MIDDELRIJRGSCHE COURANT Maandag 7 Februari 1887. N° 31. Middelburg 5 Februari. Nader RAPPORT van den heer Th. Stang inzake eene drinkwater leiding voor Middelburg. De Grondlagen. -*-=> 2 a I K L O Q R 1 Scheikundig onderzoek. Een verslag omtrent de vraag of, afgaande op de bescheiden door bet gemeentebestuur van Vlissingen te ver strekken, zekerheid bestaat dat nit de duinen tussehen Vlissingen en Zoutelande, voor zoover deze aan de gemeente Vlissingen in erfpacht uitgegeven of op andere wijze ter beschikking zijn, eene voor de beide gemeenten Middelburg en Vlissingen voldoende watervoorziening kan verkregen worden. BIJVOEGSBIj VAN DE VAN. Aan heeren burgemeester en wethouders van Middelburg. 's Gravenhage, 1 Februari 1887 Mijne heeren Ik heb de eer u hiernevens te doen toekomen de gegevens, vermeid in mijn schrijven van den len December 1886, onder bijvoeging dat deze mededeeling geschiedt iets later dan in boven genoemd schrijven werd toegezegd, eensdeels wegens de vertraging, ondervonden bij de opne mingen in December ten gevolge van de ongun stige weersgesteldheid, anderdeels wegens de drukke bezigheden die gepaard gaan bij den overgang van het eene jaar in het andere. De hiernevens gaande bijlagen zijn 1° Een kaart van de Duinstreek bij de Oranje zon tussehen den Gerstepolder en het Slikkebosch; 2° Een calque der grondboringen 3» Een calque van lengte- en dwarsprofillen 4° Een 16tal potjes, bevattende den grond» die bij de verschillende lagen met de boor werd opgehaald. Alvorens over te gaan tot de verdere behan deling van de vraagstukken, waarmede wij thans bezig zijn, wensch ik eenige ophelderingen te geven omtrent de door mij opgegeven regenhoogte van 70 a 75 cm. De verslagen van de meteorologische stations van ons land stellen de gemiddelde regenhoogte op 60 a 70 c. M., terwijl met name in Ylissingen de gemiddelde regenhoogte wordt gesteld op circa 60 c. M. Men moet hierbij in aanmerking nemen dat als grondslag voor de opgaaf wordt genomen de hoogte van het in de regenmeters gevangen water nadat dus daarvan de bij het opvangen onver mijdelijke verdamping is afgerekend. Het komt mij voor dat, wanneer men spreekt over het gedeelte van de jaarlijksche regenhoogte, die eene prise d'eau ten goede komt, bv. 40 centimeter, het dan onjuist is om daarbij niet de hoeveelheid in aanmerking te nemen, die bij meteorologische waarnemingen reeds verdampt is De ervaring leert dat de hoeveelheid, die men uit een gegeven terrein kan trekken, grooter is dan die, door berekeningen verkregen op de laatstgenoemde waarnemingen gegrond. Het ia waarschijnlijk om die reden, dat in Amsterdam, Den Haag en in Luik op 75 cM. wordt gerekend, terwijl opgaven worden gevon den voor de plaatsen in het buitenland, waar de jaarlijksche regenhoogte wordt gesteld op 1 M. en wel in streken voor welke geen bijzondere redenen voorhanden zijn om een grooter regenval te veronderstellen. Hoe het ook zij, ik vermeen gegronde redenen te hebben om te veronderstellen, dat bij de toe passing van de nieuwe methode van draineeren kan opgevangen worden op éen Hectare 4 a 5000 M3 per jaar Zooals ik reeds de eer had u te melden, hadden de onderzoekingen op de verschillende plaatsen van het duin tot doel niet alleen na te gaan of de in de duinen aanwezige hoeveelheid water voldoende was te achten voor eene behoorlijke watervoorziening van de gemeente Middelburg, maar tevens om de hoedanigheid van het water na te gaan en op welke diepte het brakke water werd aangetroffen, omdat eerstens daaruit kan worden afgeleid of bij het maken van de prise d'eau geene onoverkomelijke moeielijkheden te ver wachten waren ten opzichte van de aanlegkostan. Dit onderzoek is daarom van veel belang omdat het in het nauwste verband staat met de voorstellen van de Vlissingsche waterleiding. Om tot dit doel te geraken werden op 17 ver schillende plaatsen putten gegraven en het water opgezameld. 1° Op diepten van 0.35 tot 1 Meter en 2° op diepten van 6 tot 10 Meter onder het maaiveld of 3.35 a 7.41 Meter onder AP.. Van de tussehen liggende lagen werd de aamenstelling van den grond onderzocht. De samenstelling en smaak van het water waren op enkele uitzonderingen na dezelfde als die op bovengenoemde diepten gevonden. Zooals uit de monsters en uit de teekening no 2 blijkt werd aan het bovenvlak van de duinpannen een laag humus gevonden van onge veer 0.40 M. dikte, waaronder op sommige plaat Nummer i van het 1 Monster. J Plaats. D i ep <U <U CO T3 03 g a te. '5 Jl P* a -g Miligr. per liter. A in het Berkendal. 0.35 M 66 B u tr h 0 35 66 C Waterdal 0 50 a 52 D Nieuwe Prinsenpolder 0.50 - 79 E Oude 0.65 53 E Vroonen. 8.— 73 G Vroonen 53 H 10.— a 53 53 a het 2e Krekegat 0.85 66 a n le ii le horing. 10.— - 2887 M le le n "0.60 99 N h 2e n 2e 8.30 59 2e Dal 0.50 46 P 2e 0.50 73 52 n Strand 19926 sen duinzand, vermengd met een weinig leem; In de vroonen werd deze gemengde laag ge vonden tot op 3.50 Meter diepte; in het Duin daarentegen werd de laag slechts zelden aange troffen en bleek de grond te bestaan uit zuiver duinzand tot op 10 Meter onder het maaiveld. Het duinzand is nauwkeurig hetzelfde als in de duinenrij aan de Zuid- en Noord-Holland- sche kusten wordt aangetroffenzuiver kwarts gemengd met stukjes van schelpen. Voor het scheikundig onderzoek werd door Dr. Koppesehaar in de eerste plaats van al de monsters het zoutgehalte bepaald en de volgende uitslag gevonden In de eerste plaats kan hier buiten beschouwing worden gelaten het water geput op het strand, waar het zand geheel door zont is doortrokken. In het le Krekegat werd het brakwater aan getroffen op eene diepte van 10 meter onder het maaiveld, zooals het monster h aangeeft, waarbij valt op te merken dat ook op deze diepte het water in den aanvang zoet was en dat het brak water eerst verscheen na een voortdurend leeg houden van den put. Bij eene tweede boring in het 2e Krekegat werd op eene diepte van 8.30 meter onder het maaiveld water gevonden dat zoet bleef. Hetzelfde was ook het geval met het monster opgehaald in de Vroonen op eene diepe van 10 meter onder het maaiveld of 7.20 M. A. P., zooals uit den bovenstaanden staat blijkt. Dit laat zich ook licht verklaren door den aandrang van de bovenliggende lagen dainwater. Eene vergelijking van het zoutgehalte van het brakke water met het zoute water op het strand opgezameld, toont aan dat de toevoer van duin water zelfB op die diepte nog aanzienlijk iseene opmerkelijke overeenkomst met een put op het eiland Seeland (Denemarken) bij Kopenhagen, waar een put van belangrijke diepte zoet water levert, tot dat eene zekere hoeveelheid wordt overschreden en het water brak wordt. Voor de verdere onderzoekingen werd het water in drie groepen verdeeld le groep. Zeer helder water, gevonden op groote diepte volgens de monsters F, G, H, I, N. 2e groep. Helder water, gevonden op geringe diepte volgens de monsters A, B, D, K, M, O, P. 3e groep. Bruinachtig water, gevonden op ge ringe diepte. De uitkomsten van de onderzoekingen zijn vermeld in den navolgenden staat, waarin tevens eene vergelijking is opgegeven van de samen stelling van het Nortonwater en van het duin water in den Haag. Bestanddeelen. <a "O - OT H 5 r 09 O a a CS SH" 1 Water uit de to monsters A, B, D, K, M, O, P. '3 2 a r" O a 3 Water nit de Haagsche Duinwaterleiding. Nortonwater op ai 20 a 30 M. diepte in Den Haag. Vaste stof 447 343 392 238 307 Organische stof 58 72 118 22 39 Ammonia 0.9 0 0.6 0.25 2.5 Salpeterzure zouten. sporen geringe 0 0 24 sporen sporen Gips 21 6 21 0 Overmangaanzure potaseh voor de oxydatie der or ganische stof. 14 43 223 4.8 14 57 40 Dr. Koppesehaar voegt hierbij awanneer men in aanmerking neemt dat de drie groepen niet gefiltreerd zijn en daarenboven zeer lang met den bodem in aanraking zijn ge weest, moet het oordeel over de beide eerste groepen gunstig zijn. „De 3 bruine monsters zijn hun kleur verschul digd niet alleen aan veen, maar ook aan oer, want de drie bevatten veel ijzer. De organische stof is niet van dierlijken aard." Opmerkelijk is tevens de nauwkeurige overeen stemming in de hoeveelheid overmangaanzure potaseh, benoodigd voor de oxydatie van Norton water en van het op groole diepte opgezameld e duinwater, terwijl het zoutgehalte op groote diepte overeenkomt met dat van het Haagsohe dainwater. Ik vertrouw door het bovenstaande voldoende te hebben aangetoond dat ook in de Walchersche duinen tot op eene behoorlijke diepte het duin water kan worden getrokken, zonder dat men voor brakwater behoeft te vreezen. De duinstreek bij de Oranjezon tussehen den Gerstepolder en het Slikkebosch, die zooals ik de eer had u te melden in mijn vorig rapport het meest geschikt is als uitgangspunt voor eene te maken duinkanalisatie, bevat geene duinen van bijzondere hoogte, terwijl circa 60 hectaren zich bevinden in een verstuivenden toestand. De aanwezige duinpannen, op de kaart aange geven, zijn: Eerste krekegat Tweede Eerste dal Tweede Voorste Prinsenpolder Berkendal Waterdal en Doorndal. De benamingen van de bovengenoemde duin pannen heb ik overgenomen uit kaarten, mij wel willend ter hand gesteld. Ik moet echter opmerken dat de zoogenaamde „polder" een gewone, ofschoon eenigszins begroei de duinpan is. Bij het in kaart brengen werden eenige andere pannen aangetroffen, die op de kaart voorkomen, maar waarvan mij geene namen bekend zijn. De begane grond is in deze pannen gelegen op 2.00 a 3.00 M. AP, terwijl het water werd gevonden op in den zomer 1.50 a 2.60 M. -|- AP. winter 1.60 a 2.90 n Zooals de lengte-profillen aangeven, is de lokale toestand zeer voordeelig voor den aanleg van eene kanalisatie. De hoogte van den bodem is vrij gelijkmatig, terwijl hooge duinen niet voorkomen. Het verschil van het zomer- en winterpeil is betrekkelijk gering, hetgeen als een nadeel is te beschouwen. Het spreekt van zelf hoe hooger het winterpeil, hoe hooger tevens het gemiddelde tussehen zomer en winterpeil, hetwelk een belangrijken invloed moet hebben op de diepte, waarop het zeewater wordt teruggedrongen. Ofschoon de geringe hoogte waarop het duinwater in December jl. werd ge vonden, waarschijnlijk moet toegeschreven worden niet alleen aan de twee voorgaande droge jaren maar tevens aan den bijzonder drogen nazomer en herfst van het vorige jaar, heb ik hieronder daarmede rekening gehouden bij de bepaling van de diepte, waarop de duinkanalisatie moet wor den gelegd. Voor het begin van de exploitatie zou ik den aanleg aanraden van het Pompstation in het Voorste dal, zooals met een rooden cirkel aange geven op bijlage No. 1. Op enkele meters van het machinegebouw wordt een put zonder bodem van 5 meter mid dellijn ingegraven, waarvan de onderkant zou moeten aangelegd worden op eene diepte van 3 a 4 meter A. P., niet om gedurende de ex ploitatie het water tot dat peil op te malen, maar voor eene gemakkelijke bewerking gedurende den aanleg. Op dezen put worden aangesloten buizenleidingen van Engelsch aardewerk van 46 centimer (18/ Eng.) met den bodem op 1.50 M. A. P. onder eene helling van 1 op 1000 Oostwaarts en West waarts door te trekken over de geheele lengte van het voorste dal. Men verkrijgt dan eene duinkanalisatie van 450 meter lengte. De uiteinden van de zijsprank komen dan te leggen op 1.275 -j- A. P. en de gemiddelde diepte op ongeveer 1.40 M. - A. P. Om ruim te rekenen laten wij de omliggende hoogten buiten rekening en stellen de gemid delde terreinhoogte op 2.00 M. -f- A. P. (Zie bijlage III). In bet algemeen wordt aangenomen dat het water eene helling aanneemt van 1 op 200, en deze rekening is tamelijk steekhoudend gebleken. Trekt men nu eene lijn onder eene helling van 1 op 200 uit den onderkantbuis, dan zal deze lijn de gemiddelde terreinhoogte snijden op een afstand van 680 meter aan weerskanten, binnen welken grens de regenval zal komen ten bate van de prise d'eau. De strook duin aan de binnenzijde van dez8 buizenleiding heeit eene breedte van 300 meter, terwijl de aistand tot aan zee circa 600 meter bedraagt. Men kan dus gerust aannemen, dat het duin over eene breedte van 900 meter wordt gedrai neerd en dus dat het water wordt opgezameld over eene oppervlakte van 900 x 450 us 405.000 Ma, en dat dus eene hoeveelheid water kan worden verkregen, indien men rekent op eene nuttige regenhoogte van 0.5 M van 405.000 X 0.5 202.000 M" of in elk geval: 405.000 X 0.4 =s 162.000 M8, en voor de tegenwoordige bevolking van Middel burg 202.000.000 365 X 15QOO 3' lito V fl,,e V" """rf4 of in elk geval: 162.000.000 5^75qqq29 liter per dag en per hoofd. Welk verbruik in Den Haag werd bereikt in het 6« jaar van exploitatie. Neemt men in aanmerking de buitengewoon milde tariefsbepalingen van de Haagsche duin waterleiding benevens de omstandigheid dat de aanvang der exploitatie in Den Haag samenviel met het tijdstip, dat de stad zich op groote schaal uitbreidde, en dat dientengevolge de toeneming van het verbruik zeer snel was, dan kan men ge rust aannemen dat bovengenoemde prise d'eau voor Middelburg voor 8 A 10 jaren voldoende zal zijn. Na verloop van dezen tijd zullen de leidingen kunnen doorgetrokken worden, zooals met roode lijnen op de kaart is aangegeven. Men heeft groot voordeel om in het begin de prise d' eau niet te groot te maken, in de eerste plaats wegens het directe voordeel van geene kosten te maken voordat zij noodig zijn, maar bovendien omdat men bij de uitvoering het water gemakkelijk kan loozen in de reeds bestaande kanalisatie. De nieuwe bij de Haagsche duinwaterleiding ingevoerde methode van draineeren bestaat in het leggen van Engelschs pothuizen met de Spie einden los in de moffen. De geheele leiding wordt gelegd in schelpen, die van boven met rivierzand wordt bedekt. Eene dwarsdoorsnede op teekening No III geeft dit aan. De kosten van eene dergelijke duinkanalisatie zijn de navolgende 450 M' Engelsche pothuizen 4.80 300 M" Schelpen 3. 25 B rivierzand n 5. 3600 M2 verplaatsen van Zand 0.20 300 M2 damplanken 1.60 Het inspuiten der planken, het bijbrengen der Schelpen met het leggen der buizen en het uittrekken der planken 450 M' 3.— Het aanschaffen van loco- mobilen, brandspuitslangen, straalbuizen enz. Transportkosten f 2.100.— 3 900.— 125.— 720.- 480.= 1.350.= 3 2.000.— 3 1.325.— 9.000.— Hierbij moet nog worden gerekend winst van den aannemer enz., doch men moet in aanmerking nemen dat de aannemer van de prise d'eau ook waarschijnlijk de overige onderdeelen van het Pompstation zal bouwen en dat een gedeelte winst is begrepen in den vóörlaatsten post van 2000, omdat hij van de aangeschafte machinerieën eene zekere hoeveelheid zal behouden. In elk geval zullen deze kosten big ven beneden de f 10.000. Ik wensch deze beschouwingen te eindigen met de mededeeling dat eene Duinkanalisatie in de Wassenaarsche duinen ten behoeve van de 's Gravenhaagsche duinwaterleiding thans onder handen is, die circa f 8 per meter kost. Daar echter dit werk wordt uitgevoerd in eigen beheer, en bovendien de gemeente 's Gravenhage sedert laug in het bezit is van doelmatige werktuigen voor deze werken, die nog verschillende achter eenvolgende jaren znllen voortduren, zoo kan voor het werk bij de Oranjezon dezelfde een heidsprijs niet worden aangehouden. Ik vermeen dus, mijne heerenvoldoende te hebben aangetoond: lo dat in de duinen bij de Oranjezon duin water in overvloed voorkomt voor eene eventueel te maken duinwaterleiding voor Middelburg 2o dat de in de duinen aanwezige duinpannen zeer gunstig zijn voor den aanleg van de prise d'eau; 3o dat de kosten voor het maken van een prise d'eau, voldoende gedurende een 8tal jaren voor de tegenwoordige bevolking van Middelburg het bedrag van f 10,000 niet te boven zullen gaan. Punt III. Door den bekwamen directeur van de duinwa terleiding te Vlissingen werden mij met de meeste bereidwilligheid alle mogelijke inlichtingen ver strekt, terwijl hg mij begeleidde bij een bezoek, gebracht aan het pompstation in de duinen van Zoutelande. Punten I en II werden reeds in het vorig rapport behandeld.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1887 | | pagina 5