat Felix Pyat, de commune-man, de man voor het volk, over wiens kH.ra.kt.fir sommige Bchrjjvers lang niet mals oor- deelen men leze er Gerard Keller's Vermoorde Parijs maar eens op na zich aangetrokken gevoelde tot het scbrjjven van een tendenz-stuk waarin de verhouding tusschen werkgever en werkman tot hoofdonderwerp gekozen werd. Beiden worden ons geschetst met hunne zorgen, met hun leed. En het is een der grootste verdiensten van het stuk, vooral omdat Felix Pyat het schreef, dat daarin zulk een bedaarde, kalme toon over de verhouding tusschen patroon en werkman wordt aangeslagen en er geen eenzijdige verheer- Ijjking van den een boven den ander in plaats heeit. De schrjjver legt den vinger op eene groote wonde plek in de Parjjsche maatschappij. Of zij niet in de onze, vooral in de groote steden van ons land te vinden is; wjj zullen ons daarin niet verdiepen. In hoofdzaak komt de inhoud van het stuk bende gade was De hertog stond op en liep een paar maal de kamer op én neer. Eensklaps bleet bij voor zyn vriend staan en vroeg met zekere spanning „Gij denkt toch niet dat ik etuwig het ideaal van dat meisje gebleven ben Het is de eerste maal na meer dan veertig jaar dat dit denkbeeld bij mij opkomt Er kwam een droeve uitdrukking op het ge laat van den overste terwijl hij zei: „Bij haar standvastig karakter heb ik daar geen oogeublik aau getwijfeld!" Er volgde een poos van stilte, waarna de hertog in een gedwongen lach uitbarstte. Het was dui delijk te mensen dat hij met alle geweld in een andere stemming wilde komen. „Drommelsnep hij uit, „de geur der oude romandek maakt ons sentimenieel, bedwelmt onze hooiden! „jaouwe jongen, gij waart altijd een wemig jaloeisch op mij, en dat moet ik nu nog eens voelen." Deze uitdrukking scheen den overste pijnlijk te treffen. Hij stond op en trad aan het venster. De hertog volgde hem, legde de rechterhand op zijn schouder en zei op Luttel ijken toon: „Alevel toch goede vrienden Ik weet wel dat het Dij u lang zoo gevaarlijk niet was als bij den armen schilder Fercnzi." De overste scheen plotseling in gedachten ver zonken te ziju en zei na een poos: „Waar of die portretten toch gebleven zouden zijn „Dat zou ik ook wel eena willen weten I" hierop neerDe zoon van een industrieel onderhoudt de dochter van Jacques Durand, die in de zaak van zijn vader werkzaam is; dit kost hem veel geld, en hij besteelt daarom dezelfde zaak nog wel door zich toe te eigenen wat onder bij zonder toezicht van dien werkman staat. Deze, een oppassend, eerljjk man, die zijn dochter braaf en goed waant, wordt van den diefstal verdacht; of liever, ar zjjn bewijzen tegen hem, die het noodzakeljjk maken, dat hjj aaneprakeljjk worde gesteld voor het gebeurde. Men zal hem arres teeren, doch, terwille van vrouw en kinderen, op grond van de sympathie die de patroon voor hem heeft, geeft men hem verlof acht dagen op de fabriekte bljjven; hij wil dan beproeven den dief te ontdekken. Dit gelukt hem, doch èn voor den patroon, wiens zoon de diet is, èn voor den werk man, die de aanleiding tot den diefstal en de oneer van zijne dochter verneemt, is de ontdek king allerpijnljjkst. Jacques is verpletmaar als eindeljjk de dader van den diefstal belooft het meisje te zullen trouwen, neemt hjj de gansche schuld op zich en teekent daarvan eene verkla ring. Thuis komende hjj zjjne vrouw en zjjne andere dochter, dringt hjj erop aan, dat men gezamenljjk vluchten zalmaar als hij de reden daartoe aan geeft, verzet zich zjjne vrouw daartegen krachtig, zegt hem ronduit dat hjj onwaarheid spreekt en niet gestolen kan hebben. Jacques erkent daarop hetgeen hij heeit gedaan en wat er is gebeurd; en terecht maakt zijne vrouw hem daarvan een zeer ernstig verwjjt. Om de eer van de eene dochter te redden, bezoedelt hij die van de andere die van zijne vrouw, door zich zeiven als dief te brandmerken. Jacques moet herstellen, wat hjj in eene opwelling van lieide voor zjjn kind deed; hij moet de verklaring terug vragen. Maar midde lerwijl heeit hij, die al de ellende op zjjn geweten heelt, de diei, de zoon van den industrieel, eene tweede misdaad bedreven. Het meisje, dat hjj beloofde te trouwen, heeft hij vermoord; in een opwelling van drilt, toen zij weigerde de ver klaring van haar vader aan haar minnaar in handen te geven. Zjj begreep, dat die laaghartige dit stuk wilde geDruiken tegen haar vader, maar' tevens aan trouwen met haar niet dacht en eene veel schitterender partjj op het oog had. Daarom moest hjj die verklaring zelf in bezit hebben, om zijn onschuld te bewjjzenmaar daarom ook wei gerde zij hem die at te staan vóór zjj gehuwd Waren. Eene woordenwisseling daarover neemt steeds in heftigheid toetotdat de minnaar zjjne minnares aangrijpt en in opgewondenheid doodt: Toen ontrukt hj), naar hjj meent, haar het stuk; doch slechts een deel ervan komt in zjjn bezit het andere hield de doode in de handen vastge klemd; en wanneer straks Jacques in een der aaa- doenijjkste tooneelen van het stuk in het vertrek komt, aan de sponde van zjjn kind smeekt om het stuk en eiudeijjk, als hjj geen gehoor vindt; de gordijnen openslaat ziet hjj zich geplaatst voor het ljjk van haar; die tot het laatste oogenblik de eer van zich en de zjjnen verdedigde. antwoordde de hertog. „Ik zouter thans wat voor geven als ik indeitijd na zijn dood dadelijk het hare ten minste had kunnen krijgenj Daar bet een kunstwerk was en ien aoeliijke aame uit de middeleeuwen in jacutcostuum voor stelde, zou ik eour den aankoop van dat portret mijn belolte volstrekt niet geschonden hebben De beide vrienden spraken nog eenigen tjjd over dit voorval uit bun gemeenschappelijke jeugd, toen zij bij de groote jacbiieesien op het slot van een oom van den toenmabgen prins Karei gelogeerd hadden. Bij dien knnsthevendea vorst leerdeu zj den beroemden schilder Ferenzi kennen, die den prins voor eigen studie in een middeleeuwscu jficuicostuumschiideideen hem eens etn vrouwenportret wee», wier Jieve, schaikscne oogeu hem sedert overal vervolgden. Op zekeren dag ha 1 hij haar toevallig in het boscü ontmoet eu daarmede was de ongelukkige liefdesgeacuie- denis begonnen, Uie den talencvuLeu scbiider het leven kosten en zulk een somberen afloop hebben zou. „Men is toch een aandoenlijk wezen alsmeö voor het eerst waarljk bemint!" zei de hertog na eenig nadenken. „Als ik mij herinner met welke smartelijke aandoeningen ik kort voor onze scheiding in luar album schreef en boe ik mijn arm hoofd martelde tot dat ik eindelijk de juiste woorden voor mijne gevoelens meende ge vonden te hebben!" Wordt vervolgd^

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1887 | | pagina 1