N° 54. 130® Jaargang! 1887/ Zaterdag 5 Maart. Middelburg 4 Maart De sociale quaestie. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 8/m. franco 3.50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent: Advertentiën 80 Cent per regel.1 Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte; MIDDELBURGSCHE Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van dek Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van Nijuwenhuijzen. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger i. «Mijn hoofddoel is geweest te bewijzen, dat aan de kwalen, die, op maatschappelijk gebied bestaan, allen schuld hebben, de arbeider», de kapitalisten, de staat. Zoo mogen dan allen de handen ineen slaan en de middelen gebruiken, die genezing kunnen aanbrengen." Mr. N. G. Pierson. Het was louter toeval dat dadelijk nadat ons jongste opstel het licht had gezien, waarin wij op de overdrijving van socialisten en anti- socialisten wezen, onze aandacht getrokken werd door de nutslezing, dezer dagen door mr N. G. Pierson in het licht gegeven. En wij zijn dankbaar voor dit toevaldie lezing toch vormde als het ware een vervolg op onze gedachten. Bij het lezen verkwikte zij ons door den ernst en de kalmte van haar toon, door de degelijkheid van haar inhoud zoo zeer, dat wij niet konden nalaten de aandacht onzer lezers daarop te vestigen en dit te doen door eene beschouwing daaraan te wijden. Wanneer men niet anders bijna hoort dan wapengekletterwanneer bij velen louter de macht van den sterkste het hoogste gezag wordt, is het eene verademing eens te luisteren naar de overredende kracht van een helder betoog, waarin de wonden der maatschappij met onpartijdigheid worden gepeild. Als er moedeloosheid of aan den anderen kant onverschilligheid heerscht, dan doet een Btem als van mr Pierson goed, die ons toeroept: »Er is tegeljjk zooveel lichtzinnigheid en zoo veel conservatisme in deze wereld. De schoonste instellingen worden haastig veroordeeld, de erger lijkste misbruiken lauwhartig vergoelijkt. Men breekt af, wat de grondslag is van alle beschaving, en behoudt, wat geen dag langer mocht leven. Wie gewoon is zelfstandig te denken, weet in onzen tjjd niet recht, waar zjjn plaats is. Nu eens ziet hjj zich verplicht om halt te roepen, dan weder om aan te sporen tot sneller gang. Beurtelings handhaver van het bestaande en zeer geavanceerd, verdediger nu, straks aanvaller, weet hij in deze zonderlinge wereld niet recht, onder welk vaandel hp thuis behoort. „Doch laat ons daarover niet klagen. Is life worth living f is het de moeite waard te leven vroeg een Engelsch schrijver. Ik antwoord: Ja zeker, zoolang er te denken en te strijden valt, zoolang er idealen zjjn na te streven en nooden te lenigen. Wat zoeken wjj naar een vaandel? Slechts een is bruikbaardat, waarop de oude leus Excelsior geschreven staat. Wie het volgt, hem zal het leven nooit verdrieten en onzen dichter zal hp nazingen Wij wandlen en worden niet moede, Wjj loopen en worden niet mat I En al wat wij gelezen hebben in dit een voudig woord, in het Haagsche nutsdepartement voorgedragen, kenteekent het warme hart van den schrijver voor de wonden onzer maat schappij, bewijst dat o ij hem de idealen nog lang niet zijn gedoofd. Gelukkig dat zoo iemand nog zijn stem verheft in deze „benarde tijden." Voor velen zal zijne beschouwing weinig nieuws bevatten, maar geheel onvoldaan zullen zij haar zeker niet terzij leggen. Daartegen over kan zij tal van anderen, die tot heden de gansche sociale beweging gade sloegèn, met eene niet prijzenswaardige onverschilligheid, door hare frischheid bekoren en opwekken tot belangstelling in het groote vraagstuk van den dag. Want dat is toch wel de sociale quaestie, waaronder men verstaat die welke betrekking heeft op het welzijn der arbeidersklasse. Zij dient tot oplossing gebracht te worden niet gemakkelijk zal dit gaan, want het is geen jrakunstig vraagstuk dat men kan oplossen» »Er valt" aldus zegt mr. Pierson »hier niets op te lossen. Wij hebben geen rekensom voor ons, maar een kranke maatschappij, die aan tal van kwalen lijdt. Die kwalen zjjn niet alleen van stoffelijken, maar voor een groot deel van zedelijken aard. Hare genezing is in vele gevallen slechts te verkrpgen door ontwikkeling van het verstand, veredeling van het gemoed. Het is een jjdel pogen, door toepassing van een of ander stelsel, hoe goed dat stelsel moge zpn, de maat schappij radicaal te verbeteren. Als iemand u vraagt, door welk middel g|j de sociale kwestie denkt op te lossen, antwoordt hem met een glim lach. Hij begrijpt niet eens, waar de sociale kwestie over loopt. Zij is niet éene kwestie, maar een bundel kwesties. Haar naam is legio. Hoe het voortbrengend vermogen van den arbeid kan aangroeien, hoe het kapitaal kan vermeerderen, hoe de verkeersmiddelen verbeterd kunnen worden, hoe de overmatige vermoeiing der werklieden, oude en jonge, kan worden tegengegaan, de uit breiding der bevolking gebreideld, het gevoel van verantwoordelijkheid bp allen, arbeiders en werk gevers, geprikkeld, liefde en wederkeerige belang stelling in elkanders lot aangekweekt ziedaar, en hoevéél heb ik nog verzwegen de sociale kwestie. Ik zou bjjna kunnen zeggengeen ter rein van het menscheljjk denken is haar vreemd. Want de stoffelpke welvaart der maatschappij cis slechts een deel van haar algemeene welvaart. Wanneer wjj de economische belangen in oogen- schouw nemen, bljjkt ons bp nauwlettende op merking dagelijks meer, hoe eng zjj met alle overige belangen z|jn verbonden. De denker in zpn studeervertrek, de kunstenaar in zjjn atelier, de dichter zelfs, indien zjj iets te voorschijn brengen, dat diep gedacht is en schoon uitgedrukt, iets dat strekken zal tot verheffing van het zedelijk peil der mensahheid, dragen bjj tot verbetering der Bociale toestanden. Het economisch leven is geen leven op zich zelf, maar slechts een zjjde, een facette, van het maatBchappeljjk leven in zpn geheel. Laat ons nooit voor die eenvoudige waar heid, zoo diep in haren eenvoud, de oogen sluiten en keeren wjj onbarmhartig den rug toe aan ieder, die een recept heeft uitgevonden tot oplos sing der sociale kwestie." Evenmin komt men tot eene oplossing door aan oude gebruiken of instellingen nieuw leven te willen inblazen. Yelen treuren over het verdwijnen van het gemeenschappelijk grondbezit, de afschaffing der gilden, de invoering van den vrijen handel. Mr. Pierson toont aan, dat het stelsel van bescherming behoort tot die oude levensvormen, waarin de maatschappij der 19e eeuw zich niet bewegen kanniet het stelsel, zooals het tegenwoordig wordt toegepast, maar zooals het moest zijn, werd het consequent doorgevoerd. Hetgeen men thans bescherming heet, is de parodie der bescherming. Als Frederik Wil lem I van Pruisen, de vader van Frederik den Grooten, de man die meer dan eenig ander vorst het beschermend stelsel heeft toegepast, uit zijn graf keerde, hij zou verbaasd staan en boos worden over de hedendaagsche toe passing van dat stelsel. „Noord-Amerika, Duitschland, Frankrijk hee- ten," schrjjft de heer Pierson, „protectionnistische staten te zpnmaar van het Noorden tot het Zuiden, van het Oosten tot het Westen kan men er handel drijven, zonder met een enkel rjjks- douanen-kantoor in aanraking te komen. En de goederen, die bescherming genieten, hoe gering, in vergelijking met vroeger, is de bescherming, die hun ten deel valt 1 Ik ben geen protectionnist, doch indien ik het ware, ik zou met dat flauwe schaduwbeeld van protectie, waarmede velen thans genoegen nemen, niet tevreden zpn. Ik zou de dagen terug verlangentoen in onze provincie ieder ambtenaar gekleed moest gaan in Hol- landsch laken, in Engeland de lpken geen linnen of katoen mochten aanhebben, opdat de wolin- dustrfe zou bloeien, en in Pruisen geen Jood mocht trouwen, wanneer hp niet kon aantoonen voor zóóveel thalers aan Pruisisch porselein te hebben gekocht. Middelerwpl moet gaaf worden toegestemd dat zelfs dit verbleekt, dit getemperd protection- nisme nog genoeg kwaad kan stichten. Ik zou hen, die daarvoor jjveren, wel willen uitnoodigen voor een poos, niet langer dan een jaar bp voor beeld, hunne propaganda te staken, en gedurende diep tjjd enkele uren daags te wjjden aan de studie van het muntwezen. Meent niet, dat ik schertstusschen de twee onderwerpen, die ik noemde bestaat het allernauwste verband ik maak er onzen protectionniBten een ernstig verwjjt van, dat zjj dit verband niet in zien want voor ieder, die op economisch ge bied meer dan dilettant is, moet het volkomen duidelpk zijn, dat internationaal verkeer en munt wezen als voorwerpen van onderzoek moeiljjk van elkander gescheiden kunnen worden. De studie van het muntwezen met alles, wat daarbjj be hoort, leert, dat iedere maatregel, van overheids wege genomen tot vermindering der invoeren van goederen, noodzakelijk tengevolge heeft eene geljjke vermindering der uitvoeren. Gesteld bjjvoorbeeld de invoer van tarwe werd hier te lande verboden; kwamen dan niet voor tarwe andere artikelen in de plaats, dan zou het totale bedrag onzer uit voeren juist zooveel moeten dalen, als wjj van het buitenland aan tarwe plegen te ontvangen.1' Die stelling wordt nader door den schrijver uitgewerkten ten slotte door hem geconstateerd dat de economist, evenmin als de natuurkundige, de moeilijkste uitkomsten zijner wetenschap kan blootleggen. Telkens wordt van hem vereischt, dat hij de vruchten van langdurig onderzoek op staanden voet voor iedereen aannemelijk zal maken. Men moest meer bedenken, dat de maatschappij een zeer inge wikkeld organisme is, welks leven men niet door oppervlakkig nadenken leert kennen. Men zou zich dan onthouden van voorbarige oor deelvellingen over een stelsel van handelspoli tiek, dat waarlijk niet op losse gronden is ingevoerd. Ook tegen de gilden verheft de heer Pierson zijn stem, omdat zij louter de belangen der bazen bevorderden en zich stelden tegenover de werklieden. Dat is zoo waar, dat overal waar de gilden hebben bestaan en een macht zijn geworden in den staat, de arbeiders vereenigingen hebben gesticht op eigen hand om aan de gilden weerstand te kunnen bieden. De toestand wordt niet beter voor de werklie den door kunstmatige tempering der concurrentie; deze is hun krachtigste bondgenoot. Belangrijk is ook vooral de bestrijding door mr. Pierson van de socialistische beweging dezer dagen waardoor in onze maatschappij zooveel rumoer wordt teweeggebracht. De hoofdstellingen der socialisten zijnde armoede ontstaat door ongelijke verdeeling der inkomstenen bij de bestaande inrichting der maatschappij ontvangt de arbeider Diet het volle equivalent van zijn werk. Mr. Pierson wijst in zijne bestrijding van die stellingen erop, dat het aantal rijke lieden veel geringer is dan men gewoonlijk denkt en slechts een kleine minderheid vormen tegenover de groote scharen van hen, die niets of weinig bezitten. Én nu moge het waar zijn, dat die kleine minderheid een hoogst belangrijk deel van het algemeene inkomen geniet men zou zich bedriegen door te meenen dat alles, wat de rijke lieden aan inkomen hebben, beschikbaar zou zijn om te worden verbruikt, indien zij dat inkomen moesten storten in eene alge- meene kas. Dit is niet zoo, en dit wordt vaak voorbij gezien. Wij hebben voorraden noodig om te verbruiken, zoolang de nieuwe producten nog niet gereed zjjn. Wij hebben werktuigen noodig, spoorwegen en andere verkeersmiddelen, huizen, scholen. Dit alles is kapitaal of uit kapitaal gevormd. En hoe meer de maatschappij zich uitbreidt, hoe talrjjker hare bevolking is; en op hoe ruimer voet zjj leeft, des te méér kapitaal is er noodig. Wanneer niet jaarljjks aanzienlijke sommen werden gespaard, zou men spoedig in groote ongelegen heid komen. W|j zouden geen huisvesting hebben voor een goed deel onzer bevolking, de voort brengers zouden gebrek hebben aan de noodige hulpmiddelen, en ontstond te eeniger tjjd misge was, dan zouden de voorraden zoo gering zijn, dat de diepste ellende daarvan het gevolg ware. Men ziet het is weinig beschaafde landen. Daar wordt niet voldoende gespaard, zoodat er van tjj d tot tijd een hongersnood ontstaat, die duizenden ten grave sleept. En werken van grooten omvang worden er, althans uit eigen middelen, niet onder nomen". »De voornaamste reden, waarom kapitaalvor ming onmisbaar is te achten, is gelegen in den gestadigen aanwas van bevolking. Vooral in onzen tijd is die aanwas zeer sterk". En verder schrijft de heer Pierson: »De behoefte aan gestadigen opleg is niet het gevolg van de inrichting der maatschappij, maar vindt hare oorzaak in de omstandigheid, dat geen voortbrenging mogeljjk is zonder hulpmiddelen, geen vervoer zonder wagens en schependat men nu eenmaal niet wonen kan, als er geen huizen zijn gebouwd, en voorraden moet hebben om van te leven. Ware de maatscharpjj communistisch ingericht, dan zou er evenzeer kapitaalvorming noodig zpn als thans. Jaarljjks zou van het verkregen inkomen een niet onbelangrijk deel ter zjjde gelegd moeten worden. Niet alle arbeids krachten zou men bunnen aanwenden tot voort brenging van goederen bestemd tot vertering of gt notzeer vele zouden bezig moeten zjjn tot herstel en uitbreiding der middelen van productie. Of dit alles behoorljjk zou geschieden, is een andere vraag; doeh het ware onvermijdelijk, en gebeurde het niet, dan zou eerlang groote ellende ontstaan." »De socialisten nu, wijzende op de groote in komsten van enkelen, zeggen hoeveel welvaart zouden wjj genieten, als alle inkomsten geljjk werden verdeeld! Zjj vergeten, dat ook dan» wanneer alles in het gemeen werd gebracht, aan ieder niet zjjn deel in het totale inkomen zou kunnen worden uitgereikt, maar slechts zjjn deel in dat bedrag, verminderd met de som, die bespaard moet worden. Met andere woorden, men zou niet .kunnen krijgen een zooveelste deel van hetgeen thans de gezamenlijke inkomsten bedragen, maar een zooveeiste deel van hetgeen thans de gezamen lijke verteringen bedragen, en dat is aanzienlijk minder. Wanneer men hoort van Engelsche lords, die een inkomen hebben van duizenden per dag, vraagt men zich af: hoe kunnen zjj dat ooit verteren 1 Maar zjj verteren het ook nietzjj leggen een groot gedeelte, wel het grootste mis schien, er van op, en van daar, dat in Engeland altijd kapitaal beschikbaar is voor nieuwe onder nemingen. Geen grooter dwaling dan te meenen, dat bjj een communistische inrichting der maat schappij ieder mensch een geljjk aandeel zou kunnen ontvangen in het bedrag, dat nu allen te zamen aan inkomen genieten. Werd aldus gehandeld, er zou weldra gebrek zjjn aan voorraden, werk tuigen, schepen, woningen, daar al deze dingen een gestadige vermeerdering behoeven wegens den aanwas van bevolking en wegens het vele, dat door versijjting en andere oorzaken verloren gaat." Die, door sommigen zoo zeer gelaakte, ongelijke verdeeling is echter ook het gevolg van het eigendomsrecht, eene instel ling, zonder welke geen krachtige prikkel tot voortbrenging van inkomen zou bestaan. »Gjj kunt" zegt mr Pierson »dit recht niet afschaffen, gjj kunt het zelfs niet veel meer beperken dan nu reeds geschiedt, of de lust tot arbeid zal in hoogen mate worden verzwakt, Betreur dit zoo gg wilt j hef jammer-klachten aan over die snoode natuur van den tuensch, waardoor hjj ongezind is tot inspanning, ten zjj de vruchten daarvan hem ten deel vallendoch erken dat die natuur nu eenmaal zoo is en maak geen sociale plannen voor eene maatschappij van andere wezens dan gewone menschen, want aan zulke plannen hebben wij niets". Sommige diensten, vooral op philantropiseh gebied, worden wel belangeloos verleend, maar niemand wordt timmerman of wat ook uit menschlievendheid, al doet hij vaak dezen of genen ook een liefdedienst. En dat eigendomsrecht heeft zijne goede zijde. Mr Pierson kan niet gelooven, dat ware vooruitgang zou bestaan in het prijs geven van een instituut, dat den mensch gelegenheid biedt, op de stoffelijke wereld den stempel te drukken van zijn persoon, en tegelijk hem noopt zich te gedragen als lid van een groot geheel dat hem zal overleven. Dat eigendom moet niet verdwijnen maar algemeener worden. Ons ideaal moet niet wezen, dat niemand meer bezit maar dat zooveel mogelijk allen bezitten. Nu beweren wel de socialisten dat zij nie^

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1887 | | pagina 1