N° 82. 130e Jaargang 1887, Dinsdag 8 Februari. Middelburg 7 Februari. Genade voor recht. Onderwijs. Kerknieuws. Dit blad verschijnt dagelijks;; met uitzondering van Zon- en Feestdagen; Prijs per 3/m. franco 3.50. Afzonderlijke nonimers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentien 20 Cent per regel: Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels /1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Ingezonden Wat voor den redacteur van Hecht voor Allen MIDDELBURGSE Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: Ptan dek Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. tan Niehwenhhuzen. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dahbe Cie., John P. Jones, opvolger Bij het intreden der tweede halve eeuw van zijn bestaan, is de Gids begonnen eene maan- delijksche causerie te geven over de gebeurte nissen van den dag, getiteld Op den Familiedag. De overladen stijl dier opstellen en hunne specifiek-Amsterdamsche inkleeding verraden vrij duidelijk de hand van een bekend, begaafd journalist. Achter zijn vermomming hebben wij niet verder door te dringenhet was slechts noodig op zijnen persoon te zinspelen, ten einde duidelijk te maken welke beteekenis aan zijne woorden mag worden gehecht. In zijn jongste opstel geeft deze schrijver te kennen, dat het „verstandig en goed" zou zijn, wanneer aan Domela Nieuwenhuis, den „verdoolden leider" der sociaal-democraten, op 's konings verjaardag gratie verleend werd van het nog onvervulde deel der hem opge legde strafeen idee, waarover ook geschre ven werd in den Brief uit de Hofstadin het nommer van Maandag van dit blad. Wij kunnen die meening niet deelen. Hetgeen de regeering van deze gratie terug moet houden, is niet de vrees dat men baar verdenken zal van „zwakheid' gelijk in het Guls-artikel verondersteld wordtmaar het besef dat zij, aldus handelende, zich niet zal kuunen vrijpleiten van het verwijt van wil lekeur en wispelturigheid. De kans, voor zwak door te gaan, behoort van het verleenen van gratie nimmer terug te houden, zoo dikwijls het uitoefenen van dit souvereiniteits recht geboden wordt door redenen van staatsbelang, van billijkheid, van barm hartigheid, of door de noodzakelijkheid om eene dwaling van de wet of den rechter goed te maken. In het geval van Domela Nieuwenhuis is geen dezer redenen aanwezig. Het staatsbelang kan zijne vrijlating niet gebieden, want redenen van staatsbelang zijn het, meer dan de eischen van het recht, welke tot zijne vervolging aanleiding hebben gegeven. Niet de pamfletschijver is in hem getroffen het gepleegde pers-delict was van zeer geringe beteekenis. Den opruier, den volksleider, wil men, mis leider^ niet verdoold, maar zich zeer wel bewust welken weg hij op wil, heeft men willen grijpen, misschien onschade lijk maken. Van billijkheid kan hier evenmin sprake zijn. Men heeft gewild den woordvoerder der sociaal-democraten de hand der straffende gerechtigheid te doen voelen, en hij voelt die. Onbarmhartig kan het ondergaan van eene cellulaire gevangenisstraf, voor eenen man die niet de kostwinner is van zijn gezin, niet ge noemd worden. Ten volle stemmen wij in met de meening, dat het eene volstrekt noodelooze wreedheid is, veroordeelden van de soort, waarvan hier sprake is, intellectueele bezigheid te ontzeggen en hen tot de meest geestdoodende soorten van handenarbeid te noodzaken. Dit is echter eene kwestie van uitvoering der straf; niet van hare handhaving. Dwaling van de wet of van den rechter eindelijk, is in dit geval niet aan te wijzen. Uit het tuighuis onzer strafwetten heeft men goedgevonden eene oude, bijna vergeteue, onder bijzondere omstandigheden uitgevaardigde wet Al kunnen wij ons niet vereenigen met al de ideeën, ln dit opstel blootgelegd, ja al hebben wij zelfs bedenking tegen enkele daarin geuit, wij verleenen het toch gaarne, om de hoofdgedachte, die erin is neergelegd en waarmee jvjj geheel instemmen, een plaats als hoofdartikel. Red, te voorschijn te halen, in wier mazen de man, dien men noodig oordeelde te vangen, moest blijven haken. De vondst is oud en zal in ge bruik blijven, zoolang strijdvoeren met gestelde machten bloot zal stellen aan het gevaar, te ondervinden dat zij inderdaad machtig zijn. Niets dan gril en ongestadigheid zou het dus verraden, indien de regeering, eene maand ter nauwernood na hem gevangen te hebben doen nemen, Domela Nieuwenhuis weder op vrije voeten ging stellen. Zou men misschien meenen, dat het voldoende is, dezen man te hebben doen ondervinden dat men hem vonnissen en vatten durft, om hem eenen „heilzamen schrik" om het hart te doen slaan Men late toch die onvoorzichtige tactiek varen, waar strijd gevoerd wordt om de hoogste belangen der maatschappij, onze tegenstanders gering te schatten, en men voege niet, bij de nood zakelijkheid om hen als mannen te staan, de beleediging van hen als kinderen te behandelen! Er is eene andere gratie, welke wij gelooven dat den aanstaanden 19en Februari waardiglijk zon kronen. De veroordeelden wegens het Amsterdamsche oproer van 25 en 26 Juli zijn bezig hunne straf te ondergaan. Geen woord, om deernis met hun lot op te wekken, wenschen wij in het midden te bren gen. Zwaar hebben zij zich aan de maat schappelijke orde vergrepenovereenkomstig de wet is hun straf opgelegd. Wat wij te zeggen hebben wordt gesproken op het stand punt van de regeering tegenover hare onder danen. Kan ooit het woord „verdoold" op zijne plaats zijn, dan is het ten opzichte dezer veroordeelden. De openbare behandeling der strafzaak en de rapporten van den burgemeester van Am sterdam hebben met ontwijfelbare duidelijkheid één ding in het licht gesteldde afwezigheid van elke leidende gedachte bij het oproer. De ongezeglijkheid, de geest van verzet tegen de politie, die zekerlijk het punt van uitgang is geweest, was noch stelselmatig, noch uitvloeisel eener zelfbewuste grief. Eene hoop volks heeft de politie willen plagen, daarna haar getartj en is ten slotte haar te lijf gegaan in drift, uit kregeligheid, uit lang opgehoopt kwaad humeur. Toen deden sterke drank en ophitsingen van roekelooze stokebranden het hunne. Zoo ging men, terwijl nergens schijn of schaduw van geneigdheid getoond werd om d en weerspannelingen te hulp te komen, op die eene plek van Amsterdam blindelings het oogenblik te gemoet, waarop de gewapende macht te hulp zou moeten worden geroepen. Daarna is datgene, wat men, ondanks al de tragische hevigheid die het reeds kenmerkte, een ^standje" kan blijven noemen, gesmoord in bloed. Wij zullen niet de berichten van die dagen weder opslaan, teneinde nogmaals te doen voelen hoe zwaar de gewapende arm op den lichtzinnigen volkshoop is neergekomen. Het was noodig het was onvermijdelijk er is niet meer gedaan dan moestwij erkennen het onvoorwaardelijk. Maar dat de gevolgen van balddadigheid, van slechten geest en ruwen zin zóó vreeselijk zijn geweest, als stelselmatige aanranding van de grondzuilen der maatschappij ze had kunnen teweegbrengen, dat kan niemand ontkennen, die de slachtoffers van dien ramp zaligen dag geteld heeft. Het komt ons voor dat het Hoofd van den Staat, op eenen nationalen feestdag rondziende waar zijne goedertierendheid te pas gebracht mag worden, van oordeel zal kunnen zijn, dat het misdrijf van 2526 Juli door de bloedige kastijding op den tweeden dag en door het terechtstellen van eenige belhamels, voldoende geboet is. niet opgaat, geldt voor de Amsterdamsche oproermakers wél. Zij zijn op eenen „doolweg" geraakt, zeker niet zonder toedoen van den penvoerder, voor wien in den Gids een beroep op het recht van gratie wordt gedaan. Hen kan het zien, en een korten tijd ondervinden, van de majesteit des rechts misschien tot in keer brengen. Het is meer noodig hen te doen ervaren, dat de maatschappelijke orde de macht en den wil bezit om zich te doen eerbiedigen, dan hen onder die macht en dien wil langen tijd gekromd te houden. Daar komt nog eene overweging bij van meer algemeenen aard. De veroordeeling der schuldigen aan het palingtrekkers-oproer is de eerste, welke ter zake van troepsgewijs en openbaar gewelddadig verzet in Nederland sedert eene reeks van jaren uitgesproken is moeten worden. Wat de toekomst brengen zal, weet niemand. Bedriegen de teekenen der tijden niet en falen niet de voorspellingen, welke door scherpzinnige geesten sedert lang zijn gedaan, dan zal de worsteling van de benedenste lagen der maatschappij, om aan de oppervlakte te komen, met immer toene mende hevigheid gevoerd gaan worden. Voor ons, die gelooven aan de deugdelijkheid van de bestaande orde van zaken, edoch op voorwaarde dat hare geleidelijke ontwikkeling niet gestremd worde, is het einde dezer be roering niet twijfelachtig. Aan het begin van den strijd stelle de partij, die de sterkste is en blijven zal, eene daad van edelmoedigheid. Zooveel te meer besloten zal zij wezen om later, waar het niet anders kan, onverbidde lijk te zijn. Om deze redenen zouden wij wenschen dat op den aanstaanden 19ea Februari aan de ver oordeelden wegens het Juli-oproer genade werd geschonken voor recht. De heer mr. C. J. Pické heeft den koning tegen 1 April zijn eervol ontslag gevraagd als burge meester van Middelburg. Zal velen deze mededeeling niet verrassen, omdat reeds sedert eenigen tijd het gerucht liep dat dit gebeuren zou waartoe de gezondheids toestand van den heer Pické alleszins aanleiding gaf zeer weinigen zullen dit besluit zeker niet billijken, al betreuren z;] het ook nog zoo zeer. Wjj voor ons begrijpen ten minste volkomen deze handeling van den heer Pické, maar beseffen tevens hoe zwaar hem die moet vallen. Hoewel hij 1 Januari 1880 de betrekking noode en op aandrang aanvaardde, had hjj haar lief gekre gen en was het vervullen van dien werkkring voor hem een aangename taak, het hoofddoel van zjjn leven en streven. Het is dan ook slechts voor de noodzakelijkheid, dat de heer Pické thans heeft gebogen. Reeds een paar jaar geleden vertoonden zich de eerste verschijnselen van een zenuw-ongesteld heid, die echter toen nog geen reden tot bezorgdheid gaf. Wat meer rust, het aanwenden van eenige geneesmiddelen, en de ziekte zou wel wijken, dacht men. Aanvankelijk scheen dit ook ook zoona twee maal eenige weken buitenslands vertoefd te heb ben, keerde de heer Pické schijnbaar feel beter naar Middelburg terug, maar in den laatsten tjjd j openbaarden zich ernstiger verschijnselen, die bewezen dat het aanvankelijk herstel niet meer dan schyn was geweest. Thans drongen deskundigen bij den heer Pické ten sterkste erop aan, dat hjj veel langer tjjd rust zal nemen, rust met geheele onthouding van eiken, slechts eenigszina inspannenden arbeid. En dit te meer nu een droevig sterfgeval, onlangs in zjjne familie voorgekomen, aan zijn zenuwge stel een nieuwen, ernstigen schok heeft gegeven. Onthouding van allen arbeid, volkomen rust zij zijn zeker onvereenig baar met de vervulling van eene betrekking als die van burgemeester onzer gemeente, een ambt dat zooveel beslomme ringen en dageljjksche bemoeiingen met zich brengt. En daarom, hoe moeiljjk het hem valt, meende de heer Pické, in het belang van zjjne gezond heid, die betrekking te moeten opofferen. Wjj hebben dit eenigszins uitvoerig medegedeeld om te doen uitkomen, hoe de heer Pické slechts i» de uiterste noodzakelijkheid is overgegaan tot een stap, voor onze gemeente van zooveel belang* Middelburg heeft verplichting aan den aftre dende, veel verplichting zelfs. Op een andere plaats en door meer bevoegden dan wjj zjjn, zal daarop wel worden gewezen. Wjj stippen slechts even aan, hoe hjj vooral op het gebied van onderwijs de belangen der stad met ijver en toewjjding behartigdehoe het ook aan zjjne ernstige bemoeiingen te danken is dat wjj thans in het bezit zijn van eene voor de ge meente voordeelige gasfabriek en dat wij op bil lijke voorwaarden goed licht verkrjjgen. Mogen de jaren van mr Pické's bestuur zich niet gekenmerkt hebben door grootsche daden het was zeker niet aan hem te wjjten maar een gevolg van den algemeen slechten toestand dat onze stad op het gebied van handel en nijverheid stilstond. Hjj behartigde in ieder geval hare belangen met eerlijkheid, bedachtzaamheid, trouw en toewjjding. Weldra zullen de teugels van het bewind uit zjjne hand in die van een ander overgaan. Moge de hooge regeering zoo gelukkig zjjn een hem waardig en voor Middelburg gewenscht en nuttig opvolger te vinden 1 Hebben wjj in een onzer jongste beschouwingen erop gezinspeeld, dat er wellicht onder de anti- revolutionnaire partjj in de Tweede kamer toch wel leden gevonden zullen worden, die niet met de Standaard zullen meegaan nu dit blad een terugtrekken wenscht op art. 76 der grondwet en niets van zjjn eischen ten opzichte van art. 194 wiEloslaten een feit is het in ieder geval, dat de gansche rechterzijde thans geen onverdeeld geheel zal vormen. Be lijd stelt zich reeds tegen over het voorstel van het christeljjk-historiscb bladen verklaart zich meer voor eene vooraf gaande wjjziging van art. 194, zonder Schaep- man's voorstel met onverdeelde instemming toe te juichen, omdat een drageljjbe kieswet h. i, gemakkelijker in de wereld komt dan een de hoofdlijnen van beleid aangevend grondwetsartikel. Bp de Tweede kamer, die morgen (Dinsdag) weer bijeenkomt, moet het voornemen bestaan Maandag 14 Febr. een aanvang te maken met de beraadslaging over de wetsontwerpen tot het in overweging nemen van voorstellen tot verandering in de grondwet, met bepaling dat daaraan in den regel en voor zooveel mogeljjk de eerste vief zittingdagen der week sullen zjjn gewjjd, terwjjl de Yrjjdag voor andere werkzaamheden zal kunnen besteed worden* Aan den wensch van het Wag. WeeTcblad ia voldaan. Dr Kujjper heeft zijue beleedigendö woorden tegen dr Vos geuit, naar aanleiding van een dien prediker geschonken pelsjas, terugge nomen. Dr Kujjper doet dat onder betuiging van leed wezen en schrjjft „Voor het overige wilden we van achteren wel om wat liefs, dat heel óns stukje over de pelsjas van dr Vos in de pen ware gebleven* „Voor den geesel der satyre was deze zaak të ernstig. „Alleen een toon van diepe, heilige veroniwaar«s diging ware voegzaam geweest, waar zulke droeve tafereelen het ambt in Christus1 heilige kerk be- leedigen." De minister van oorlog verleent Donderdag geen audiëntie. De heer Keuchenius meldt aan Het Vad., dat zjjn toestand, nietegenstaande de bekomen ernstige voetwond, niet de minste reden tot bezorgdheid meer geeft. De heer K. gevoelt zich volmaakt wel* Bjj de dd. schutterjj te Vlissingen is benoemd tot 2e luit. W. van Langeveld, thans sergeant. Reeds in een deel der oplaag van Zaterdag onder Laatste berichten gemeld. Volgens de Arn. Ct. zullen er in het aanstaande voorjaar geen examens plaats hebben voor surnu merair der posterjjen. Gewoonljjk heet men die examens in ieder Voor- en najaar, doch nu zullen de aspiranten moeten wachten tot October. Da reden dezer wjjziging is niet bekend. Het bericht dat de heer Udo, oud er wjj zei te Beesd, zjjn ontslag gevraagd zou hebben, wordt tegengesproken. Het was een ander onderwjjzer, die met 1 Mei vertrekken zal. Bedankt voor het beroep naar Scherpenisse doo| den heef 0, Bonthoornj van Scrgagj

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1887 | | pagina 1